Fjällbacka 1925
Fluitend liet hij de voorhamer op de kloofbeitel vallen. Na de geboorte van de jongens had hij weer plezier in zijn werk en elke dag ging hij naar de steengroeve in de wetenschap dat hij het voor hen deed. Dat was alles wat hij ooit had gewenst. Ze waren nog maar een halfjaar oud, maar ze beheersten zijn wereld volledig en vormden zijn hele universum. Tijdens het werk verscheen telkens het beeld van hun kale hoofdjes en tandeloze glimlachen voor zijn ogen, en elke keer zong zijn hart en verlangde hij naar de avond zodat hij weer naar hen toe kon.
Toen hij aan zijn echtgenote dacht, raakten zijn anders zo maatvaste slagen op het graniet even uit balans. Ze leek zich nog steeds niet aan de kinderen te hebben gehecht, hoewel het al heel lang geleden was dat ze bijna in het kraambed was gestorven. De dokter had gezegd dat het bij sommige vrouwen een hele poos duurde voor ze van een dergelijke ervaring waren hersteld en dat het dan maanden kon duren voordat ze het kind, of dit geval de kinderen, bij zich namen. Maar nu was er een halfjaar verstreken. En Anders had Agnes’ leven zoveel mogelijk proberen te verlichten. Ondanks zijn lange werkdagen was hij naar de kinderen toe gegaan als ze ’s nachts wakker werden, en omdat Agnes had geweigerd hun de borst te geven, kon hij ook op dat vlak iets doen. Hij had er zelfs plezier in de kinderen te voeden, hun luiers te verschonen en met hen te spelen. Tegelijkertijd moest hij vele lange uren in de steengroeve draaien en dan moest Agnes voor de kinderen zorgen. Dat baarde hem vaak zorgen. Als hij thuiskwam, was hun luier bijna nooit verschoond en huilden ze vertwijfeld van de honger. Anders had geprobeerd er met Agnes over te praten, maar ze wendde altijd haar hoofd af en weigerde te luisteren. Uiteindelijk was hij naar de Janssons gegaan om te vragen of Karin, Janssons echtgenote, bereid was om af en toe bij hem thuis een kijkje te gaan nemen. Ze had hem onderzoekend aangekeken en vervolgens beloofd het te doen. Anders was haar er eeuwig dankbaar voor. Ze had tenslotte meer dan genoeg aan haar eigen besognes. Haar acht kinderen namen vrijwel al haar tijd in beslag, maar toch had ze zonder te aarzelen beloofd om ook zo vaak ze kon naar de zijne om te kijken. Met haar belofte was er een zware last van zijn schouders gevallen. Soms had hij gemeend een merkwaardige glinstering in Agnes’ ogen te zien, maar die verdween zo snel dat hij zichzelf kon voorhouden dat het verbeelding was. Toch zag hij die blik soms terwijl hij aan het werk was en dan moest hij zijn best doen om de voorhamer niet weg te smijten en naar huis te rennen, alleen om zich ervan te vergewissen dat de jongens op de vloer zaten te spelen, rozig en gezond.
De laatste tijd had hij nog meer werk op zich genomen dan gewoon. Op de een of andere wijze moest hij een manier vinden waardoor Agnes haar leven accepteerde, anders zou ze hen allemaal ongelukkig maken. Sinds ze in de barak woonden, had ze gezeurd dat ze ergens in het dorp een huis moesten huren, en Anders had besloten dat hij alles zou doen wat binnen zijn vermogen lag om die wens te honoreren. Als zij er ook maar een beetje vriendelijker tegen hem en de kinderen door werd, zou het de lange uren meer dan waard zijn. Elke extra öre legde hij opzij. Nu hij het huishoudgeld beheerde, was het mogelijk te sparen, ook al betekende het dat de kost vrij eenzijdig werd. Zijn moeder had hem niet zoveel gerechten leren klaarmaken en bovendien kocht hij altijd de goedkoopste levensmiddelen die hij kon vinden. Agnes had ondertussen met tegenzin een deel van haar echtelijke taken op zich genomen en na een aantal pogingen achter het fornuis begon het eten dat ze bereidde eetbaar te worden, dus hij koesterde enige hoop dat hij in de nabije toekomst niet meer voor het avondmaal hoefde te zorgen.
