Fjällbacka 1924
Het was zo lang geleden dat hij vreugde in zijn werk had ervaren, dat die tijd een verre, heerlijke droom leek. Doordat hij zo hard moest zwoegen, was al zijn enthousiasme verdwenen en deed hij mechanisch wat hij moest doen. Aan de eisen van Agnes leek geen eind te komen. Van het geld kon ze ook niet rondkomen, terwijl dat de andere steenhouwersvrouwen wel lukte, hoewel die vaak een hele schare kinderen moesten voeden. Het was alsof alles wat hij mee naar huis bracht, gewoon door haar vingers stroomde en vaak moest hij met honger in zijn maag naar de groeve gaan omdat er geen geld voor eten was. Toch bracht hij elke öre die hij verdiende naar huis, wat niet gebruikelijk was. Poker was het grootste vermaak onder de steenhouwers. Het spel nam vele avonden en weekends in beslag en leidde er veelal toe dat de mannen met een beteuterd gezicht en een lege broekzak naar huis gingen, waar hun vrouw al lang geleden in de situatie had berust en bitterheid haar gezicht had getekend.
Bitterheid was een gevoel dat hijzelf steeds beter leerde kennen. Het leven met Agnes dat nog geen jaar geleden een mooie droom had geleken, was een straf gebleken voor een misdaad die hij niet had gepleegd. Het enige waaraan hij zich schuldig had gemaakt, was dat hij van haar had gehouden en haar had bezwangerd, maar desondanks werd hij gestraft alsof hij een doodzonde had begaan. Hij kon het zelfs niet meer opbrengen zich op het kind in haar buik te verheugen. Haar zwangerschap was niet pijnloos geweest en nu ze in de laatste maand liep, was het erger dan ooit. Tijdens de hele zwangerschap had ze over krampen en ongemakken geklaagd, nu eens hier, dan weer daar. Met de dagelijkse beslommeringen had ze zich niet bezig willen houden. Dat betekende dat hij niet alleen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in de steengroeve werkte, maar dat hij bovendien alles moest doen wat tot de taken van een huisvrouw behoorde. Dat de andere steenhouwers hem nu eens uitlachten en dan weer medelijden met hem hadden omdat hij de plichten van een vrouw moest doen, maakte het er niet makkelijker op. Toch was hij meestal te moe om er zelfs maar bij stil te staan wat anderen achter zijn rug zeiden.
Ondanks alles keek hij uit naar de geboorte van het kind. Misschien zou de moederliefde Agnes helpen om zichzelf niet langer als het middelpunt van de wereld te beschouwen. Een klein kind eiste dat middelpunt zelf op en dat zou een goede ervaring voor zijn vrouw zijn. Want hij weigerde de gedachte op te geven dat hun huwelijk beter kon worden. Hij was geen man die zijn beloften licht opvatte en nu ze volgens de wet aan elkaar waren verbonden, mochten ze die band niet verbreken, hoe zwaar het soms ook was.
Natuurlijk keek hij weleens naar de andere vrouwen in de barak, die zwoegden en nooit klaagden. Dan vond hij zijn lot onrechtvaardig. Maar hij besefte ook dat hij deze situatie aan zichzelf te wijten had en hij moest dus niet klagen.
Met zware voeten liep hij over het smalle pad naar huis. Deze dag was net zo monotoon geweest als alle andere. Hij had keien gehouwen en zijn ene schouder deed zeer omdat hij een spier had overbelast. Zijn maag knorde hongerig, want er was geen eten in huis geweest dat hij voor de lunch mee had kunnen nemen en als Jansson in de kamer naast hem zich niet over hem had ontfermd en hem een boterham had gegeven, zou hij de hele dag niets hebben gegeten. Nee, dacht hij, vanaf nu zou hij Agnes zijn loonzakje niet meer toevertrouwen. Hij moest zelf de boodschappen maar doen, net zoals hij haar andere taken deed. Híj kon best zonder eten, maar hij was niet van plan zijn kind te laten verhongeren en dus was het hoog tijd om thuis wat andere regels in te voeren.
Hij stopte even en zuchtte voordat hij de dunne houten deur opendeed en naar zijn vrouw ging.
