Strömstad 1923
Het was niet de eerste keer dat ze stiekem het huis verliet. Het was ook zo makkelijk. Ze hoefde alleen maar het raam open te doen, op het dak te stappen en naar beneden te klauteren via de dichte kroon van de boom die vlak naast het huis stond. Het klimmen was geen punt. Na ampele overwegingen had ze echter afgezien van een rok, want die kon daarbij in de weg zitten. Nu droeg ze een nauwsluitende broek met smalle pijpen.
Het was alsof ze door een grote golf werd voortgestuwd, die ze niet kon en niet wilde weerstaan. Het was zowel beangstigend als prettig zulke sterke gevoelens voor iemand te hebben en ze besefte dat de vluchtige verliefdheden die ze vroeger serieus had genomen maar kinderspel waren geweest. Wat ze nu ervoer, waren de gevoelens van een vrouw, en die waren machtiger dan ze ooit had kunnen vermoeden. Tijdens de vele uren die ze sinds die ochtend had nagedacht, was ze helder genoeg geweest om te beseffen dat een groot deel van de hitte in haar borst werd veroorzaakt door haar verlangen naar een verboden vrucht. Maar wat de oorzaak ook was, dit was wat ze voelde en ze was het niet gewend zichzelf iets te weigeren. Ze was dan ook niet van zins daar nu mee te beginnen. Eigenlijk had ze geen plan. Ze wist alleen wat ze wilde hebben en ze wist dat ze het nu wilde. Met consequenties had ze nooit rekening hoeven houden en alles was altijd op zijn pootjes terechtgekomen, dus waarom zou dat dan nu niet het geval zijn?
Dat hij haar niet zou willen, kwam zelfs niet in haar op. Ze was nog nooit een man tegengekomen die zij onverschillig liet. Mannen waren als appels, en ze hoefde alleen haar hand maar uit te steken om ze te plukken. Toch was ze geneigd toe te geven dat deze appel wellicht een iets groter risico met zich meebracht dan de andere. Zelfs de getrouwde mannen die ze buiten het medeweten van haar vader had gekust en in sommige gevallen had toegestaan verder te gaan, waren veiliger geweest dan de man die ze weldra zou ontmoeten. Zij hadden altijd tot dezelfde klasse behoord als zij, en hoewel het in eerste instantie tot een schandaal zou hebben geleid als haar ontmoetingen met hen aan het licht waren gekomen, zou er vrij snel een zekere clementie zijn betracht. Maar een man uit de arbeidersklasse. Een steenhouwer. Dat had waarschijnlijk niemand kunnen bevroeden. Dat gebeurde gewoon niet.
Maar ze was de mannen uit haar eigen klasse beu. Zonder ruggengraat, bleek en met slappe hand en schelle stem. Geen van hen was een vent zoals de man die ze vandaag had ontmoet. Ze huiverde bij de herinnering aan zijn eeltige handen tegen haar huid.
Het was niet makkelijk geweest te achterhalen waar hij woonde. Niet zonder argwaan te wekken. Maar een kijkje in de loonpapieren tijdens een onbewaakt moment had haar het adres opgeleverd en vervolgens had ze door voorzichtig naar binnen te gluren, kunnen achterhalen welk raam van hem was.
Bij het eerste steentje werd er niet gereageerd en ze wachtte even, bang om de vrouw te wekken van wie hij de kamer huurde. Maar in het huis was geen enkele beweging te zien. Ze bewonderde zichzelf in het ragfijne maanlicht. Ze had eenvoudige, donkere kleren uitgezocht om geen al te groot contrast met hem te vormen, en om die reden had ze ook haar haar gevlochten en het op haar hoofd vastgezet in een eenvoudig kapsel zoals je dat bij arbeidersvrouwen vaak zag. Tevreden met het resultaat pakte ze nog een steentje van het grindpad en gooide het tegen het raam. Nu zag ze in de duisternis iets bewegen en haar hart maakte een sprongetje. De bekoring van de jacht pompte de adrenaline door haar lichaam en Agnes voelde dat ze bloosde. Toen hij vragend het raam opendeed, sloop ze achter de sering die het raam gedeeltelijk bedekte en haalde diep adem. De jacht kon beginnen.
