Göteborg 1958
Het was op een dinsdag dat haar leven zijn absolute dieptepunt bereikte. Een koude, grijze, mistige novemberdinsdag, die voor eeuwig in haar geheugen geprent zou staan. Al herinnerde ze zich niet zoveel details. Ze herinnerde zich vooral dat vrienden van haar vader kwamen vertellen dat Moeder iets vreselijks had gedaan en dat ze met de vrouw van Maatschappelijk Werk mee moest gaan. Ze had aan hun gezichten gezien dat ze zich schuldig voelden omdat ze haar niet voor een paar dagen meenamen naar hun eigen huis, maar kennelijk wilde geen van Vaders deftige vrienden zo’n onsmakelijke vetzak als zij in huis hebben. Omdat ze verder geen familie had, moest ze dus een tas met de meest noodzakelijke spullen inpakken en met het kleine vrouwtje meegaan dat haar kwam halen.
De jaren die volgden, herinnerde ze zich alleen in haar dromen. Het waren geen echte nachtmerries, eigenlijk had ze niet veel te klagen over de drie pleeggezinnen waar ze tot haar achttiende woonde. Maar ze gaven haar het verterende gevoel dat ze niets voor iemand betekende, dat ze niet meer dan een curiositeit was. Want dat werd je als je veertien, obsceen vet en de dochter van een moordenares was. De verschillende pleegouders hadden geen zin of puf om het meisje te leren kennen dat Maatschappelijk Werk aan hen had toevertrouwd, maar ze roddelden wel over haar moeder als hun nieuwsgierige vrienden en kennissen op bezoek kwamen om zich aan haar te vergapen. Ze haatte hen allemaal.
Maar ze haatte vooral Moeder. Ze haatte haar omdat ze door haar in de steek was gelaten. Omdat ze in vergelijking met een man zo weinig betekende dat Moeder bereid was alles voor hem op te offeren, maar niets voor haar. Als ze eraan dacht wat zij voor Moeder had opgeofferd, voelde de vernedering nog zwaarder. Moeder had haar alleen gebruikt, dat begreep ze nu. Toen ze veertien was, begreep ze ook wat ze al veel eerder had moeten begrijpen. Dat Moeder nooit van haar had gehouden. Ze had geprobeerd zichzelf voor te houden dat wat Moeder zei, waar was. Dat Moeder deed wat ze deed omdat ze van haar hield. De klappen, de kelder en de lepels Nederigheid. Maar zo was het niet geweest. Moeder had ervan genoten haar pijn te doen, ze had haar veracht en haar achter haar rug om uitgelachen.
Daarom had Mary besloten slechts één ding van huis mee te nemen. Ze had een uur in het appartement mogen rondlopen om wat spulletjes uit te kiezen, de rest zou worden verkocht, net als het appartement zelf. Ze had door de kamers gelopen, de herinneringen langs zien komen: Vader in zijn fauteuil met zijn bril op het puntje van zijn neus, diep verzonken in een krant, Moeder aan haar toilettafel, bezig zich mooi te maken voor een feest, zijzelf, naar de keuken sluipend op zoek naar iets eetbaars. Alle beelden kwamen over haar heen als in een krankzinnige caleidoscoop en ze voelde haar maag onrustig bewegen. Een tel later rende ze naar de wc waar ze overgaf; het was een stinkende kledderige brij met een scherpe lucht die haar ogen deed tranen. Snotterend veegde ze met de achterkant van haar hand haar mond af, ging met haar rug tegen de muur zitten en huilde met haar hoofd tussen haar knieën.
Toen ze het appartement verliet, nam ze slechts één ding mee. Het blauwe houten kistje. Vol Nederigheid.
Niemand had er bezwaar tegen gehad dat hij een vrije dag nam. Aina had zelfs gemompeld dat het de hoogste tijd was dat hij dat deed en daarna had ze alle afspraken voor die dag afgezegd.
