Strömstad 1924

Op het moment dat haar vader de kamer binnenkwam, voelde Agnes dat een kille hand zich om haar hart sloot. Er was iets aan de hand. Iets ernstigs. August leek in korte tijd twintig jaar ouder te zijn geworden, en opeens begreep ze dat ze op sterven moest liggen. Alleen dat kon haar vaders gezicht zo snel zoveel groeven geven.

Ze greep naar haar hart en probeerde zich voor te bereiden op het nieuws dat ze te horen zou krijgen. Maar er klopte iets niet. Het verdriet dat ze in haar vaders ogen verwachtte te zien, schitterde door afwezigheid. In plaats daarvan waren ze zwart van woede. Dat was gek, op z’n zachtst gezegd, want waarom zou hij boos zijn als zij doodging?

Ondanks zijn kleine postuur torende hij dreigend naast haar bed, en Agnes deed instinctief haar uiterste best er zo ellendig mogelijk uit te zien. De weinige keren dat haar vader boos op haar was geweest, had dat het beste effect gehad. Maar deze keer leek dat niet het geval te zijn en haar onrust nam toe. Er schoot een gedachte door haar hoofd. Die was zo ongelooflijk en verschrikkelijk dat ze die meteen wegduwde.

Onbarmhartig kwam die gedachte echter terug. Haar vaders lippen bewogen in een poging om te spreken, maar hij was te zeer van slag om geluid te kunnen produceren. Toen Agnes dat zag, besefte ze geschrokken dat het niet alleen een mogelijkheid was, maar dat het zelfs waarschijnlijk was.

Voorzichtig gleed ze nog dieper onder de dekens. Toen haar vaders hand plotseling met kracht tegen haar wang kwam en ze die door de onverwachte pijn voelde branden, werd haar vermoeden zekerheid.

‘Jij, jij…’ stotterde haar vader, wanhopig zoekend naar de woorden die naar buiten wilden komen. ‘Jij, slet! Wie… wat!’ ging hij haperend verder. Vanuit haar kikkerperspectief zag ze hoe hij herhaaldelijk slikte om te kunnen spreken. Ze had haar dikke, goedmoedige vader nog nooit zo gezien en de aanblik boezemde haar angst in.

Agnes was echter niet alleen bang, maar ook verward. Hoe had het kunnen gebeuren? Ze hadden de veiligheidsmaatregel genomen die tot hun beschikking stond en waren altijd op tijd opgehouden. Zelfs in haar wildste fantasieën had ze niet verwacht dat ze desondanks een ongelukje zou hebben. Natuurlijk had ze over andere meisjes gehoord die onbedoeld in verwachting waren geraakt, maar ze had altijd met verachting gedacht dat die waarschijnlijk onvoorzichtig waren geweest en de man verder hadden laten gaan dan hij mocht.

En nu lag zij hier. Haar gedachten vlogen koortsachtig rond, op zoek naar een oplossing. Alles was altijd goed gekomen. Dit moest ook geregeld kunnen worden. Ze moest zorgen dat haar vader dat begreep, net als alle andere keren dat ze zich in de nesten had gewerkt. Natuurlijk was dat nooit zo erg geweest als nu, maar hij was haar haar hele leven te hulp geschoten en had altijd het pad voor haar geëffend. Dat moest hij nu ook doen. Ze voelde dat ze weer rustiger werd toen de eerste schok was weggeëbd. Natuurlijk was er een oplossing. Vader zou een tijdje boos zijn, dat moest ze accepteren, maar hij zou haar hoe dan ook helpen. Er waren plekken waar je naartoe kon, het was puur een kwestie van geld, en in dat opzicht bofte ze.

