Fjällbacka 1926
De peuters waren luidkeels achter haar aan het stoeien en Agnes siste geïrriteerd dat ze stil moesten zijn. Dat kinderen van twee zoveel lawaai konden maken! Het kwam vast doordat ze zo vaak bij de Janssons waren; ze hadden dat ongetwijfeld van haar snotapen geleerd, dacht Agnes, het feit negerend dat haar buurvrouw haar kinderen al sinds ze een halfjaar waren min of meer opvoedde. Maar het zou allemaal anders worden nu ze naar het dorp verhuisden. Agnes keek vanaf haar plek op de wagen met hun spullen tevreden achterom. Ze hoopte dat ze die ellendige barak nooit meer hoefde te zien. Nu was ze een stap dichter bij het leven dat ze verdiende, en ze zou in elk geval tussen fatsoenlijke mensen wonen en wat leven en beweging om zich heen hebben. Ook al waren de kamers schoner en lichter en zelfs een paar vierkante meter groter dan in de barak, toch was de woning die ze huurden op zich niets om over naar huis te schrijven, maar die lag in elk geval in Fjällbacka. Ze kon de voordeur uitstappen zonder tot haar enkels in de klei te zakken en ze kon contacten leggen met mensen die aanzienlijk meer stimulerend waren dan die simpele steenhouwersvrouwen die alleen maar in het kraambed lagen. Eindelijk zou ze de kans krijgen om mensen met een totaal andere horizon te leren kennen. Dat het maar de vraag was of zijzelf een interessante kennis voor hen was, nu ze een van de steenhouwersvrouwen was die ze zelf zo verachtte, verkoos Agnes te negeren, of wellicht stond ze er gewoon niet bij stil dat niemand zou zien dat zij anders was.
‘Johan, Karl, rustig nu! Stil zitten, anders vallen jullie van de wagen,’ zei Anders tegen de jongens terwijl hij zich half omdraaide. Zoals altijd vond Agnes hem veel te slap tegen zijn kinderen. Als zij het voor het zeggen had gehad, had hij ze veel luider toegesproken en ze ook een oorvijg gegeven. Maar daarin was Anders onwrikbaar. Niemand hief zijn hand op tegen zijn zonen. Hij had haar ooit betrapt toen ze Johan een draai om zijn oren gaf en na de uitbrander die ze toen had gekregen, had ze het wel uit haar hoofd gelaten het ooit weer te doen. In alle andere dingen kon ze Anders zover krijgen dat hij deed wat zij wilde, maar als het om Karl en Johan ging, had hij het laatste woord. Zelfs de namen had hij gekozen. Als die goed genoeg waren voor koningen, waren ze goed genoeg voor zijn zonen, had hij gezegd. Agnes had alleen maar gesnoven. Wat een idiotie! Maar het kon haar niets schelen hoe haar zonen heetten, dus als hij daarover wilde beslissen, was het haar om het even.
Het zou vooral prettig zijn dat ze die bemoeizieke buurvrouw Jansson niet meer hoefde te zien. Natuurlijk was het makkelijk geweest dat zij voor de kinderen had gezorgd, en het was Agnes een raadsel waarom ze dat vrijwillig had willen doen, maar haar verwijtende blikken hadden Agnes op de zenuwen gewerkt. Alsof zijzelf een slechter mens was omdat zij het niet als haar levenstaak beschouwde om kinderbillen af te vegen.
Ze konden niet helemaal tot aan het huis rijden, dat aan een van de smalle steegjes lag die naar zee liepen, dus ze moesten hun weinige bezittingen het laatste eind dragen. Anders zou een paar keer op en neer lopen met hun gammele meubels, maar Agnes groette de oude man van wie het huis was en die dus nu hun huurbaas was, en ging naar binnen. Ze had nooit gedacht dat ze twee kleine kamers in een piepklein huis als een betere positie in het leven zou hebben beschouwd, maar vergeleken met de donkere barak leek de nieuwe woning een paleis.
Ze zwiepte met haar rokken over de drempel en constateerde tevreden dat de vorige huurder het schoon en netjes had achtergelaten. Ze verafschuwde vuil om zich heen, maar het had in de kleine kamer in de barak niet de moeite geleken schoon te maken en bovendien was zijzelf niet echt geschikt voor die taak. Maar als ze Anders, de vrek, zover wist te krijgen dat hij een paar mooie gordijnen en een kleed regelde, dan zou het hierbinnen in elk geval acceptabel worden.
De jongens schoten langs haar heen en renden als gekken achter elkaar aan door de lege kamer. Agnes voelde hoe ze vanbinnen begon te koken toen ze zag hoe de klei die aan hun schoenen zat, overal op de schone vloer terechtkwam.
‘Karl! Johan!’ riep ze en de jongens bevroren van schrik. Ze balde haar handen tot vuisten in haar zij om te voorkomen dat ze hun een fikse draai om de oren gaf en nam er genoegen mee hen stevig bij de arm te pakken en naar buiten te sleuren. Stiekem kneep ze in de armen die ze vasthield en ze zag tevreden dat hun kleine gezichten vertrokken van de pijn.
‘Vader!’ begon Karl te huilen en Johan stemde algauw in met zijn klaagzang. ‘Ik wil vader!’
‘Hou je mond,’ snauwde Agnes, terwijl ze ongerust om zich heen keek. Het zou niet fraai zijn als ze zich de eerste dag al belachelijk maakte, maar de jongens vielen niet meer te stoppen.