Achter de glazen ruit van de receptie had Annika een goed overzicht over iedereen die binnenkwam en vertrok. Maar vandaag was het rustig. Alleen Mellberg was nog op zijn kamer, en niemand had naar het politiebureau gemoeten voor een dringende zaak. Bij haar bruiste het echter van de activiteiten. De berichten in de pers hadden resultaten opgeleverd in de vorm van een groot aantal telefoontjes, maar het was nog te vroeg om te zeggen of er iets bij zat waar ze verder mee konden. Het was ook niet haar taak om dat te bepalen. Ze schreef alleen op wat haar werd verteld, met de naam en het telefoonnummer van de beller. Het materiaal zou vervolgens worden doorgenomen door degene die verantwoordelijk was voor het onderzoek, in dit geval Patrik. Hij was de gelukkige ontvanger van een flinke dosis geroddel en loze beschuldigingen, want daar ging het meestal om, zo wist Annika uit ervaring.
Deze zaak had echter tot meer telefoontjes geleid dan anders. Alles wat kinderen betrof, bracht de gemoederen van het grote publiek meestal flink in beroering en niets riep sterkere emoties op dan een moord. Maar tijdens al die telefoontjes kreeg Annika geen fraai beeld van de grote grijze massa. Het leek vooral of er buiten de grote steden nog maar weinig tolerantie ten opzichte van homo’s bestond, want ze kreeg stapels tips over mannen die alleen op grond van hun bevestigde of vermeende homoseksualiteit een verdacht individu waren. Meestal waren de argumenten die naar voren werden gebracht lachwekkend simpel. Als een man een niet-traditioneel beroep had, was dat voldoende om Annika te bellen met de tip dat hij ‘vast zo’n pervers type was’. Volgens de regionale logica kon hem daarom van alles ten laste worden gelegd. Ze had al diverse tips binnengekregen over een plaatselijke kapper, een invalkracht in een bloemenwinkel en een leraar die kennelijk de ongelooflijke fout had begaan van roze overhemden te houden. Het meest verdachte fenomeen was een mannelijke crèchemedewerker. In totaal had Annika tien telefoontjes over de laatste persoon gekregen en ze legde ze met een zucht terzijde. Soms vroeg ze zich af of de tijd in de dorpen had stilgestaan.
Het volgende gesprek bleek anders te zijn. De vrouw aan de andere kant van de lijn wilde anoniem blijven, maar haar tip was zonder meer interessant. Annika ging rechtop zitten en schreef nauwkeurig alles op wat de vrouw vertelde. Dit zou boven op de stapel komen te liggen. De rillingen liepen haar over de rug en ze had het gevoel dat wat ze net te horen had gekregen, beslissend voor de zaak zou worden. Ze was zo zelden betrokken bij de momenten die een wending in een zaak brachten, dat ze een gevoel van tevredenheid niet kon onderdrukken. Dit kon zo’n moment zijn. De telefoon ging opnieuw en ze nam op. Weer een tip over de bloemenverkoper.
Met tegenzin legde hij de psalmboeken op de kerkbanken. Meestal bracht dit werk hem veel vreugde, maar niet vandaag. Moderne verzinsels! Een muzikale dienst op vrijdagavond, met allesbehalve godvrezende muziek. Vrolijk en blij, puur heidens! Muziek hoorde alleen bij de zondagse dienst en dan bij voorkeur psalmen uit het psalmboek. Tegenwoordig mocht er kennelijk van alles en nog wat worden gespeeld. Soms haalden mensen het zelfs in hun hoofd te applaudisseren! Ach, hij moest blij zijn dat het nog niet zo erg was als in Strömstad, waar de dominee de ene artiest na de andere uitnodigde. Vanavond zouden hier slechts jongelui van de plaatselijke muziekschool optreden, niet van die idioten uit Stockholm die door het hele land toerden met hun meezingers, en net zo vrolijk in het huis Gods optraden als voor dronkaards in de volksparken.
Enkele psalmen zouden er hoe dan ook gezongen worden, en Arne hing zorgvuldig de cijfers op het bord rechts van het koor. Toen hij klaar was, deed hij een stap naar achteren om zich ervan te vergewissen dat ze recht hingen. Hij stelde er een eer in te zorgen dat alle details klopten.
Als hij onder de mensen toch eens dezelfde orde mocht scheppen! Wat zou alles dan beter zijn. Als ze eens niet van die stommiteiten begingen, maar naar hem luisterden. Alles stond immers in de Bijbel. Alles was tot in het kleinste detail beschreven, als je maar de moeite nam om te lezen wat er stond.