Ze was tevreden omdat ze een plan had bedacht en deed haar mond open om wat te zeggen en op die manier haar vader te gaan bewerken. Nog voor ze kon beginnen, belandde Augusts hand opnieuw met een pets op haar wang. Ze keek hem ongelovig aan. Ze had nooit gedacht dat hij zijn hand tegen haar zou opheffen en nu had hij haar in korte tijd al twee keer geslagen. De onrechtvaardigheid van zijn handelen deed haar in woede ontsteken en ze kwam snel overeind om alsnog een verklaring te geven. Pets. De derde oorvijg raakte suizend haar al gevoelige wang en Agnes voelde dat tranen van nijd haar in de ogen sprongen. Hoe durfde hij haar zo te behandelen! Berustend zakte ze weer terug in de kussens en staarde verward en boos naar de vader die ze had gedacht zo goed te kennen. Maar de man die tegenover haar stond was een vreemde.

Langzaam drong het tot Agnes door dat haar leven wellicht een onaangename wending zou nemen.

 

 

Image

 

 

Een voorzichtig klopje op de deur deed hem opkijken. Hij verwachtte geen patiënt en was druk bezig de papieren op te ruimen die zich hadden opgestapeld, dus hij fronste geïrriteerd zijn wenkbrauwen.

‘Ja?’ Zijn toon was afwijzend en degene die voor de deur stond, leek te aarzelen. Maar vervolgens werd de deurkruk naar beneden geduwd en de deur ging langzaam open.

‘Stoor ik?’

Haar stem was net zo broos als hij zich die herinnerde en de geïrriteerde rimpel verdween meteen.

‘Moeder?’ Niclas vloog uit zijn stoel omhoog en keek verwonderd naar de deuropening, waar de kleine vrouw weifelend wachtte. Ze maakte altijd een beschermersinstinct in hem wakker, en hij wilde het liefst op haar afhollen en zijn armen om haar heen slaan. Maar hij wist dat ze niet goed kon omgaan met gevoelsuitingen, dus hij hield zich in en wachtte tot zij het initiatief nam.

‘Mag ik binnenkomen? Je hebt het misschien druk?’ Ze keek met een schuin oog naar de stapels voor zijn neus en maakte aanstalten zich weer om te draaien.

‘Nee, absoluut niet, kom verder.’ Hij voelde zich net een schooljongen en stoof om zijn bureau om een stoel voor haar bij te trekken. Voorzichtig nam ze plaats, op het randje, en ze keek nerveus om zich heen. Ze had hem nooit in zijn beroepsrol gezien, dus hij begreep dat de omgeving onwennig voor haar was. Ze had hem al jaren amper gezien, dus het was vast vreemd. Van zeventien jaar tot een volwassen man in één tel. Toen hij daar weer aan dacht werd hij boos. Wat hadden ze veel moeten missen, moeder en hij, door die ouwe zak. Zelf had hij zich godzijdank aan zijn invloed weten te onttrekken, maar toen hij naar zijn moeder keek, zag hij dat de jaren haar geen goed hadden gedaan. Dezelfde vermoeide, onderworpen uitdrukking als toen hij vertrok, maar verveelvoudigd in alle rimpels die sindsdien in haar gezicht waren ontstaan.

Niclas trok nog een stoel bij en ging naast haar zitten, een klein eindje bij haar vandaan. Hij wachtte tot ze zou beginnen. Ze leek niet goed te weten wat ze wilde zeggen. Na een korte stilte zei ze uiteindelijk: ‘Het spijt me zo van het meisje, Niclas.’ Ze zweeg weer en hij kon alleen maar knikken.

‘Ik kende haar niet… maar ik had haar wel graag gekend.’ Haar stem trilde een beetje en hij vermoedde welke gevoelens er onder de oppervlakte lagen. Het had haar waarschijnlijk veel moeite gekost hier te komen. Voor zover hij wist, was ze nog nooit tegen de wil van zijn vader ingegaan.

‘Ze was fantastisch,’ zei hij, en hoewel er tranen achter de woorden scholen, huilde hij niet. Dat had hij de afgelopen dagen zo vaak gedaan dat hij betwijfelde of hij nog wel tranen had. ‘Ze had jouw ogen, maar we weten niet waar haar rode haar vandaan kwam.’

‘Mijn oma had het mooiste rode haar dat je ooit hebt gezien. Dus…’ – ze aarzelde om de naam uit te spreken, maar kreeg die ten slotte toch over haar lippen – ‘Sara had het vast van haar.’