‘Vader!’ riepen ze in koor en Agnes moest haar best doen om rustig en beheerst te blijven ademen zodat ze niets overhaasts deed. Toen gingen de jongens nog een stapje verder.
‘Karin, we willen Karin!’ riepen ze in koor. Ze gingen erbij liggen en bonkten met hun kleine vuisten en voeten op de grond.
Het waren stomme huilebalken, net als hun vader. Hoe durfden ze dat wijf te verkiezen boven hun moeder! Ze voelde haar voet trillen en had grote zin hun precies op de zachte delen van de buik een oplawaai te verkopen, maar gelukkig kwam Anders net op dat moment over de heuvel aangelopen.
‘Wat is er loos?’ vroeg hij in zijn zangerige Blekingedialect en de jongens kwamen als de wiedeweerga overeind.
‘Vader! Moeder is gemeen!’
‘Wat is er nu weer gebeurd?’ vroeg Anders wanhopig en hij keek Agnes verwijtend aan. Inwendig vervloekte ze hem. Hij wist niet eens wat er aan de hand was en toch koos hij meteen partij voor zijn kinderen. Ze bracht het niet op de situatie uit te leggen en draaide zich abrupt om om de kleirommel van de jongens op te ruimen. Achter zich hoorde ze de peuters met hun gezicht in Anders’ jas snotteren. Zo vader, zo zonen.
Ze meldde zich de hele maandag ziek. Het meisje was nog maar een week geleden gevonden, maar ze had het gevoel alsof ze sinds die dag jaren ouder was geworden. Ze hoorde Kaj in de keuken rommelen en wist dat het slechts een kwestie van tijd was. Even later riep hij inderdaad.
‘Monicaaaa. Waar staat de koffie?’
Ze deed haar ogen dicht en antwoordde geforceerd geduldig: ‘In het blik in het kastje boven het fornuis. Daar staat het al tien jaar,’ kon ze niet nalaten eraan toe te voegen.
Ze hoorde een mopperend antwoord uit de keuken komen, stond zuchtend op en liep erheen. Ze kon hem maar beter helpen. Ze begreep niet dat een volwassene zo hulpeloos kon zijn. Dat hij een bedrijf met dertig man personeel had kunnen leiden, ging haar bevattingsvermogen te boven.
‘Laat mij maar even,’ zei ze en ze rukte het koffieblik uit zijn handen.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ antwoordde Kaj met een even geïrriteerde stem als zij.
Monica haalde diep adem om te kalmeren en telde zachtjes de schepjes koffie die ze in het filter deed. Het had geen enkel nut om ook nog eens met Kaj ruzie te gaan maken.
‘Niets,’ zei ze zachtjes. ‘Ik ben alleen maar moe. En ik vind het niet leuk dat de politie hier is geweest om met Morgan te praten.’
‘Ach, wat geeft dat nou?’ zei Kaj. Hij ging aan de keukentafel zitten en wachtte tot de koffie zou worden geserveerd. ‘Hij is tenslotte een volwassen man, al wil jij dat niet inzien,’ voegde hij eraan toe.
‘Je zou moeten weten wat voor problemen Morgan heeft. Waar ben je al die jaren geweest? Heb je geen deel uitgemaakt van dit gezin?’ De irritatie kwam terug en met heftige bewegingen sneed ze een paar plakken cake af.
‘Natuurlijk maak ik deel uit van dit gezin. Maar ik heb Morgan nooit zo in de watten gelegd als jij. En dat gesleep van de ene psychiater naar de andere. Waar is dat goed voor geweest? Hij zit toch maar de godganse dag in zijn huisje en wordt elk jaar vreemder.’
‘Ik heb hem niet in de watten gelegd,’ zei Monica met samengeknepen lippen. ‘Ik heb geprobeerd onze zoon de beste zorg te geven die hij kan krijgen voor zijn problemen. Dat jij ervoor hebt gekozen hem te negeren, is jouw zaak. Als je maar de helft van de tijd die je aan het trainen besteedt met hem zou doorbrengen…’
Ze smeet het bord met de plakjes cake bijna op tafel en ging met gekruiste armen tegen het aanrecht staan.
‘Ja, ja,’ zei Kaj afwerend en hij stopte een stuk cake in zijn mond. Hij leek ook niet veel zin te hebben om deze ochtend ruzie te maken. ‘Laten we het daar niet weer over hebben. Maar ik ben het met je eens dat het geen prettig gevoel is dat de politie hier rondloopt. Ze kunnen hun energie beter in dat stomme wijf steken.’
Hij had zijn favoriete thema weer aangeroerd en schoof het gordijn opzij om naar het huis van de Florins te loeren.
‘Het lijkt rustig daar. Ik vraag me af wat er afgelopen vrijdag aan de hand was, met al die auto’s? En alle dozen en spullen die ze naar binnen droegen?’
Monica liet onwillig haar dekking zakken en ging tegenover hem aan de keukentafel zitten. Ze nam een plakje cake hoewel ze wist dat ze dat niet zou moeten doen. Alle zoetigheid was veel te veel rond haar heupen gaan zitten. Maar het leek Kaj niets uit te maken, dus waarom zou ze haar best doen?
‘Geen idee, maar het is niet de moeite waard daarover te speculeren. Ik wil gewoon dat ze Morgan met rust laten.’
Het koude, nare gevoel in haar buik weigerde te verdwijnen. Het werd met de dag erger. De suiker in de cake kalmeerde voor korte tijd haar zenuwen, maar ze wist dat ze straks weer door angstgevoelens zou worden overmand. Wanhopig keek ze over de tafel naar Kaj. Ze overwoog hem alles te vertellen, maar besefte al snel hoe ijdel die gedachte was. Dertig jaar samen en ze hadden niets gemeen. Tevreden kauwde hij op een tweede plak cake, zich niet bewust van de wolfsklauwen die aan de ingewanden van zijn vrouw rukten.