Met een zwaar hart en zware voetstappen stapte hij Mellbergs kamer uit. Oude klootzak! was de luid en duidelijk geformuleerde gedachte die in hem opkwam. Hij begreep heel goed dat de hoofdinspecteur hem alleen maar met Ernst had opgezadeld om hem te pesten. Als het niet zo verdomde tragisch was, zou het bijna komisch zijn, zo belachelijk was het.
Patrik liep naar Martins kamer en uit zijn hele lichaamshouding bleek dat het allemaal niet zo was gegaan als ze hadden gepland.
‘Wat zei hij?’ vroeg Martin met duistere vermoedens in zijn stem.
‘Hij heeft je helaas nodig. Je moet doorgaan met die autozaak. Kennelijk kon hij Ernst wel zonder problemen missen.’
‘Dat meen je niet,’ zei Martin zacht omdat de Patrik de deur niet achter zich had dichtgedaan. ‘Lundgren en jij moeten samenwerken?’
Patrik knikte somber. ‘Daar lijkt het op. Als we wisten wie de moordenaar was, zouden we een felicitatietelegram kunnen sturen. Dit onderzoek dreigt hopeloos vast te lopen als ik Ernst er niet zoveel mogelijk buiten weet te houden.’
‘Shit!’ zei Martin en Patrik kon niet anders dan instemmen. Na een korte stilte stond hij met zijn handen tegen zijn dijen op en probeerde wat enthousiasme op te brengen. ‘Oké, ik moet maar aan de slag gaan.’
‘Waar wil je beginnen?’
‘Als eerste zal ik de ouders van het meisje over de laatste ontwikkelingen moeten informeren en ze voorzichtig wat vragen stellen.’
‘Neem je Ernst mee?’ vroeg Martin sceptisch.
‘Tja, ik wilde eigenlijk proberen in mijn eentje weg te gaan. Hopelijk heb ik nog wat uitstel voordat ik hem moet vertellen dat hij een nieuwe partner heeft.’
Maar toen hij de gang in liep, zag hij dat Mellberg zijn plannen had gedwarsboomd.
‘Hedström!’ Ernsts stem, zeurderig en luid, sneed hem door de oren.
Even overwoog Patrik om terug te hollen naar Martins kamer en zich daar te verstoppen, maar hij weerstond de kinderlijke impuls. Eén persoon in dit nieuwe team moest zich toch als een volwassene gedragen.
‘Hier!’ Hij gebaarde luchtig naar Lundgren, die aan kwam stormen. Hij bood geen fraaie aanblik: lang en mager, en voortdurend met een ontevreden uitdrukking op zijn gezicht. Wat hij het beste beheerste was hielenlikken bij zijn superieuren en trappen naar zijn ondergeschikten; voor echt politiewerk had hij geen aanleg, noch de wil om het te doen. Na het incident afgelopen zomer vond Patrik het bovendien regelrecht gevaarlijk om met hem te maken te hebben vanwege zijn onbezonnen gedrag en zijn wens om te schitteren. En nu was hij zelf genoodzaakt Lundgren op sleeptouw te nemen. Met een diepe zucht liep hij hem tegemoet.
‘Ik heb net met Mellberg gesproken. Hij zei dat het wichtje is vermoord en dat we samen het onderzoek leiden.’
Patrik keek ongerust. Hij hoopte toch echt dat Mellberg niet achter zijn rug om had gehandeld. ‘Volgens mij zei Mellberg dat ik het onderzoek zou leiden en dat jij met mij zou samenwerken. Is het niet?’ vroeg Patrik met zijdezachte stem.
Lundgren sloeg zijn blik neer, maar Patrik zag nog net een glimp van afschuw in zijn ogen. Lundgren had gewoon een kansje gewaagd. ‘Ja, misschien heb je wel gelijk,’ zei hij boos. ‘Nou, waar beginnen we – baas…?’ Ernst zei het laatste woord met diepe verachting en Patrik balde zijn vuisten van frustratie. Hij had nog geen vijf minuten met Lundgren samengewerkt, of hij kon hem al wurgen.
‘Kom, dan gaan we naar mijn kamer.’ Hij liep zelf vooruit en ging achter zijn bureau zitten. Ernst nam tegenover hem plaats, met zijn lange benen voor zich uit gestoken.