Als ze nu maar in Fjällbacka woonden, waar wat meer leven en beweging was, zou alles wellicht makkelijker worden. Misschien zouden ze zelfs weer als man en vrouw kunnen leven, iets wat Agnes al ruim een jaar had geweigerd.
De steen voor hem deelde zich perfect in tweeën. Hij zag het als een goed teken – zijn plan leidde hem in de juiste richting.
Precies om tien over tien kwam de trein aan. Mellberg was er al een halfuur. Herhaaldelijk had hij op het punt gestaan de auto te keren en weer naar huis te gaan. Maar dat zou hem niets hebben opgeleverd. Hij zou gevraagd hebben waar hij woonde en dan zou er algauw worden gekletst. Het was beter om deze ongemakkelijk situatie meteen onder ogen te zien. Tegelijk kon hij niet ontkennen dat zich af en toe een zekere opwinding door zijn borst verspreidde. Aanvankelijk had hij het gevoel niet kunnen identificeren. Het was zo ongebruikelijk dat hij ergens naar uitkeek, naar wat dan ook, dat het een hele tijd duurde voor hij besefte wat dat bubbelende gevoel in hem was. Toen hij het uiteindelijk doorhad, was hij verbaasd.
Hij kon niet stilstaan van de zenuwen terwijl hij op het perron op de trein wachtte. Keer op keer veranderde hij van houding en voor het eerst in zijn leven wilde hij dat hij rookte, zodat hij zijn zenuwen met een sigaret in bedwang kon houden. Voordat hij van huis was gegaan, had hij verlangend naar de fles Absolut gekeken, maar hij was erin geslaagd die te laten staan. De eerste keer dat hij hem ontmoette, wilde hij niet naar drank ruiken. De eerste indruk was belangrijk.
Toen schoot die gedachte weer door zijn hoofd. Deze keer bleef die hangen. Wat als het niet waar was wat ze zei. Het was verwarrend dat hij eigenlijk niet wist wat hij hoopte. Dat het waar was, of juist niet. Hij was al ontelbare malen tussen beide alternatieven heen en weer geslingerd, maar nu neigde hij ertoe te hopen dat de brief de waarheid sprak. Hoe vreemd dat ook voelde.
Gefluit in de verte gaf aan dat de trein uit Göteborg er aankwam. Mellberg veerde op, waardoor het opgerolde haar op zijn hoofd over zijn ene oor zakte. Snel legde hij het met geoefende hand weer op zijn plek en hij verzekerde zich ervan dat het voelde zoals het hoorde. Hij wilde zich niet meteen belachelijk maken.
De trein reed met zo’n snelheid op het perron af dat hij even dacht dat hij niet zou stoppen. Dat de trein zou doorrijden naar het onbekende en hem zou achterlaten met al zijn opwinding en onzekerheid. Maar ten slotte remde de trein af en kwam piepend en knarsend tot stilstand. Mellberg liet zijn blik langs alle deuren glijden. Opeens realiseerde hij zich dat hij zelfs niet wist of hij de ander zou herkennen. Had ze geen anjer of zo in zijn knoopsgat moeten steken? Vervolgens besefte Mellberg dat hij de enige was die op het perron stond te wachten, dus degene die kwam zou in elk geval begrijpen wie hij was.
De achterste deur ging open en Mellberg voelde zijn hart even stilstaan. Een bejaarde dame stapte voorzichtig het trapje af en de teleurstelling deed zijn hart weer kloppen. Maar toen kwam hij. Op hetzelfde moment dat Mellberg hem zag, verdween al zijn twijfel en hij werd vervuld van een stille, wonderlijke en pijnlijke vreugde.
De weekends vlogen voorbij. Erica vond het heerlijk dat Patrik dan thuis was. De weekdagen tussen de weekends waren lang, en hoewel de zaterdagen en zondagen snel verstreken, richtte ze zich op die dagen. Dan kon Patrik ’s morgens voor Maja zorgen en voor een van de nachten kolfde ze bovendien melk af zodat hij Maja kon voeden. Op die manier kon ze één nacht heerlijk doorslapen. Het gevolg was weliswaar dat ze wakker werd met twee pijnlijke, lekkende kanonskogels, maar die prijs was het waard. Ze had zich nooit kunnen voorstellen dat het als zo’n nirwana zou voelen om een hele nacht te kunnen slapen.
