Fjällbacka 1928
Met haar rug naar de Zweedse kust sloot ze haar ogen en ze voelde de wind op haar oogleden. Zo voelde de vrijheid dus.
De boot naar Amerika was precies op tijd uit Göteborg vertrokken en de kade had vol gestaan met mensen die met zowel hoop als verdriet afscheid hadden genomen van hun naasten. Niemand wist of ze elkaar zouden terugzien. Amerika was zo ver weg, zo afgelegen, dat de meesten die daarheen gingen nooit terugkeerden en alleen via brieven van zich lieten horen.
Maar er was niemand geweest om afscheid te nemen van Agnes. Precies zoals ze had gewild. Ze liet al het oude achter zich en reisde een nieuw leven tegemoet. Met de cheque van haar vader op zak en een mooie eersteklashut had ze voor het eerst in lange tijd het gevoel op het juiste spoor te zitten.
Heel even gingen haar gedachten naar Anders en de jongens. Tijdens de begrafenis had de kerk helemaal vol gezeten en luide snikken waren in een treurig koor naar het dak gestegen. Zelf had ze niet gehuild. Achter de voile van haar hoed had ze naar de drie kisten voor in het koor gekeken. Een grote en twee kleine. Wit, met heel veel bloemen en kransen erop en eromheen. De grootste krans kwam van haar vader. Ze had hem verboden de begrafenis bij te wonen.
Niet dat er veel was geweest om in de kisten te leggen. Het vuur was zo verstikkend heet geweest dat er niets over was. De kisten bevatten dus slechts een paar overblijfselen. De dominee had voorgesteld om gezien de staat van de stoffelijke resten urnen te gebruiken, maar Agnes had het zo gewild. Drie kisten die men in de grond zou laten zakken.
Een paar collega’s van Anders hadden de steen gemaakt. Een en dezelfde steen voor hen alledrie, met de namen er mooi in gegraveerd.
Zij waren de enige slachtoffers van de brand geweest. Verder waren alleen maar bezittingen verloren gegaan, maar de verwoesting was omvangrijk geweest. Het lager gelegen deel van Fjällbacka, vlak bij de zee, was nu zwart en verkoold. Huizen waren weg en waar voorheen steigers hadden gelegen, staken nu verbrande palen uit het water omhoog. Maar slechts weinig mensen hadden geklaagd over het verlies van hun huis. Elke keer dat ze wilden huilen over wat ze waren kwijtgeraakt, hadden ze aan Agnes gedacht en aan wat haar was ontnomen. Ze waren allemaal naar de begrafenis gekomen en hun hart deed pijn bij de gedachte aan de twee blonde jongetjes die hand in hand met hun vader liepen.
Maar hun moeder plengde geen tranen. Na de begrafenis reed ze naar haar tijdelijke woning, waar ze een paar bezittingen inpakte die ze had gekregen. Liefdadigheid. Dat ze aalmoezen had moeten aannemen, bezorgde haar zo’n weerzin dat haar huid er pijn van deed; het was iets wat ze nooit meer zou hoeven doen.
Toen ze daar zo op het bovenste dek van het schip stond, kon niemand vermoeden dat ze tot voor kort een leven in armoede had geleid. Nieuwe kleren waren haastig aangeschaft en haar reisgoed was het elegantste dat je maar kon kopen. Genietend streek ze met haar hand over de zachte stof. Wat een verschil met de versleten, verbleekte kleren die vier jaar haar lot waren geweest.
Het enige dat nu nog over was van haar oude leven, was een blauw houten kistje dat ze zorgvuldig helemaal onder in een koffer had gepakt. Het kistje op zich was niet zo belangrijk, het ging om de inhoud. De avond tevoren was ze naar buiten geslopen om het kistje te vullen. Het moest haar eraan herinneren dat ze nooit iets in de weg zou laten komen van het leven dat ze verdiende. Ze had de fout gemaakt een man te vertrouwen, en dat had haar vier jaar van haar leven gekost. Ze zou nooit meer toestaan dat een man haar in de steek liet zoals haar vader had gedaan. En ze zou ervoor zorgen dat hij daar een hoge prijs voor betaalde. De eenzaamheid was de hoogste prijs, maar ze was ook van plan ervoor te zorgen dat het geld haar kant op stroomde. Dat had ze verdiend. En ze wist precies op welke knoppen ze moest drukken om zijn schuldgevoel levend te houden. Mannen lieten zich zo makkelijk manipuleren.
