Göteborg 1954
Ze begreep niet wat ze altijd verkeerd deed. Ze was alweer in de kelder beland, en in het donker deden de wonden op haar billen nog meer pijn. De gesp van de riem reet de wonden open en Moeder gebruikte het uiteinde met de gesp alleen als ze heel stout was geweest. Kon ze maar begrijpen wat er zo erg aan was dat ze een heel klein koekje had gepakt. Ze hadden er zo lekker uitgezien en de kokkin had er zoveel gebakken dat niemand het zou merken als er eentje verdween. Soms vroeg ze zich af of haar moeder het aanvoelde als ze iets lekkers in haar mond wilde stoppen. Dan kwam ze zonder enig geluid te maken achter haar staan, net op het moment dat haar hand het lekkers wilde beetpakken. Het enige dat ze dan kon doen was zich pantseren en hopen dat Moeder een goede dag had en er slechts een milde straf volgde.
In het begin had ze geprobeerd smekend naar Vader te kijken, maar hij wendde altijd zijn blik af, pakte zijn krant en ging op de veranda zitten, terwijl Moeder de straf uitdeelde die ze had gekozen. Tegenwoordig probeerde ze niet eens meer hulp van hem te krijgen.
Ze beefde van de kou. Ritselende geluidjes werden in haar hoofd vergroot tot reusachtige ratten en enorme spinnen en ze kon horen hoe die haar naderden. Het was zo moeilijk te weten hoe laat het was. Ze wist niet hoe lang ze in het donker had gezeten, maar gezien het toenemende geknor in haar maag ging het om uren. Ze had eigenlijk altijd honger, dat was de reden dat Moeder zo streng voor haar was. Het was alsof er iets in haar zat wat altijd naar eten, koekjes en snoepjes verlangde, wat erom schreeuwde gevuld te worden met zoetigheid. Maar nu voelde ze de wrange, droge, muffe smaak van het spul dat Moeder altijd met een lepel in haar mond propte als de klappen niet meer hagelden en ze naar de kelder moest. Moeder zei dat ze haar met Nederigheid voedde. Moeder zei ook dat ze voor haar eigen bestwil werd gestraft. Dat een meisje niet dik mocht worden, want dan zou geen enkele man naar haar omkijken en zou ze haar hele leven alleen blijven.
Eigenlijk begreep ze niet goed wat daar zo erg aan was. Moeder leek nooit met vreugde in haar ogen naar Vader te kijken, en geen van de mannen die altijd rond haar magere figuur liepen te pronken en haar complimentjes gaven en zich voor haar uitsloofden, leek haar enige voldoening te schenken. Nee, ze bleef liever alleen dan dat ze in de kou moest leven die tussen haar ouders heerste. Misschien was dat de reden dat eten en lekkernijen haar zo lokten. Wellicht zou haar huid, die zo gevoelig was voor Moeders voortdurende verwijten en straffen, dan bedekt worden met een dik beschermend omhulsel. Zo klein als ze was, wist ze al heel lang dat ze haar moeders verwachtingen niet kon waarmaken. Bovendien had Moeder dat vaak genoeg tegen haar gezegd. Ze had het echt geprobeerd. Ze had alles gedaan wat Moeder tegen haar had gezegd en ze had honger geleden om het vet kwijt te raken dat zich onverbiddelijk onder haar huid verzamelde, maar niets leek te helpen.
Maar ze had geleerd wiens schuld het eigenlijk allemaal was. Moeder had uitgelegd dat Vader zulke hoge eisen aan hen stelde, dat Moeder genoodzaakt was zo streng tegen haar te zijn. In het begin had dat nogal vreemd geklonken. Vader verhief nooit zijn stem en leek veel te slap om eisen aan Moeder te kunnen stellen, maar hoe vaker het werd gezegd, hoe meer het als de waarheid klonk.