Maar dit weekend was anders geweest. Patrik was op zaterdag een paar uur naar zijn werk gegaan en hij was stil en gesloten. Hoewel ze begreep waarom, ergerde het haar dat hij niet in staat was zich helemaal op haar en Maja te richten. Dit bezorgde haar weer een slecht geweten en ze voelde zich een slecht medemens. Als Patriks gepieker ertoe kon leiden dat Charlotte en Niclas te weten kwamen wie hun dochter had vermoord, dan zou Erica er begrip voor moeten hebben. Maar logica en rationeel denken leken op dit moment niet haar sterkste kant.
Op zondagmiddag brak de bewolking die de hele week het weer had bepaald en ze maakten een lange wandeling door het dorp. Erica verbaasde zich erover dat de komst van de zon de omgeving zo kon veranderen. Als het stormde en regende was Fjällbacka haveloos, onverzoenlijk en grijs, maar nu fonkelde het plaatsje dat tegen de berg geklemd lag. Geen spoor van de schuimkoppen die tegen de steigers hadden gebeukt en een tijdelijke overstroming op het Ingrid Bergmanstorg hadden veroorzaakt. De lucht die ze nu inademde was helder en het water lag stil te glimmen alsof het nooit anders had gedaan.
Patrik duwde de kinderwagen en Maja had er voor de verandering mee ingestemd erin te slapen.
‘Hoe gaat het eigenlijk met je?’ vroeg Erica en Patrik schrok op alsof hij diep in gedachten was geweest.
‘Dat zou ik jou moeten vragen,’ zei Patrik schuldbewust. ‘Jij hebt het al zwaar genoeg zonder dat je je zorgen om mij moet maken.’
Erica stak haar arm door de zijne en leunde met haar hoofd tegen zijn schouder. ‘We maken ons zorgen om elkaar, oké? En om jouw vraag eerst te beantwoorden, het is beter geweest, dat moet ik toegeven, maar het is ook slechter geweest. Dus nu mag jij mijn vraag beantwoorden.’
Ze herkende Patriks stemming. Tijdens het vorige moordonderzoek waarvan hij de leiding had gehad, was het net zo geweest en bovendien was er nu een kind vermoord, dat ook nog eens de dochter van een van haar vriendinnen was.
‘Ik weet gewoon niet hoe we verder moeten. En zo voel ik me al sinds dit onderzoek is gestart. Gisteren heb ik op het bureau alles een paar keer doorgenomen, maar ik heb geen nieuwe ideeën.’
‘Is er echt niemand die iets heeft gezien?’
Hij zuchtte. ‘Nee, behalve dat ze van huis wegging. Daarna is er geen enkel spoor van haar. Het is alsof ze in rook is opgegaan en vervolgens in de zee is opgedoken.’
‘Ik heb vanochtend Charlotte geprobeerd te bellen en toen nam Lilian op,’ zei Erica voorzichtig. ‘Zelfs voor haar doen was ze buitengewoon kortaf. Is er iets wat ik zou moeten weten?’
Patrik aarzelde even, maar besloot Erica in te lichten. ‘We hebben vrijdag een technisch onderzoek bij hen thuis gedaan. Lilian was er nogal boos over…’
Erica trok haar wenkbrauwen op. ‘Ja, dat kan ik me voorstellen. Maar waarom hebben jullie daar onderzoek gedaan? Ik bedoel, de dader moet toch een buitenstaander zijn geweest?’
Patrik haalde zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk wel. Maar daar kunnen we niet van uitgaan. We moeten alles onderzoeken.’ Het begon hem te irriteren dat iedereen vraagtekens bij zijn werk zette. Hij kon het niet maken om de familie niet te onderzoeken alleen omdat het vervelend was. Hun gangen nagaan was net zo belangrijk als alle aanwijzingen onderzoeken die op een externe dader wezen. Zonder een spoor dat in een specifieke richting wees, waren alle richtingen even belangrijk.
Erica hoorde de irritatie in zijn stem en wreef over zijn arm om aan te geven dat ze er niets mee bedoelde. Ze voelde hem ontspannen.
‘Moeten we nog boodschappen doen?’ Ze kwamen langs de oude dokterswoning waar nu een crèche zat en zagen iets verderop het uithangbord van de Konsum-supermarkt.
‘Ik lust wel iets lekkers.’
‘Bedoel je voor het eten of wil je snoep?’ vroeg Patrik en ze liepen de kleine heuvel naar de parkeerplaats bij de supermarkt af.