Een kuchje wekte haar zo abrupt uit haar gedachten dat ze schrok.
‘Ach, neemt u me niet kwalijk, ik hoop dat ik u niet heb laten schrikken, mevrouw.’
Een elegant geklede man glimlachte voorkomend naar haar en stak zijn hand uit om zich voor te stellen.
Agnes keek hem met een geoefende en snelle blik vorsend aan voordat ze zijn glimlach beantwoordde en haar gehandschoende hand in de zijne legde. Een duur, op maat gemaakt pak en handen die nooit grof werk hadden verricht. Zo te zien een jaar of dertig en een aangenaam, ja zelfs een echt prettig uiterlijk. Geen ring aan de ringvinger. Deze overtocht kon beduidend leuker worden dan ze had gedacht.
‘Agnes, Agnes Stjernkvist. En het is mejuffrouw, niet mevrouw.’
Dan was op bezoek gekomen. Hoewel ze elkaar een paar keer door de telefoon hadden gesproken, had hij Maja nog niet gezien, maar nu vulde zijn grote lichaam de hal en met een geroutineerd gebaar pakte hij de baby uit Erica’s armen.
‘Hallo, kleine meid. Wat ben jij een schoonheid,’ brabbelde hij, terwijl hij haar hoog in de lucht tilde. Erica moest zich inhouden om haar dochter niet naar zich toe te trekken, maar Maja leek de situatie helemaal niet vervelend te vinden. En omdat Dan zelf drie dochters had, wist hij ongetwijfeld wat hij deed.
‘En hoe gaat het met moederlief?’ vroeg hij en hij omhelsde Erica stevig. Ooit, lang geleden, waren ze een stel geweest, maar nu waren ze sinds vele jaren goede vrienden. Hun vriendschap had twee winters geleden, toen ze allebei onder ongelukkige omstandigheden bij een moord betrokken raakten, weliswaar een flinke knauw gekregen, maar de tijd had het meeste kunnen helen. Sinds hij van zijn vrouw Pernilla was gescheiden, hadden ze echter minder contact met elkaar gehad, omdat Dan zich in het vrijgezellenleven had gestort, terwijl Erica juist de andere kant was op gegaan. Hij had een reeks opmerkelijke vriendinnen afgewerkt, maar momenteel was hij alleen, en Erica vond dat hij er veel tevredener uitzag dan hij in lange tijd had gedaan. Hij had zich de scheiding sterk aangetrokken en vond het heel erg dat hij zijn dochters slechts om de week zag, maar hij was inmiddels aan de situatie gewend en probeerde verder te gaan met zijn leven.
‘Heb je zin om een eindje te gaan wandelen?’ vroeg Erica. ‘Maja begint moe te worden en als we even gaan lopen, valt ze misschien in de wagen in de slaap.’
‘Even dan,’ mopperde Dan. ‘Het is guur buiten en ik had me echt verheugd op de warmte.’
‘Alleen maar tot ze slaapt,’ paaide ze hem en hij trok tegen zijn zin zijn schoenen weer aan.
Ze hield zich aan haar belofte. Tien minuten later stonden ze weer in de hal en Maja lag buiten rustig onder de regenkap van de kinderwagen te slapen.
‘Heb je een babyfoon?’ vroeg Dan.
Erica schudde haar hoofd. ‘Nee, ik moet af en toe bij haar gaan kijken.’
‘Had dat maar gezegd, dan had ik kunnen kijken of ik er nog een heb.’
‘Je komt nu vast wel vaker,’ zei Erica, ‘dan kun je hem de volgende keer meenemen.’