Ze was Vader gaan haten. Als hij niet langer zo gemeen en onredelijk was, zou Moeder lief worden en de straffen zouden ophouden en alles zou veel beter worden. Dan zou zij kunnen stoppen met eten, en even dun en mooi worden als Moeder, en Vader zou trots op hen kunnen zijn. Maar in plaats daarvan zorgde hij ervoor dat Moeder ’s avonds huilend naar haar dochters kamer sloop en fluisterend vertelde hoe hij haar kwelde. Bij die gelegenheden vertelde ze hoe pijnlijk ze het vond dat zij degene was die moest straffen. Ze noemde haar ‘darling’, net als toen ze klein was, en ze beloofde dat het anders zou worden. Ik doe alleen wat ik moet doen, zei Moeder en dan omhelsde ze haar. Dat was zo ongebruikelijk en vreemd dat ze aanvankelijk stijf als een plank was blijven zitten, niet in staat de omhelzing te beantwoorden. Later was ze naar die momenten gaan verlangen, wanneer Moeders dunne armen zich om haar hals legden en ze haar wang, die nat was van het huilen, tegen haar eigen wang voelde. Dan voelde ze dat ze nodig was.
In het donker voelde ze dat de haat tegen Vader als een groot monster in haar binnenste groeide. Overdag, in het licht, moest ze die haat voor hem verborgen houden, dan glimlachte en neeg ze en speelde ze het net-alsof-spel. Maar beneden in het donker kon ze het monster vrijlaten en in alle rust laten groeien. Ze vond het eigenlijk wel prettig. Het monster was een goede oude vriend geworden, de enige vriend die ze had.
‘Je mag nu boven komen.’
De stem van boven was helder en koud. Ze opende zich en liet het monster weer naar binnen. Daar moest het blijven tot ze weer in de kelder belandde. Dan mocht het naar buiten om verder te groeien.
Het telefoontje kwam toen Patrik Kaj naar de verhoorkamer wilde brengen. Hij luisterde zonder iets te zeggen en liep naar Martins kamer. Maar toen hij op de deur wilde kloppen, herinnerde hij zich dat Annika had gezegd dat Martin naar Fjällbacka was gegaan, en hij vloekte inwendig toen hij besefte dat hij Gösta mee zou moeten nemen. Hij overwoog niet eens om Ernst te vragen. Alleen al bij de gedachte aan Ernst welde de woede in zijn keel op, en als de man wist wat goed voor hem was, hield hij zich zo ver uit Patriks buurt als maar mogelijk was.
Maar hij had geluk. Net toen hij met zware passen op weg was naar Gösta’s kamer, hoorde hij Martins stem bij de receptie en hij haastte zich daarheen.
‘Daar ben je. Wat fijn. Ik dacht niet dat je op tijd terug zou zijn. Je moet meteen met me mee.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Martin, terwijl hij Patrik volgde die snel door de voordeur naar buiten ging na vlug naar Annika achter het glas te hebben gezwaaid.
‘Een jongen heeft zich opgehangen. Hij heeft een brief achtergelaten waarin Kaj wordt genoemd.’
‘O shit.’
Patrik ging achter het stuur van de politiewagen zitten en zette het zwaailicht aan. Martin voelde zich net een oud wijf toen hij automatisch zijn hand uitstak naar het handvat boven het portier aan de passagierskant, maar met Patrik achter het stuur was dat puur een overlevingsinstinct.
Slechts vijftien minuten later stopten ze voor het huis van de familie Rydén, dat in een wijk in Fjällbacka lag die om de een of andere reden ‘Het moeras’ werd genoemd. Er stond een ambulance voor de lage bakstenen villa en de ambulancebroeders waren bezig een brancard uit de achterdeur te tillen. Een kleine man met dun haar van in de veertig rende heen en weer op de oprit, hij leek in een shock te verkeren. Terwijl Patrik en Martin parkeerden en uitstapten, liep een van de ambulancebroeders naar de man toe, sloeg een gele deken om zijn schouders en probeerde hem over te halen te gaan zitten. Uiteindelijk gehoorzaamde de man en met de deken strak om zich heen zakte hij neer op een rij lage stenen die de grens tussen de oprit en het bloemperk markeerde.