Tien minuten later had Ernst alle informatie gekregen en pakten ze hun jas om naar Sara’s ouders te gaan.
De reis naar Fjällbacka vond in diepe stilte plaats. Geen van beiden had de ander iets te zeggen. Toen ze de heuvel en de oprit opreden, herkende hij de kinderwagen direct. Zijn eerste gedachte was, shit! Maar algauw kwam hij daarvan terug. Misschien was het goed voor het gezin als Erica er was. In elk geval voor Charlotte. Om haar maakte hij zich het meest zorgen, hij had geen idee hoe zij het nieuws zou opvatten. Mensen reageerden zo verschillend. Hij had meegemaakt dat familieleden het beter hadden gevonden dat degene van wie ze hielden was vermoord dan dat de dood het gevolg was van een ongeluk. Dan konden ze iemand de schuld geven en hun verdriet ergens aan ophangen. Maar hij wist niet of dat ook voor Sara’s ouders gold.
Met Ernst in zijn kielzog liep Patrik naar de deur en hij klopte voorzichtig aan. Charlottes moeder deed open en hij zag dat ze van slag was. Ze had rode vlekken in haar gezicht en haar ogen hadden een staalachtige uitdrukking die Patrik deed hopen dat hij nooit een aanvaring met haar zou hebben.
Lilian herkende Patrik en deed zichtbaar moeite om zichzelf in toom te houden. Haar gezicht kreeg een vragende uitdrukking. ‘Politie?’ vroeg ze en ze deed een pas opzij om hen binnen te laten.
Patrik wilde net zijn collega aan haar voorstellen, toen Ernst zei: ‘We kennen elkaar.’ Ernst knikte naar Lilian, die terugknikte.
O ja, dacht Patrik, natuurlijk. Dankzij alle aangiften die tussen Lilian en haar buren heen en weer waren gevlogen, moesten de meeste agenten van het bureau haar ondertussen kennen. Maar vandaag kwamen ze voor een ernstiger kwestie dan een futiele burenruzie.
‘Mogen we even binnenkomen?’ vroeg Patrik. Lilian knikte en ging hen voor naar de keuken, waar Niclas aan tafel zat, ook met rode wangen van boosheid. Patrik keek zoekend waar Charlotte en Erica waren. Niclas zag zijn blik en zei: ‘Erica helpt Charlotte met douchen.’
‘Hoe gaat het met Charlotte?’ vroeg Patrik, terwijl Lilian koffie voor Ernst en hem inschonk en de kopjes voor hen op de keukentafel zette.
‘Ze was compleet afwezig. Maar Erica’s komst heeft wonderen verricht. Het is voor het eerst dat ze doucht en schone kleren aantrekt sinds…’ – hij aarzelde – ‘het is gebeurd.’
Patrik voerde inwendig een strijd. Zou hij afzonderlijk met Niclas en Lilian praten en Erica vragen voor Charlotte te zorgen, of was Charlotte sterk genoeg om erbij te kunnen zijn? Hij koos voor het tweede alternatief. Als ze nu op de been was en ook nog eens de steun van haar familie had, dan zou het goed moeten gaan. Bovendien was Niclas arts.
‘Wat willen jullie?’ vroeg Niclas verward en hij keek vragend van Ernst naar Patrik en weer terug.
‘Ik denk dat we beter kunnen wachten tot Charlotte erbij is.’
Zowel Lilian als Niclas nam daar genoegen mee, al wisselden ze wel snel een moeilijk te duiden blik. Vijf minuten verstreken in stilte. Over koetjes en kalfjes praten leek onder deze omstandigheden niet gepast.
Patrik keek de keuken rond. Die was gezellig, maar stond kennelijk onder toezicht van een enorm pietje-precies. Alles was glimmend schoon en stond perfect in rijen. Heel anders dan de keuken van Erica en hem, waar de gootsteen één grote chaos was en de afvalbak uitpuilde van alle verpakkingen van magnetronmaaltijden. Vervolgens hoorde hij een deur en even later stonden Erica met een slapende Maja op haar arm en een net gedouchte Charlotte in de deuropening. De verbaasde uitdrukking op Erica’s gezicht maakte al snel plaats voor bezorgdheid en ze bood Charlotte haar vrije arm, terwijl ze haar vriendin naar een keukenstoel dirigeerde. Patrik wist niet hoe Charlotte er eerst had uitgezien, maar nu had ze een beetje kleur in haar gezicht en haar ogen stonden helder; ze leek niet onder invloed van medicijnen te zijn.
