Fjällbacka 1928

Het leven in het huis bracht niet de grote verandering waarop ze had gehoopt. Wie ze tegenwoordig was, woog nog steeds zwaarder dan wie ze was geweest. En met elk jaar dat verstreek nam haar verbittering toe en het leven dat ze ooit had geleid, voelde steeds meer als een verre droom. Had ze echt mooie jurken gedragen, op grote feesten achter de vleugel gezeten, cavaliers gehad die erom vochten met haar te mogen dansen en, vooral, net zoveel kunnen eten en snoepen als ze maar wilde?

Ze had navraag gedaan naar haar vader en tot haar voldoening had ze vernomen dat hij een gebroken man was. Hij woonde nu in zijn eentje in het grote huis en ging alleen de deur uit om naar zijn werk te gaan. Dat verheugde Agnes en tegelijkertijd koesterde ze een kleine, kleine hoop dat hij haar misschien weer in genade zou aannemen als zijn leven te ellendig werd. Maar de jaren verstreken zonder dat er iets gebeurde, en die hoop leek steeds ijdeler te worden.

De jongens waren inmiddels vier en absoluut hopeloos. Ze renden rond als wilden, zo klein als ze waren, en Agnes had zin noch kracht om hen op te voeden. En Anders had nog langere werkdagen nu hij van het dorp naar de steengroeve moest lopen. Hij vertrok voordat de jongens wakker waren en kwam thuis als ze sliepen. Alleen ’s zondags kon hij enige tijd met hen doorbrengen; dan waren ze zo blij dat hij thuis was dat ze zich gedroegen als engelen. Er waren niet meer kinderen gekomen, daar had Agnes wel voor gezorgd. Anders had een paar stumperige pogingen ondernomen om het onderwerp aan te snijden en geprobeerd duidelijk te maken dat hij het bed met haar wilde delen, maar het had haar geen enkele moeite gekost hem dat te weigeren. De begeerte die ze ooit voor hem had gevoeld, was haar inmiddels volkomen vreemd. Nu walgde ze alleen maar van hem en ze huiverde al bij de gedachte dat zijn vieze, zwerende vingers haar zouden aanraken. Dat hij niet protesteerde tegen het lange opgelegde celibaat deed haar verachting voor hem alleen maar toenemen. Wat sommige mensen vriendelijkheid zouden noemen, noemde zij gebrek aan ruggengraat en het feit dat hij nog steeds het meeste in het huishouden deed, versterkte dat beeld. Echte mannen wasten de kleren van hun kinderen niet en ze maakten ook niet hun eigen lunchpakket klaar. Agnes verkoos effectief haar ogen te sluiten voor de reden hiervan, namelijk dat zij weigerde al die dingen te doen.

‘Moeder, Johan heeft me geslagen!’ Karl kwam aanrennen terwijl zij op het trapje voor het huis een sigaret zat te roken, een slechte gewoonte die ze de afgelopen jaren had aangenomen en waarvoor ze Anders uitdagend om geld vroeg, bijna hopend dat hij zou protesteren.

Met koude ogen keek ze naar de huilende jongen voor haar, en vervolgens blies ze langzaam een rookwolk in zijn gezicht. Hij begon te hoesten en wreef met zijn hand in zijn ogen. Hij drukte zich tegen haar aan in een poging getroost te worden, maar zoals gewoonlijk weigerde ze zijn blijken van genegenheid te beantwoorden. Dat soort dingen was voor Anders. Hij vertroetelde de kinderen al genoeg, dus hoefde zij niet ook nog moederskindjes van hen te maken. Met een bruusk gebaar duwde ze Karl weg en gaf hem een klap op zijn achterste.

‘Niet huilen, sla maar gewoon terug,’ zei ze rustig en ze blies nog een keer rook uit in de heldere voorjaarslucht.

In de blik waarmee Karl haar aankeek, lag al zijn verdriet over deze nieuwe afwijzing besloten, maar toen boog hij zijn hoofd en sjokte weg naar zijn broer.

Vorig jaar had de buurvrouw het lef gehad haar te vertellen dat ze beter op haar kinderen moest passen. Ze had hen zonder toezicht op de steiger bij de kade zien spelen. Agnes had de lelijke kleine vrouw alleen maar met lege ogen aangekeken en vervolgens had ze rustig gezegd dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien; omdat haar oudste dochter naar de stad was vertrokken en volgens de geruchten in haar onderhoud voorzag door zich te tonen zoals God haar had geschapen, hoefde ze Agnes niet te komen vertellen hoe ze voor haar kinderen moest zorgen. Het vrouwtje had gekwetst gekeken en was toen weggegaan, mompelend ‘die zielige jongens toch’, maar ze had niet terug durven komen, en dat was precies wat Agnes wilde.