Niclas kroop over de vloer en zat achter Albin aan, die van hot naar her bewoog tussen de spullen op de vloer, nog steeds in zijn pyjama hoewel het al na twaalven was. Maar dat gaf niets. Zo’n dag was het vandaag en hij had zelf ook nog steeds het T-shirt en de joggingbroek aan waarin hij had geslapen. Albin lachte zo vrolijk dat Niclas nog sneller achter hem aan kroop en nog meer met hem stoeide.
Hij voelde een steek in zijn hart toen hij zich realiseerde dat hij zich niet kon herinneren dat hij op dezelfde manier achter Sara aan had gekropen. Hij had het te druk gehad. Was te vol geweest van zichzelf en alles wat hij wilde doen en bereiken. Enigszins superieur had hij het spelen en dollen aan Charlotte overgelaten, dat deed ze namelijk heel goed, maar nu vroeg hij zich voor het eerst af of hij daar wel goed aan had gedaan. Hij werd overvallen door een inzicht, stopte abrupt met spelen en hield zijn adem in. Hij wist niet wat Sara’s lievelingsspeelgoed was geweest. Of naar welk kinderprogramma ze het liefst had gekeken, of ze het liefst met een blauw of een rood krijtje had getekend. Wat haar lievelingsvak op school was geweest, of uit welk boek ze ’s avonds het liefst werd voorgelezen. Hij wist niets essentieels over zijn eigen dochter. Absoluut niets. Als je bedacht hoe weinig hij over haar wist, had ze net zo goed het kind van de buren geweest kunnen zijn. Het enige dat hij gedacht had over haar te weten, was dat ze lastig, obstinaat en agressief was. Dat ze haar broertje pijn deed, dingen in huis kapotmaakte en met haar schoolkameraadjes vocht. Maar niets van dat alles was Sara geweest, het waren alleen dingen die ze deed.
Toen hij zich dat realiseerde, kroop hij gekweld op de vloer ineen. Nu was het te laat om haar te leren kennen. Ze was weg.
Albin leek te voelen dat er iets mis was. Hij stopte met zijn wilde geroep en kroop als een klein dier dicht tegen Niclas aan. Zo lagen ze daar, naast elkaar.
Een paar minuten later werd er aan de deur gebeld. Niclas schrok en Albin keek onrustig om zich heen.
‘Er is niets aan de hand,’ zei Niclas tegen hem. ‘Waarschijnlijk een mevrouw of meneer die iets wil verkopen.’
Hij tilde zijn zoon op en ging opendoen. Daar stond Patrik met een paar onbekende mannen achter zich.
‘Wat is er nu weer?’ zei Niclas vermoeid.
‘We hebben een huiszoekingsbevel,’ zei Patrik en hij overhandigde een document als bewijs.
‘Jullie zijn hier toch al geweest?’ zei Niclas vragend terwijl hij het document vluchtig doorlas. Toen hij halverwege was, werden zijn ogen wijder en hij keek Patrik vragend aan. ‘Wat is dit verdomme? Een poging om Stig Florin te vermoorden? Dit moet een grap zijn.’
Maar Patrik lachte niet. ‘Helaas. Hij wordt op dit moment behandeld voor een arsenicumvergiftiging. Het had niet veel gescheeld of hij had de nacht niet gehaald.’
‘Een arsenicumvergiftiging?’ zei Niclas op een domme toon. ‘Maar hoe…?’ Hij kon nog steeds niet goed bevatten wat er gebeurde en bleef stil in de deuropening staan.
‘Dat willen we nu uitzoeken. Dus als je zo vriendelijk wilt zijn ons binnen te laten…’
Zonder iets te zeggen deed Niclas een pas opzij. De mannen achter Patrik pakten hun tassen en uitrusting en stapten met een verbeten gezicht over de drempel.
Patrik bleef bij Niclas in de gang staan en leek even te aarzelen voordat hij weer iets zei: ‘We hebben ook toestemming gekregen om Lennarts graf te openen. Waarschijnlijk zijn ze daar al mee bezig.’
