Strömstad 1924

Anders was net klaar met de sokkel toen de voorman vanaf de groeve naar hem riep. Hij zuchtte en fronste zijn voorhoofd; hij vond het niet prettig in zijn concentratie te worden gestoord. Maar hij had zich zoals altijd maar te schikken. Voorzichtig legde hij zijn gereedschap in de kist naast het granietblok en liep naar de voorman om te horen wat die van hem wilde.

De dikke man wreef zenuwachtig zijn snor tussen zijn vingers.

‘Wat heb je nu weer uitgespookt, Andersson?’ zei hij, half schertsend, half bezorgd.

‘Ik? Hoezo?’ antwoordde Anders en hij keek de man onthutst aan terwijl hij zijn werkhandschoenen uittrok.

‘Ze hebben van kantoor gebeld. Je moet erheen. Nu meteen.’

Verdomme, vloekte Anders inwendig. Moest er op het allerlaatste moment nog iets aan het beeld worden veranderd? Die architecten of ‘kunstenaars’ of hoe ze zich ook maar noemden, hadden geen idee wat ze aanrichtten als ze op hun kantoor hun schetsen zaten te maken en vervolgens verwachtten dat de steenhouwer de wijzigingen net zo makkelijk doorvoerde in de steen. Ze begrepen niet dat hij meteen al in het begin de richting voor de houwen bepaalde en de plaatsen waar hij moest hakken aanpaste op grond van de oorspronkelijke tekening. Een wijziging in de schets veranderde zijn hele uitgangspositie en kon er in het ergste geval toe leiden dat de steen barstte, waardoor al het werk tevergeefs was geweest.

Maar Anders wist ook dat het niet de moeite loonde te protesteren. De opdrachtgever was de baas, hijzelf was slechts een gezichtloze slaaf van wie werd verwacht dat hij al het harde werk deed dat de tekenaar van het beeld zelf niet kon of wilde doen.

‘Goed, dan ga ik er wel heen om te horen wat ze willen,’ zei Anders met een zucht.

‘Het hoeft geen grote wijziging te zijn,’ zei de voorman, die precies wist waar Anders bang voor was en voor de verandering medeleven toonde.

‘We moeten maar zien,’ antwoordde Anders en hij sjokte naar de weg.

Even later klopte hij onhandig op de deur van het kantoor en stapte naar binnen. Hij veegde zijn schoenen zo goed en zo kwaad als het ging af, maar besefte dat het niet veel uitmaakte, omdat zijn kleren onder het steenstof en de splinters zaten en zowel zijn handen als zijn gezicht vuil waren. Maar hij had onmiddellijk moeten komen, dus ze moesten hem maar nemen zoals hij was, sprak hij zichzelf moed in en hij liep achter de man aan die hem naar het kantoor van de directeur bracht.

Toen hij snel de kamer rondkeek, zonk hem de moed in de schoenen. Hij begreep meteen dat het niet om het beeld ging, maar om een aanzienlijk ernstiger kwestie.

Er waren slechts drie mensen in de kamer. De directeur zat achter zijn bureau en zijn hele verschijning straalde ingehouden woede uit. Agnes zat in een hoekje en staarde strak naar de vloer. Voor het bureau zat een voor Anders onbekende man, die hem met slecht verborgen nieuwsgierigheid bekeek.

Niet wetend hoe hij zich precies moest gedragen, stapte Anders naar binnen en ging vervolgens als het ware in de houding staan. Wat er ook kwam, hij zou er als een man mee omgaan. En vroeg of laat waren ze toch hier beland, hij had alleen het moment liever zelf gekozen.

Hij zocht Agnes’ blik, maar zij weigerde stug om op te kijken en bleef naar haar schoenen staren. Zijn hart brak voor haar. Dit moest ontzettend moeilijk voor haar zijn. Gelukkig hadden ze elkaar en als de ergste storm was geluwd, zouden ze hun gezamenlijke leven kunnen opbouwen.

Anders liet Agnes met zijn ogen los en richtte zijn blik rustig op de man achter het bureau. Hij wachtte tot Agnes’ vader het woord zou nemen. Er verstreek een heel lange minuut, waarin de wijzers van de klok zich ondraaglijk langzaam bewogen. Toen August ten slotte sprak, had zijn stem een kille, metaalachtige klank.

‘Ik heb begrepen dat jij en mijn dochter elkaar in het geheim hebben ontmoet.’

‘De omstandigheden hebben ons daartoe gedwongen, ja,’ antwoordde Anders rustig. ‘Maar ik heb nooit anders dan eerlijke bedoelingen met Agnes gehad,’ ging hij verder zonder weg te kijken. Eventjes meende hij verbazing in Augusts gezicht te zien. Deze reactie had hij kennelijk niet verwacht.

‘O. Ja.’ August schraapte zijn keel om tijd te winnen voordat hij op die bewering inging. Vervolgens kwam zijn boosheid terug.

‘En hoe had je je dat voorgesteld? Een rijk meisje en een arme steenhouwer. Ben je zo’n simpele ziel dat je denkt dat dat mogelijk was geweest?’

Anders werd onzeker van de honende toon in de stem van de ander. Was hij een simpele ziel? Toen hij de verachting van de ander hoorde, verdween zijn eerdere gedecideerdheid en hij hoorde opeens hoe dom zijn eigen woorden klonken als je ze hardop uitsprak. Natuurlijk was het nooit een mogelijkheid geweest. Hij voelde hoe zijn hart in stukjes brak en zocht vertwijfeld Agnes’ blik. Zou dit het eind zijn? Zou hij haar nu nooit meer mogen zien? Ze keek nog altijd niet op.

‘Agnes en ik houden van elkaar,’ zei hij stilletjes en hij hoorde zelf dat het als een laatste verdediging klonk van iemand die ter dood is veroordeeld.