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg ze, met een stem die nog steeds krakerig was na meerdere dagen afwisselend geschreeuwd en gezwegen te hebben. Ze keek Niclas aan, die zijn schouders ophaalde om aan te geven dat hij het ook nog niet wist.
‘We wilden op jou wachten met…’ Woorden schoten Patrik te kort en hij zocht naar een goede manier om zijn boodschap naar voren te brengen. Ernst hield goddank zijn mond en liet Patrik alles afhandelen.
‘We hebben nieuwe informatie over Sara’s dood.’
‘Zijn jullie meer te weten gekomen over het ongeluk? Wat?’ vroeg Lilian geschokt.
‘Het lijkt erop dat het geen ongeluk was.’
‘Hoezo, het lijkt erop? Was het een ongeluk of was het geen ongeluk?’ vroeg Niclas met duidelijke frustratie.
‘Het was geen ongeluk. Sara is vermoord.’
‘Vermoord, hoe dan? Ze is toch verdronken?’ Charlotte leek verward en Erica pakte haar hand. Maja lag nog steeds op Erica’s arm te slapen, zich niet bewust van wat zich om haar heen afspeelde.
‘Ze is wel door verdrinking gestorven, maar niet in zee. De patholoog-anatoom heeft geen zeewater in haar longen aangetroffen zoals hij verwachtte, maar zoet water, waarschijnlijk uit een badkuip.’
De stilte rond de tafel was explosief. Patrik keek bezorgd naar Charlotte, en Erica zocht met grote, ongeruste ogen de zijne.
Patrik begreep dat de familie in een shock verkeerde en hij begon voorzichtig vragen te stellen om ze terug te halen naar de realiteit. Hij meende dat dat op dit moment het beste was. In elk geval hoopte hij dat. Hoe dan ook was het zijn werk om hen te verhoren, dus hij moest dat doen, zowel voor Sara als voor haar familie.
‘Dus nu moeten we nauwkeurig doornemen wat Sara die ochtend precies deed. Wie van jullie heeft haar het laatst gezien?’
‘Ik,’ zei Lilian. ‘Ik heb haar als laatste gezien. Charlotte lag in de kelder te rusten en Niclas was naar zijn werk, dus ik paste even op de kinderen. Even na negenen zei Sara dat ze naar Frida ging. Ze trok zelf haar jas en schoenen aan en vervolgens ging ze naar buiten. Ze zwaaide voordat ze wegliep,’ zei Lilian op een lege, mechanische toon.
‘Kun je iets preciezer zijn dan even na negenen? Was het twintig over? Vijf over? Hoe dicht bij negenen was het? Elke minuut telt,’ zei Patrik.
Lilian dacht na. ‘Ik denk dat het ongeveer tien over negen was. Maar ik weet het niet helemaal zeker.’
‘Oké, we zullen bij de buren navragen of iemand iets heeft gezien, misschien kunnen we op die manier het tijdstip bevestigd krijgen.’ Hij maakte een notitie in zijn boekje en ging verder: ‘Daarna heeft niemand haar gezien?’
Ze schudden hun hoofd.
Ernst vroeg bars: ‘Wat deed de rest van jullie op dat tijdstip?’
Inwendig vertrok Patrik zijn gezicht en hij vervloekte de ondiplomatieke verhoormethoden van zijn collega. ‘Wat Ernst bedoelt, is dat we jou en Charlotte standaard hetzelfde moeten vragen, Niclas. Dat is standaard, zoals gezegd, alleen om jullie zo snel mogelijk uit het onderzoek te kunnen elimineren.’
Het leek of zijn poging om wat milder te klinken dan zijn collega effect had. Niclas en Charlotte antwoordden zonder van slag te raken en leken Patriks uitleg over de ongemakkelijke vraag te accepteren.