‘Moet jij niet werken?’ zei Kaj en hij stopte met kauwen.
Zo typerend. Ze had al een uur geleden weg moeten gaan, maar hij merkte nu pas dat ze thuis was gebleven.
‘Ik heb me ziek gemeld. Ik voel me niet lekker.’
‘Je ziet er prima uit,’ zei hij kritisch. ‘Misschien een beetje bleek. Ja, je weet dat ik vind dat je je baan moet opzeggen. Het is belachelijk dat je je daar zo uitslooft terwijl het niet nodig is. We hebben geld genoeg.’
Een hevige woede laaide in haar op. Ze stond met een heftige beweging op. ‘Ik wil er niets meer over horen. Ik ben meer dan twintig jaar thuis geweest en heb niets anders gedaan dan jouw overhemden strijken en eten maken voor jou en je zakenvrienden. Heb ik dan niet eindelijk recht op een eigen leven!’
Ze rukte het bord met cake naar zich toe, liep naar de vuilnisemmer en kiepte demonstratief de laatste plakken cake bij de koffiedrab en andere etensresten. Toen liet ze Kaj met open mond aan de eettafel achter. Ze kon hem geen moment langer aankijken.
Ze zette de kinderwagen aan de achterkant van de ijzerwarenwinkel neer en verzekerde zich ervan dat Liam sliep. Ze zou alleen even vlug naar binnen gaan om een paar dingen te kopen en had geen puf om de wagen mee te slepen. Het waaide behoorlijk, maar dat was het ergst aan de voorkant van de winkel, die op het water uitkeek. De achterkant lag in de beschutting van de Veddeberg en de kinderwagen kon daar best vijf minuten staan terwijl zij haar boodschappen deed.
Het belletje boven de deur rinkelde toen ze naar binnen stapte. De winkel stond vol met allerlei spullen, vooral voor klussers en mensen die van varen hielden. Zelf moest ze twee keer op het briefje kijken dat Markus haar had meegegeven om te weten wat ze moest hebben. Markus had beloofd dit weekend de rest van de planken in de kinderkamer op te hangen, als zij de spullen kocht die daarvoor nodig waren.
Mia verheugde zich erop dat het allemaal binnenkort klaar zou zijn. De maanden waren omgevlogen en hoewel Liam inmiddels al een halfjaar was, leek zijn kamer nog steeds op een tijdelijk onderkomen, niet op de gezellige, leuk ingerichte kinderkamer waarvan ze altijd had gedroomd. Maar ze was afhankelijk van haar vriend om dat voor elkaar te krijgen. Zelf had ze nog nooit een hamer vastgehouden en hij was best handig, als hij zijn handen maar uit de mouwen wilde steken. Wat helaas niet al te vaak gebeurde.
Soms vroeg ze zich af of de rest van haar leven er zo zou blijven uitzien. Toen ze elkaar pas kenden, had ze zijn filosofie dat je altijd plezier moest maken en nooit vervelende dingen moest doen, geweldig gevonden. Ze was net zo gaan leven als hij en bijna een jaar lang hadden ze een zorgeloos, heerlijk bestaan geleid, met veel feesten en spontane beslissingen. Toen zij daar genoeg van begon te krijgen en merkte dat het leven als volwassene steeds meer verantwoordelijkheid met zich meebracht – vooral na de geboorte van Liam – was hij in zijn zeepbel blijven hangen, en nu had ze het gevoel dat ze voor twee kinderen moest zorgen. Hij betaalde ook niet veel mee aan de huur en het eten. Als ze geen ouderschapsvergoeding had gekregen, hadden ze echt honger moeten lijden. Het lukte Markus altijd wel om een baantje te vinden, dat was het probleem niet. Nee, het probleem was dat geen enkele baan aan zijn verwachtingen voldeed, of aan zijn eisen dat het altijd leuk moest zijn. Daarom hield hij er meestal na een paar weken weer mee op. Dan liep hij een tijd te lanterfanten en leefde van haar geld, tot het hem weer lukte een nieuw baantje te vinden. Overdag lag hij meestal te slapen; hij deed dus niet veel in het huishouden en zorgde ook niet echt voor Liam. In plaats daarvan zat hij nachtenlang computerspelletjes te spelen.
Als ze eerlijk was, begon ze er genoeg van te krijgen. Ze was twintig, maar voelde zich wel veertig. Ze hoorde zichzelf voortdurend vitten en zeuren, en soms merkte ze tot haar ontzetting dat ze precies als haar moeder klonk.