‘Ik ken mijn dochter heel wat beter dan jij, knul. En ik ken haar heel wat beter dan zij denkt. Natuurlijk heb ik haar verwend en haar een grotere vrijheid gegeven dan ze misschien had moeten hebben, maar ik weet ook dat ze een meisje met ambitie is. Ze zou nooit alles hebben opgegeven voor een toekomst met een arbeider.’

De woorden brandden in Anders’ ziel en hij wilde roepen dat August het mis had. Hij beschreef helemaal niet de Agnes die Anders had leren kennen. Die was goed en mild, en bovenal hield ze net zo vurig van hem als hij van haar. Ze zou absoluut bereid zijn geweest zich de opofferingen te getroosten die een gezamenlijk leven van haar vroegen. Met pure wilskracht probeerde hij haar op te laten kijken en haar te laten vertellen hoe het eigenlijk zat, maar ze bleef stil en afwijzend. Hij voelde de grond langzaam onder zich wegzinken. Niet alleen stond hij op het punt Agnes te verliezen, hij zou onder deze omstandigheden ook zijn baan kwijtraken, dat begreep hij maar al te goed.

August nam het woord weer en nu meende Anders pijn achter diens woede te horen. ‘Maar de dingen hebben opeens een andere wending genomen. Onder normale omstandigheden zou ik er alles aan hebben gedaan om mijn dochter bij een steenhouwer uit de buurt te houden, maar jullie hebben me nu voor een voldongen feit gesteld.’

Verward vroeg Anders zich af waar hij op doelde.

August zag zijn vragende blik en ging verder. ‘Ja, ze is in verwachting. Jullie moeten alle twee echt volkomen idioot zijn geweest dat jullie niet aan die mogelijkheid hebben gedacht.’

Anders snakte naar adem. Hij was geneigd het met Agnes’ vader eens te zijn. Het was idioot geweest dat ze niet aan die mogelijkheid hadden gedacht. Hij was er net zo zeker van geweest als Agnes dat de veiligheidsmaatregelen die ze hadden genomen voldoende waren geweest. Dit veranderde alles. Allerlei gevoelens schoten door hem heen en hij voelde zich meer dan verward. Aan de ene kant voelde hij vreugde over het feit dat zijn geliefde Agnes zijn kind droeg, maar aan de andere kant schaamde hij zich tegenover haar vader en begreep hij diens woede. Hij zou ook razend zijn geweest als iemand zich zo had gedragen tegenover zijn dochter. Anders wachtte gespannen op het vervolg.

Verdrietig zei August, terwijl hij strikt vermeed zijn dochter aan te kijken: ‘Er is maar één manier om dit op te lossen: jullie moeten trouwen, en daarom heb ik rechter Flemming gevraagd vandaag te komen. Hij zal jullie onmiddellijk in de echt verbinden; de formaliteiten komen later wel.’

In haar hoekje keek Agnes voor het eerst op. Tot haar verbazing zag Anders in haar ogen niet de vreugde die hij zelf ervoer, maar slechts wanhoop. Haar stem was smekend toen ze zich tot haar vader wendde: ‘Lieve vader, dwing mij hier niet toe. Er zijn andere manieren om dit op te lossen. U kunt me er niet toe dwingen met hem te trouwen. Hij is maar een… simpele arbeider,’ zei ze.

De woorden striemden Anders in het gezicht. Het was alsof hij haar voor het eerst zag, alsof ze voor zijn ogen in iemand anders was veranderd.

‘Maar Agnes toch…’ zei hij op een toon die haar smeekte het meisje te blijven van wie hij hield, hoewel hij al besefte dat zijn dromen bedrog waren geweest.

Ze negeerde hem en bleef wanhopig tot haar vader spreken. Maar August keurde haar geen blik waardig. Hij keek naar de rechter en zei kort: ‘Doe wat u moet doen.’

‘Vader!’ schreeuwde Agnes nu en ze wierp zich dramatisch aan zijn voeten.

‘Zwijg!’ antwoordde haar vader en hij keek haar kil aan. ‘Maak jezelf niet belachelijk. Ik ben niet van plan je hysterische gedrag te accepteren. Je hebt dit bedje zelf gespreid en nu zul je erin liggen ook!’ bulderde hij en zijn dochter hield abrupt haar mond.

Met een lijdend gezicht ging Agnes onwillig staan en liet de rechter zijn werk doen. Het werd een merkwaardige trouwerij, waarbij de bruid chagrijnig op een paar meter afstand van de bruidegom stond. Maar beide partijen zeiden ‘ja’ in antwoord op de vraag van de rechter, zij het met veel tegenzin bij de ene en veel verwarring bij de andere.

‘Zo, dan is dat nu geregeld,’ constateerde August nadat de zakelijke handeling klaar was. ‘Ik kan je hier natuurlijk niet laten blijven,’ zei hij en Anders boog zijn hoofd om te bevestigen dat hij dat had verwacht. Zijn kersverse schoonvader ging verder: ‘Maar hoe slecht je ook hebt gehandeld, ik kan mijn dochter niet helemaal in de kou laten staan, dat ben ik haar moeder verschuldigd.’

Agnes keek hem gespannen aan, nog steeds met een sprankje hoop dat ze niet alles zou hoeven te verliezen.

‘Ik heb een baan voor je geregeld bij de steengroeve in Fjällbacka. Het beeld moet maar door een van de anderen worden voltooid. Ik heb voor de eerste maand de huur van een kamer met keuken in een van de barakken betaald. Na die maand moeten jullie je zelf zien te redden.’

Er ontsnapte Agnes een kermend geluid. Ze bracht haar hand naar haar keel alsof ze dreigde te stikken, en Anders had het gevoel dat hij zich aan boord van een zinkend schip bevond. Als hij nog hoop had gekoesterd ten aanzien van een toekomst met Agnes samen, dan was die definitief in rook opgegaan toen hij zag met hoeveel verachting ze naar haar kersverse echtgenoot keek.