Niclas merkte dat zijn mond openstond. Wat er gebeurde, was te onwerkelijk om te kunnen begrijpen.
‘Waarom…? Wat…? Wie…?’ stamelde hij.
‘We kunnen nog niet alles vertellen, maar we hebben goede redenen om aan te nemen dat hij ook met arsenicum is vergiftigd. Maar hij had niet evenveel geluk als Stig,’ voegde Patrik er met een grimmig gezicht aan toe. Hij ging verder: ‘Ik zou het op prijs stellen als jij niet in de weg loopt zodat de mannen hun werk kunnen doen.’ Patrik wachtte niet op antwoord en liep verder naar binnen.
Onzeker waar hij heen moest, liep Niclas naar de keuken waar hij aan de tafel ging zitten, nog steeds met Albin in zijn armen. Hij zette hem in de kinderstoel en gaf hem een wafel om hem stil te houden. Inwendig tuimelden de vragen rond.
Martin huiverde in de snijdende wind. Zijn uniformjack bood weinig bescherming tegen de gure wind die over het kerkhof waaide, en tot overmaat van ramp was het vlak na hun komst gaan motregenen.
De hele onderneming boezemde hem walging in. Hij had maar weinig begrafenissen bijgewoond, en om hier te staan en te zien hoe een kist uit de grond werd gehaald, en er niet in werd gezet, voelde even verkeerd als wanneer je naar een film keek die achteruit werd afgespeeld. Hij begreep waarom Patrik hem had gevraagd er deze keer bij te zijn. Patrik had het immers al een keer meegemaakt, slechts een paar maanden geleden, en één keer in je leven was ongetwijfeld meer dan genoeg. Als een bevestiging van zijn gedachten hoorde hij een van de grafdelvers in zijn richting mopperen: ‘Het is zeker een sport geworden op het politiebureau om te zien hoeveel oude mannen wij in zo kort mogelijke tijd kunnen opgraven.’
Martin antwoordde niet, maar dacht dat het niet verstandig zou zijn om op korte termijn meer van dit soort verzoeken bij de officier van justitie in te dienen.
Torbjörn Ruud kwam naast hem staan. Hij kon het ook niet laten een opmerking te maken. ‘Ze moeten binnenkort maar elastiek om de kisten in Fjällbacka doen. Dan kunnen ze makkelijk naar boven worden getrokken, bedoel ik.’
Martin moest ondanks de ernst van de situatie glimlachen, en beiden deden hun best niet hardop te lachen toen Torbjörns mobieltje begon te rinkelen.
‘Ja, met Ruud.’ Hij luisterde, verbrak toen de verbinding en zei tegen Martin: ‘Ze gaan nu het huis van de Florins in. We hebben daar drie mannen en hier twee, we moeten maar zien of we ons later moeten hergroeperen.’
‘Wat gaan jullie hier doen, nu meteen, bedoel ik?’ vroeg Martin nieuwsgierig.
‘We kunnen niet zoveel doen. Momenteel zien we er alleen op toe dat alles met zo min mogelijk vervuiling wordt vervoerd, en we nemen ook monsters van de aarde. Maar het belangrijkste is dat het lichaam bij de patholoog-anatoom komt, zodat hij de benodigde testen kan doen. Zodra de kist is weggebracht, gaan we naar het huis van de Florins om te helpen bij de huiszoeking. Ik neem aan dat jij daar ook heen gaat?’
Martin knikte. ‘Ja, dat was ik wel van plan.’ Hij zweeg even. ‘Wat een ingewikkelde zaak blijkt dit te zijn.’
Torbjörn Ruud knikte op zijn beurt. ‘Ja, dat kun je wel zeggen.’
Toen raakten de gespreksonderwerpen op en wachtten ze zwijgend tot de mannen bij het graf klaar waren met hun werk. Even later kwam het deksel van de kist boven de rand tevoorschijn. Lennart Klinga was weer boven de grond.