Ze zuchtte toen ze door het ene gangpad liep. Ze keek op haar briefje. De spijkers en wat andere dingen die Markus nodig had kon ze vrij makkelijk vinden, maar ze moest vragen waar de schroeven lagen. Toen Mia eindelijk klaar was en bij Berit wilde afrekenen, keek ze op haar horloge. Het afwerken van de boodschappenlijst had een kwartier geduurd en ze merkte dat ze onder haar oksels begon te zweten. Als Liam maar niet wakker was geworden. Ze haastte zich met de tassen naar buiten en zodra ze de deur opende, hoorde ze waar ze bang voor was geweest: zijn doordringende gehuil. Maar het klonk anders dan wanneer hij boos of verdrietig was of honger had. Hij huilde alsof hij in paniek was en het geluid weerkaatste schel tegen de bergwand. Haar moederinstinct zei haar dat er iets mis was en ze liet de tassen op de grond vallen en rende naar de kinderwagen. Toen ze hem zag liggen, stopte haar hart even met kloppen en ze probeerde te begrijpen wat ze zag. Liams gezicht was zwart, het leek wel as of roet. Ze zag dat er ook as in zijn open, schreeuwende mond zat; af en toe stak hij zijn tong uit in een poging het nare spul weg te krijgen. Ook de binnenkant van de kinderwagen was bedekt met de zwarte substantie en toen Mia haar door paniek bevangen zoontje optilde en tegen haar borst drukte, kwam haar jas eveneens onder te zitten. Haar hersenen waren nog niet in staat een zinnige theorie te vormen over wat er was gebeurd, maar met Liam in haar armen rende ze de ijzerwarenwinkel weer in. Ze wist alleen dat iemand haar zoon iets had aangedaan. Terwijl ze hulp kreeg met bellen, probeerde ze tevergeefs met een tissue de as uit zijn mond te halen.
Wie dit had gedaan, moest compleet gestoord zijn.
Rond twee uur hadden ze alle informatie die ze nodig hadden. Annika had het grove werk gedaan en Patrik bedankte haar zachtjes toen hij de pagina’s pakte, die in een gestage stroom naar het politiebureau waren gefaxt. Hij klopte op Martins deur en stapte zonder op antwoord te wachten naar binnen.
‘Hoi,’ zei Martin en hij slaagde erin de informele begroeting als een vraag te laten klinken. Hij wist naar welke informatie Patrik en Annika hadden gezocht, en hij hoefde maar naar Patriks gezichtsuitdrukking te kijken om te kunnen zien dat hun inspanningen resultaat hadden opgeleverd.
Patrik reageerde niet op de begroeting maar ging meteen op de stoel voor Martins bureau zitten en legde zonder iets te zeggen de faxen op het bureau.
‘Ik ga ervan uit dat jullie iets hebben gevonden,’ zei Martin, terwijl hij zijn hand uitstrekte naar de stapel papieren.
‘Ja, toen we eindelijk toestemming kregen om ernaar te kijken, was het als de doos van Pandora. Het is enorm veel. Lees zelf maar.’
Patrik leunde achterover op de stoel en wachtte terwijl Martin de faxen doornam.
‘Dit ziet er niet goed uit,’ zei Martin na een poosje.
‘Nee, dat klopt,’ zei Patrik en hij schudde zijn hoofd. ‘Albin is dertien keer met verwondingen bij een dokter of in een ziekenhuis geweest. Botbreuken, snijwonden, en God mag weten wat. Het is alsof je een leerboek over kindermishandeling leest.’
‘En volgens jou heeft Niclas dat gedaan, en niet Charlotte?’ Martin knikte naar de stapel.
‘In de eerste plaats hebben we geen concreet bewijs dat het om mishandeling gaat. Tot op heden heeft niemand aanleiding gezien om vragen te stellen en puur theoretisch kan Albin natuurlijk de grootste pechvogel ter wereld zijn. Maar dat gezegd hebbende, weten jij en ik allebei dat die kans minimaal is. Waarschijnlijk heeft iemand Albin herhaaldelijk mishandeld. En of Niclas of Charlotte dat heeft gedaan, tja, het is onmogelijk om dat met zekerheid te zeggen. Maar bij Niclas hebben we momenteel de grootste vraagtekens, dus ik zou er in elk geval van willen uitgaan dat het waarschijnlijker is dat hij het heeft gedaan.’
‘Ze kunnen het natuurlijk ook allebei hebben gedaan. Dat komt wel voor, zoals je weet.’
‘Ja, absoluut,’ zei Patrik. ‘Alles is mogelijk en we mogen niets uitsluiten. Maar gezien het feit dat Niclas over zijn alibi heeft gelogen – en bovendien heeft geprobeerd iemand anders voor hem te laten liegen – zou ik hem voor een serieus gesprek naar het bureau willen laten komen. Zijn we het daarover eens?’
Martin knikte. ‘Ja, zeker. We halen hem op, leggen hem deze informatie voor en kijken wat hij daarop te zeggen heeft, vind ik.’
‘Goed, dan doen we het zo. Zullen we meteen gaan?’
Martin knikte. ‘Ik ben zover als jij dat ook bent.’
Een uur later zat Niclas tegenover hen in de verhoorkamer. Hij zag er verbeten uit, maar had niet geprotesteerd toen ze hem bij de huisartsenpraktijk ophaalden. Het leek alsof hij geen kracht had om bezwaren te uiten. Tijdens de rit naar het politiebureau vroeg hij geen enkele keer waarom ze met hem wilden praten. In plaats daarvan had hij met nietsziende ogen naar het landschap gekeken en de stilte voor zich laten spreken. Patrik voelde heel even een steek van medelijden. Het leek alsof het nu pas tot Niclas’ hersenen was doorgedrongen dat zijn dochter dood was en hij op dit moment al zijn energie gebruikte om te proberen met die wetenschap te leven. Toen moest Patrik weer aan de inhoud van de medische dossiers denken en het gevoel van medelijden werd snel en effectief gedoofd.
‘Weet je waarom we met je willen praten?’ begon Patrik rustig.
‘Nee,’ antwoordde Niclas terwijl hij naar het tafelblad keek.
‘We hebben informatie gekregen die…’ – Patrik pauzeerde even vanwege het effect – ‘verontrustend is.’
Geen antwoord van Niclas. Hij werd helemaal slap en zijn handen, die gevouwen op tafel lagen, trilden licht.