‘Ja, sorry dat het zo lang heeft geduurd,’ zei hij verontschuldigend. ‘Maar ik weet hoe het de eerste maanden is, dus ik dacht…’
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zei Erica. ‘Je hebt helemaal gelijk. Ik begin me nu pas goed genoeg te voelen om andere mensen te zien.’
Ze gingen op de bank zitten, waar Erica de koffiespullen had klaargezet en Dan deed een aanval op de bolletjes die ze in de oven had opgewarmd.
‘Mmmm, lekker,’ zei hij. ‘Zelf gemaakt?’ Hij kon er niets aan doen dat er een toon van verbazing in zijn stem sloop.
Erica keek hem boos aan. ‘Als dat al zo was, hoef je niet zo verbaasd te klinken. Maar nee, mijn schoonmoeder heeft ze gebakken toen ze hier was,’ gaf ze toe.
‘Ja, zoiets dacht ik al. Als jij ze had gebakken, waren ze veel zwarter geweest,’ plaagde Dan haar.
Erica kon alleen maar vernietigend ‘zeur niet’ zeggen. Hij had tenslotte gelijk. Zij en bakken gingen niet goed samen.
Na een tijdje genoeglijk te hebben gepraat en de laatste nieuwtjes te hebben uitgewisseld, stond Erica op.
‘Ik ga even bij Maja kijken.’
Voorzichtig deed ze de buitendeur op een kier en keek in de wagen. Wat raar, Maja moest helemaal onder de deken zijn gekropen. Zo zachtjes mogelijk maakte ze de regenkap los en sloeg de deken open. De paniek trof haar met volle kracht. Maja lag niet in de wagen!
Toen hij ging zitten, maakte zijn rug een krakend geluid en Martin strekte zijn armen boven zijn hoofd om zijn wervels weer in de goede stand te krijgen. Door al het gesjouw met dozen en meubels tijdens de verhuizing was hij zich als een oude man gaan voelen. Plotseling realiseerde hij zich dat het misschien een goed idee was geweest een paar uur in de sportzaal door te brengen, maar achteraf was het makkelijk praten. Pia zei bovendien dat ze van zijn slungelige lichaam hield en daarom zag hij geen reden daar iets aan te veranderen. Maar zijn rug deed wel verdomde pijn.
Maar het was mooi geworden, dat moest hij toegeven. Pia had mogen beslissen waar de spullen kwamen te staan en het resultaat was beduidend beter dan wat hij in zijn vrijgezellenflats voor elkaar had weten te krijgen. Hij had alleen graag wat meer van zijn eigen spullen gehouden. Nu hadden alleen zijn stereo-installatie, tv en een Billyboekenkast genade gevonden in haar kritische ogen. De rest was zonder pardon naar de stort gegaan. Het afscheid van de oude leren bank die bij hem in de woonkamer had gestaan, had het meest pijn gedaan. Hij was het weliswaar met Pia eens dat de bank betere tijden had gekend, maar de herinneringen… Wat een herinneringen.
Maar bij nader inzien was dat misschien juist de reden dat Pia zo resoluut had gezegd dat die weg moest en dat ze bij IKEA een Tomelillabank zouden kopen. Hij had trouwens ook een oude keukentafel van grenenhout mogen houden, maar Pia had wel heel vlug een kleed gekocht dat elke centimeter van de tafel bedekte.
Nou ja, dat waren slechts grindkorreltjes in de machinerie. Tot nog toe was er niets mis met het samenwonen. Hij vond het heerlijk om elke avond thuis te komen, op de bank te kruipen en met Pia’s hoofd op zijn schoot naar een waardeloos tv-programma te kijken, in het nieuwe tweepersoonsbed te gaan liggen en samen in slaap te vallen. Alles was net zo heerlijk als hij had gedroomd. Hij wist dat hij misschien wat bedroefder moest zijn omdat de vrolijke vrijgezellentijd voorbij was, dat zeiden sommigen van zijn vrienden in elk geval, maar hij miste het niet meer dan dat hij een flinke kater miste. En Pia, ja, zij was gewoon perfect.
Martin wist de onnozele verliefde glimlach van zijn gezicht te halen en zocht het telefoonnummer van de familie Florin op. Hij toetste het nummer in en hoopte dat die heks niet zou opnemen. Charlottes moeder deed hem denken aan spotprenten van schoonmoeders.