Asta keek naar haar handen, die op haar schoot rustten. ‘Ik heb haar weleens gezien. Haar en de jongen. Als je vrouw met ze ging wandelen. Maar ik ben nooit naar ze toe gegaan. We keken elkaar alleen maar aan. Nu wou ik dat ik haar had gesproken, al was het maar één keer. Wist ze dat haar oma hier woonde?’

Niclas knikte. ‘Ik heb veel over je verteld. Ze wist hoe je heette en we hebben ook foto’s van je laten zien. De weinige foto’s die ik meenam toen…’ Zijn woorden stierven weg. Geen van beiden durfde het mijnenveld van de breuk te betreden.

‘Is het waar wat ik heb gehoord?’ Ze richtte haar blik op en keek hem voor het eerst recht aan. ‘Heeft iemand het meisje kwaad gedaan?’

Hij probeerde te antwoorden, maar de woorden bleven ergens achter in zijn keel steken. Er was zoveel dat hij haar wilde vertellen, er waren zoveel geheimen die als een rotsblok op zijn hart drukten. Het liefst had hij zich aan haar voeten geworpen. Maar hij kon het niet. Er waren te veel jaren verstreken.

Nu kwamen de tranen waarvan hij had gedacht dat ze op waren over zijn wangen gebiggeld. Hij durfde zijn moeder niet aan te kijken, maar haar instinct overwon alle vermaningen en verboden en nog geen tel later voelde hij haar breekbare armen om zijn nek. Ze was zo klein en hij was zo groot, maar op dat moment was de situatie omgekeerd.

‘Jongen toch.’ Met geoefende hand streek ze over zijn rug en hij voelde hoe de jaren wegvielen en hij zich weer in zijn jeugd bevond. Veilig in de armen van zijn moeder. Haar warme adem en liefdevolle stem in zijn oor, de verzekering dat alles goed kwam. De monsters onder zijn bed bestonden alleen in zijn fantasie; hij hoefde alleen maar te zeggen dat ze moesten verdwijnen en dan gingen ze weg. Maar deze keer zou het monster niet vertrekken.

‘Weet vader het?’ vroeg hij met zijn mond tegen haar schouder. Hij wist dat het beter was om die vraag niet te stellen, maar hij kon het niet laten. Meteen voelde hij hoe ze verstijfde en zich uit de troostende omhelzing terugtrok. De magie was verbroken en ze zat weer tegenover hem als een grijs, versleten vrouwtje, dat zijn vader boven hem verkoos op het moment dat hij haar het meest nodig had. Zijn gevoelens waren zo dubbel. Hij verlangde naar haar en hield van haar, maar hij was ook bitter en vol verachting omdat ze zijn kant niet koos als hij dat nodig had.

‘Hij weet niet dat ik hier ben,’ antwoordde ze en Niclas zag dat ze mentaal al naar buiten was gegaan. Maar hij kon haar nog niet laten gaan. Hij wilde haar nog een tijdje hier houden, al was het maar voor even. Hij wist ook een manier.

‘Wil je foto’s van de kinderen zien?’ vroeg hij zacht en ze knikte.

Hij liep naar zijn bureau en trok de bovenste la open. Daar lag een mapje met foto’s, dat hij haar aanreikte. Hij lette erop dat hij er zelf niet naar keek; daar was hij nog niet aan toe.

Eerbiedig bladerde ze het mapje door en glimlachte verdrietig bij elke foto. Opeens werd alles wat ze had verloren heel tastbaar.

‘Wat een schatjes,’ zei ze met de trots van een oma in haar stem. Maar dat gevoel was vermengd met verdriet nu ze een van de kinderen voor altijd kwijt was.

‘Je hebt de achternaam van je vrouw aangenomen?’ zei ze aarzelend, met het mapje in een krampachtige greep op haar schoot.

‘Ja,’ zei Niclas en hij keek naar een punt achter haar. ‘Ik wilde niet dezelfde naam dragen als hij.’