‘Wil je niet weten wat voor informatie het is?’ vroeg Martin vriendelijk, maar Niclas antwoordde ook nu niet.
‘Dan moeten wij het je maar vertellen,’ stelde Martin vast en met zijn blik gaf hij het woord aan Patrik, die zijn keel schraapte.
‘In de eerste plaats is gebleken dat de informatie die je ons hebt verstrekt over waar je die maandagochtend was, niet klopt.’
Nu keek Niclas voor het eerst op. Patrik meende een glimp van verbazing te zien, die even snel weer verdween. Bij gebrek aan een verbale reactie ging Patrik verder. ‘De persoon die jou een alibi heeft verschaft, heeft haar woorden teruggenomen. Concreet gezegd: Jeanette heeft ons nu verteld dat je helemaal niet bij haar was zoals jij beweert, en verder zegt ze dat jij haar hebt gevraagd daarover te liegen.’
Geen reactie van Niclas. Het leek alsof alle gevoelens uit hem waren weggestroomd en alleen maar een vacuüm hadden achtergelaten. Hij toonde geen enkele woede, verbazing, ontzetting of andere emotie die Patrik had verwacht. Zwijgend wachtte Patrik af, maar het bleef stil.
‘Heb je daar misschien iets op te zeggen?’ probeerde Martin.
Niclas schudde zijn hoofd. ‘Als zij dat zegt.’
‘Wil je ons misschien vertellen waar je die uren was?’
Niclas haalde alleen maar zijn schouders op. Toen zei hij zachtjes: ‘Ik ben helemaal niet van plan iets te vertellen. Ik begrijp niet eens waarom ik hier ben en waarom jullie me deze vragen stellen. Mijn dochter is dood. Waarom zou ik haar kwaad hebben gedaan?’ Hij keek op naar Patrik, die dit als een goede opstap zag voor de volgende vraag.
‘Misschien omdat je de gewoonte hebt je kinderen kwaad te doen. In elk geval Albin.’
Nu schrok Niclas op en hij staarde Patrik met open mond aan. Een licht trillen van de onderlip was de eerste indicatie van emotie die ze zagen. ‘Wat bedoel je?’ zei Niclas onzeker en hij keek beurtelings van Patrik naar Martin.
‘We weten het,’ zei Martin rustig en hij bladerde demonstratief door de papieren die hij voor zich had liggen. Hij had de faxen gekopieerd zodat hij en Patrik ze beiden hadden.
‘Wat denken jullie te weten?’ zei Niclas en in zijn stem klonk iets van opstandigheid door. Maar hij kon het niet laten zijn blik keer op keer op de papieren te richten die voor Martin lagen.
‘Albin is dertien keer behandeld voor verschillende soorten verwondingen. Wat heb jij daar als arts over te zeggen? Wat zou jij zelf voor conclusies trekken als iemand dertien keer bij je kwam met een kind dat brandwonden, botbreuken en snijwonden had?’
Niclas perste zijn lippen samen.
Patrik ging verder: ‘Jullie zijn niet elke keer naar hetzelfde gezondheidscentrum of ziekenhuis gegaan. Omdat jullie het lot niet wilden tarten. Maar als we de dossiers van het ziekenhuis in Uddevalla en de omliggende gezondheidscentra naast elkaar leggen, komen we op dertien verschillende gelegenheden. Heeft Albin gewoon heel veel pech, of hoe zit dat?’
Nog steeds geen antwoord van Niclas. Patrik keek naar Niclas’ handen. Waren die handen in staat een klein kind te verwonden?
‘Misschien is er wel een verklaring voor,’ zei Martin met verraderlijk milde stem. ‘Ik bedoel, ik begrijp dat het soms te veel kan worden. Als arts moet je veel uren maken, jullie zijn moe en gestrest. Bovendien vroeg Sara veel aandacht en daarbij hadden jullie nog een kleine baby, dat kan genoeg zijn om de beste ouder te breken. Alle frustraties die eruit moeten, die een uitlaatklep nodig hebben. We zijn tenslotte gewoon maar mensen, toch? En het zou kunnen verklaren waarom er geen aangiften van “ongelukjes” meer zijn geweest sinds jullie naar Fjällbacka zijn verhuisd. Hulp thuis, een baan met minder stress, alles voelde plotseling misschien een stuk lichter. Je had niet langer een uitlaatklep nodig voor je frustraties.’
‘Je weet helemaal niets over mij en mijn leven. Denk dat maar niet,’ zei Niclas onverwachts scherp en hij staarde naar het tafelblad. ‘Ik ben niet van plan hierover met jullie te praten, dus jullie kunnen net zo goed ophouden met dat psychologische gedoe.’
‘Je bedoelt dat je hier geen commentaar op hebt?’ zei Patrik en hij zwaaide naar zijn stapel kopieën van de medische dossiers.
‘Nee, dat zei ik toch,’ antwoordde Niclas, terwijl hij koppig de bovenkant van de tafel bleef bestuderen.
‘Je begrijpt zeker wel dat we deze informatie aan Maatschappelijk Werk moeten doorgeven?’ zei Patrik en hij leunde over de tafel naar Niclas. Wederom alleen dat lichte trillen van de lip.
‘Jullie doen maar wat jullie moeten doen,’ zei Niclas met een brok in zijn keel. ‘Zijn jullie van plan me hier te houden, of kan ik nu gaan?’
Patrik stond op. ‘Je kunt gaan. Maar we zullen je meer vragen moeten stellen.’