Zijn hele lichaam deed pijn. Hij zag wazige schaduwfiguren die om hem heen zweefden en vervolgens weer verdwenen. Stig probeerde zijn mond te openen om iets te zeggen, maar geen enkel deel van zijn lichaam leek hem te gehoorzamen. Hij had het gevoel alsof hij een ronde tegen Tyson had gebokst en dik had verloren. Heel even vroeg hij zich af of hij dood was. Zo kon je je gewoon niet voelen als je nog leefde.
Die gedachte veroorzaakte paniek en hij gebruikte alle kracht die hij nog had om te proberen met zijn stembanden een geluid voort te brengen, en ergens heel ver weg meende hij een krassend geluid te horen dat misschien zijn eigen stem was.
Dat was het inderdaad. Een van de schaduwfiguren kwam dichterbij en kreeg vastere contouren. Een vriendelijk vrouwengezicht werd zichtbaar en hij kneep zijn ogen half dicht om te kunnen focussen.
‘Waar?’ wist hij uit te brengen, en hij hoopte dat ze begreep wat hij bedoelde. Dat deed ze.
‘Je bent in het ziekenhuis in Uddevalla, Stig. Je bent gisteren opgenomen.’
‘Leef ik?’ kraste hij.
‘Ja, je leeft,’ glimlachte de verpleegkundige met haar ronde, open gezicht. ‘Het was op het nippertje, dat wel, maar nu heb je het ergste gehad.’
Als hij had gekund, had hij gelachen. ‘Het ergste.’ Ja, ja, zij had makkelijk praten. Zij voelde niet dat elke vezel van zijn lichaam in brand stond en dat het tot op zijn botten pijn deed. Maar kennelijk leefde hij dus. Hij probeerde weer iets te zeggen.
‘Vrouw?’ Hij had de kracht niet haar naam uit te spreken. Even meende hij een vreemde uitdrukking op het gezicht van de verpleegkundige te zien, toen was die weer verdwenen. Waarschijnlijk kwam het door de pijn.
‘Je moet eerst rusten,’ zei de verpleegkundige, ‘later kun je bezoek ontvangen.’
Daar nam hij genoegen mee. De vermoeidheid overmande hem en hij liet zich gewillig meevoeren. Hij was niet dood, dat was de hoofdzaak. Hij lag in een ziekenhuis, maar hij was niet dood.
Langzaam, heel langzaam doorzochten ze het huis. Ze mochten niet het risico lopen iets over het hoofd te zien en als het nodig was, moest het maar de hele dag duren. Als ze klaar waren, zou het eruitzien alsof er een tornado door het huis had geraasd, maar Patrik wist wat ze zochten en hij was er zeker van dat het ergens in huis was. Hij was niet van plan hier weg te gaan tot ze het hadden gevonden.
‘Hoe gaat het?’
Hij draaide zich om toen hij Martins stem vanuit de deuropening hoorde. ‘We zijn ongeveer halverwege de benedenverdieping. Nog niets. En bij jullie?’
‘De kist is onderweg. Een vreselijk surrealistische ervaring trouwens.’
‘Ja, ga er maar van uit dat die scène vroeg of laat in een nachtmerrie voorkomt. Ik heb er een paar gehad, met handen van een skelet die door het deksel van de kist naar buiten komen en zo.’
‘Stop maar,’ zei Martin en zijn hele gezicht vertrok. ‘Jullie hebben nog niets gevonden?’ zei hij even later, half vragend en half constaterend. Vooral om de beelden die Patrik net in zijn hoofd had geplaatst weg te krijgen.
‘Nee, niets,’ antwoordde Patrik gefrustreerd. ‘Maar het moet hier zijn, dat voel ik gewoon.’
‘Ja, ik vond altijd al dat je iets feminiens over je hebt, het zal dus wel vrouwelijke intuïtie zijn,’ zei Martin met een glimlach.
‘Hé, ga jij je nu maar nuttig maken in plaats van mijn mannelijkheid te beledigen.’
Martin deed wat Patrik zei en liep weg om een plekje te zoeken waar hij kon gaan wroeten.