‘Lieve, lieve vader,’ smeekte ze weer. ‘Dit kunt u niet doen. Ik beroof me nog liever van het leven dan dat ik met hem in een stinkend hok ga wonen.’

Anders vertrok zijn gezicht bij die woorden. Als Agnes niet zwanger was geweest, had hij zich abrupt omgedraaid en was vertrokken, maar een echte man droeg zijn verantwoordelijkheid, hoe zwaar de omstandigheden ook waren, dat was hem al van kinds af aan ingeprent. Daarom bleef hij in de kamer staan die nu verstikkend klein leek, en hij probeerde zich een toekomst voor te stellen met een vrouw die hem als levensgezel duidelijk weerzinwekkend vond.

‘Gedane zaken nemen geen keer,’ antwoordde August zijn dochter. ‘Vanmiddag kun je zoveel spullen verzamelen als je kunt dragen, daarna vertrek je met paard en wagen naar Fjällbacka. Wees verstandig in je keuze. Van je feestjurken zul je niet veel plezier hebben,’ voegde hij er gemeen aan toe en liet zo blijken hoe zijn dochter hem tot in het diepst van zijn ziel had gekwetst. Dit viel nooit meer te herstellen.

Toen de deur achter hen dichtsloeg, echode de stilte. Vervolgens keek Agnes Anders met zoveel haat aan dat hij zijn best moest doen niet terug te deinzen. Een innerlijke stem zei dat hij nu nog kon vluchten, maar zijn voeten bleven als vastgenageld aan de grond staan.

Een voorgevoel van donkere tijden schoot als een rilling door hem heen.

 

 

Image

 

 

Morgan zag de politie komen en weer gaan. Maar hij hield zich niet bezig met de vraag waarom ze in zijn ouderlijk huis waren geweest. Het was niets voor hem om te piekeren.

Hij rekte zich uit. Het was al laat in de middag en hij had zoals gebruikelijk vrijwel de hele dag achter de computer gezeten. Zijn moeder maakte zich zorgen om wat dat met zijn rug deed, maar hij zag geen reden tot ongerustheid voordat er daadwerkelijk wat gebeurde. Hij was weliswaar vrij krom geworden, maar hij voelde geen pijn en zolang het probleem alleen uiterlijk was, registreerden zijn hersenen het niet. Voor iemand die toch niet normaal was, maakte het niet uit dat hij ook een beetje een kromme rug had.

Het was prettig hier in alle rust te kunnen zitten. Nu het meisje weg was, waren de momenten van onrust verdwenen. Hij had haar niet gemogen. Echt niet. Ze kwam hem altijd storen wanneer hij druk bezig was en deed net of ze hem niet hoorde als hij zei dat ze moest gaan. De andere kinderen waren bang voor hem en wezen hem alleen achter zijn rug na wanneer hij een enkele keer buiten kwam. Maar zij niet. Zij drong zich op, vroeg om aandacht en weigerde zich bang te laten maken als hij tegen haar bulderde. Soms was hij zo gefrustreerd geraakt dat hij met zijn handen voor zijn oren had staan schreeuwen in de hoop dat ze daardoor zou vertrekken. Maar dan had ze slechts gelachen. Dus het was echt prettig dat ze niet meer terugkwam. Nooit meer.

De dood fascineerde hem. Omdat de dood definitief was, was hij in gedachten voortdurend met allerlei aspecten ervan bezig. De spellen waarmee hij het liefst werkte, bevatten ook veel dood. Bloed en dood.

Soms had hij overwogen zelfmoord te plegen. Niet zozeer omdat hij niet langer wilde leven, maar omdat hij wilde weten hoe het was om dood te zijn. Vroeger had hij dat weleens verteld. Hij had gewoon tegen zijn ouders gezegd dat hij overwoog een einde aan zijn leven te maken. Puur ter informatie. Maar door hun reactie hield hij zijn gedachten tegenwoordig voor zich. Het was een hels spektakel geworden; hij had vaker naar de psycholoog gemoeten, terwijl zij, of misschien vooral zijn moeder, hem vierentwintig uur per dag in de gaten gingen houden. Morgan had dat niet prettig gevonden.

Hij begreep niet waarom iedereen zo bang was voor de dood. Al die onbegrijpelijke gevoelens die andere mensen hadden, leken zich te concentreren en vermenigvuldigen zodra ze iemand over de dood hoorden praten. Hij begreep er echt niets van. De dood was toch een toestand, net als het leven, en waarom zou het ene beter zijn dan het andere?

Hij zou er het liefst bij zijn geweest toen ze in het meisje sneden. Hij had graag toegekeken. Om te zien wat andere mensen zo beangstigend vonden. Misschien vond hij het antwoord als ze haar openden. Misschien zag hij het antwoord in de gezichten van de mensen die haar openden.

Soms had hij gedroomd dat hij zelf in een mortuarium lag. Op een koude metalen tafel, zonder enige bescherming over zijn naakte lichaam. In zijn droom zag hij het staal glimmen op het moment dat de patholoog-anatoom de rechte inkeping langs zijn borstkas maakte.

Hoewel dat ook niet iets was wat hij anderen vertelde. Dan zouden ze hem waarschijnlijk ook nog voor gek verklaren, en niet alleen abnormaal, een etiket waarmee hij in de loop van de jaren had leren leven.

Morgan boog zich weer over de codering in de computer. Hij genoot van de rust en de stilte. Het was echt fijn dat ze er niet meer was.

Lilian deed open zonder dat ze hoefden te kloppen. Patrik vermoedde dat ze al op de uitkijk had gestaan sinds Gösta en hij waren vertrokken. In de hal stond een paar schoenen dat er niet had gestaan toen ze weggingen, en Patrik nam aan dat ze van Eva waren, de vriendin die morele steun kwam geven.