Ze hadden het ambulancepersoneel vaker gezien en namen niet de moeite zich voor te stellen. In plaats daarvan groetten ze met een knikje.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Patrik.
‘De stiefvader kwam thuis en heeft zijn zoon in de garage gevonden. Hij heeft zich opgehangen.’ De ambulancebroeder knikte naar de garagedeur, die iemand had dichtgetrokken zodat je vanaf de straat niet naar binnen kon kijken.
Patrik keek naar de kleine man die een paar meter verderop zat. Niemand zou moeten zien wat hij net had gezien. De man beefde nu alsof hij koude koorts had en Patrik herkende dat als een teken van shock. Maar dat was iets voor het ambulancepersoneel.
‘Kunnen we naar binnen gaan?’
‘Ja, we wilden jullie eerst laten kijken voordat we hem losmaakten. Hij hangt er al een paar uur, we hadden dus geen reden ons te haasten. Wij hebben trouwens de garagedeur dichtgetrokken. Het voelde niet goed als iedereen hem zo kon zien.’
Patrik klopte hem op de schouder. ‘Dat was goed van je. Omdat dit misschien verband houdt met een actueel moordonderzoek, heb ik de technische recherche ook gebeld. Daarom is het goed dat jullie hem nog niet hebben losgemaakt. Ze kunnen elk moment hier zijn, en ze willen waarschijnlijk dat er binnen zo min mogelijk mensen rondlopen, daarom stel ik voor dat alleen Martin en ik naar binnen gaan en dat jullie zo lang buiten blijven wachten. Hebben jullie die situatie trouwens onder controle?’ Hij knikte in de richting van de stiefvader.
‘Johnny zorgt voor hem. Hij verkeert in een shock. Maar jullie kunnen straks vast met hem praten. Hij heeft gezegd dat hij op de kamer van de jongen een brief heeft gevonden. Hij had niets bij zich toen hij naar buiten kwam, dus waarschijnlijk ligt de brief nog boven.’
‘Goed,’ zei Patrik en hij liep met langzame passen naar de garagedeur. Hij trok een naar gezicht en pantserde zich toen hij zich bukte om het handvat te pakken en de deur te openen.
De aanblik was even vreselijk als hij had verwacht. Hij hoorde Martin diep ademhalen.
Even had Patrik het gevoel dat de jongen hen aanstaarde, en het kostte hem moeite zich niet om te draaien en weg te rennen. Een hikkend geluid achter hem deed hem beseffen dat hij Martin waarschijnlijk had moeten waarschuwen, al wist hij niet goed hoe je dat in dit soort situaties moest doen. Maar nu was het al te laat. Hij draaide zich om en zag Martin de garage uit rennen, op weg naar de struiken, waar hij zijn maag leegde.
Hij hoorde nog een auto stoppen bij de politiewagen en de ambulance en nam aan dat het technische team was gearriveerd. Hij deed zijn best voorzichtig te bewegen, zodat hij geen verwijten van het team zou krijgen, maar vooral om geen bewijzen te vernielen voor het geval dit niet was wat het leek te zijn. Maar niets van wat hij zag weersprak dat het om een zelfmoord ging. Er hing een stevig touw aan een haak aan het plafond. De strop zat om de hals van de jongen en er lag een omvergegooide stoel op de grond. Het leek een keukenstoel te zijn die uit het huis was gehaald. De stoel had een kussen met een vrolijk gekleurd fruitmotief, dat in schril contrast stond met de macabere scène.
Patrik hoorde een bekende stem achter zich.
‘De stakker, hij was niet oud.’ Torbjörn Ruud, het hoofd van het technische team uit Uddevalla, stapte de garage in en keek naar Sebastian.
‘Veertien,’ zei Patrik en hij zweeg even omdat hij niet kon begrijpen dat een jongen van veertien het leven zo ondraaglijk vond dat de dood de enige uitweg was.
‘Zijn er redenen om aan te nemen dat het geen zelfmoord is?’ vroeg Torbjörn, terwijl hij met de camera in zijn hand voorbereidingen trof.