Er bleef een glimlach op Patriks lippen hangen, maar die verdween even snel als hij was gekomen. In gedachten zag hij opeens Maja’s lichaampje in de handen van een moordenaar, en de woede die hij voelde was zo sterk dat het hem zwart voor de ogen werd.
Twee uur later begon hij zich moedeloos te voelen. De hele benedenverdieping en de kelder waren afgewerkt en ze hadden niets gevonden. Ze hadden echter wel kunnen vaststellen dat Lilian een bijzonder ijverige schoonmaakster was. De technici hadden weliswaar een heleboel blikken in de kelder gevonden, maar die moesten naar het laboratorium worden gebracht om geanalyseerd te worden. Had hij het misschien toch bij het verkeerde eind? Maar toen dacht hij aan de videoband die hij gisteravond keer op keer had bekeken en hij voelde de besluitvaardigheid terugkeren. Hij had het niet mis. Dat kon gewoon niet. Het was hier. De vraag was alleen: waar?
‘Zullen we boven verder gaan?’ vroeg Martin met een knik naar de trap die naar de bovenverdieping leidde.
‘Ja, waarom niet. Volgens mij hebben we hier beneden niets over het hoofd gezien. We hebben elke millimeter onderzocht.’
Achter elkaar liepen ze de trap op. Niclas was met Albin gaan wandelen en ze konden ongestoord werken.
‘Ik begin in Lilians slaapkamer,’ zei Patrik.
Hij liep de kamer rechts van de trap in en keek eerst zoekend in het rond. Lilians slaapkamer was net zo netjes als de rest van het huis en het bed was zo strak opgemaakt dat het een militaire inspectie zou hebben doorstaan. Verder was de kamer heel vrouwelijk ingericht. Stig had zich hier vast niet thuis gevoeld voordat hij naar de andere kamer verhuisde. De gordijnen en de sprei hadden volanten en op de nachtkastjes en de ladekast lagen kanten kleedjes. Overal stonden kleine porseleinen beeldjes en de muren waren bedekt met keramieken engelen en schilderijen waarop engelen stonden afgebeeld. De overheersende kleur was roze. Het was allemaal zo suikerzoet dat Patrik er bijna misselijk van werd. Hij vond het net een kamer in een poppenhuis van een klein meisje. Zo zou een meisje van vijf haar moeders slaapkamer inrichten als ze de vrije hand kreeg en niemand haar hinderde.
‘Bah,’ zei Martin toen hij zijn hoofd door de deuropening stak. ‘Het lijkt wel of een flamingo hier heeft overgegeven.’
‘Ja, deze kamer zal niet in zo’n glossy woonmagazine voorkomen.’
‘Of het zou als foto van vóór de totale renovatie moeten zijn,’ stelde Martin vast. ‘Heb je hier trouwens hulp nodig? Volgens mij valt er vrij veel te doorzoeken.’
‘Ja, alsjeblieft. Ik wil hier niet langer zijn dan nodig is.’
Ze begonnen elk aan een kant van de kamer. Patrik ging op de vloer zitten om de inhoud van het nachtkastje goed te kunnen bekijken en Martin begon met de klerenkasten die een hele muur in beslag namen.
Ze werkten in stilte. Martins rug kraakte toen hij zich uitstrekte om een paar schoenendozen van de bovenste plank in de ene klerenkast te pakken. Hij zette ze voorzichtig op het bed en bleef toen even staan om zijn onderrug te masseren. Zijn eigen verhuizing zat nog steeds in zijn rug en hij besefte dat hij waarschijnlijk naar de chiropractor zou moeten.
‘Wat heb je daar?’ vroeg Patrik en hij keek op van zijn plek op de vloer.
‘Een paar schoenendozen.’ Martin tilde het deksel van de eerste doos, onderzocht voorzichtig de inhoud maar plaatste toen het deksel terug. ‘Alleen een boel oude foto’s.’ Hij tilde het deksel van de volgende doos en haalde er een versleten blauw kistje uit. Het deksel zat vast, dus hij moest kracht gebruiken om het open te krijgen. Toen Patrik hem hoorde zuchten, keek hij snel op.