‘Ik was op mijn werk,’ zei Niclas. ‘Ik moest om acht uur beginnen.’
‘En jij, Charlotte?’ vroeg Patrik.
‘Zoals mijn moeder al zei, lag ik in de kelder te rusten. Ik had migraine,’ antwoordde ze met verwonderde stem alsof ze zich erover verbaasde dat ze dat een paar dagen geleden als een groot probleem in haar leven had beschouwd.
‘Stig was ook thuis. Hij lag boven te rusten. Hij is al een aantal weken bedlegerig,’ zei Lilian ter verduidelijking. Ze leek nog steeds geïrriteerd over het feit dat Patrik en Ernst naar het doen en laten van haar familie durfden te vragen.
‘Ja, Stig. We moeten op een gegeven moment ook met hem praten, maar dat kan waarschijnlijk wel even wachten,’ zei Patrik, die moest bekennen dat hij Lilians echtgenoot totaal was vergeten.
Er viel een nieuwe stilte. Uit een van de kamers klonk het gehuil van een kind en Lilian stond op om Albin te halen, die tot nu toe net als Maja door alle commotie heen was geslapen. Hij zag er slaapdronken uit en keek zoals altijd ernstig toen hij op de arm van zijn oma de keuken in kwam. Lilian ging weer op haar stoel zitten en liet haar kleinkind met de gouden ketting om haar hals spelen.
Ernst leek nog meer vragen te willen stellen, maar een waarschuwende blik van Patrik weerhield hem ervan. Patrik ging zelf voorzichtig verder: ‘Is er iemand, wie dan ook, van wie jullie weten dat die Sara kwaad had willen doen?’
Charlotte keek hem ongelovig aan en zei met haar krakerige stem: ‘Wie zou Sara nou kwaad willen doen? Ze was nog maar zeven.’ Haar stem brak, en ze deed zichtbaar moeite om haar zelfbeheersing niet te verliezen.
‘Dus jullie weten geen motief? Er is niemand die jullie kwaad heeft willen doen, niets in die trant?’
Na de laatste vraag liet Lilian haar stem weer horen. De rode vlekken van boosheid die ze in haar gezicht had gehad toen Patrik en Ernst kwamen, vlamden weer op.
‘Iemand die ons kwaad wil doen. Ja, die is er wel. Er is maar één iemand die aan die beschrijving voldoet, en dat is onze buurman, Kaj. Hij haat onze familie en doet al jaren al het mogelijke om ons leven tot een hel te maken.’
‘Doe niet zo raar, mama,’ zei Charlotte. ‘Jij en Kaj maken al jaren met elkáár ruzie. Waarom zou hij Sara iets willen aandoen?’
‘Die man is overal toe in staat. Het is een psychopaat, dat kan ik je wel zeggen. Kijk ook maar eens naar zijn zoon, Morgan. Die spoort niet helemaal, en dat soort mensen kan zich van alles in het hoofd halen. Kijk maar eens naar wat die psychiatrische gevallen die weer op straat worden gezet, uitspoken! Als iemand verstandig was geweest, hadden ze hem ook opgesloten!’
Niclas legde zijn hand op haar arm om haar tot bedaren te brengen. Maar het had geen effect. Albin piepte onrustig toen hij de toon in hun stemmen hoorde.
‘Kaj haat me, puur en alleen omdat hij eindelijk iemand is tegengekomen die hem durft tegen te spreken. Hij denkt dat hij belangrijk is omdat hij directeur is geweest en veel geld heeft. Daarom verwacht hij ook dat hij en zijn vrouw hier als een soort royals behandeld worden. Hij kent geen mededogen, dus als het om die vent gaat, acht ik niets onmogelijk!’
‘Hou op, mama!’ Charlottes stem had een nieuwe scherpte en ze keek haar moeder boos aan. ‘Maak nou geen scène!’
Na de uitbarsting van haar dochter hield Lilian haar mond en kneep haar kaken nijdig op elkaar. Ze durfde haar dochter niet tegen te spreken.
‘Dus’ – Patrik aarzelde, licht geschrokken van Lilians uitval – ‘behalve jullie buurman kennen jullie niemand die het op jullie familie gemunt heeft?’