Ze knikte bedroefd. ‘Moet je echt nu alweer op je werk zijn?’ voegde ze er bezorgd aan toe, terwijl ze hem achter zijn bureau aankeek.

Niclas rommelde doelloos met wat papieren die voor hem lagen, en slikte om de laatste tranen terug te dringen.

‘Ik zag geen andere mogelijkheid om te overleven,’ zei hij slechts.

Zijn moeder nam genoegen met die uitleg, maar de bezorgdheid in haar ogen werd groter. ‘Vergeet de mensen niet die je nog hebt,’ zei ze zacht. Met die woorden trof ze met een angstaanjagende precisie het kwetsbare punt in zijn borst.

Maar het was net alsof hij twee personen was. Een man die met Charlotte en Albin thuis wilde zijn en hen nooit meer wilde verlaten, en een man die in zijn werk wilde vluchten en de pijn wilde ontlopen die alleen maar sterker werd als hij die deelde. Bovenal wilde hij zijn eigen schuld niet in Charlottes gezicht weerspiegeld zien. Daarom was het vluchtinstinct ook als winnaar uit de strijd tevoorschijn gekomen. Dat alles wilde hij zijn moeder vertellen; volwassen als hij was, wilde hij zijn hoofd op haar schoot leggen en haar alles vertellen en haar horen verzekeren dat alles goed kwam. Maar het moment kwam en verdween en nadat zijn moeder het mapje foto’s op het bureau had gelegd, stond ze op en liep naar de deur.

‘Moeder?’

‘Ja?’ Ze draaide zich om.

Niclas hield de foto’s omhoog. ‘Neem ze maar mee, we hebben er nog meer.’

Asta aarzelde. Toen pakte ze het mapje aan alsof het een duur maar breekbaar gouden ei was en stopte het in haar handtas.

‘Verberg ze maar goed,’ zei hij stilletjes met een scheef lachje, maar ze had de deur al achter zich dichtgedaan.

Hij staarde naar het plafond en schopte zachtjes tegen de muur. Hij snapte niet hoe het zover had kunnen komen. Waarom hij? En waarom had hij niets gezegd, in het begin, toen dat misschien nog mogelijk was?

De posters aan de muur herinnerden hem eraan wat voor man hij wilde zijn. Normaal gesproken konden de helden om hem heen hem motiveren om harder te vechten, zich meer in te spannen. Vandaag werd hij alleen maar nijdig. Zij zouden deze shit nooit hebben geaccepteerd. Zij hadden meteen van zich afgebeten. Meteen gedaan wat je hoorde te doen. Daarom waren ze waar ze nu waren. Daarom waren ze helden. Zelf was hij een jongen van niks en dat zou ook altijd zo blijven. Precies zoals Rune had gezegd. Hij had hem nooit willen geloven als hij dat zei. Hij had tegengestribbeld en gedacht dat hij Rune wel kon laten zien dat hij het mis had. Hij zou Rune tonen dat hij een held was en dan zou Rune spijt krijgen. Spijt van alle harde woorden. Alle vernederingen. Dan zou hij zelf overwicht hebben en Rune zou moeten bidden en smeken om zelfs maar een minuutje van zijn tijd te krijgen.