‘Bingo.’
Patrik glimlachte. ‘Bingo,’ zei hij triomfantelijk.
Charlotte had een poosje bij de snoepautomaat heen en weer gedrenteld, maar nu capituleerde ze. Als je op dit soort momenten geen chocola mocht eten, wanneer mocht het dan wel?
Ze stopte er een paar munten in en drukte op de knop die een Snickers in het vakje zou laten vallen. Voor de zekerheid een ‘Big size’.
Ze overwoog de reep meteen op te eten voordat ze terugging, maar ze wist dat ze misselijk zou worden als ze hem te snel opat. Daarom vermande ze zich en liep naar de wachtkamer waar Lilian zat. Zoals ze had verwacht vlogen haar moeders ogen meteen naar de chocola in Charlottes hand en ze keek haar dochter beschuldigend aan.
‘Weet je wel hoeveel calorieën die chocola bevat? Je moet afvallen, niet aankomen, en die reep gaat meteen op je billen zitten. En dat terwijl het je net is gelukt een paar kilo kwijt te raken…’
Charlotte zuchtte. Haar hele leven had ze hetzelfde liedje gehoord. Lilian had nooit zoetigheid in huis gehad, was zelf altijd heel matig geweest en had nooit een gram te veel gewogen. Maar misschien was het juist daarom zo verleidelijk geweest, en had Charlotte daarom stiekem gesnoept. Ze had kleingeld uit de zakken van haar ouders gestolen en was vervolgens naar de kiosk gegaan om chocola en snoep te kopen dat ze genietend opat voordat ze weer naar huis ging. Daarom had ze op de lagere school al te veel gewogen en Lilian was woedend geweest. Soms had ze Charlotte gedwongen haar kleren uit te trekken en voor de passpiegel te gaan staan, waar ze meedogenloos in de vetrollen had geknepen.
‘Kijk nou. Je lijkt wel een vet varken! Wil je er echt als een varken uitzien, wil je dat?’
Charlotte had haar op die momenten gehaat. En Lilian had alleen zo durven doen als Lennart niet thuis was. Hij zou het nooit goed hebben gevonden. Papa was Charlottes geborgenheid geweest. Ze was al volwassen toen hij stierf, maar zonder hem voelde ze zich een hulpeloos klein meisje.
Ze keek naar haar moeder, die tegenover haar zat. Zoals gewoonlijk zag ze er verzorgd uit, een scherp contrast met Charlotte, die geen schone kleren van huis had meegenomen. Lilian daarentegen had een weekendtas gepakt zodat ze die ochtend schone kleren had kunnen aantrekken en ze had zich opgemaakt.
Uitdagend stopte Charlotte het laatste stukje van de Snickers in haar mond en negeerde Lilians afkeurende blik. Dat ze de kracht had om zich druk te maken om Charlottes eetgewoonten terwijl Stig voor zijn leven vocht. Ze bleef zich over haar moeder verbazen. Maar dat was misschien niet zo vreemd als je bedacht hoe oma was.
‘Waarom mogen we niet naar Stig toe?’ zei Lilian gefrustreerd. ‘Ik begrijp het niet. Hoe kunnen ze de naaste familie zo buitensluiten?’
‘Daar hebben ze vast een reden voor,’ zei Charlotte kalmerend, maar heel even zag ze de vreemde blik in de ogen van de dokter voor zich. ‘We zouden alleen maar in de weg lopen.’
Lilian snoof, stond op en begon demonstratief heen en weer te lopen.