Ze leunde weer achterover in de voorjaarszon en herinnerde zichzelf eraan dat ze niet te lang van de zonnestralen moest genieten die zo heerlijk in haar gezicht voelden. Ze wilde niet bruin worden, maar de witte huid behouden die zo kenmerkend was voor een vrouw uit de hogere kringen. Het enige dat ze nog van haar vorige leven bezat, was haar uiterlijk en dat was iets wat ze in hoge mate benutte om aan haar verder zo treurige bestaan enige glans te geven. Het was verbazingwekkend hoeveel ze van de kruidenier wist te krijgen voor een omhelzing. Soms liet ze hem ook verder gaan, als ze er maar genoeg voor terugkreeg. Op die manier was ze aan snoep en extra eten gekomen, dat ze niet met de rest van het gezin deelde. De kruidenier had haar zelfs een stuk stof gegeven, dat ze voor Anders had verstopt en dat ze vooralsnog alleen maar af en toe kon aanraken en tegen haar wang kon leggen om te voelen hoe zacht het was. De slager had haar ook kleine hints gegeven, maar er waren grenzen aan wat een mooi stukje vlees waard was. De kruidenier was een relatief jonge man met een leuk uiterlijk en het was helemaal niet zo erg om in het magazijn met hem te zoenen, maar de slager was een dikke, vettige vent van in de zestig en Agnes zou beduidend meer van hem vragen dan een stuk lendenbiefstuk, wilde ze zijn worstenvingers met opgedroogd bloed onder de nagels onder haar rok dulden.

Ze had dondersgoed door dat de mensen over haar roddelden. Maar toen ze had ingezien dat ze haar vroegere status toch nooit terug zou krijgen, kon het haar niet langer schelen. Ze mochten praten wat ze wilden. Ze was niet van plan zich een paar geneugten in het leven te ontzeggen vanwege de mening van een stel bekrompen arbeiders. En als het Anders verdriet deed te horen wat de mensen over zijn vrouw zeiden, was dat mooi meegenomen. In Agnes’ ogen was het zijn schuld dat zij zich in deze situatie bevond en als ze hem op de een of andere manier pijn kon doen, was ze daar alleen maar blij om.

Maar sinds een paar weken maakte ze zich zorgen. Het leek alsof er iets ophanden was, iets waar zij buiten stond, en ze had Anders er een paar keer op betrapt nadenkend in de lucht te staren, alsof hij over iets belangrijks nadacht. Ze had hem zelfs gevraagd of hij over iets speciaals nadacht, maar hij had ontkennend geantwoord, al was dat niet bijster overtuigend. Hij was iets van plan, dat wist ze zeker. Iets wat haar aanging, maar waar ze om de een of andere reden nog niets over mocht weten. Het irriteerde haar mateloos, maar ze kende haar man inmiddels goed genoeg om te weten dat hij haar niets zou vertellen tot hij er klaar voor was. Hij kon soms zo koppig zijn als een ezel.

Nadenkend pakte ze haar pakje sigaretten en stond op om naar binnen te gaan. Ze vroeg zich even af waar de jongens heen waren gegaan, maar haalde toen haar schouders op en besloot dat ze voor zichzelf konden zorgen. Zelf was ze van plan een middagdutje te gaan doen.

 

 

Image

 

 

De middag verstreek maar langzaam. Patrik was veel te lang bezig geweest met het doornemen van Albins dossiers. Hij vroeg zich af of hij de juiste beslissing had genomen door Maatschappelijk Werk nog niet in te schakelen. Maar iets zei hem dat hij meer moest weten voordat hij daartoe overging. Als de ambtelijke molens eenmaal begonnen te malen, was het moeilijk het proces stop te zetten en hij wist dat noch de politie noch artsen lichtzinnig aangifte deden van een vermoeden van kindermishandeling. Er kon altijd een natuurlijke verklaring bestaan, maar als de wielen eenmaal draaiden, was de kans groot dat niemand die nog wilde horen. Bovendien hadden zich geen incidenten meer voorgedaan sinds de familie Klinga naar Fjällbacka was verhuisd. Waarschijnlijk was de situatie gestabiliseerd. Maar dat kon hij natuurlijk niet zeker weten en als Albin zich nog een keer zou bezeren, zou hij daarvoor verantwoordelijk worden gesteld, dat realiseerde hij zich.

Het gerinkel van de telefoon onderbrak zijn sombere gedachten.

‘Met Patrik Hedström.’

‘Hallo, met Lars Karlfors van de politie in Göteborg.’

‘Ja?’ zei Patrik vragend. De man klonk alsof Patrik zou moeten weten wie hij was, maar hij kon zich niet herinneren de naam eerder te hebben gehoord. En hij wist al helemaal niet waarover het zou kunnen gaan.

‘We hebben jullie informatie gestuurd over een lopende zaak. Die was voor jou bedoeld, voor zover ik het heb begrepen.’

‘O ja?’ zei Patrik en hij klonk nu nog vragender. ‘Ik kan me zo eentwee-drie niet herinneren dat ik een bericht uit Göteborg op mijn bureau heb gezien. Wanneer zou dat moeten zijn gekomen, en waar gaat het over?’