Opnieuw voelde hij zich bitter omdat het predikantschap aan hem voorbij was gegaan. Nadat hij voorzichtig om zich heen had gekeken en zich ervan had verzekerd dat hij alleen was, opende hij het hekje naar het koor en liep eerbiedig naar het altaar. Hij keek op naar de uitgemergelde en verwonde Jezus die aan het kruis hing. Daar ging het om in het leven. Dat je naar het bloed keek dat uit Jezus’ wonden drupte, dat je de doornenkroon op zijn hoofd bestudeerde en bij die aanblik uit respect je hoofd boog. Hij draaide zich om en keek naar de lege kerkbanken. In gedachten zag hij hoe overal mensen gingen zitten, zijn gemeente, zijn toehoorders. Hij hief zijn handen in de lucht en het echode toen hij met broze stem preekte: ‘Heer, laat Uw aangezicht lichten over Uw…’
Hij zag dat de mensen door zijn woorden werden geraakt. Hoe ze de zegening in hun hart aanvaardden en hem met een stralend gezicht aankeken. Arne liet langzaam zijn handen zakken en keek met een schuin oog naar de preekstoel. Daar had hij zich nooit op gewaagd, maar vandaag was het alsof hij was vervuld van de Heilige Geest. Als zijn vader zijn roeping niet in de weg had gestaan, had hij met het recht van de dominee de preekstoel kunnen betreden, het platform waar je boven de hoofden van de gemeente het woord Gods kon verkondigen.
Hij liep aarzelend in de richting van de preekstoel, maar toen hij zijn voet op de eerste trede zette, hoorde hij de zware kerkdeur opengaan. Hij zette zijn voet weer terug en ging verder met zijn bezigheden. De bitterheid vrat als een zuur in zijn borst.
De winkel was alleen tijdens de zomermaanden en met feestdagen geopend, dus bezochten ze Jeanette op het werk waar ze de overige negen maanden van het jaar haar bestaan verdiende. Ze werkte als serveerster bij een van de weinige lunchrestaurants in Grebbestad die in de winter open waren en Patrik voelde zijn maag knorren toen ze naar binnen gingen. Maar het was nog een beetje te vroeg voor de lunch, dus er waren geen gasten in het restaurant, waar een jonge vrouw bedaard bezig was de tafels te dekken.
‘Jeanette Lind?’
Ze keek op en knikte. ‘Ja, dat ben ik.’
‘Patrik Hedström en Ernst Lundgren. We zijn van de politie in Tanumshede. We zouden graag wat vragen stellen als dat kan.’
Ze knikte kort en sloeg even haar ogen neer. Als ze een beetje kon deduceren, wist ze waarvoor ze kwamen.
‘Willen jullie koffie?’ vroeg ze en zowel Patrik als Ernst knikte enthousiast.
Patrik keek haar na terwijl ze naar het koffieapparaat liep. Hij kende haar type maar al te goed. Klein, donker en weelderig. Grote bruine ogen en golvend haar dat tot net onder haar schouders reikte. Ongetwijfeld het knapste meisje van de klas en misschien zelfs wel van alle klassen van haar jaar. Populair en altijd in de buurt van een van de oudere, coolere jongens te vinden. Maar als de schoolperiode eindigde, kwam aan dat alles ook een eind. Toch bleven ze in de regio wonen, omdat ze wisten dat ze daar in elk geval nog een zekere sterrenstatus genoten, terwijl ze in een van de omringende steden opeens middelmatig zouden zijn naast alle andere leuke meiden. Hij schatte dat Jeanette aanzienlijk jonger was dan hijzelf, en dus ook dan Niclas. Vijfentwintig wellicht, of iets jonger.
Ze zette voor hen beiden een kopje koffie neer en zwaaide licht met haar haar terwijl ze aan hun tafeltje plaatsnam. Als tiener had ze die beweging waarschijnlijk honderden keren voor de spiegel geoefend. Patrik moest bekennen dat ze hem nu perfect beheerste.
‘Shoot, of wat ze in Amerikaanse films ook maar zeggen.’ Ze grijnsde een beetje scheef en haar ogen werden iets kleiner toen ze Patrik aankeek.
Onwillig moest hij bekennen dat hij tot op zekere hoogte begreep wat Niclas in haar had gezien. Ook hij had jarenlang naar de knapste meiden van de school gehunkerd. Een restant van die hunkering zat er nog. Hoewel hij natuurlijk nooit een kans had gemaakt. Hij was klein en spichtig geweest en had redelijke cijfers gehaald, waardoor hij tot de middenmoot had behoord. De stoere jongens die van de wiskundeles spijbelden om met een sigaret in hun mondhoek in het rookhok te kunnen hangen, had hij alleen uit de verte bewonderd. Alhoewel, velen van hen had hij nu beroepshalve goed leren kennen. Sommigen konden de dronkenmanscel op het bureau zelfs hun tweede thuis noemen.