‘En,’ zei Lilian. ‘Wat had hij ter verdediging aan te voeren? Kunnen we die aangifte nu afhandelen, zodat jullie hem snel inrekenen?’

Patrik haalde diep adem. ‘We willen eerst met je man praten voordat we ons met die aangifte bezig gaan houden. Er zijn nog een paar onduidelijkheden.’

Even zag hij onzekerheid over haar gezicht trekken, maar toen kreeg ze weer een strijdlustige blik.

‘Dat is niet aan de orde. Stig is ziek en ligt boven te rusten. Hij kan absoluut niet gestoord worden.’ Haar stem klonk geforceerd en licht ongerust. Patrik begreep dat Lilian ook was vergeten dat Stig een potentiële getuige was. Reden temeer om met hem te praten.

‘Het is helaas niet anders. Een paar minuten kan hij ons vast wel ontvangen,’ zei Patrik op de meest autoritaire toon die hij kon opbrengen, terwijl hij zijn jack uittrok om zijn woorden te onderstrepen.

Lilian wilde net haar mond openen om te protesteren, toen Gösta met zijn meest gezaghebbende stem zei: ‘Als we niet met Stig mogen praten, wordt het politieonderzoek belemmerd. Dat ziet er niet goed uit op papier.’

Patrik betwijfelde of die bewering op termijn stand zou houden, maar nu leek die het gewenste effect op Lilian te hebben, die hen nijdig voorging naar de trap. Ze leek met hen mee naar boven te willen lopen en Gösta legde gedecideerd een hand op haar schouder. ‘We vinden het wel, dank je.’

‘Maar…’ Haar ogen schoten van links naar rechts en ze zocht naar geldige redenen om te protesteren, maar moest het ten slotte opgeven.

‘Zeg alleen niet dat ik jullie niet heb gewaarschuwd. Het gaat niet goed met Stig, en als hij zieker wordt omdat jullie bij hem naar binnen banjeren en vragen stellen, dan…’

Ze negeerden haar en liepen naar boven. De logeerkamer lag meteen links en omdat Lilian de deur open had laten staan, was het niet moeilijk haar echtgenoot te vinden. Stig lag in bed, maar was wakker en had zijn hoofd al naar de deur gedraaid alsof hij op hen wachtte. Lilians opgewonden stem vanuit de keuken beneden was hier goed te horen, dus hij had ongetwijfeld gehoord dat ze eraan kwamen. Patrik stapte als eerste de kamer in en moest zich beheersen om niet naar adem te happen. De man in het bed was zo broos en mager dat zijn lichaam onder de deken zich als in reliëf aftekende. Zijn gezicht was ingevallen en door zijn grauwe, ongezonde tint en het vroegtijdig witte haar, leek hij aanzienlijk ouder dan hij was. Het rook er bedompt naar ziekte en Patrik bedwong de neiging om alleen door zijn mond te ademen.

Aarzelend stak hij een hand uit naar Stig om zich voor te stellen. Gösta deed hetzelfde en vervolgens keken ze de piepkleine kamer rond of ze ergens konden gaan zitten. Het voelde veel te plechtig om boven de zieke man uit te torenen. Stig tilde een grijzige hand op en wees naar de rand van zijn bed.

‘Helaas is dat het enige dat ik kan aanbieden.’ Zijn stem was droog en breekbaar, en Patrik schrok er weer van hoe zwak hij leek. Deze man was veel te ziek om thuis te zijn. Hij zou in een ziekenhuis moeten liggen. Maar dat was niet aan hem, en er woonde hier in elk geval een arts.

Patrik en Gösta gingen voorzichtig op de rand van het bed zitten. Stigs gezicht vertrok toen het bed begon te wiebelen, en Patrik bood snel zijn verontschuldigingen aan, bang dat ze hem pijn hadden gedaan. Stig wuifde Patriks woorden weg.

Patrik schraapte zijn keel. ‘Om te beginnen wil ik mijn deelneming betuigen met het verlies van je kleinkind.’ Opnieuw had zijn stem die formele klank die hij zelf verafschuwde.

Stig sloot zijn ogen en leek zich te vermannen voordat hij antwoordde. Patriks woorden leken gevoelens te hebben losgemaakt en hij worstelde om die te beheersen.

‘Technisch gezien was Sara niet mijn kleinkind. Haar opa, Charlottes vader, is acht jaar geleden overleden, maar in mijn hart was ze wel mijn kleindochter. Ik heb haar meegemaakt vanaf het moment dat ze een baby was tot…’ – hij hakkelde – ‘het eind.’ Opnieuw sloot hij zijn ogen, maar toen hij ze weer opende leek hij een soort rust te hebben gevonden.

‘We hebben met de rest van de familie gepraat om erachter te komen wat er die ochtend is gebeurd, en ik vraag me af of je iets bijzonders hebt gehoord? Weet je bijvoorbeeld hoe laat Sara van huis vertrok?’

Stig schudde zijn hoofd. ‘Ik heb sterke slaaptabletten en word meestal pas om een uur of tien wakker. En toen was ze al… weg.’ Hij sloot zijn ogen weer.

‘Toen we je vrouw vroegen of er iemand was die Sara mogelijk kwaad zou willen doen, noemde ze de buurman, Kaj Wiberg. Ben je het daarmee eens?’

‘Heeft Lilian gezegd dat Kaj Sara heeft vermoord?’ Stig keek hen ongelovig aan.

‘Nou, niet zo direct, maar ze gaf aan dat jullie buurman reden had om jullie familie kwaad te willen doen.’