Het ergste was dat hij Rune aanvankelijk had gemogen. Toen ma hem net kende, vond hij hem vet cool. Hij reed in een stoere bak en had maten met gave motoren, bij wie hij soms achterop had gemogen. Maar toen trouwden Rune en ma en vervolgens liep alles spaak. Opeens moesten Rune en ma laten zien dat ze net zo waren als alle andere Zweden en dus wilden ze een vrijstaand huis, een Volvo en zelfs zo’n stomme caravan. De maten met de motoren verdwenen, ma en Rune gingen in plaats daarvan om met mensen die ook dat soort dingen nastreefden, en op zaterdag gingen ze met die stelletjes eten. Natuurlijk moesten ze zelf ook een kind hebben. Dat had hij Rune ooit tegen een van de saaie buren horen zeggen. Dat ze een eigen kind wilden. O, hij hield wel van Sebastian, had Rune gezegd, maar hij had er met serieuze stem aan toegevoegd dat dat toch niet hetzelfde was als een éígen kind. Toen dat kind er nooit kwam, had Rune de schuld op de een of andere manier bij hem gelegd. Hij, Sebastian, kreeg alle frustratie van Rune te verduren omdat Rune en ma nooit een éígen kind hadden gekregen. En nadat ma een paar jaar geleden aan kanker was overleden, was het alleen maar erger geworden. Toen zat Rune opgescheept met een kind dat niet eens van hem was. Rune wees hem er steeds weer op. Dat Sebastian dankbaar moest zijn dat Rune hem niet naar het een of andere verschrikkelijke pleeggezin had gestuurd toen ma overleed, maar voor hem zorgde alsof hij zijn éígen kind was. Als Rune dacht dat je zó voor je eigen kind hoorde te zorgen, was het maar beter dat hij en ma er geen hadden gekregen, dacht Sebastian soms.

Niet dat Rune hem sloeg of zo. Nee, dat zou zo’n keurige Zweed nooit doen. Maar in zekere zin was dat haast beter geweest. Dan had hij een concrete reden gehad om hem te haten, want nu mishandelde hij dat wat je aan de buitenkant niet zag.

Terwijl Sebastian naar het plafond lag te staren, besefte hij tijdens een vlaag van helderheid waarom hij in deze situatie was beland. Omdat hij ondanks alles van zijn stiefvader hield. Rune was de enige vader die hij ooit had gekend en Sebastian had nooit anders gewild dan hem tot tevredenheid stemmen. Hij had alleen maar gewild dat Rune uiteindelijk van hem zou houden. Daarom zat hij nu met de gebakken peren. Dat begreep hij. Hij was niet dom. Maar wat hielp het om slim te zijn? Hij zat hoe dan ook klem.

‘Wát zeggen jullie, verdomme!’ Kajs gezicht liep paars aan en hij leek als een dolle stier naar de buren te willen stormen. Patrik ging discreet voor hem staan en hief zijn hand in een kalmerend gebaar.

‘Zullen we even gaan zitten om er in alle rust over te praten?’

De woorden leken niet echt tot Kajs hersenen door te dringen; zijn woede zat er als een filter tussen. Patrik en Gösta wisselden een korte blik. Plotseling leek het niet zo onwaarschijnlijk dat hij Lilian had geslagen. Maar het was gevaarlijk in die banen te denken en zolang ze niet Kajs versie van het verhaal hadden gehoord, konden ze beter geen conclusies trekken.

Nadat hij Patriks woorden een paar tellen had laten bezinken, draaide Kaj zich om en ging kwaad naar binnen. Hij verwachtte kennelijk dat Patrik en Gösta hem zouden volgen, wat ze ook deden nadat ze naar goed Zweeds gebruik hun schoenen hadden uitgetrokken. Toen ze in de keuken kwamen, stond Kaj tegen het aanrecht geleund. Hij had zijn armen strijdlustig voor zijn borst over elkaar geslagen. Met één hand gebaarde hij kort naar de keukenstoelen. Zelf was hij kennelijk niet van plan te gaan zitten.

‘Wat heeft dat mens nu weer gezegd? Dat ik haar heb geslagen? Beweert ze dat?’ Zijn gezicht liep weer rood aan en eventjes vreesde Patrik dat hij vlak voor hun ogen een hartinfarct zou krijgen.

‘We hebben informatie ontvangen over een mishandeling, ja,’ zei Gösta rustig voordat Patrik iets kon zeggen.

‘Ze heeft dus aangifte gedaan, dat kutwijf!’ bulderde Kaj en op zijn grijzende slapen verschenen kleine zweetdruppels.

‘Puur formeel gezien heeft Lilian geen aangifte gedaan. Nog niet,’ voegde Patrik eraan toe. ‘We wilden eerst graag in alle rust met jou praten, om dit echt tot op de bodem uit te kunnen zoeken.’ Hij keek in zijn notitieboekje en ging verder: ‘Je bent een uur geleden dus naar het huis van Lilian Florin gegaan?’