‘Ik heb ruim drie weken geleden contact met jullie opgenomen. Ik werk op de afdeling die seksueel misbruik van kinderen onderzoekt en momenteel zijn we bezig een kinderpornonetwerk in kaart te brengen. Daarbij zijn we op een persoon uit jullie district gestuit en daarom heb ik contact met jullie opgenomen.’

Patrik voelde zich een idioot, maar hij had geen flauw idee waar de man het over had. ‘Met wie heb je toen gesproken?’

‘Ik geloof dat jij die dag ouderschapsverlof had, dus ik werd doorverbonden met ene… even kijken…’ Het klonk alsof hij zijn papieren doorbladerde. ‘Hier heb ik het. Ik heb met ene Ernst Lundgren gesproken.’

Patrik voelde hoe de woede zijn gezichtsvermogen inperkte en hem een tunnelvisie bezorgde. Voor zijn geestesoog zag hij hoe hij zijn handen rond Ernsts hals legde en langzaam begon te knijpen. Met geforceerde kalmte zei hij: ‘Ik ben bang dat er iets mis is gegaan in de communicatie. Zou je me de informatie nog een keer willen geven, dan zal ik nagaan wat er daarna mee is gebeurd.’

‘Ja, natuurlijk kan ik dat doen.’

Lars Karlfors vertelde in grote lijnen wat hun werk inhield en hoe ze op het kinderpornonetwerk waren gestuit dat nu boven aan hun agenda stond. Toen hij bij het stuk kwam waarbij het politiebureau van Tanumshede hen misschien kon helpen, hapte Patrik naar adem. Hij dwong zich ertoe naar de collega te blijven luisteren, beloofde de zaak de hoogste prioriteit te geven en beëindigde het gesprek met de gebruikelijke beleefdheidsfrasen. Maar zodra hij had opgehangen, stond hij op van zijn stoel. Hij liep met twee grote passen naar de deur en brulde door de gang: ‘ERNST!

Erica probeerde net haar gedachten op een rijtje te zetten toen een klop op de deur haar wederom deed opschrikken. Ze vermoedde wie het was en ging opendoen. Charlotte stond voor de deur. Ze had geen jas aan en zag eruit alsof ze het hele stuk vanaf haar huis had gerend. Het zweet stroomde van haar voorhoofd en ze trilde ongecontroleerd.

‘Wat zie jij eruit,’ zei Erica impulsief, maar ze had meteen spijt van haar woorden en leidde Charlotte de warmte in.

‘Stoor ik?’ vroeg Charlotte zielig en Erica schudde heftig haar hoofd.

‘Natuurlijk niet. Je bent altijd welkom, dat weet je.’

Charlotte knikte. Ze had haar armen stevig tegen haar lichaam gedrukt en beefde nog steeds als een rietje. Haar haren plakten door het zweet en de vochtige lucht tegen haar hoofd, en een sliert hing voor haar ogen. Ze zag eruit als een doorweekte, verwaarloosde en in de steek gelaten puppy.

‘Wil je een kopje thee?’ vroeg Erica.

Charlotte had iets wilds in haar blik, dat zich vermengde met de duisternis die daar zat sinds ze het bericht over Sara hadden gekregen. Maar ze knikte dankbaar in antwoord op Erica’s vraag.

‘Ga zitten, ik ben zo terug,’ zei Erica terwijl ze naar de keuken liep. Ze wierp een blik op Maja in de woonkamer; Maja leek tevreden met haar bestaan en keek geïnteresseerd naar Charlotte toen zij langsliep.

‘De bank wordt nat als ik ga zitten,’ zei Charlotte en het klonk alsof dat de ondergang van de wereld zou betekenen.

‘Dat geeft niet,’ zei Erica. ‘Die wordt vanzelf weer droog. Ik heb alleen maar aardbeienthee, is dat goed, of vind je dat te zoet?’

‘Dat is prima,’ zei Charlotte, en Erica vermoedde dat ze hetzelfde zou hebben gezegd als Erica alleen thee met paardensmaak had gehad.

Erica kwam algauw terug met een dienblad met twee grote koppen thee, een pot honing en twee lepels. Ze zette het blad op de salontafel en ging naast Charlotte zitten. Voorzichtig tilde Charlotte de kop op en nam een slokje van de thee. Erica zat zwijgend naast haar en deed hetzelfde. Ze wilde Charlotte niet onder druk zetten om te gaan praten, maar ze kon bijna fysiek voelen hoe graag haar vriendin haar in vertrouwen wilde nemen. Misschien wist ze niet waar ze moest beginnen. Ze vroeg zich af of Niclas aan Charlotte had verteld dat hij al met haar had gepraat. Ze bleven nog een tijdje zwijgend zitten en Maja’s gebrabbel was het enige geluid dat te horen was. Toen beantwoordde Charlotte die vraag.

‘Ik weet dat hij hier is geweest. Hij heeft het verteld. Dus je weet het al. Dat hij een andere vrouw heeft gehad. Alweer, zou ik er misschien aan toe moeten voegen.’ Charlotte lachte even verbitterd en de tranen die hadden liggen wachten, braken eindelijk door.