Hij had geluk. Charlotte nam zelf op. Hij voelde een golf van medelijden in zijn hart toen hij hoorde hoe toonloos haar stem klonk.
‘Hallo, met Martin Molin van het politiebureau in Tanumshede.’
‘Waar gaat het over?’ vroeg Charlotte voorzichtig.
Martin begreep heel goed dat een telefoontje van de politie zowel angst als hoop wekte, dus ging hij snel verder. ‘Ja, we wilden je iets vragen. We hebben informatie gekregen dat iemand Sara heeft bedreigd op de dag voordat ze…’ – hij hakkelde – ‘stierf.’
‘Bedreigd?’ zei Charlotte en hij kon haar vragende gelaatsuitdrukking bijna voor zich zien. ‘Wie zegt dat? Sara heeft er niets over gezegd.’
‘Haar vriendinnetje, Frida.’
‘Maar waarom heeft Frida dat niet eerder verteld?’
‘Ze had Sara moeten beloven dat ze niets zou zeggen. Frida zei dat het een geheim was.’
‘Maar wie was het dan?’ Charlotte leek nu pas wakker te worden en de relevante vraag te stellen.
‘Dat wist Frida niet. Maar ze heeft de man beschreven, het was namelijk een man, al een ouder iemand met grijs haar en zwarte kleren. En waarschijnlijk noemde hij Sara “duivels gebroed”. Kennen jullie iemand die aan die beschrijving voldoet?’
‘Jazeker,’ antwoordde Charlotte verbeten. ‘Zo iemand kennen we inderdaad.’
De pijn was de laatste dagen erger geworden. Het was alsof een hongerig dier met zijn klauwen in zijn buik zat te wroeten.
Stig ging voorzichtig op zijn zij liggen. Geen enkele houding was echt prettig. Hoe hij ook lag, het deed altijd ergens pijn. Maar de grootste pijn zat in zijn hart. Hij dacht steeds vaker aan Sara. Aan de lange, serieuze gesprekken die ze over alle mogelijke onderwerpen hadden gevoerd. School, vriendinnetjes, haar vroegwijze overpeinzingen over alles wat er om haar heen gebeurde. Hij dacht niet dat de anderen tijd hadden gehad die kant van haar te zien. Ze hadden zich alleen op het stugge, luide, lastige gericht. En Sara had op het beeld dat zij van haar hadden gereageerd door nog lastiger te worden, nog meer ruzie te maken en dingen kapot te slaan. Een vicieuze cirkel van frustratie, waarvan niemand had geweten hoe ze die moesten doorbreken.
Maar als ze bij hem was, had ze rust gevonden. En hij miste haar zo erg dat het pijn deed. Hij had zoveel van Lilian in haar herkend. Lilians kracht en besluitvaardigheid. Haar stugheid die enorme verzorgende, liefdevolle vermogens verborg.
Alsof ze zijn gedachten kon lezen, kwam Lilian de kamer binnen. Stig was zo diep verzonken geweest in zijn herinneringen dat hij haar voetstappen op de trap niet eens had gehoord.
‘Hier heb ik wat ontbijt, ik heb net verse broodjes gekocht,’ kwetterde ze en hij voelde hoe zijn maag zich omkeerde toen hij zag wat er op het dienblad stond.
‘Ik heb niet zo’n honger,’ probeerde hij, maar terwijl hij dat zei, wist hij dat het zinloos was.
‘Als je weer beter wilt worden, moet je eten,’ zei Lilian met haar belerende verpleegstersstem. ‘Kom, ik zal je helpen.’
Ze ging op de rand van het bed zitten en pakte een kommetje yoghurt van het dienblad. Voorzichtig bracht ze een lepel naar zijn lippen. Hij opende onwillig zijn mond en liet zich voeren. Het gevoel van de yoghurt die door zijn keel gleed maakte hem misselijk, maar hij liet haar haar gang gaan. Ze bedoelde het goed en in principe wist hij dat ze gelijk had. Als hij niet at, zou hij nooit beter worden.