Erica keek hem alleen maar aan en Patrik lachte. ‘Oké, alle twee dus. Hoe kan ik zo dom zijn…’
Toen ze even later met allerlei lekkers in het mandje van de kinderwagen de winkel uitkwamen, vroeg Patrik verbaasd: ‘Verbeeldde ik het me of keek de vrouw die achter ons in de rij stond, me vreemd aan?’
‘Nee, dat verbeeldde je je niet. Het was Monica Wiberg, de buurvrouw van de Florins. Haar man heet Kaj en ze hebben een zoon die Morgan heet. Die is kennelijk een beetje apart.’
Patrik begreep nu waarom de vrouw hem zo boos had aangekeken. Hij had haar zoon weliswaar niet zelf verhoord, maar kennelijk was het voldoende dat hij de politie vertegenwoordigde.
‘Hij heeft het syndroom van Asperger,’ zei Patrik.
‘Wie?’ vroeg Erica, die al was vergeten waar ze het over hadden en druk bezig was met Maja’s muts die van haar hoofd was gegleden terwijl ze sliep, waardoor haar ene oor werd blootgesteld aan de herfstkou.
‘Morgan Wiberg,’ zei Patrik. ‘Gösta en Martin hebben een praatje met hem gemaakt en hij zei zelf dat hij iets had dat het syndroom van Asperger heet.’
‘Wat is dat?’ vroeg Erica nieuwsgierig, terwijl ze Patrik de wagen weer liet duwen nu Maja’s oor beschermd werd door de warme muts.
Patrik vertelde wat hij vrijdag van Martin had gehoord. Het was een goed initiatief geweest om met de psycholoog te gaan praten.
‘Wordt hij verdacht?’ vroeg Erica.
‘Niet zoals het er nu uitziet. Maar hij lijkt de laatste te zijn die Sara heeft gezien en het is niet slecht om zoveel mogelijk over hem te weten te komen.’
‘Als jullie je maar niet op hem richten omdat hij anders is dan anderen.’ Zodra ze dat had gezegd, kon ze haar tong wel afbijten. ‘Sorry, ik weet dat jullie professioneel zijn. Het is alleen dat mensen zoals hij in kleine gemeenschappen altijd meteen de klos zijn als er iets ergs gebeurt. Geef de dorpsgek maar de schuld. Zoiets.’
‘Aan de andere kant krijgen afwijkende mensen in kleine gemeenschappen altijd meer respect dan in grote steden. Originele mensen vormen hier een natuurlijk deel van het dagelijkse leven en worden geaccepteerd zoals ze zijn, terwijl ze in een grote stad veel meer geïsoleerd raken.’
‘Daar heb je gelijk in, maar ik wil alleen maar aangeven dat die tolerantie geen stevig fundament heeft.’
‘Morgan wordt hoe dan ook niet anders behandeld dan anderen, dat kan ik je verzekeren.’
Erica antwoordde niet, maar stak haar arm weer door die van Patrik. De rest van de wandeling naar huis praatten ze over andere dingen. Maar ze merkte dat hij in gedachten steeds elders was.
Op maandag was het afgelopen met het mooie weer. Nu was het net zo grijs en guur als eerder. Patrik zat achter zijn bureau en dook ineen in de dikke wollen trui. Afgelopen zomer had de airco het niet gedaan en hij had het gevoel gehad dat hij in een sauna had moeten werken. Nu sijpelde de natte kou door de muren en hij huiverde. Toen de telefoon ging, veerde hij op.
‘Je hebt bezoek,’ zei Annika’s stem in de hoorn.
‘Ik verwacht toch niemand?’
‘Ene Jeanette Lind wil je spreken.’
Patrik zag de weelderige, kleine brunette voor zich en vroeg zich nieuwsgierig af wat ze wilde.
‘Stuur haar maar door,’ zei hij en hij stond op om zijn onverwachte bezoekster tegemoet te lopen. Ze begroetten elkaar beleefd in de gang voor zijn kamer. Jeanette zag er moe en uitgeput uit en Patrik vroeg zich af wat er tussen nu en afgelopen vrijdag was gebeurd. Had ze lange avonden moeten werken of was het meer privé?
‘Wil je een kopje koffie?’ vroeg hij vriendelijk en ze knikte.
‘Neem vast plaats, dan haal ik het even.’ Hij wees naar een van de bezoekersstoelen.
Even later was hij terug met de koffie en hij zette voor hen beiden een kopje neer.