‘We hebben zojuist met Niclas Klinga gesproken en…’ – hij aarzelde – ‘je naam kwam daarbij naar voren.’
‘O ja?’ zei Jeanette en ze was kennelijk allerminst in verlegenheid gebracht door de context waarin haar naam moest zijn genoemd. Ze keek Patrik rustig aan en wachtte tot hij verder ging.
Ernst zweeg zoals altijd en nipte nu voorzichtig van zijn warme koffie. De blikken die hij Jeanette toewierp, onthulden niet dat hij oud genoeg was om haar vader te kunnen zijn. Patrik keek hem over de tafel heen geïrriteerd aan en moest zich inhouden om hem onder tafel niet tegen zijn scheenbeen te schoppen.
‘Ja, hij zegt dat jullie maandagochtend samen waren, klopt dat?’
Ze maakte weer dat professionele gebaar met haar haar en knikte toen. ‘Ja, dat klopt. We waren bij mij thuis. Ik was maandag vrij.’
‘Hoe laat was Niclas bij je?’
Terwijl ze nadacht bestudeerde ze haar nagels. Die waren lang en goed verzorgd en Patrik verbaasde zich erover dat ze er überhaupt mee kon werken.
‘Om een uur of halftien, denk ik. Nee, ik weet het trouwens vrij zeker, want ik had de wekker op kwart over negen gezet en stond net onder de douche toen Niclas kwam.’
Ze giechelde en Patrik begon een lichte afkeer voor haar te voelen. In gedachten zag hij Charlotte, Sara en Albin voor zich, maar van dergelijke beelden had Jeanette kennelijk geen last.
‘En hoe lang is hij gebleven?’
‘We hebben om twaalf uur geluncht. Omdat hij om één uur op de huisartsenpraktijk moest zijn, is hij waarschijnlijk om twintig voor weggegaan, denk ik. Ik woon in Kullen, dus dat is vlak bij zijn werk.’ Ze giechelde weer even.
Nu moest Patrik zich echt beheersen om te voorkomen dat zijn afkeer op zijn gezicht te zien zou zijn. Ernst leek geen last te hebben van dergelijke bezwaren tegen Jeanette. Hoe langer ze hier zaten, des te vochtiger werd zijn blik.
‘En Niclas was aldoor bij jou thuis? Hij is niet weggeweest?’
‘Nee,’ zei ze rustig. ‘Hij is nergens naartoe gegaan, dat kan ik jullie verzekeren.’
Patrik keek naar Ernst en vroeg: ‘Heb jij nog iets te vragen?’ Ernst schudde zijn hoofd en Patrik verzamelde zijn aantekeningen.
‘We komen ongetwijfeld terug met meer vragen, maar voorlopig was dit alles.’
‘Ik hoop dat ik jullie heb kunnen helpen,’ zei ze en ze stond op. Ze had er met geen woord over gerept dat de dochter van haar minnaar was overleden. Dat er een kind was vermoord terwijl zij met de vader lag te rollebollen. Haar overduidelijke gebrek aan empathie had iets engs.
‘Oké,’ zei Patrik kort. Hij pakte zijn jack van de stoelleuning en trok het aan. Terwijl ze door de deur naar buiten liepen, zag hij dat zij verderging met tafeldekken. Ze neuriede een liedje, maar hij kon niet horen welk.
Ze liep doelloos heen en weer door de kelder waar ze de afgelopen maanden hadden gewoond. De pijn in haar borst was zo hevig dat ze geen rust vond en voortdurend in beweging moest blijven. Ze had een slecht geweten omdat ze het niet kon opbrengen voor Albin te zorgen en dat het merendeel van de tijd aan haar moeder overliet, maar in haar verdriet was geen plaats voor hem. In zijn glimlach en zijn blauwe ogen zag ze alleen Sara. Hij leek heel erg op haar toen zij net zo oud was als hij, en het deed pijn naar hem te kijken. Het deed haar ook verdriet dat hij zo’n bang en angstig kind was. Het was net alsof Sara de energie die tussen de beide kinderen verdeeld had moeten worden, volledig naar zich toe had gezogen en niets voor hem had overgelaten. Tegelijk wist Charlotte wel beter. Het geheim schuurde in haar borst. Ze hoopte dat alles te herstellen viel.