Kaj knikte onwillig. ‘Ik wilde alleen maar weten wat ze verdomme bedoelde toen ze zei dat ze mij ervan verdacht dat kind te hebben vermoord. Ze heeft in de loop van de jaren een boel minne streken uitgehaald, maar zoiets…’ Er verschenen nog meer zweetdruppels en van woede kwam hij niet goed uit zijn woorden.

‘Je bent dus gewoon naar binnen gestapt?’ vroeg Gösta, die ook bezorgd leek te worden over Kajs gezondheidstoestand.

‘Ja, verrek, als ik had aangeklopt, had ze me nooit binnengelaten. Ik wilde haar gewoon met haar rug tegen de muur zetten. Haar vragen waar ze verdomme mee bezig was.’ Voor het eerst was er enige ongerustheid in Kajs stem te horen.

‘En wat gebeurde er toen?’ Patrik maakte notities terwijl Kaj sprak.

‘Dat was alles!’ Kaj spreidde zijn handen. ‘Ik heb tegen haar geschreeuwd, dat wil ik best toegeven. Ze zei dat ik haar huis moest verlaten en omdat ik had gezegd wat ik wilde zeggen, ging ik weg.’

‘Je hebt haar dus niet geslagen?’

‘O, ik had haar graag een klap op haar bek gegeven, maar zo stom ben ik niet!’

‘Is dat een nee?’ vroeg Patrik.

‘Ja, dat is een nee,’ antwoordde Kaj boos. ‘Ik heb haar niet aangeraakt en als ze dat zegt, liegt ze. Wat me op zich niet zou verbazen.’ Nu klonk hij opnieuw ongerust.

‘Is er iemand die je woorden kan bevestigen?’ vroeg Gösta.

‘Nee. Ik heb Niclas vanochtend zien wegrijden en ik ben pas gegaan toen Charlotte met de kleine in de wagen ging wandelen.’ Hij streek met zijn hand over zijn voorhoofd en veegde die aan zijn broekspijp af.

‘Ja, dan is het helaas jouw woord tegen het hare,’ zei Patrik. ‘En Lilian heeft sporen van slagen.’

Bij elk woord kromp Kaj meer in elkaar. Zijn eerdere agressiviteit had plaatsgemaakt voor berusting. Vervolgens rechtte hij opeens zijn rug.

‘Haar man. Die was thuis. Shit, daar heb ik niet aan gedacht. Hij is net een spook. Je ziet Stig nooit meer. Maar hij moet thuis zijn geweest. Misschien heeft hij iets gehoord of gezien.’

Die gedachte gaf hem nieuwe moed en Patrik keek Gösta aan. Dat ze niet aan Stig hadden gedacht. Ze hadden zelfs naar aanleiding van Sara’s dood niet met hem gesproken. Kaj had gelijk. Stig was tot nu toe een onzichtbaar spook in het onderzoek geweest en ze waren hem compleet vergeten.

‘We gaan ook met hem praten,’ zei Patrik, ‘en dan zien we wel hoe dit zich ontwikkelt. Maar als hij niets te melden heeft, ziet het er niet goed voor je uit als Lilian die aangifte doorzet…’

Hij hoefde zijn zin niet af te maken. Kaj begreep de eventuele consequenties sowieso wel.

Charlotte liep doelloos door het dorp. Albin lag rustig in de kinderwagen te slapen, maar sinds ze de kalmeringsmiddelen niet meer slikte en weer helder was, kon ze het nauwelijks opbrengen naar hem te kijken. Toch deed ze wat er van haar werd verwacht. Ze verschoonde hem, kleedde hem aan en gaf hem eten, maar het ging mechanisch, zonder gevoel. Want stel dat het nog een keer gebeurde! Stel dat hem ook iets overkwam! Ze wist niet eens hoe ze zonder Sara moest leven. Ze zette haar ene voet voor de andere, dwong zichzelf ertoe verder te gaan, maar eigenlijk was ze het liefst midden op straat ingestort om nooit weer op te staan. Maar dat kon ze zichzelf niet toestaan, net zomin als ze zichzelf had kunnen toestaan weer in de nevelen van de medicijnen weg te zakken. Want ondanks alles was Albin er nog. Hoewel ze hem niet kon aankijken, voelde ze in elke vezel van haar lichaam dat ze nog een kind had, dat leefde. Omwille van hem moest ze blijven ademhalen. Het was alleen zo moeilijk.