Hij liep met Niclas mee naar de buitendeur, maar geen van beiden maakte aanstalten de ander een hand te geven.
Patrik liep terug naar de verhoorkamer, waar Martin zat te wachten.
‘Wat vind jij ervan?’ zei Martin.
‘Ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik had in elk geval wat meer reactie verwacht.’
‘Ja, het leek wel of hij helemaal van de buitenwereld was afgeschermd. Maar ik vermoed dat het een uiting van zijn verdriet kan zijn. Als ik jou goed heb begrepen, heeft hij zich op zijn werk gestort alsof er helemaal niets is gebeurd, en bovendien moest hij thuis sterk zijn toen Charlotte instortte. Als zij inmiddels wat sterker is geworden, heeft het verdriet hem nu misschien ingehaald. Wat ik wil zeggen is eigenlijk dat we er niet van uit kunnen gaan dat hij iets heeft gedaan. Ondanks zijn vreemde gedrag. De omstandigheden zijn tenslotte behoorlijk bijzonder.’
‘Ja, je hebt gelijk,’ zei Patrik met een zucht. ‘Maar om bepaalde feiten kunnen we niet heen. Hij heeft Jeanette gevraagd over zijn alibi te liegen en we weten nog steeds niet waar hij toen eigenlijk was. En als deze dossiers niet aantonen dat Albin is mishandeld, dan weet ik het ook niet meer. En als ik moet raden wie de meest waarschijnlijke dader is, dan zet ik mijn geld op Niclas.’
‘We gaan dit dus melden bij Maatschappelijk Werk, zoals je net zei?’ vroeg Martin.
Patrik aarzelde. ‘We zouden het eigenlijk meteen moeten doen, maar iets zegt me dat we beter een paar dagen kunnen wachten, tot we wat meer weten.’
‘Jij bent de baas,’ zei Martin. ‘Ik hoop alleen dat je weet wat je doet.’
‘Om je de waarheid te zeggen weet ik dat helemaal niet,’ zei Patrik met een scheve glimlach. ‘Absoluut niet.’
Erica schrok toen er op de deur werd geklopt. Maja lag op haar rug onder haar babygym en zelf zat ze in een hoek van de bank alleen maar moe te wezen. Ze schoot overeind om open te doen. Toen ze zag wie er buiten stond, fronste ze even verbaasd haar wenkbrauwen.
‘Dag, Niclas,’ zei ze, maar ze maakte geen aanstalten om hem binnen te laten. Ze hadden elkaar slechts vluchtig ontmoet en ze vroeg zich af wat voor reden hij kon hebben om bij haar langs te komen.
‘Dag,’ zei hij onzeker, toen zweeg hij. Na wat een hele tijd had geleken, vroeg hij: ‘Mag ik binnenkomen? Ik wil graag met je praten.’
‘Ja natuurlijk,’ zei Erica, nog steeds met verbaasde stem. ‘Kom binnen, dan ga ik even koffiezetten.’
Ze liep naar de keuken en zette koffie terwijl Niclas zijn jas ophing. Toen tilde ze Maja op die was gaan huilen, en schonk met haar vrije hand koffie voor hen in voordat ze aan de keukentafel ging zitten.
‘Dat herken ik,’ zei Niclas lachend, terwijl hij tegenover Erica plaatsnam. ‘Het vermogen dat moeders ontwikkelen om alles net zo makkelijk met één hand te doen als met twee. Ik snap niet hoe jullie dat kunnen.’
Erica glimlachte terug. Het was onwaarschijnlijk hoe Niclas’ gezicht veranderde als hij lachte. Maar toen werd hij weer serieus en zijn gezicht sloot zich opnieuw.
Hij nam een slokje van zijn koffie alsof hij op die manier tijd probeerde te winnen. De nieuwsgierigheid bekroop Erica. Wat wilde hij van haar?
‘Je vraagt je zeker af waarom ik hier ben,’ zei hij alsof hij haar gedachten had gelezen. Erica antwoordde niet. Niclas nam nog een slok koffie en ging toen verder: ‘Ik weet dat Charlotte hier is geweest en met jou heeft gepraat.’
‘Ik kan je niet vertellen wat wij hebben…’
Hij tilde afwerend een hand op. ‘Nee, ik ben hier niet om na te gaan wat Charlotte tegen jou heeft gezegd. Ik ben hier omdat jij haar beste vriendin in Fjällbacka bent, en toen je laatst bij ons thuis was heb ik gezien dat je een goede vriendin bent. En die zal Charlotte nu hard nodig hebben.’
Erica keek hem vragend aan, maar kreeg tegelijk een naar voorgevoel over wat hij zou zeggen. Ze voelde een kleine hand tegen haar wang en keek naar Maja, die tevreden naar haar keek en naar een haarlok greep. Als ze eerlijk was, wist ze niet of ze meer wilde horen. Iets in haar wilde in de kleine zeepbel blijven waar ze de afgelopen maanden in had geleefd. Hoewel ze vaak het gevoel had gehad dat die haar verstikte, was die tegelijkertijd vertrouwd en bekend. Maar ze bedwong dat instinct, verplaatste haar blik van Maja naar Niclas en zei: ‘Ik wil graag helpen als ik dat kan.’
Niclas knikte, maar leek toen te aarzelen. Na een poosje met het koffiekopje te hebben zitten draaien, haalde hij diep adem en zei: ‘Ik ben Charlotte ontrouw geweest. Ik heb mijn gezin op de ergst denkbare manier bedrogen. Maar er is nog iets anders. Iets wat ons heeft uitgemergeld, wat ons uit elkaar heeft gedreven. Dingen die we nu onder ogen moeten zien. Charlotte weet nog niets van mijn ontrouw, maar ik moet het haar vertellen, en dan zal ze jou nodig hebben.’