‘Nee, eigenlijk niet,’ antwoordde Patrik. ‘Er is zelfs een brief, die ik trouwens nog niet heb gezien. Maar in die brief wordt de naam van een persoon genoemd die in een moordonderzoek voorkomt, en daarom wil ik niets aan het toeval overlaten.’
‘Het meisje?’ zei Torbjörn en Patrik knikte alleen maar.
‘Goed, dan gaan we dit als een verdacht overlijden behandelen. Vraag een van de anderen die brief direct op te halen, zodat er niet te veel mensen aan zitten voordat wij hem hebben onderzocht.’
‘Dat doe ik meteen,’ zei Patrik, opgelucht dat hij een excuus had om de garage te verlaten. Hij liep naar Martin, die gegeneerd zijn mond met een tissue afveegde.
‘Sorry,’ zei hij en hij keek met een sombere blik naar zijn schoenen, waar een deel van zijn lunch op was gekomen.
‘Het geeft niet. Het is mij ook overkomen,’ zei Patrik. ‘Maar nu mogen eerst de technici en daarna de ambulancebroeders voor hem zorgen. Ik ga die brief bekijken. Wil jij ondertussen proberen met de vader te praten?’
Martin knikte en hurkte om zijn schoenen zo goed en zo kwaad als het ging schoon te vegen. Patrik zwaaide naar een van de technici uit Uddevalla. Zij pakte zonder een woord te zeggen haar tas met uitrusting en liep met hem mee.
Het huis was griezelig stil toen ze naar binnen gingen. De vader van de jongen had hen met zijn blik gevolgd toen ze door de voordeur naar binnen stapten.
Patrik keek zoekend in het rond.
‘Ik gok de bovenverdieping,’ zei de technicus, van wie Patrik dacht dat ze Eva heette. Zij was een van de mensen die de badkamer van de Florins hadden onderzocht.
‘Ja, hier beneden zie ik niets wat op een jongenskamer lijkt, dus waarschijnlijk heb je gelijk.’
Ze liepen de trap op en Patrik moest denken aan het huis waar hij zelf was opgegroeid. Dit huis leek ongeveer in dezelfde tijd te zijn gebouwd en hij herkende de stijl, met geweven behang aan de muren en een lichte grenenhouten trap met een brede leuning.
Eva had gelijk. Aan het eind van de trap stond een deur open die naar een kamer leidde die zonder twijfel door een tienerjongen werd bewoond. De deur, de muren en zelfs het plafond waren bedekt met posters, en je hoefde geen genie te zijn om het gemeenschappelijke thema te vinden. De jongen was gek geweest op actiehelden. Al die lui die eerst vochten en daarna praatten, waren aanwezig. De mannen waren natuurlijk in de meerderheid, maar één vrouw had een plaats in de verzameling gekregen – Angelina Jolie, als Laura Croft. Al vermoedde Patrik dat Sebastian meer redenen had gehad om haar foto aan de muur te hangen dan alleen haar stoerheid – twee redenen om precies te zijn. En daar kon hij hem geen ongelijk in geven…
Een wit vel papier op het bureau deed hem weer aan de ernst van de zaak denken en ze liepen samen naar de brief. Eva trok een paar dunne handschoenen aan en pakte een plastic zak uit haar grote tas. Voorzichtig, met haar duim en wijsvinger rond de ene hoek van de brief, legde ze die in de plastic zak en gaf die toen aan Patrik. Nu kon hij zonder eventuele vingerafdrukken te vernietigen, lezen wat erin stond.
Patrik las de brief zwijgend. De pijn die hem vanaf de regels trof, deed hem bijna zijn evenwicht verliezen. Hij kuchte even om kalm te blijven en toen hij klaar was met lezen overhandigde hij de brief aan Eva. Hij twijfelde er niet aan dat de brief echt was.
Patrik voelde zich woedend en besluitvaardig. Hij kon Sebastian geen Schwarzenegger geven die met een coole zonnebril rechtvaardigheid kwam brengen, maar hij kon hem wel Patrik Hedström geven. En dan hoopte hij maar dat dat voldoende was.