En nu was Niclas ook nog naar zijn werk gevlucht. Het was nog maar drie dagen geleden dat hun dochter was vermoord en hij zat alweer op zijn kamer in de huisartsenpraktijk verkoudheden en wondjes te behandelen. Hij babbelde misschien zelfs vrolijk met de patiënten, of hij flirtte met de verpleegsters en genoot ervan zichzelf in de rol van de almachtige dokter te zien. Charlotte wist dat ze onrechtvaardig was. Ze wist dat Niclas net zozeer leed als zij. Ze had alleen graag gewild dat ze die pijn konden delen en dat ze niet zoals nu ieder voor zich probeerden een reden te vinden om nog een minuut te blijven ademen, en nog een, en nog een. Hoewel ze het niet wilde, voelde ze boosheid en verachting omdat hij haar in de steek liet nu ze hem meer dan ooit nodig had. Aan de andere kant was dit misschien te verwachten geweest. Wanneer had ze ooit tegen hem aan kunnen leunen? Wanneer was hij ooit iets anders geweest dan een groot kind, dat erop vertrouwde dat zij zorg droeg voor al het grijze en grauwe waaruit het dagelijkse leven van de meeste mensen bestond? Behalve dat van hem. Hij moest het recht hebben om spelend door het leven te gaan. Alleen de dingen te doen die leuk waren, de dingen waarin hij zin had. Het had haar verbaasd dat hij zijn medicijnenstudie had afgemaakt. Ze had nooit gedacht dat hij het lang genoeg zou volhouden om alle verplichte onderdelen af te werken en de vermoeiende onregelmatige diensten te draaien. Maar de beloning was kennelijk aantrekkelijk genoeg geweest om gemotiveerd te blijven. Iemand worden die anderen bewonderden. Een geslaagd, succesvol mens. In elk geval aan de buitenkant.

De enige reden waarom ze bij hem was gebleven, waren de glimpen die ze tussendoor van de andere man had gezien. De man die kwetsbaar was, die kon tonen wat hij voelde. Die zich bloot durfde te geven en niet aldoor de charmeur uit hoefde te hangen. Door die glimpen was ze wat nu een heel leven geleden leek, verliefd op Niclas geworden. Maar de afgelopen jaren hadden die momenten steeds langer op zich laten wachten en ze wist niet meer wie hij was en wat hij wilde. Soms, in zwakke ogenblikken, had ze zich zelfs afgevraagd of hij eigenlijk wel een gezin wilde hebben. Als ze broodeerlijk tegen zichzelf was, dacht ze dat hij achteraf gezien liever een leven had gehad zonder de verplichtingen die een gezin met zich meebracht. Maar hij beleefde er kennelijk toch enig plezier aan, want anders was hij niet zo lang gebleven, dacht ze. Tijdens deze zwarte dagen had ze op korte, egoïstische momenten gedacht dat het gebeurde Niclas en haar misschien nader tot elkaar zou brengen. Maar dat had ze mis gehad. Ze waren nu nog verder van elkaar verwijderd dan vroeger.

Zonder dat Charlotte het had gemerkt, was ze naar de camping van Fjällbacka gelopen en bij Erica’s huis beland. Dat haar vriendin gisteren langs was gekomen, had ontzettend veel betekend, maar toch aarzelde Charlotte. Ze was haar hele leven al gewend om geen ruimte in te nemen, niets voor zichzelf te eisen, niet tot last te zijn. Ze begreep dat haar verdriet invloed had op andere mensen en ze wist niet zeker of ze Erica nog meer wilde belasten. Tegelijk had ze een ontzettende behoefte aan een vriendelijk gezicht, aan een gesprek met iemand die haar niet de rug toekeerde of die, zoals haar moeder, zelfs deze gelegenheid niet voorbij liet gaan om haar te vertellen wat ze had moeten doen.