‘Ja, ik weet het,’ zei Erica. Ze wist ook wat haar vriendin met alweer bedoelde. Charlotte had haar verteld dat Niclas in het verleden diverse verhoudingen had gehad. Maar ze had ook gezegd dat ze dacht dat dat was opgehouden toen ze hadden besloten in Fjällbacka een nieuw leven te beginnen. Hij had beloofd dat het ook in dat opzicht een nieuwe start zou worden.

‘Hij heeft maanden een verhouding met haar gehad. Snap je dat? Maanden. Hier, in Fjällbacka. En ze zijn nooit betrapt. Hij moet enorm veel geluk hebben gehad.’ Haar lach klonk nu bijna hysterisch en Erica legde een hand op Charlottes been om haar te kalmeren.

‘Wie is het?’ zei Erica zachtjes.

‘Heeft Niclas dat niet tegen je gezegd?’ vroeg Charlotte.

Erica schudde haar hoofd, dus Charlotte beantwoordde de vraag.

‘Een of andere griet van vijfentwintig. Ik ken haar niet. Jeanette nog iets.’ Charlotte zwaaide afwerend met haar hand. Ze had dit al vaker meegemaakt. Het was voor haar niet zo belangrijk wie de vrouw was. De vrouwen wisselden, maar het ging om Niclas’ verraad.

‘Ik heb door de jaren heen zoveel gepikt en hem zo vaak vergeven. Ik heb gehoopt en gezegd dat ik het kon vergeten en beloofd dat we verder zouden gaan. En deze keer zou het echt anders worden. We zouden het verleden achter ons laten, we zouden ergens anders gaan wonen, nieuwe mensen worden, neem ik aan.’ Toen kwam die onheilspellende lach weer. Maar haar tranen bleven ook stromen.

‘Ik vind het zo erg voor je, Charlotte.’ Erica wreef over haar rug.

‘We zijn al zo lang samen. We hebben twee kinderen gekregen, we hebben meer doorstaan dan iemand zich maar kan voorstellen, we hebben een kind verloren, en dan dit.’

‘Waarom heeft hij het nu verteld?’ zei Erica en ze nam een slokje van de thee.

‘Heeft hij dat niet tegen je gezegd?’ vroeg Charlotte verbaasd. ‘Je zult het niet geloven, maar hij vertelde het omdat de politie hem vandaag voor een verhoor heeft opgehaald.’

‘O ja?’ zei Erica. Niet dat Patrik haar alles vertelde, maar ze had geen signalen ontvangen dat de politie extra geïnteresseerd was in Niclas. ‘Waarom?’

‘Dat wist hij niet goed, zei hij. Maar de politie had ontdekt dat hij een verhouding had met die vrouw en misschien wilden ze hem daarom wat nader controleren. Maar dat was opgelost, zei hij. Ze weten dat hij zijn eigen dochter nooit kwaad zou kunnen doen en wilden waarschijnlijk alleen wat antwoorden op een aantal vragen.’

‘Weet je zeker dat het alleen daarom was?’ Erica kon de vraag niet tegenhouden. Ze wist zoveel van Patriks werk dat ze het een nogal magere reden vond om iemand voor een verhoor op te halen. Vooral als het de vader van het slachtoffer betrof. Tegelijkertijd begon ze te twijfelen aan Niclas’ motieven om haar op te zoeken. Ze was tenslotte niet alleen een vriendin van zijn vrouw, ze had ook een relatie met de politieman die het onderzoek leidde.

Charlotte leek verward. ‘Ja, dat zei hij in elk geval. Maar er was iets wat…’

‘Ja?’

‘Ach, ik weet het niet, maar nu je het zegt, leek het alsof hij niet alles vertelde. Maar toen hij het vertelde, was ik zo gefocust op wat hij over zijn minnares zei, dat ik waarschijnlijk doof en blind was voor de rest.’

Charlotte klonk zo bitter dat Erica haar als een kind in haar armen wilde wiegen. Maar ze voelde zich nooit echt op haar gemak als ze te lichamelijk werd met andere mensen, daarom bleef ze Charlotte alleen maar over haar rug strelen.

‘Je weet niet wat voor andere redenen er kunnen zijn?’ Verbeeldde ze het zich of trok er plotseling een donkere schaduw over Charlottes gezicht? Maar die was zo snel verdwenen dat ze betwijfelde of ze het goed had gezien.

Charlottes antwoord kwam in elk geval snel en zeker. ‘Nee, ik heb echt geen flauw idee.’ Toen zweeg ze en nam een slok thee. Ze was rustiger dan toen ze was gekomen en huilde niet langer, maar haar gelaatsuitdrukking was grimmig en als een gebroken hart aan de buitenkant te zien was, dan was dat op dit moment bij Charlotte het geval.

‘Hoe zijn Niclas en jij eigenlijk een stel geworden?’ vroeg Erica, meer uit eigen nieuwsgierigheid dan met therapeutische bedoelingen.

‘O, dat is een lang verhaal, dat kan ik je wel zeggen.’ Voor het eerst sinds haar komst klonk Charlottes lach bijna echt.