‘Wat kan ik voor je doen?’ Hij legde zijn armen op zijn bureau en boog zich naar voren.
Het duurde een paar tellen voor ze antwoord gaf. Met haar blik op het bureau gericht, warmde ze haar handen aan het kopje koffie. Ze leek niet te weten hoe ze moest beginnen. Vervolgens wierp ze haar dikke, donkere haar naar achteren en keek Patrik recht aan.
‘Ik heb gelogen toen ik zei dat Niclas maandag bij mij was,’ zei ze.
Patrik liet geen moment zijn ontsteltenis blijken, maar zijn hart maakte een sprongetje.
‘Ga verder,’ zei hij zakelijk.
‘Ik heb jullie gewoon verteld wat Niclas me had gevraagd te vertellen. Hij gaf me de tijden en ik moest zeggen dat hij toen bij mij was geweest.’
‘Zei hij waarom hij wilde dat je voor hem loog?’
‘Hij zei alleen dat het anders zo gecompliceerd zou worden. Dat het voor iedereen eenvoudiger was als ik hem een alibi gaf.’
‘En daar had jij geen vraagtekens bij?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Nee, daar had ik geen reden voor.’
‘Je vond het niet raar dat hij jou vroeg hem een alibi te geven hoewel er een kind was vermoord?’ vroeg Patrik ongelovig.
Ze haalde weer onverschillig haar schouders op. ‘Nee,’ antwoordde ze kort. ‘Ik bedoel, Niclas zal toch niet zijn eigen kind hebben vermoord?’
Patrik gaf geen antwoord. Na een korte stilte zei hij: ‘Niclas heeft je niet gezegd wat hij die ochtend wel deed?’
‘Nee.’
‘En je hebt ook geen theorie?’
Weer een onverschillig schouderophalen. ‘Ik nam gewoon aan dat hij die ochtend vrij had genomen. Hij werkt hartstikke hard en zijn vrouw zit hem de hele tijd op zijn nek. Hoewel ze zelf de hele dag thuis is, moet hij haar met van alles en nog wat helpen. Kennelijk wilde hij even tijd voor zichzelf.’
‘En waarom zou hij zijn huwelijk op het spel zetten door jou te vragen hem een alibi te verschaffen?’ vroeg Patrik en hij probeerde achter Jeanettes neutrale gezicht te kijken. Maar tevergeefs. Alleen uit het getik van haar lange nagels tegen het koffiekopje bleek dat ze nerveus was.
‘Geen idee,’ zei ze ongeduldig. ‘Van twee kwaden vond hij het kennelijk beter als het uitkwam dat hij een minnares had dan wanneer hij werd verdacht van de moord op zijn eigen dochter.’
Patrik vond het vergezocht klinken, maar in stresssituaties reageerden mensen soms vreemd, dat had hij vaak genoeg meegemaakt.
‘Vrijdag wilde jij hem dat alibi nog wel geven, waarom denk je daar nu anders over?’
De nagels bleven tegen het kopje tikken. Ze waren keurig gemanicuurd, dat zag zelfs Patrik.
‘Ik… ik heb er tijdens het weekend over nagedacht en het voelt niet goed. Ik bedoel, er is toch een kind gestorven? Dan moeten jullie toch alles weten?’
‘Ja, dat klopt,’ zei Patrik. Hij wist niet zeker of hij haar verklaring geloofde, maar dat maakte niet uit. Niclas had geen alibi meer voor maandagochtend en hij had bovendien iemand gevraagd een valse verklaring af te leggen. Dat was voldoende om allerlei alarmbellen te doen rinkelen.
‘Dankjewel dat je dit bent komen vertellen,’ zei Patrik en hij stond op. Jeanette stak een lief handje uit en hield de zijne iets te lang vast. Onbewust veegde Patrik zijn hand aan zijn spijkerbroek af zodra Jeanette weer op de gang stond. Iets in die jonge vrouw riep een diepe weerzin in hem op. Maar dankzij haar hadden ze nu wel een concrete taak. Het was tijd om nader naar Niclas Klinga te kijken.
Opeens herinnerde Patrik zich het briefje dat hij van Annika had gekregen. Met een lichte paniek greep hij naar zijn kontzak en toen hij het kleine papiertje daarin aantrof, was hij heel erg blij dat hij noch Erica afgelopen weekend zin had gehad om een was te draaien. Patrik las goed wat er op het briefje stond en ging toen zitten om een aantal telefoontjes te plegen.