Ze schudden allemaal hun hoofd. Patrik sloeg zijn boekje dicht.
‘Goed, dan hebben we op dit moment geen vragen meer. Laat me nogmaals zeggen dat ik heel erg met jullie meeleef.’
Niclas knikte en stond op om de beide politiemannen uit te laten. Patrik wendde zich tot Erica.
‘Blijf jij hier of wil je een lift naar huis?’
Met haar blik vast op Charlotte gericht, antwoordde Erica: ‘Ik blijf nog even.’
Eenmaal buiten moest Patrik eerst even stilstaan om diep adem te halen.
Een verdieping lager hoorde hij stemgeluiden op en neer gaan. Hij vroeg zich af wie er langs was gekomen. Zoals gewoonlijk nam niemand de moeite om hem te vertellen wat er aan de hand was. Misschien was dat maar goed ook. Als hij eerlijk was, wist hij niet of hij het wel kon opbrengen om zich met alle details van het gebeurde bezig te houden. In zekere zin was het prettiger hierboven in bed te liggen, als in een eigen cocon, en zijn hersenen in alle rust de gevoelens te laten verwerken die Sara’s dood hadden opgeroepen. Zijn ziekte maakte het op de een of andere wonderlijke manier makkelijker om met het verdriet om te gaan. De fysieke pijn vroeg voortdurend om aandacht en verdrong een deel van de emotionele pijn.
Stig draaide zich moeizaam om en staarde nietsziend naar de muur. Hij had van het meisje gehouden alsof ze zijn eigen kleinkind was geweest. Natuurlijk had hij gezien dat ze humeurig kon zijn, maar dat was ze nooit als ze bij hem langskwam. Het was alsof ze instinctief wist wat hem mankeerde en respect had voor de ziekte en voor hem. Waarschijnlijk had zij als enige geweten hoe slecht het met hem was gesteld. Tegenover de anderen deed hij zijn best om niet te laten zien hoezeer hij werd gekweld. Zowel zijn vader als zijn grootvader was een erbarmelijke en vernederende dood gestorven in een overvolle ziekenhuiskamer, en hij deed wat hij kon om dat te vermijden. Dus tegenover Lilian en Niclas slaagde hij er altijd in zijn laatste energiereserves aan te spreken en een relatief beheerste façade te tonen. En het was alsof de ziekte hem ook hielp om uit het ziekenhuis te blijven. Met regelmatige tussenpozen ging het beter met hem; hij was dan wellicht iets vermoeider en zwakker dan anders, maar wel in staat om in het dagelijkse leven te functioneren. Vervolgens werd hij echter altijd weer ziek en moest hij een paar weken het bed houden. Niclas was er steeds bezorgder uit gaan zien, maar gelukkig wist Lilian hem er nog steeds van te overtuigen dat hij thuis het beste af was.
Lilian was waarlijk een godsgeschenk. Natuurlijk hadden ze in de ruim zes jaar dat ze getrouwd waren wel onenigheid gehad en ze kon af en toe een heel harde vrouw zijn, maar het was net alsof haar beste en zachtste kanten naar boven kwamen als ze hem verzorgde. Sinds hij ziek was, hadden ze een buitengewoon symbiotische relatie. Zij vond het heerlijk om voor hem te zorgen, en hij vond het heerlijk om door haar verzorgd te worden. Nu kon hij zich maar moeilijk voorstellen dat ze bijna elk huns weegs waren gegaan. Niets zo slecht of het brengt wel iets goeds, zei hij vaak tegen zichzelf. Maar dat was voordat het ergst denkbare kwaad hen had getroffen. Daarin kon hij niets goeds ontdekken.
Het meisje had begrepen hoe hij ervoor stond. Haar zachte hand tegen zijn wang had een warmte achtergelaten die hij nog steeds kon voelen. Ze had vaak op de rand van zijn bed gezeten en verteld wat er die dag was gebeurd. Hij had geknikt en ernstig geluisterd. Hij had haar niet als een kind behandeld, maar als een gelijke. Dat had ze gewaardeerd.
Dat ze weg was, was onbegrijpelijk.
Hij sloot zijn ogen en liet zich wegvoeren op een nieuwe, sterke pijngolf.