‘Hij zat een klas hoger dan ik op de middelbare school. Hij was me eigenlijk helemaal niet zo opgevallen, ik was verliefd op een vriend van hem, maar om de een of andere reden raakte Niclas in mij geïnteresseerd en dat liet hij merken en na een tijdje begon ik hem ook leuk te vinden. We kregen verkering en dat duurde een of twee maanden, toen had ik er genoeg van.’

‘Heb jij het uitgemaakt?’

‘Je hoeft niet zo verbaasd te klinken, je beledigt me bijna.’ Ze lachte en Erica deed hetzelfde.

‘Helaas heb ik me maar een paar maanden aan die beslissing gehouden. Toen ben ik er op een avond weer in getuind en was het als daarvoor. Die keer waren we de hele zomer samen, daarna ging hij met zijn vrienden op zuipvakantie. Toen hij weer thuiskwam, hing hij het verhaal op dat ik misschien van de anderen zou horen dat hij de laatste avond was verdwenen, maar dat kwam volgens hem omdat hij te veel had gedronken en in een bar in slaap was gevallen. Die uitleg hield niet lang stand en toen de waarheid boven tafel kwam, was het voor de tweede keer uit tussen ons. Eerlijk gezegd was ik opgelucht dat ik er met de schrik en een paar tranen van af was gekomen. Niclas begon de meisjes in Uddevalla te versieren alsof elke dag zijn laatste was en je wilt niet weten wat voor verhalen ik af en toe te horen kreeg. Tot mijn schande moet ik bekennen dat mijn eigen vlees soms ook zwakker was dan mijn geest, maar die incidenten hadden alleen een vrij bittere nasmaak. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als het verhaal daar was afgelopen en Niclas gewoon een jeugdige vergissing was gebleven, maar hoewel ik verachtte wat hij had gedaan en wie hij was geworden, moest ik toch nog vaak aan hem denken. Een paar jaar later kwamen we elkaar toevallig tegen en ja, de rest is geschiedenis. Je zou dus kunnen zeggen dat ik wist waar ik aan begon, vind je ook niet?’

‘Meestal veranderen mensen. Dat hij zich als tiener op een bepaalde manier gedroeg, wil niet zeggen dat jij automatisch kon verwachten dat hij jou als volwassene zou bedriegen. De meeste mensen worden met de jaren rijper.’

‘Niclas kennelijk niet,’ zei Charlotte en ze klonk weer verbitterd. ‘Maar tegelijkertijd kan ik hem gewoon niet haten. We hebben samen zoveel meegemaakt en soms zie ik glimpen van hoe hij eigenlijk is. Ik heb hem een paar keer kwetsbaar en open gezien en die keren maken dat ik van hem houd. Ik weet ook hoe hij het vroeger thuis heeft gehad en wat er tussen hem en zijn vader is voorgevallen toen hij zeventien was, en waarschijnlijk heb ik dat op de een of andere manier als een verzachtende omstandigheid beschouwd. Anderzijds is het moeilijk te begrijpen dat hij in staat is mij zoveel verdriet te doen.’

‘Wat ga je nu doen?’ zei Erica. Ze wierp een blik op Maja en geloofde haar ogen niet toen ze zag dat haar dochter helemaal uit zichzelf in de maxi-cosi in slaap was gevallen. Dat was nog nooit gebeurd.

‘Ik weet het niet. Ik vind het te moeilijk er nu iets mee te doen. En ergens heb ik het gevoel dat het helemaal niets uitmaakt. Sara is dood en wat Niclas ook doet of zegt, niets kan zoveel pijn doen als dat. Niclas wil dat we overnieuw beginnen, een eigen huis zoeken en zo snel mogelijk bij mijn moeder en Stig weggaan. Maar op dit moment weet ik gewoon helemaal niet…’

Ze liet haar hoofd zakken. Toen stond ze abrupt op. ‘Ik moet nu naar huis. Mijn moeder zorgt al het grootste deel van de dag voor Albin. Fijn dat ik even met je heb kunnen praten.’

‘Je bent altijd welkom, dat weet je.’

‘Dank je.’ Charlotte omhelsde Erica en toen vertrok ze even snel als ze was gekomen.

Met aarzelende passen liep Erica terug naar de woonkamer. Verbaasd bleef ze bij de maxi-cosi naar haar slapende dochter staan kijken. Misschien was er toch nog hoop in het leven. Helaas wist ze niet of Charlotte hetzelfde kon zeggen.