Stig zuchtte diep. ‘Ik heb nooit begrepen wat er tussen die twee speelt, maar die strijd was al begonnen toen ik in beeld kwam, zelfs al voordat Lennart stierf. Ik weet eerlijk gezegd niet wie de eerste steen heeft geworpen, maar ik durf te stellen dat Lilian de ruzie net zozeer in stand houdt als Kaj. Ik heb getracht me er zoveel mogelijk buiten te houden, maar makkelijk is dat niet.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik begrijp niet waarom ze zo doet. Ik ken mijn echtgenote als een warme, compassievolle vrouw, maar als het om Kaj en zijn gezin gaat, lijkt ze een blinde vlek te hebben. Weet je, soms denk ik wel dat zij en Kaj ervan genieten. Dat ze voor die ruzies leven. Maar dat klinkt belachelijk. Waarom zou je zoiets vrijwillig doen, het heeft juridische consequenties. En het heeft ons ook een bom duiten gekost. Kaj kan zich dat wel veroorloven, maar wij hebben het niet zo breed, we zijn ten slotte alle twee gepensioneerd. Nee, hoe kan iemand steeds zo willen ruziën?’

De vraag was retorisch en Stig verwachtte ook geen antwoord.

‘Heeft het ooit tot een handgemeen tussen ze geleid?’ vroeg Patrik gespannen.

‘God verhoede zoiets,’ zei Stig met nadruk. ‘Nee, zo gek zijn ze niet.’ Hij lachte.

Patrik en Gösta keken elkaar even kort aan. ‘Maar je hebt gehoord dat Kaj eerder vandaag hier was.’

‘Ja, dat kon me echt niet ontgaan,’ zei Stig. ‘Het was een lawaai van jewelste in de keuken en hij schold behoorlijk. Maar Lilian heeft hem eruit geschopt, dus hij droop met zijn staart tussen de benen weer af.’ Hij keek Patrik aan. ‘Ik begrijp niet hoe sommige mensen in elkaar zitten. Ik bedoel, ongeacht hun eerdere problemen, denk je toch dat hij een beetje medeleven zou moeten tonen nu dit met Sara is gebeurd.’

Patrik was het met hem eens dat medeleven de afgelopen dagen de boventoon had moeten voeren, maar in tegenstelling tot Stig legde hij niet alle schuld bij Kaj. Ook Lilian gaf blijk van een angstaanjagend gebrek aan respect voor de situatie. Hij had een akelig vermoeden en vroeg door om dat bevestigd te krijgen. ‘Is Lilian boven geweest nadat Kaj hier was?’

‘Natuurlijk,’ zei Stig, die zich leek af te vragen waarom Patrik dat vroeg. ‘Ze heeft me een kopje thee gebracht en vertelde hoe brutaal Kaj was geweest.’

Nu begon Patrik te begrijpen waarom Lilian zo ongerust had gekeken toen ze zeiden dat ze met Stig wilden praten. Het was een tactische vergissing geweest haar echtgenoot te vergeten.

‘Was er iets bijzonders aan haar te zien?’ vroeg Patrik.

‘Iets bijzonders? Hoe bedoel je? Ze leek een beetje opgewonden, maar dat is ook niet zo gek.’

‘Er was niets dat erop wees dat ze in haar gezicht was geslagen?’

‘In haar gezicht geslagen? Nee, helemaal niet. Wie beweert dat?’ Stig keek verward en Patrik had bijna medelijden met hem.

‘Lilian beweert dat Kaj haar heeft mishandeld toen hij hier was. En ze heeft ons letsel laten zien, onder andere in haar gezicht, om dat te bewijzen.’

‘Maar er was niets in haar gezicht te zien toen Kaj net weg was. Ik begrijp niet…’ Stig draaide onrustig heen en weer, waardoor zijn gezicht opnieuw vertrok van de pijn.

Patrik keek grimmig en seinde met zijn ogen naar Gösta dat ze klaar waren.

‘We gaan beneden nog even met Lilian praten,’ zei hij en hij probeerde zo voorzichtig mogelijk op te staan.

‘Ja, maar wie kan dan…’

Ze lieten Stig met een verwarde uitdrukking op zijn gezicht achter. Patrik vermoedde dat Lilian nog een ernstig gesprek met haar man zou hebben als zij weg waren. Maar eerst wilde Patrik een ernstig gesprek met haar hebben.

Hij kookte inwendig toen hij de trap afliep. Het was nog maar drie dagen geleden dat Sara was gestorven en Lilian probeerde haar dood als slaghout in een futiele burenruzie te gebruiken. Het was zo… ongevoelig dat hij het nauwelijks kon bevatten. Wat hem nog het meest kwaad maakte, was het feit dat ze tijd en energie van de politie verspilde, terwijl die zich juist erop moest richten de moordenaar van haar kleinkind te vinden. Dat ze niet aan de consequenties dacht was zo gemeen en gestoord dat hij er amper woorden voor had.

Toen ze de keuken binnenkwamen, zag hij aan de uitdrukking op Lilians gezicht dat ze wist dat de slag was verloren.

‘We hebben zojuist heel interessante informatie van Stig gekregen,’ zei Patrik onheilspellend. Lilians vriendin Eva keek hen vragend aan. Ze had Lilians verhaal vermoedelijk zonder meer geslikt, maar over een paar minuten zou ze haar vriendin misschien in een heel ander licht zien.

‘Ik begrijp niet waarom jullie per se iemand moesten storen die ziek op bed ligt, maar de politie houdt tegenwoordig kennelijk nergens meer rekening mee,’ snauwde Lilian in een laatste poging de boel naar haar hand te zetten.

‘O, dat viel best mee,’ zei Gösta en hij ging rustig op een van de keukenstoelen tegenover Lilian en Eva zitten. Patrik trok de stoel ernaast naar achteren en nam ook plaats.

‘Het is een geluk dat we hem ook hebben gesproken, want hij had iets opmerkelijks te melden. Misschien kun je ons helpen door dat uit te leggen?’

Lilian vroeg niet wat voor opmerkelijks ze hadden gehoord en wachtte boos zwijgend op het vervolg. Gösta ging verder.