‘Vertel het me maar,’ zei Erica vriendelijk, en met zichtbare opluchting gooide Niclas alles eruit, als een onsamenhangende, smerige, onaangename massa.
Toen hij klaar was, was de opluchting in zijn gezicht duidelijk waarneembaar. Erica wist niet wat ze moest zeggen. Ze streelde Maja’s wang, alsof ze zich wilde verdedigen tegen een werkelijkheid die te lelijk en te vreselijk was. Een deel van haar wilde opstaan en schreeuwen dat hij moest oprotten. Een ander deel van haar wilde hem omhelzen en hem troostend over zijn rug aaien. In plaats daarvan zei ze: ‘Je moet alles aan Charlotte vertellen. Ga nu meteen naar huis en vertel haar alles wat je mij net hebt verteld. En ik ben hier als ze wil praten. Daarna…’ Erica zweeg, onzeker hoe ze het moest zeggen, ‘daarna moeten jullie je leven weer oppakken. Als Charlotte, ik zeg áls, ze je kan vergeven, moet jij je verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat jullie verder kunnen. Het eerste dat je moet doen is zorgen dat jullie verhuizen. Charlotte vond het al niet prettig bij Lilian en ik weet dat het sinds Sara’s dood alleen maar erger is geworden. Jullie moeten een eigen huis hebben. Een huis waar jullie elkaar weer terug kunnen vinden, waar jullie in alle rust om Sara kunnen rouwen. Waar jullie weer een gezin kunnen worden.’
Niclas knikte. ‘Ja, ik weet dat je gelijk hebt. Ik had het allang geregeld moeten hebben, maar ik was zo met mezelf bezig dat ik niet zag dat…’
Hij boog zijn hoofd naar de tafel en staarde strak naar het tafelblad. Toen hij opkeek, stonden zijn ogen vol tranen. ‘Ik mis haar zo, Erica. Ik mis haar zo erg dat ik het gevoel heb dat ik uiteenval. Sara is dood, Erica. Waarschijnlijk dringt het nu pas tot me door. Sara is dood.’
De tranen stroomden over zijn wangen en druppelden op de tafel. Zijn hele lichaam schokte en zijn gezicht was zo verwrongen dat het bijna onherkenbaar was. Erica strekte haar arm en pakte zijn hand. Ze bleef hem een hele tijd zo vasthouden terwijl hij zijn pijn uithuilde.
In het weekend was het weer gebeurd. Sinds de vorige keer waren er een paar weken verstreken, en hij was net gaan hopen dat alles slechts een nare droom was, of dat het was afgelopen, voorgoed. Maar toen kwamen die momenten weer. De momenten van walging, ontkenning en pijn.
Als hij maar wist hoe hij zich ertegen moest verzetten. Als het gebeurde, voelde hij hoe de willoosheid zijn lichaam verlamde en dan liet hij zich alleen maar meedrijven.
Sebastian zat op de Veddeberg en sloeg zijn armen om zijn knieën. Vanaf de top keek hij uit over de baai. Het was koud en winderig, maar op de een of andere manier was het toch prettig. Dan voelde het vanbuiten hetzelfde als vanbinnen. Eigenlijk had het ook moeten regenen . Want zo voelde hij zich. Alsof het regende. Alsof het goot en alles wat goed en heel was, werd weggespoeld en in een reusachtige afvoer terechtkwam.
Bovendien was Rune tegen hem tekeergegaan. Alsof hij niet genoeg aan zijn hoofd had. Rune had geschreeuwd en getierd en gezegd dat hij best wel zag dat hij zich niet voldoende inspande. Dat hij beter zijn best moest doen. Dat hij geen toekomst zou hebben als hij niet harder werkte, want hij was absoluut geen studiehoofd. Maar hij had het geprobeerd. Zo goed hij onder de omstandigheden kon. Het was niet zijn schuld dat alles in het honderd liep.
Zijn ogen prikten en met een nijdig gebaar veegde Sebastian met de mouw van zijn trui zijn tranen weg. Het laatste dat hij wilde was hier als een klein kind zitten janken, terwijl alles eigenlijk zijn schuld was. Als hij maar wat sterker was geweest, dan had het niet hoeven gebeuren. Niet de eerste keer. En ook niet de tweede keer. En alle keren daarna.
Nu stroomden de tranen over zijn wangen en hij veegde zich zo heftig met de grove stof van zijn mouw droog dat hij rode strepen in zijn gezicht kreeg.
Heel even voelde hij een impuls om overal een eind aan te maken. Het zou zo eenvoudig zijn. Een paar passen naar de rand en dan hoefde hij zich alleen maar naar voren te werpen. Binnen een paar tellen zou alles voorbij zijn. Het maakte tenslotte toch voor niemand iets uit. Rune zou waarschijnlijk opgelucht zijn. Dan hoefde hij niet langer voor het kind van een ander te zorgen. Misschien kon hij zelfs een nieuwe vrouw vinden en een eigen kind krijgen, dat wilde hij immers zo graag.