Charlotte had spijt van wat ze zich gisteren tegenover Erica had laten ontvallen. Niclas en zij moesten nu een eenheid vormen en haar wantrouwen maakte alles alleen maar erger. Ze zag dat hij net zo goed leed, en als dit hen niet nader tot elkaar bracht, was er geen hoop meer.
Nadat ze zich aan de medicijnnevelen had ontworsteld, had ze gehoopt dat Niclas de man werd die ze altijd had geweten dat hij kon zijn. Teder, verzorgend en liefdevol. Ze had er eerder glimpen van gezien, en daarom hield ze van hem. Nu wilde ze niets liever dan dat ze tegen hem aan kon leunen, dat hij de sterkste van hen beiden was. Maar tot nu toe was dat niet het geval geweest. Hij had zich in zichzelf opgesloten, was zodra hij kon naar zijn werk gegaan en had haar hier achtergelaten, eenzaam tussen de brokstukken van hun leven.
Ze stootte met haar voet ergens tegenaan. Charlotte boog zich voorover, maar bevroor halverwege de beweging abrupt. Ze had Niclas gevraagd alle spulletjes van Sara op te ruimen zodat zij ze niet hoefde te zien, en hij was er een hele middag druk mee geweest ze in dozen te stoppen en die op zolder te zetten. Maar één ding had hij over het hoofd gezien. Sara’s oude beer lag half onder het bed, en die had Charlotte met haar voet gevoeld. Ze pakte hem langzaam op en moest op de rand van het bed gaan zitten omdat alles begon te draaien. De beer voelde stroef in haar handen. Sara had het niet goed gevonden dat hij werd gewassen. Het gevolg was dat hij eruitzag alsof hij op straat had gevochten. Hij rook ook vreemd. Waarschijnlijk was het juist die geur die in de wasmachine niet vervangen mocht worden door een Ariel-luchtje. Eén oog ontbrak en Charlotte plukte aan de draadjes die er nog zaten. Er was twee uur verstreken sinds ze voor het laatst had gehuild, langer dan ooit sinds de politie was komen vertellen dat Sara dood was. Nu vulde haar borst zich weer met verdriet. Charlotte drukte de beer tegen zich aan en ging op bed liggen. Vervolgens kregen haar tranen de overhand.
‘Het is een wereldwonder,’ zei Pedersen door de telefoon. ‘Voor het eerst in de geschiedenis hebben we de resultaten van een analyse eerder dan is toegezegd.’
‘Wacht even, dan stop ik eerst,’ zei Patrik en hij keek of hij een geschikte plek zag. Ernst wees op een bospad aan hun kant van de weg en daar reed Patrik heen.
‘Zo, nu ben ik geen gevaar in het verkeer meer. Wat zeiden de tests?’ vroeg Patrik, zonder enige verwachting in zijn stem. Waarschijnlijk waren ze er alleen in geslaagd te analyseren wat Sara bij haar ontbijt had gegeten. Hij had zelf al wat opgezocht over het water in haar longen, en had tot zijn spijt moeten vaststellen dat er weinig hoop leek dat ze precies zouden kunnen zien van welk merk de zeepresten waren. Pedersen bevestigde dat meteen.
‘Zoals ik eerder al zei, betrof het kraanwater. Door het gehalte van de diverse stoffen die erin zitten, lijdt het geen twijfel dat het uit de buurt van Fjällbacka komt. De zeepresten hebben we helaas niet aan een specifiek merk kunnen koppelen.’
‘Daar hebben we dus niet veel aan,’ zuchtte Patrik mismoedig en hij voelde hoe de zaak hem ontglipte.
‘Nee, niet wat betreft haar longinhoud,’ zei Pedersen op geheimzinnige toon. Patrik ging rechterop zitten.
‘Heb je iets anders?’ vroeg hij en hij hield zijn adem in terwijl hij op het antwoord wachtte.
‘Ja, hoewel ik niet weet wat het betekent,’ antwoordde de patholoog-anatoom. ‘De analyses van de maaginhoud bevestigen dat ze bij het ontbijt heeft gegeten wat de familie heeft gezegd, maar’ – hij laste een kunstmatige pauze in en Patrik schreeuwde bijna van ongeduld – ‘er zat iets geks in de maag. Het lijkt alsof het meisje as heeft binnengekregen.’