‘Hij zei dat je bij hem op de kamer bent geweest nadat Kaj was vertrokken en dat er geen sporen van geweld waren. Je hebt het tegen hem ook niet genoemd. Kun je dat uitleggen?’

‘Het duurt gewoon even voordat het zichtbaar is,’ mompelde Lilian in een dappere poging de situatie te redden. ‘En gezien Stigs situatie wilde ik hem ook niet bezorgd maken, dat begrijpen jullie toch wel?’

Ze begrepen maar al te goed hoe de vork in de steel zat. En dat wist Lilian ook.

Patrik nam het over. ‘Ik hoop dat je begrijpt hoe ernstig het is om een valse beschuldiging te doen.’

‘Ik heb niets verzonnen,’ vloog Lilian op. Op mildere toon zei ze: ‘Ik heb… misschien… een beetje overdreven. Maar alleen omdat hij het net zo goed wel had kunnen doen. Dat zag ik in zijn ogen!’

‘En de verwondingen die je ons liet zien?’

Ze zei niets en dat was ook niet nodig. Ze hadden al begrepen dat Lilian die zelf had veroorzaakt voordat ze kwamen. Voor het eerst begon Patrik zich af te vragen of de vrouw wel helemaal in orde was.

Lilian bleef volharden: ‘Het was alleen om te zorgen dat jullie een reden hadden om hem mee te nemen voor verhoor. Dan hadden jullie in alle rust naar bewijzen kunnen zoeken dat hij of Morgan Sara heeft vermoord. Ik weet dat een van hen het heeft gedaan, en ik wilde jullie alleen maar op gang helpen.’

Patrik keek haar ongelovig aan. Of ze was meer doelbewust dan enig ander mens die hij ooit had ontmoet, of ze was gewoon gestoord. Hoe dan ook moest aan deze onzin een eind komen.

‘We zouden het waarderen als je ons in het vervolg zelf ons werk liet doen. En jij laat de familie Wiberg verder met rust. Heb je dat begrepen?!’

Lilian knikte, maar het was duidelijk dat ze pisnijdig was. Haar vriendin had haar tijdens het hele gesprek verwonderd aangekeken, en nam nu de gelegenheid te baat om tegelijk met Patrik en Gösta te vertrekken. Die vriendschap had ongetwijfeld een deuk gekregen.

Onderweg naar het politiebureau bespraken Patrik en Gösta Lilians verzinsel niet. Het was te beklemmend.

Stig voelde een steek van onrust. Hij wist dat Lilian nu boos zou worden, maar hij wist niet goed wat hij anders had kunnen doen. Ze had er net zo uitgezien als anders toen ze op zijn kamer was geweest en hij begreep niet dat ze zou hebben gezegd dat Kaj haar had mishandeld. Over zoiets zou ze toch niet liegen?

De voetstappen op de trap klonken net zo boos als hij had gevreesd. Eventjes had hij de neiging de deken over zijn hoofd te trekken en net te doen alsof hij sliep, maar toen kwam hij tot bezinning. Zo erg kon het niet zijn. Hij had gewoon de waarheid verteld, dat moest Lilian begrijpen. Het zou trouwens wel een misverstand zijn.

Haar gezicht zei meer dan hij wilde weten. Kennelijk was ze woest op hem en Stig voelde dat hij onder haar ogen ineenkromp. Hij vond het altijd buitengewoon vervelend als ze in zo’n bui was. Hij kon niet begrijpen hoe iemand die zo lief en warm was als Lilian, bij vlagen in zo’n onaangenaam persoon kon veranderen. Plotseling vroeg hij zich af of het waar was wat de agenten hadden aangeroerd. Dat ze Kaj valselijk had beschuldigd. Vervolgens wuifde hij die gedachte weg. Als ze dit onderzochten, zouden ze er wel achter komen hoe het precies zat.

‘Kun je nou nooit eens je bek houden!’ Ze torende boven hem uit en haar scherpe toon sneed door zijn hoofd.

‘Maar lieverd, ik heb alleen maar gezegd…’

‘Je hebt gezegd wat je hebt gezien! Wilde je dat zeggen? Dat je alleen maar hebt gezegd wat je hebt gezien! Wat een geluk dat er zulke verstandige mensen zijn als jij, Stig. Eerlijke en eerzame mensen, die het geen bal kan schelen dat hun vrouw in de penarie zit. Ik dacht dat je aan mijn kant stond!’

Hij voelde de spetters op zijn gezicht toen ze haar woorden uitspuugde en herkende het verwrongen gezicht dat boven zijn hoofd zweefde nauwelijks.

‘Maar ik sta altijd aan jouw kant, Lilian. Ik wist alleen niet…’

‘Je wist het niet! Moet ik je dan alles voorkauwen, stomme idioot!’

‘Maar je had niets gezegd… Dit is gewoon een vergissing van de politie, jij zou zoiets niet verzinnen.’ Stig vocht dapper om een soort logica te vinden in de woede die op dit moment op hem was gericht. Pas nu zag hij de vlek op Lilians gezicht, die ondertussen een blauwpaarse kleur had gekregen. Zijn ogen kregen een nieuwe scherpte en hij keek haar onderzoekend aan.

‘Wat heb je daar op je gezicht zitten, Lilian? Dat had je eerder toch niet toen je hier was? Bedoel je dat de politie gelijk had? Heb je verzonnen dat Kaj je sloeg toen hij hier was?’ Zijn stem was ongelovig, maar hij zag Lilians schouders enigszins inzakken en had toen geen nadere bevestiging nodig.

‘Waarom zou je in vredesnaam zoiets stoms doen?’ Nu waren de rollen omgedraaid. Stigs stem was scherp. Lilian zeeg op de rand van het bed en begroef haar gezicht in haar handen.