Charlotte zuchtte. Ze probeerde echt het medelijden vast te houden dat ze gisteravond voor haar moeder had gevoeld, maar die maakte het wel heel erg moeilijk. Charlotte pakte haar mobiel uit haar handtas om te controleren of die aanstond. Het was een beetje vreemd dat Niclas niet had gebeld. Het display lichtte niet op en ze besefte dat de batterij op was gegaan zonder dat ze dat had gemerkt. Verdorie. Ze stond op om in de gang met de munt- en kaarttelefoon te bellen, maar liep bijna twee mannen omver. Verbaasd zag ze dat het Patrik Hedström en zijn roodharige collega waren, die grimmig over haar schouder de wachtkamer in keken.
‘Hallo, wat doen jullie hier?’ zei ze vragend, maar toen drong het met volle kracht tot haar door. ‘Hebben jullie iets gevonden? Iets over Sara? Dat is zo, is het niet? Wat is het? Wat…?’ Gespannen en tegelijkertijd bevend keek ze van Patrik naar Martin en weer terug, maar ze kreeg geen antwoord.
Uiteindelijk zei Patrik: ‘Op dit moment kunnen we je niets concreets over Sara vertellen.’
‘Maar waarom…?’ vroeg ze verward zonder haar zin af te maken.
Wederom stilte, toen zei Patrik: ‘We zijn hier omdat we met je moeder moeten praten.’
Verbaasd deed Charlotte een pas opzij toen ze aangaven dat ze verder wilden. Als in een nevel zag ze hoe de andere mensen in de wachtkamer gespannen toekeken terwijl de politiemannen de wachtkamer binnenkwamen en wijdbeens voor Lilian gingen staan, die haar armen over elkaar had geslagen en hen met gefronste wenkbrauwen aankeek.
‘We willen dat je met ons meegaat.’
‘Dat kan ik niet doen, dat begrijp je toch wel,’ zei Lilian strijdlustig. ‘Mijn man ligt op sterven en ik kan hem niet alleen laten.’ Ze stampte met haar voet om haar standpunt te benadrukken, maar de agenten leken daar niet van onder de indruk.
‘Stig blijft leven en je hebt helaas geen keus. Ik vraag het maar één keer vriendelijk,’ zei Patrik.
Charlotte kon haar oren niet geloven. Dit moest een gigantisch misverstand zijn. Was Niclas maar hier geweest, hij had iedereen gerust kunnen stellen en alles in een mum van tijd weten op te lossen. Zelf wist ze zich geen raad. De hele situatie was zo absurd.
‘Waar gaat het over?’ brieste Lilian. Ze herhaalde hardop wat Charlotte zonet had gedacht: ‘Dit moet een misverstand zijn.’
‘We hebben Lennart vanochtend opgegraven. De pathologen-anatomen nemen monsters van zijn lichaam en monsters van Stig worden op dit moment geanalyseerd. Bovendien hebben we vandaag nog een huiszoeking bij jullie verricht en we hebben…’ – Patrik keek achterom naar Charlotte, maar wendde zich toen weer tot Lilian – ‘bepaalde ontdekkingen gedaan. We kunnen er hier over praten, in het bijzijn van je dochter, maar we kunnen ook naar het bureau gaan.’ Zijn stem was volkomen gespeend van emoties, maar zijn ogen bevatten een kilheid die ze nooit bij hem had verwacht.
Lilians ogen ontmoetten heel even die van Charlotte. Charlotte begreep niets van Patriks woorden. Een haastige glimp in Lilians ogen deed haar verwarring nog verder toenemen en ze voelde een koude rilling over haar ruggengraat lopen. Er was iets goed mis.
‘Maar papa had toch Guillan-Barré. Hij is aan een zenuwziekte overleden,’ zei ze, zowel verklarend als vragend in Patriks richting.
Patrik antwoordde niet. Charlotte zou binnenkort veel meer te horen krijgen dan haar lief was.
Lilian wendde haar blik af van haar dochter, leek een besluit te nemen en zei kalm tegen Patrik: ‘Ik ga met jullie mee.’
Charlotte bleef onhandig staan, ze wist niet of ze moest blijven of meegaan. Uiteindelijk gaf haar besluiteloosheid de doorslag. Ze zag hun ruggen in de gang verdwijnen.