‘As?’ vroeg Patrik met een niet-begrijpend gezicht.
‘Ja,’ antwoordde Pedersen, ‘en nadat we het in de maag hadden aangetroffen, heeft het lab het water in de longen nog een keer onderzocht en daarin ook heel kleine hoeveelheden as gevonden, die ze bij de eerste analyse niet hadden gezien.’
‘Maar hoe kan ze in ’s hemelsnaam as hebben binnengekregen?’ Vanuit zijn ooghoek zag Patrik dat Ernst opveerde en hem aanstaarde.
‘Dat kunnen we niet vaststellen, maar na grondige bestudering van de gegevens en het sectierapport is het mijn theorie dat de as met geweld oraal bij haar naar binnen is gebracht. We hebben namelijk ook sporen in haar mond en slokdarm gevonden, hoewel het meeste door het water is weggespoeld.’
Patrik was met stomheid geslagen, maar de gedachten tolden door zijn hoofd. Waarom zou iemand in godsnaam het meisje hebben gedwongen om as te eten? Hij probeerde zich te vermannen en te bedenken wat hij moest vragen. ‘En de as in de longen? Hoe kwam die daar als ze werd gedwongen de as door te slikken?’
‘Wederom alleen theorieën van mijn kant, maar mogelijk is een deel in het verkeerde keelgat geschoten toen de as door haar strot werd geduwd. Of, als ze al in de badkuip zat toen ze de as gevoerd kreeg, kan een deel in het water zijn beland en op die manier in de longen terecht zijn gekomen toen ze werd verdronken.’
Met akelige duidelijkheid zag Patrik de scène voor zich. Sara in een badkuip, een onbekende, dreigende figuur die haar dwong een handvol as op te eten en vervolgens haar mond en neus dichtkneep om te zorgen dat ze het doorslikte. Dezelfde handen die vervolgens haar hoofd onder water hielden tot er geen bellen meer naar de oppervlakte stegen en alles stil werd.
In het bos rond de auto ritselde iets en dat verbrak de zware stilte. Zachtjes zei hij tegen Pedersen: ‘Kun je deze informatie ook op de fax zetten?’
‘Dat heb ik al gedaan. Het lab zal de as nog nader onderzoeken om te kijken of er verder nog informatie uit te halen valt, maar ze wilden niet op dat resultaat wachten en vonden het beter als we dit snel wisten.’
‘Ja, dat was een goede beslissing. Wanneer denk je meer over de as te weten?’
‘Midden volgende week, zou ik zeggen,’ zei Pedersen. Vervolgens voegde hij er stilletjes aan toe: ‘Hoe gaat het bij jullie? Is er enige voortgang?’
Het was ongebruikelijk dat de patholoog-anatoom naar het onderzoek vroeg, maar het verbaasde Patrik niet. Sara’s dood leek veel mensen te raken, zelfs de meest gelouterde. Hij dacht even na voordat hij antwoordde.
‘Niet echt, ben ik bang. Als ik eerlijk ben, zijn er weinig sporen. Maar hopelijk brengt dit ons verder. Niet dat ik op dit moment weet hoe, maar het is merkwaardig genoeg om het onderzoek misschien weer op gang te brengen.’
‘Dat hoop ik,’ zei Pedersen.
Patrik vertelde in het kort tegen Ernst wat hij te horen had gekregen en ze zaten samen een tijdje zwijgend in de auto, terwijl het buiten in de bosjes bleef ritselen. Patrik verwachtte half en half dat er een eland op hen af kwam stormen, maar waarschijnlijk waren het vogels of eekhoorns die in het herfstrode gebladerte huishielden.
‘Wat denk je, moeten we een kijkje gaan nemen in de badkamer van de Florins?’
‘Hadden we dat niet eerder moeten doen?’ vroeg Ernst.
‘Wellicht,’ antwoordde Patrik scherp, zich er goed van bewust dat Ernst een punt maakte, ‘maar dat hebben we niet gedaan, dus beter laat dan nooit.’
Ernst gaf geen antwoord. Patrik pakte zijn mobieltje en pleegde de benodigde telefoontjes om toestemming te krijgen en ervoor te zorgen dat de technici uit Uddevalla kwamen. Ernsts woorden klonken nog na in zijn oren, dus hij versnelde het proces zoveel als hij kon en kreeg de belofte dat ze ’s middags al zouden komen.
Met een zucht startte Patrik de auto en zette hem in de achteruit. In zijn hoofd tolden gedachten over as. En dood.