‘Ik weet het niet, Stig. Ik besef nu dat het dom was, maar ik wilde alleen dat ze serieus naar Kaj en zijn gezin gingen kijken. Ik ben ervan overtuigd dat ze op de een of andere manier bij Sara’s dood betrokken zijn! Heb ik niet altijd gezegd dat die man absoluut geen grenzen kent? En die rare Morgan, die door de bosjes sloop om me te bespioneren! Waarom dóét de politie niets?’

Haar lichaam schokte van het huilen en Stig verzamelde zijn laatste krachten om ondanks zijn pijn rechtop te gaan zitten en zijn armen om zijn vrouw te slaan. Hij streek haar kalmerend over haar rug, maar zijn blik was ongerust en onderzoekend.

Toen Patrik thuiskwam, zat Erica alleen in de duisternis na te denken. Kristina was aan het wandelen met Maja en Charlotte was al een hele tijd geleden naar huis gegaan. Wat Charlotte haar had verteld, baarde haar zorgen.

Toen ze Patrik de voordeur hoorde opendoen, stond ze op om hem te begroeten.

‘Zit je hier in het donker?’ Patrik zette een paar plastic tassen met boodschappen op het aanrecht en deed wat lampen aan. Het licht prikte even in haar ogen, maar toen ze eraan gewend was ging ze moeizaam aan de keukentafel zitten en keek toe terwijl hij de boodschappen opruimde.

‘Wat is het hier netjes,’ zei hij blij terwijl hij rondkeek. ‘Het is wel fijn dat mijn moeder af en toe kan inspringen,’ ging hij verder, zich er niet van bewust dat Erica hem nu boos aankeek.

‘Ja, hartstikke fijn,’ zei ze chagrijnig. ‘Het is vast geweldig als het voor de verandering schoon en opgeruimd is als je thuiskomt.’

‘Ja, inderdaad!’ zei Patrik, zich er nog altijd niet van bewust dat hij zijn eigen graf delfde, dat met de seconde dieper werd.

‘Zorg er dan voor dat je zelf thuis bent, dan kun je de rommel zelf opruimen!’ bulderde Erica.

Patrik sprong op toen ze opeens zo luid sprak. Hij draaide zich met een verbaasd gezicht om. ‘Wat heb ik nu weer gezegd?’

Erica stond op en liep weg. Soms was hij ook zo’n oen. Ze bracht het niet op het hem uit te leggen als hij het niet uit zichzelf snapte.

Ze ging weer in de donkere woonkamer zitten en keek naar buiten. Het weer was een goede weerspiegeling van hoe ze zich vanbinnen voelde. Grijs, stormachtig, guur en koud. Verraderlijk rustige momenten die werden afgewisseld met hevige regenbuien. Ze begon te huilen. Patrik kwam naast haar op de bank zitten.

‘Sorry. Dat was stom van me. Het is vast niet makkelijk dat mijn moeder hier is.’

Ze voelde haar onderlip trillen. Ze was het huilen zo beu. Het was net alsof ze de afgelopen maanden niets anders had gedaan. Was ze er maar op voorbereid geweest dat het zo zou zijn! Het contrast met de euforie die ze na de geboorte had verwacht te voelen, was zo groot. Tijdens haar meest donkere momenten haatte ze Patrik haast omdat hij niet hetzelfde voelde als zij. Haar logische zelf zei dat dat goed was, iemand moest het gezin toch draaiende houden, maar ze had graag gehad dat hij zich even in haar situatie kon verplaatsen en begreep hoe ze zich voelde.

Alsof hij haar gedachten had gelezen, zei hij: ‘Ik had graag met je geruild, heus. Maar dat kan niet, dus nu moet je er eens mee ophouden aldoor zo verdomd dapper te zijn en me vertellen hoe je je voelt. Misschien moet je ook eens met iemand anders gaan praten, een deskundige? Bij het consultatiebureau kunnen ze ons ongetwijfeld helpen.’

Erica schudde fel haar hoofd. Haar depressie ging waarschijnlijk vanzelf wel over. Dat moest gewoon. Bovendien waren er mensen met wie het veel slechter ging.

‘Charlotte is hier vandaag geweest,’ zei ze.

‘Hoe gaat het met haar?’ vroeg Patrik stilletjes.

‘Beter, wat dat ook maar betekent.’ Ze aarzelde. ‘Zijn jullie al wat verder gekomen?’

Patrik leunde achterover en keek naar het plafond. Hij zuchtte diep voordat hij antwoord gaf: ‘Nee, helaas niet. We weten amper waar we moeten beginnen. Bovendien lijkt Charlottes gestoorde moeder het belangrijker te vinden om iets te vinden waarmee ze haar buurman dwars kan zitten, dan om ons bij ons onderzoek te helpen, dus dat maakt ons werk er niet makkelijker op.’

‘Wat heeft ze gedaan?’ vroeg Erica geïnteresseerd. Patrik vertelde in het kort wat er die dag was gebeurd.

‘Denk je dat iemand in Sara’s familie iets met haar dood te maken heeft?’ vroeg Erica stilletjes.

‘Nee, dat kan ik me moeilijk voorstellen,’ zei Patrik. ‘Bovendien hebben ze allemaal een geloofwaardige verklaring voor waar ze die ochtend waren.’

‘O ja?’ zei Erica op vreemde toon. Patrik wilde net vragen wat ze bedoelde, toen ze de voordeur hoorden en Kristina met Maja op haar arm binnenkwam.