Hij was aanbeland bij het favoriete onderdeel van het computerspel waaraan hij werkte. De eerste steek met het zwaard. Het hoofd rolde en volgens het manuscript moesten er veel extreme effecten zijn. Zijn vingers vlogen over het toetsenbord en op het beeldscherm zag je de scène bliksemsnel ontstaan. Morgan had oprechte bewondering voor de schrijvers van de verhalen die hij vervolgens in een virtuele werkelijkheid moest vertalen. Hij was ook jaloers op hen. Als hij iets miste in zijn leven, dan was het wel de fantasie die andere mensen bezaten, die alle grenzen openbrak en vrij stroomde. Hij had het wel geprobeerd. Soms was hij ook gedwongen geweest het te proberen. Opstellen schrijven op school bijvoorbeeld. Dat was een nachtmerrie geweest. Soms hadden ze een onderwerp opgekregen, soms alleen een foto of een afbeelding, en op grond daarvan hadden de leerlingen een heel net van gebeurtenissen en personen moeten spinnen. Hij was nooit verder gekomen dan de eerste zin. Daarna was het alsof alle activiteit in zijn hersenen werd gedoofd. Alles werd blanco. Het vel papier lag leeg voor hem en schreeuwde als het ware om woorden, maar er kwam niets. De leraren waren boos op hem geworden. In elk geval tot zijn moeder met hen was gaan praten, dat was nadat de diagnose was gesteld. Daarna hadden ze zijn pogingen alleen maar met nieuwsgierige ogen bekeken, ze hadden hem gadegeslagen alsof hij een vreemd wezen was. Ze wisten niet hoezeer ze gelijk hadden. Zo voelde hij zich als hij in de schoolbank zat, met het papier voor zich en het geluid van de krassende pennen van zijn klasgenoten om zich heen. Een vreemd wezen.

Toen hij de wereld van de computers had ontdekt, had hij zich voor het eerst in zijn leven ergens thuis gevoeld. Dit was iets wat hij makkelijk kon, wat hij beheerste. Het leek alsof het ene puzzelstukje – hij, Morgan – eindelijk een ander puzzelstukje had gevonden dat paste.

Toen hij jonger was, had hij zich even manisch op codetalen geworpen. Hij had alles gelezen wat hij over het onderwerp kon vinden en kon zijn kennis uren achter elkaar opdreunen. De cijfers en letters die in geniale combinaties werden gebruikt, hadden hem op de een of andere manier aangesproken. Maar toen hij belangstelling kreeg voor computers, had hij van de ene dag op de andere zijn fascinatie voor codes verloren. Maar de kennis was er nog steeds en hij kon op elk willekeurig moment alles spuien wat hij ooit over het onderwerp had geleerd. Het was alleen niet langer interessant.

Toen hij het bloed langs de snede van het zwaard zag stromen, moest hij weer aan het meisje denken. Hij vroeg zich af of haar bloed was gestold, nu ze dood was. Of het als één compacte massa in haar aderen lag. Misschien was het wel bruin geworden zoals met oud bloed gebeurde, dat had hij een keer gezien toen hij zich bij wijze van experiment in zijn polsen had gesneden. Gefascineerd had hij naar het bloed gestaard dat eerst naar buiten sijpelde en na verloop van tijd langzamer was gaan stromen om vervolgens te stollen en van kleur te veranderen.

Zijn moeder was vreselijk geschrokken toen ze die keer bij hem binnen was gekomen. Hij had geprobeerd uit te leggen dat hij alleen wilde zien hoe het was om dood te gaan, maar zij had hem zonder te antwoorden in de auto geduwd en was naar de dokter gereden. Al was dat eigenlijk niet nodig geweest. Het had pijn gedaan toen hij zich sneed, en daarom had hij niet diep genoeg gesneden, en het bloed was bovendien al gestold. Maar ze was toch hysterisch geweest.

Morgan begreep niet waarom de dood voor de normale mensen zo’n naar begrip leek. Het was tenslotte slechts een toestand, net als het leven. En soms scheen de dood hem veel aanlokkelijker toe dan het leven. Dus was hij soms jaloers op het meisje. Zij wist het nu. Zij kende de oplossing van het raadsel.

Hij dwong zich ertoe zich weer op het spel te concentreren. Als hij aan de dood dacht, verstreken de uren zonder dat hij daar erg in had. Maar dat was niet goed voor zijn schema.

Ernst zat met een verbeten gezicht voor hem. Hij weigerde Patrik aan te kijken en bestudeerde zijn ongepoetste schoenen.

‘Antwoord, verdomme!’ schreeuwde Patrik. ‘Heb je een telefoontje uit Göteborg ontvangen over kinderporno?’

‘Ja,’ antwoordde Ernst stuurs.

‘En waarom heb je dat niet aan ons gemeld?’

Er volgde een lange stilte.

‘Ik herhaal,’ zei Patrik, met onheilspellend zachte stem, ‘waarom heb je dat niet aan ons gemeld?’

‘Ik dacht niet dat het belangrijk was,’ zei Ernst ontwijkend.

‘Je dacht niet dat het belangrijk was!’ Patriks stem was ijskoud en hij sloeg zo hard met zijn vuist op het bureau dat het toetsenbord begon te trillen.

‘Nee,’ zei Ernst.

‘En waarom niet?’

‘Nou, er waren toen zoveel andere dingen… En het leek nogal onwaarschijnlijk, ik bedoel, dat is toch iets voor de grote stad.’