Zijn telefoon ging over en hij nam afwezig op, nog steeds woedend over de zinloze dood van de jongen. Hij keek nogal verbaasd toen hij Dans stem hoorde. Erica’s vriend belde hem eigenlijk nooit rechtstreeks. De verbazing op zijn gezicht maakte al snel plaats voor ontzetting.
Omdat de adrenaline nog steeds door zijn lichaam gierde, leek het Niclas een goed idee om alle vervelende dingen in één keer aan te pakken, voordat zijn gebruikelijke vluchtinstinct zich weer aandiende. Veel van de dingen die verkeerd waren gelopen in zijn leven waren daaraan te wijten; dat hij zo bang was voor conflicten, zo zwak als het er echt om ging. Hij begon steeds meer in te zien dat hij het aan Charlotte te danken had dat er nog een paar goede dingen in zijn leven waren.
Toen hij voor het huis stopte, zette hij zichzelf ertoe een minuut te blijven zitten en alleen maar te ademen. Hij moest nadenken over wat hij tegen Charlotte zou zeggen. Hij móést gewoon precies de goede woorden vinden. Sinds hij haar had moeten bekennen dat hij een verhouding had gehad met Jeanette, had hij gemerkt dat de kloof tussen hen alleen maar wijder was geworden. De scheuren waren er al geweest, zowel voor zijn onthulling als voor Sara’s dood, dus was het niet zo raar dat ze steeds groter werden. Binnenkort zou het te laat zijn. En het geheim dat ze deelden bracht hen niet samen, maar bespoedigde het proces dat hen uiteentrok. Volgens hem moesten ze daar beginnen. Als ze vanaf nu niet overal eerlijk over waren, zou niets hen kunnen redden. En voor het eerst in heel lange tijd, misschien wel voor de allereerste keer, wist hij zeker dat hij dat wilde.
Aarzelend stapte hij uit de auto. Iets in hem zei nog steeds dat hij moest vluchten, dat hij terug moest gaan naar de huisartsenpraktijk waar hij zich in zijn werk kon begraven, dat hij een nieuwe vrouw moest vinden die hij kon vasthouden, kortom, dat hij terug moest keren naar bekend terrein. Maar hij drong dit instinct weg, verhaastte zijn tred en stapte naar binnen.
Hij hoorde mompelende stemmen van de bovenverdieping en begreep dat Lilian bij Stig was. Gelukkig. Hij wilde niet nog een keer worden onderworpen aan haar spervuur van vragen, en hij deed de deur zo zacht hij maar kon dicht, zodat ze boven niets zouden horen.
Charlotte keek verbaasd op toen hij de kelder binnenstapte.
‘Ben je nu al thuis?’
‘Ja, ik vind dat we moeten praten.’
‘Hebben we niet genoeg gepraat?’ zei ze onverschillig en ze ging verder met de was opvouwen. Albin zat op de grond met zijn speelgoed te spelen. Charlotte zag er moe en lusteloos uit. Hij wist dat ze ’s nachts alleen maar lag te woelen en niet veel uren slaap kreeg. Maar hij had net gedaan alsof hij niets had gemerkt. Hij had niet met haar gepraat, haar niet over haar wang gestreeld of zijn armen om haar heen geslagen. De huid onder haar ogen was zwart en hij kon zien dat ze was afgevallen. Hij had zo vaak misnoegd gedacht dat ze sterk moest zijn en op dieet moest gaan. Nu zou hij er alles voor geven als ze haar oude rondheid weer terug had.