‘Ik begrijp niet wat jullie met dit kind hebben gedaan,’ zei ze geïrriteerd. ‘Ze heeft de hele weg terug in de wagen liggen krijsen en wil maar niet rustig worden. Dat krijg je als je haar aldoor optilt wanneer ze een beetje jengelt. Jullie verwennen haar. Jij en je zus huilden nooit zo…’

Patrik onderbrak haar tirade door Maja van haar over te nemen en Erica, die aan Maja’s gehuil hoorde dat ze honger had, ging met een zucht in de fauteuil zitten, maakte haar voedings-bh open en haalde er een van melk doordrenkt en slap zoogkompres uit. Het was weer zover…

Meteen toen ze binnenkwam, voelde Monica dat er iets mis was. Kajs woede kwam haar als geluidsgolven tegemoet, en ze voelde zich opeens nog vermoeider dan ze al was. Wat was er nu weer? Ze was zijn cholerische humeur al jaren beu, maar ze kon zich hem ook niet anders herinneren. Ze waren al sinds hun tienerjaren samen en wellicht dat zijn heftige humeur toen dynamisch en aantrekkelijk had geleken. Ze wist het niet eens meer. Niet dat het iets uitmaakte, het leven was gelopen zoals het was gelopen. Ze was zwanger geraakt, ze waren getrouwd. Morgan was geboren en vervolgens hadden de dagen elkaar opgevolgd. Ze hadden al jaren geen seks meer en ze was al lang geleden naar een eigen slaapkamer verhuisd. Misschien was er wel een ander leven dan dit, maar dit was toch bekend en vertrouwd. Ze had weleens met de gedachte gespeeld te gaan scheiden, en op een bepaald moment, zo’n twintig jaar geleden, had ze zelfs stiekem haar koffers gepakt en was bijna met Morgan vertrokken. Maar vervolgens had ze bedacht dat ze eerst nog even voor Kaj wilde koken, een paar overhemden zou strijken en een wasje moest draaien zodat ze geen stapel vuile was achterliet, en voordat ze er erg in had gehad, had ze haar koffers weer uitgepakt.

Monica liep naar de keuken, want ze wist dat hij daar zou zijn. Daar zat hij altijd als hij opgewonden was. Misschien omdat hij daar toezicht kon houden op degene over wie hij zich meestal opwond. Nu had hij het gordijn iets opengetrokken, zodat hij door een spleet naar de buren kon kijken.

‘Hoi,’ zei Monica, maar ze kreeg geen beschaafd antwoord terug. In plaats daarvan stak Kaj een lange, hatelijke tirade af.

‘Weet je wat dat mens vandaag heeft gedaan?’ Hij wachtte niet op een antwoord en Monica was ook niet van plan er een te geven. ‘Ze heeft de politie op me afgestuurd, omdat ik haar zou hebben mishandeld! Ze had ze wat plekken laten zien die ze zelf had veroorzaakt en beweerde dat ik haar had geslagen. Dat mens is compleet gestoord!’

Monica was naar de keuken gegaan met de intentie zich niet in Kajs meest recente twist te laten meesleuren, maar dit was veel erger dan ze had verwacht en tegen haar zin voelde ze een boosheid in zich opkomen. Maar eerst moest ze zichzelf geruststellen. ‘En je weet zeker dat je haar niet hebt aangevallen, Kaj? Je kunt nogal opvliegend zijn…’

Kaj keek haar aan alsof ze gek was geworden. ‘Wat zeg je me nou! Denk je echt dat ik zo stom ben dat ik haar op die manier in de kaart speel? Ik zou haar graag een pak rammel geven, maar ik snap heus wel wat ze dan zou doen. Ik ben naar haar toe gegaan en heb haar gezegd wat ik van haar vond, maar ik heb haar met geen vinger aangeraakt!’

Monica zag dat hij de waarheid sprak en voelde haar ogen ook hatelijk naar de buren gaan. Kon Lilian hen maar met rust laten!

‘En toen? Geloofde de politie haar leugens?’

‘Nee, goddank slaagden ze er op de een of andere manier in vast te stellen dat ze loog. Ze zouden met Stig gaan praten, en ik denk dat hij haar verhaal heeft ontkracht. Maar het scheelde geen haar.’

Ze ging tegenover haar man aan de keukentafel zitten. Zijn gezicht was paarsrood en hij trommelde nijdig met zijn vingers op de tafel.

‘Moeten we niet gewoon de handdoek in de ring gooien en verhuizen? Zo kan het toch niet langer.’ Haar smeekbede was allerminst nieuw, maar ze zag altijd dezelfde vastberadenheid in de ogen van haar man.

‘Geen denken aan. Dat heb ik je al gezegd. Zij zal mij nooit uit mijn huis verdrijven, die voldoening gun ik haar niet.’

Hij sloeg met zijn vuist op tafel om zijn woorden kracht bij te zetten, maar dat was niet nodig geweest. Monica had zijn antwoord al zo vaak gehoord. Ze wist dat het geen zin had. En als ze heel eerlijk was, gunde ze Lilian die overwinning evenmin. Niet na alles wat ze over Morgan had gezegd.

De gedachte aan haar zoon bood haar de gelegenheid het gesprek op een ander onderwerp te brengen. ‘Heb jij Morgan vandaag gezien?’

Kaj liet het huis van de Florins onwillig met zijn ogen los en mompelde: ‘Nee, had dat gemoeten? Hij komt dat huisje nooit uit, dat weet je.’

‘Ik dacht dat je misschien even bij hem was langsgegaan om te kijken hoe het met hem gaat.’ Ze wist dat het een utopie was, maar kon het niet laten hoop te koesteren. Morgan was tenslotte zijn zoon.

‘Waarom zou ik?’ snoof Kaj. ‘Als hij ons wil zien, kan hij hierheen komen.’ Hij stond op. ‘Wordt het nog wat met het eten of hoe zit dat?’

Stil stond Monica eveneens op en begon met de voorbereidingen voor het avondeten. Een paar jaar geleden had ze nog gedacht dat Kaj wel voor het eten kon zorgen als hij toch thuis was, maar nu kwam die gedachte niet eens meer in haar op. Alles was zoals het altijd was geweest. En zou blijven.