‘Praat geen onzin,’ zei Patrik zonder zijn verachting te verhullen. Hij was niet op zijn stoel gaan zitten en torende achter zijn bureau. Door de woede leek hij wel tien centimeter langer. ‘Je weet dondersgoed dat kinderporno niet geografisch bepaald is. Het komt evengoed in kleine plaatsen voor. Dus stop met die flauwekul en vertel me de echte reden. En geloof me, als mijn vermoedens juist zijn, zit je echt in de nesten!’

Ernsts blik kwam omhoog van zijn schoenen en hij keek Patrik boos aan, maar hij wist wanneer hij zijn kaarten op tafel moest leggen.

‘Ik vond het gewoon niet waarschijnlijk klinken. Ik bedoel, ik ken de man toch en ik kon me niet voorstellen dat hij zich met zoiets bezighield. Dus ik dacht dat de smerissen in Göteborg zich hadden vergist en dat een onschuldige zou moeten boeten als ik het rapporteerde. Je weet zelf hoe het gaat,’ zei hij en hij keek Patrik boos aan, ‘het zou niet uitmaken als ze later belden en zeiden: “Ach, neem het ons niet kwalijk, maar er is hier een fout gemaakt en jullie kunnen de naam die wij jullie hebben gegeven weer vergeten.” Zijn naam zou toch bezoedeld zijn in het dorp. Dus besloot ik af te wachten om te zien wat er zou gebeuren.’

‘Je wachtte af om te zien wat er zou gebeuren!’ Patrik was zo ziedend dat hij zijn best moest doen goed te articuleren om niet te gaan stotteren.

‘Ja, ik bedoel, je bent het toch met me eens dat het absurd klinkt. Ik zeg je, de man staat bekend om al het goede werk dat hij met jongeren doet.’

‘Het maakt me geen bal uit wat voor goede dingen hij doet! Als de collega’s uit Göteborg bellen en zeggen dat zijn naam voorkomt in een onderzoek naar kinderporno, dan controleren wij dat. Dat is ons werk, verdomme! En dat jullie toevallig dikke vrienden zijn…’

‘We zijn geen dikke vrienden,’ mompelde Ernst.

‘… of kennissen of wat dan ook, dat maakt dan helemaal niets uit, snap je dat niet! Omdat jij mensen al dan niet kent, mag je nog niet bepalen wat wel of niet moet worden onderzocht!’

‘Als je zo lang in het vak zit als ik…’ Ernst kon zijn zin niet afmaken want Patrik had hem al onderbroken.

‘Als je zo lang in het vak zit als jij, zou je verdomme beter moeten weten! En het kwam ook niet bij je op iets tegen ons te zeggen toen zijn naam in een moordonderzoek opdook? Dat was toch zeker wel een goed moment geweest om ons op de hoogte te brengen, of niet soms?’

Ernst bestudeerde zijn schoenen weer en deed geen pogingen om zich te verdedigen. Patrik zuchtte en ging zitten. Hij vouwde zijn handen en keek zijn collega ernstig aan.

‘Tja, we kunnen er nu niet veel meer aan doen. We hebben alle informatie uit Göteborg gekregen en zullen hem voor een verhoor ophalen, we hebben zelfs toestemming gekregen voor een huiszoeking. Het is voor jou te hopen dat hij nog niets heeft gehoord en geen tijd heeft gehad om alles op te ruimen. En Mellberg weet ervan, hij zal ongetwijfeld met je willen praten.’

Ernst zei niets toen hij opstond. Hij wist dat hij waarschijnlijk de grootse misser in zijn hele carrière had begaan. En dat zei vrij veel in zijn geval…

‘Mama, als je iemand hebt beloofd een geheim te bewaren, hoe lang moet je je daar dan aan houden?’

‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Veronika. ‘Eigenlijk moet je een geheim helemaal nooit verklappen, vind je ook niet?’

‘Hm,’ zei Frida, terwijl ze met haar lepel rondjes tekende in de yoghurt.

‘Niet met je eten spelen,’ zei Veronika en ze veegde geïrriteerd het aanrecht schoon. Toen stopte ze midden in een beweging en draaide zich om naar haar dochter. ‘Waarom vraag je dat trouwens?’

‘Weet ik niet,’ zei Frida en ze haalde haar schouders op.

‘Dat weet je best. Vertel het maar, waarom vraag je dat?’ Veronika ging naast haar dochter op een keukenstoel zitten en keek haar nadenkend aan.

‘Als je een geheim nooit mag verklappen, dan kan ik toch niks zeggen? Maar…’

‘Wat, maar?’ Veronika probeerde haar dochter voorzichtig te paaien.

‘Maar als degene aan wie je iets hebt beloofd dood is, moet je je dan ook aan je belofte houden? Wat als je iets vertelt, en degene die dood is komt terug? Die is dan hartstikke boos.’

‘Meisje toch, heb je Sara beloofd een geheim te bewaren?’

Frida bleef rondjes tekenen in haar yoghurt.

‘We hebben er al eerder over gepraat, en je moet me geloven als ik zeg dat ik het heel erg naar vind, maar Sara komt nooit terug. Sara is in de hemel en daar blijft ze, voor altijd.’