Albin was wakker geworden en ze tilde hem voorzichtig uit de kinderwagen. Hij keek slaapdronken rond en schrok toen Charlotte op de voordeur klopte. Een voor haar onbekende vrouw van middelbare leeftijd deed open.

‘Hallo?’ zei Charlotte onzeker, maar toen besefte ze dat het Patriks moeder moest zijn. Een vage herinnering aan de tijd voor Sara’s dood kwam naar boven. Erica had gezegd dat ze zou komen.

‘Hallo. Kom je voor Erica?’ zei Patriks moeder. Zonder op antwoord te wachten stapte ze opzij om Charlotte binnen te laten.

‘Is ze wakker?’ vroeg Charlotte voorzichtig.

‘O ja. Ze is Maja aan het voeden. Vraag niet voor de hoeveelste keer vandaag. Ik snap niets van deze moderne tijd. In mijn tijd kregen kinderen om de vier uur te eten en absoluut niet vaker, en die generatie heeft niets te lijden gehad.’ Patriks moeder kletste maar door, terwijl Charlotte nerveus achter haar aan liep. Nadat iedereen in haar omgeving een aantal dagen lang op eieren had gelopen, voelde het raar dat iemand op normale toon sprak. Vervolgens zag ze dat Erica’s schoonmoeder besefte wie ze moest zijn, en haar woorden en bewegingen stokten. Ze sloeg haar hand voor haar mond en zei: ‘Sorry, ik had niet door wie je was.’

Charlotte wist niet wat ze daarop moest antwoorden. Ze drukte Albin dichter tegen zich aan.

‘Ik vind het zo verschrikkelijk voor je…’ Erica’s schoonmoeder wiebelde onrustig van de ene voet op de andere en het was duidelijk dat ze overal wilde zijn behalve in Charlottes buurt.

Zou dat zo blijven, dacht Charlotte. Dat de mensen je schuwden als de pest. Dat ze achter je rug wezen en fluisterden: ‘Dat is de vrouw wier kind is vermoord’, maar zonder haar aan te durven kijken. Misschien was het uit angst, omdat ze niet wisten wat ze moesten zeggen, of wellicht ook uit een irrationele vrees dat de tragedies ook tot in hun eigen leven zouden doordringen als ze dichtbij kwamen.

‘Charlotte?’ Ze hoorde Erica’s stem vanuit de woonkamer en de oudere vrouw was zichtbaar opgelucht toen ze een excuus had om weg te gaan. Charlotte liep langzaam en aarzelend naar Erica, die in haar fauteuil Maja de borst gaf. De scène voelde bekend en merkwaardig ver weg. Hoe vaak was ze hier de afgelopen twee maanden niet binnen komen lopen en had ze dezelfde situatie aanschouwd? Maar die gedachte bracht ook een beeld van Sara op haar netvlies. De vorige keer dat ze hier was, was Sara mee geweest. Puur rationeel wist Charlotte dat dat afgelopen zondag was, maar toch kon ze het moeilijk bevatten. Ze zag Sara op de witte bank op en neer springen, met haar rode lange haar om haar gezicht wapperend. Ze had haar vermaand, dat herinnerde ze zich. Ze had haar streng gezegd dat ze moest ophouden. Wat voelde dat nu onbelangrijk! Wat maakte het uit dat het kind een beetje op de kussens had gesprongen? Het beeld maakte haar duizelig en Erica kwam vlug overeind om haar in de dichtstbijzijnde fauteuil te helpen. Maja krijste wild toen de borst zo abrupt uit haar mond werd gerukt, maar Erica negeerde de protesten van haar dochter en zette haar in de maxi-cosi.

Met Erica’s armen om zich heen durfde Charlotte de vraag te formuleren die al aan haar onderbewuste knaagde sinds de politie afgelopen maandag was komen vertellen dat Sara was overleden. Ze vroeg: ‘Waarom konden ze Niclas niet bereiken?’