‘Hoe gaat het nu met je?’ vroeg Lilian, terwijl ze een broodje met boter en kaas naar zijn mond bracht zodat hij er een hapje van kon nemen.
Hij slikte en antwoordde met een geforceerde glimlach: ‘Ik geloof dat ik me wat beter voel. Ik heb vannacht heel goed geslapen.’
‘Wat fijn om te horen,’ zei Lilian en ze streelde zijn hand. ‘Je mag niet met je gezondheid spelen en je moet me beloven dat je het zegt wanneer je je slechter voelt. Lennart was net als jij, vreselijk eigenwijs en hij weigerde naar een dokter te gaan, en toen hij dat eindelijk deed, was het te laat. Soms vraag ik me af of hij nog steeds zou leven als ik wat meer had aangedrongen…’ Met een bedroefde blik op de verte gericht stopte ze midden in haar beweging; haar hand met de lepel bleef in de lucht hangen.
Stig streelde haar hand en zei mild: ‘Jou valt niets te verwijten, Lilian. Ik weet dat je alles voor Lennart hebt gedaan toen hij ziek was, zo ben jij nu eenmaal. Jij draagt geen schuld aan zijn dood. En ik voel me beter, echt waar. Ik ben vaker vanzelf beter geworden, als ik maar genoeg rust krijg, gaat dit ook weer over. Het is vast alleen maar van die stress waar ze tegenwoordig zoveel over praten. Maak je maar geen zorgen, jij hebt wel ergere dingen aan je hoofd.’
Lilian zuchtte en knikte. ‘Ja, je hebt waarschijnlijk gelijk. Ik heb momenteel veel te verduren.’
‘Ja, arme stakker. Ik wou dat ik op dit moment fit was, zodat ik je meer tot steun kon zijn in je verdriet. Ja, ik heb ook zo’n vreselijk verdriet om het meisje, ik kan me bijna niet voorstellen hoe het voor jou moet zijn. Hoe gaat het trouwens met Charlotte? Ze is al een paar dagen niet boven geweest.’
‘Charlotte?’ zei Lilian en heel even dacht hij een misnoegde glimp in haar ogen te zien. Maar die verdween zo snel dat hij zichzelf voorhield dat hij het zich moest hebben verbeeld. Charlotte was tenslotte alles voor Lilian; ze wees er voortdurend op dat ze voor haar dochter en haar gezin leefde.
‘Ja, het gaat wat beter met Charlotte dan de eerste dagen. Al vind ik dat ze die kalmerende middelen had moeten blijven slikken. Ik snap niet waarom je zo nodig moet proberen alles zelf aan te kunnen, terwijl er zulke goede medicijnen bestaan. Niclas was meteen bereid haar pillen voor te schrijven, terwijl hij weigerde ze aan mij te geven. Heb je ooit zoiets doms gehoord? Ik heb toch ook verdriet en ben bijna net zo geschokt als Charlotte. Sara was toch mijn kleinkind, of niet soms?’
Lilians stem had een scherpe, opgewonden toon gekregen, maar op het moment dat Stig merkte dat hij geïrriteerd zijn voorhoofd begon te fronsen, veranderde Lilians stem en was ze weer de liefdevolle, verzorgende echtgenote die hij door zijn ziekte werkelijk was gaan waarderen. Ja, hij kon toch moeilijk verwachten dat ze helemaal de oude zou zijn, na alles wat er was gebeurd. De stress en het verdriet hadden ook invloed op haar.
‘Nu moet je even rusten, je hebt zo flink gegeten,’ zei Lilian en ze stond op.
Stig hield haar met een handgebaar tegen. ‘Weten jullie inmiddels waarom de politie Kaj heeft opgehaald? Heeft het met Sara te maken?’
‘Nee, we hebben nog niets gehoord. Wij zijn waarschijnlijk de laatsten die iets te horen krijgen,’ snoof Lilian. ‘Maar ik hoop dat ze hem flink aanpakken.’
Ze draaide zich om en liep de deur uit, maar hij zag nog net een glimlach op haar gezicht.