‘Voor altijd en eeuwig. Honderdduizend miljoen jaar?’

‘Ja. Honderdduizend miljoen jaar. En ik denk dat Sara helemaal niet boos zou worden als je het geheim aan mij vertelt.’

‘Weet je dat zeker?’ Frida keek bezorgd naar de grijze hemel die ze door het keukenraam zag.

‘Dat weet ik heel zeker.’ Veronika legde geruststellend een hand op haar dochters arm.

Na een tijdje in stilte te hebben nagedacht over de woorden van haar moeder, zei Frida aarzelend: ‘Sara was hartstikke bang. Een enge meneer had haar bang gemaakt.’

‘Een enge meneer? Wanneer was dat?’ Veronika wachtte gespannen op het antwoord van haar dochter.

‘De dag voordat ze naar de hemel ging.’

‘Weet je zeker dat het toen was?’

Woedend omdat er aan haar woorden werd getwijfeld, fronste Frida haar wenkbrauwen. ‘Ja, dat weet ik zeker. Ik ken alle dagen van de week toch. Ik ben geen baby.’

‘Nee, nee, dat weet ik wel, je bent een grote meid, natuurlijk weet je welke dag het was,’ zei Veronika geruststellend.

Voorzichtig probeerde ze meer informatie uit haar dochter los te peuteren. Frida was nog steeds boos omdat haar moeder haar eerst niet had geloofd, maar de verleiding om het geheim te kunnen delen was te groot.

‘Sara zei dat de meneer hartstikke eng was. Hij kwam met haar praten toen ze bij het water speelde en hij was gemeen.’

‘Zei Sara dat hij gemeen was?’

‘Mmm,’ zei Frida, die dacht dat ze daarmee de vraag van haar moeder had beantwoord.

Geduldig ging Veronika verder: ‘Wat zei ze dan? Op welke manier was hij gemeen?’

‘Hij pakte haar bij haar arm en dat deed pijn. Zo deed hij, zei Sara.’ Frida liet het zien door met haar rechterhand stevig haar linker bovenarm vast te pakken. ‘En hij zei ook stomme dingen.’

‘Wat voor stomme dingen?’

‘Sara begreep niet alles. Ze zei alleen dat ze begreep dat het heel stom was. Iets over duistere stoet of zo.’

‘Duistere stoet?’ zei Veronika en haar gezicht was één groot vraagteken.

‘Ja, ik zei toch dat het raar was en dat ze het niet begreep. Maar het was gemeen, dat zei ze. En hij praatte niet gewoon met haar, hij schreeuwde. Hartstikke hard. Zodat ze pijn in haar oren kreeg.’ Frida demonstreerde dit door haar handen tegen haar oren te drukken.

Behoedzaam haalde Veronika Frida’s handen weg en zei: ‘Weet je, ik denk dat je dit geheim aan nog iemand moet vertellen.’

‘Maar je zei toch…’ Frida’s stem klonk verontwaardigd en haar ogen keken wederom ongerust naar de grijze hemel.

‘Ik weet dat ik dat zei, maar ik geloof echt dat Sara zou willen dat je dit geheim aan de politie vertelt.’

‘Waarom?’ zei Frida, nog steeds met ongeruste blik.

‘Als iemand sterft en naar de hemel gaat, dan wil de politie alle geheimen van die persoon weten. En die persoon wil meestal ook dat de politie zijn geheimen te horen krijgt. En het is de taak van de politie om overal achter te komen.’

‘Moeten ze alle geheimen weten?’ zei Frida verbaasd. ‘Moet ik ook vertellen over die keer dat ik mijn boterham niet op wilde eten en hem in de bank verstopte?’

Veronika kon een glimlach niet onderdrukken. ‘Nee, ik denk niet dat de politie dat geheim hoeft te weten.’

‘Nee, niet nu ik leef, nee, maar als ik doodging, zou jij het ze dan moeten vertellen?’

De glimlach verdween van Veronika’s gezicht. Ze schudde heftig haar hoofd. Het gesprek had een veel te onbehaaglijke wending genomen. Teder streelde ze het blonde haar van haar dochter en zei met zachte stem: ‘Daar hoef je niet over na te denken, want je gaat niet dood.’

‘Hoe weet je dat, mama?’ vroeg Frida nieuwsgierig.

‘Dat weet ik gewoon.’ Veronika stond bruusk op van haar stoel en liep naar de hal. Haar hart was zo dichtgesnoerd dat ze maar moeilijk kon ademen. Omdat ze niet wilde dat haar dochter haar tranen zou zien, riep ze zonder zich om te draaien met onnodig strenge stem: ‘Trek je jas en schoenen aan. We gaan meteen met de politie praten.’

Frida gehoorzaamde. Maar toen ze naar de auto liepen, kroop ze onbewust in elkaar onder de grijze, zware hemel. Ze hoopte maar dat mama gelijk had. Ze hoopte dat Sara niet boos zou worden.