Niclas ging naast haar op het bed zitten en pakte haar hand. Haar verbaasde gezicht zei hem dat hij dit veel te weinig deed. Het voelde zelfs onbekend en onhandig, en heel even wilde hij weer vluchten. Maar hij hield haar hand in de zijne en zei: ‘Het spijt me zo ontzettend, Charlotte. Alles. Alle jaren dat ik afwezig was, zowel lichamelijk als geestelijk, alle dingen waar ik jou in mijn hoofd van heb beschuldigd, maar die eigenlijk alleen mijn eigen schuld waren, de avontuurtjes die ik heb gehad, het lichamelijke contact dat ik jou heb onthouden en aan anderen heb gegeven. Het spijt me dat ik geen manier heb gevonden uit dit huis te vertrekken, dat ik niet naar je heb geluisterd, dat ik niet genoeg van je heb gehouden. Daar heb ik allemaal spijt van, en van nog veel meer. Maar ik kan het verleden niet veranderen, ik kan alleen beloven dat alles vanaf nu anders gaat worden. Geloof je me? Lieve Charlotte, ik moet je horen zeggen dat je me gelooft.’
Ze hief haar blik op en keek hem aan. De tranen kwamen opzetten en stroomden over en ze keek hem recht in zijn ogen.
‘Ja, ik geloof je. Omwille van Sara geloof ik je.’
Hij knikte alleen maar, niet in staat verder te gaan. Toen schraapte hij zijn keel en zei: ‘Er is iets wat we moeten doen. Ik heb er echt over nagedacht en we kunnen niet met een geheim leven. Monsters leven in het donker.’
Na een korte aarzeling knikte ze. Met een zucht legde ze haar hoofd tegen zijn schouder en hij had het gevoel dat ze in hem viel.
Zo bleven ze lange tijd zitten.
Hij was binnen vijf minuten thuis. Hij omhelsde Erica en Maja lang en stevig en drukte toen dankbaar Dans hand.
‘Wat een geluk dat jij hier was,’ zei hij en hij plaatste Dan een eind hoger op de lijst van mensen tegenover wie hij zich dankbaar voelde.
‘Ja, maar ik begrijp niet wie het in zijn hoofd kan halen zoiets te doen. En waarom?’
Patrik zat naast Erica op de bank en hield haar hand vast. Na een aarzelende blik naar haar zei hij: ‘Waarschijnlijk heeft het met de moord op Sara te maken.’
Erica schrok. ‘Wat zeg je? Waarom denk je dat? Waarom zou…?’
Patrik wees naar Maja’s overall die op de vloer lag. ‘Dat ziet eruit als as.’ Zijn stem brak en hij moest zijn keel schrapen voordat hij verder kon gaan. ‘Sara had as in haar longen en er heeft ook een…’– hij zocht naar het juiste woord – ‘een aanval op een ander klein kind plaatsgevonden. Daar kwam dezelfde as bij voor.’
‘Maar…?’ Erica zag eruit als een levend vraagteken. Niets van wat ze hoorde leek zinnig.
‘Ja, ik weet het,’ zei Patrik vermoeid en hij wreef met zijn hand over zijn ogen. ‘Wij begrijpen het ook niet. We laten de as die we op de kleren van het andere kindje hebben aangetroffen momenteel analyseren, maar we hebben nog niet gehoord of de chemische samenstelling dezelfde is als bij Sara. En nu wil ik Maja’s kleren ook naar het lab sturen.’
Erica knikte stom. De paniek was overgegaan in een nevelachtige shock en Patrik pakte haar stevig beet. ‘Ik bel het bureau om te zeggen dat ik de rest van de dag thuisblijf. Ik moet alleen Maja’s kleren wegbrengen, zodat ze zo snel mogelijk met de analyse kunnen beginnen. We zullen degene die dit heeft gedaan pakken,’ zei hij grimmig, en dat was een belofte die hij niet alleen aan zichzelf deed, maar ook aan Erica. Zijn dochter was weliswaar ongedeerd, maar de psychische wreedheid van de daad bezorgde hem het verontrustende gevoel dat de persoon die ze zochten heel, heel gestoord was.
‘Wil jij nog even blijven tot ik terug ben?’ vroeg hij aan Dan, die bevestigend knikte.
‘Natuurlijk. Ik blijf zolang het nodig is.’
Patrik gaf Erica een zoen op haar wang en aaide Maja teder. Toen pakte hij Maja’s overall van de vloer, trok zijn jas aan en haastte zich weg. Hij wilde weer snel thuis zijn.