Sebastian kwam overeind. De gedachte bleef verleidelijk. Langzaam liep hij naar de rand van de berg en keek naar beneden. Het was hoog. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou voelen. Om door de lucht te vliegen, een paar tellen volstrekt gewichtloos, en dan de klap als zijn lichaam weerstand ondervond. Zou hij op dat moment iets voelen? Onderzoekend stak hij een voet over de rotswand en liet die vrij in de lucht hangen. Toen bedacht hij plotseling dat hij misschien niet zou doodgaan aan de val. Stel dat hij het overleefde en verlamd raakte of zo. Een kwijlend pakketje voor de rest van zijn leven. Dan zou Rune echt iets hebben om over te zeuren. Maar waarschijnlijk zou hij hem zo snel mogelijk naar de een of andere verpleeginrichting brengen.
Hij aarzelde met zijn voet over de rand. Toen zette hij zijn voet weer neer en liep langzaam achteruit. Met zijn armen stevig over zijn borst geslagen keek hij naar de horizon. Lang, heel lang.
Zodra hij zijn voet binnen de deur had gezet, stortte ze zich op hem.
‘Wat is er gebeurd? Aina belde en zei dat de politie je van je werk is komen halen.’ Haar stem was ongerust, grenzend aan paniekerig. ‘Ik heb niets tegen Charlotte gezegd,’ voegde ze eraan toe.
Niclas zwaaide afwerend met zijn hand, maar zo makkelijk liet Lilian zich niet wegwuiven. Ze volgde hem op de hielen toen hij naar de keuken liep en bombardeerde hem met vragen. Hij negeerde haar en liep naar het koffiezetapparaat en schonk een grote kop koffie in. Het apparaat stond uit en de koffie was nauwelijks nog lauw te noemen, maar dat maakte niet uit. Hij had koffie of een groot glas whisky nodig, maar waarschijnlijk was het beter dat hij bij het alcoholvrije alternatief bleef.
Hij ging aan de tafel zitten en Lilian volgde zijn voorbeeld terwijl ze hem aandachtig aankeek. Wat voor onzin had de politie zich nu weer in het hoofd gehaald? Wisten ze niet dat Niclas iemand was die respect verdiende, een arts, een succesvol man? Wederom verbaasde ze zich erover dat haar dochter zo’n geluk had gehad, dat ze zo’n slag had geslagen. Ze waren weliswaar nog vrij jong geweest toen ze verkering kregen, maar Lilian had direct gezien dat Niclas een man met een toekomst was en ze had de relatie van harte aangemoedigd. Dat Niclas voor Charlotte koos en niet voor een van de vele andere meisjes die hem achternaliepen, ja, dat was volgens Lilian puur geluk. Als ze enige moeite deed, was Charlotte best aantrekkelijk, maar ze was in haar tienerjaren al een paar kilo te zwaar geweest en ze had bovendien geen enkele ambitie. Toch was ze erin geslaagd te bereiken wat Lilian zo vurig had gewenst. Lilian had het succes van haar schoonzoon als een ster op haar borst gedragen, maar nu liep dat allemaal gevaar. Ze huiverde voor de roddeltantes in het dorp, die meteen zouden gaan kletsen als uitkwam dat de politie Niclas voor een verhoor had meegenomen. Hij had ook rode ogen van het huilen, waarschijnlijk was hij hard aangepakt.
‘En, wat wilden ze?’
‘Ze wilden me alleen een paar dingen vragen,’ zei Niclas afwerend en hij nam grote slokken van de inmiddels bijna koude koffie.
‘Wat voor vragen?’ Lilian weigerde zich gewonnen te geven. Als ze voortaan in het dorp spitsroeden moest lopen, wilde ze in elk geval weten waar het over ging.
Maar Niclas negeerde haar. Hij stond op en zette het lege koffiekopje in de vaatwasser.
‘Is Charlotte in de kelder?’
‘Ze ligt te rusten,’ antwoordde Lilian zonder haar woede te verbergen over het feit dat ze geen antwoord kreeg.
‘Ik ga met haar praten.’
‘Waarover wil je met haar praten?’ Lilian gaf het niet op. Maar nu had Niclas er genoeg van.
‘Dat is iets tussen Charlotte en mij. Ik heb je al gezegd dat het niets bijzonders was. Ik ga ervan uit dat ik met mijn eigen vrouw mag praten zonder dat jij geïnformeerd hoeft te worden. Erica heeft gelijk, het wordt tijd dat Charlotte en ik een eigen huis vinden.’
Lilian deinsde bij elk woord terug. Niclas had haar altijd met respect behandeld en zijn woorden voelden als een klap in haar gezicht. Vooral na alles wat ze voor hem had gedaan. Voor hem en Charlotte. Ze vond het allemaal zo onrechtvaardig dat ze inwendig begon te koken; ze zocht naar een scherp antwoord, maar kon niets bedenken. En toen was hij al halverwege de trap naar beneden. Ze ging weer aan de keukentafel zitten. De gedachten tolden door haar hoofd. Hoe durfde hij zo tegen haar te praten? Terwijl zij altijd het beste met hen voorhad, zichzelf voortdurend opofferde en haar eigen belangen op de laatste plaats zette. Het waren net bloedzuigers, ze zogen alle kracht uit haar. Lilian zag het nu zo duidelijk. Stig, Charlotte en nu zelfs Niclas. Ze maakten allemaal misbruik van haar. Ze bleven maar nemen uit haar toegestoken hand, zonder er ooit iets voor terug te geven.
Charlotte zat aan haar vader te denken. Het was vreemd, maar in de acht jaar die sinds zijn dood waren verstreken, had ze steeds minder vaak aan hem gedacht. De herinneringen waren zwakke momentopnames geworden, met een onduidelijke scherpte. Maar sinds Sara was overleden, herinnerde ze zich hem even duidelijk alsof hij gisteren was doodgegaan.
Ze hadden elkaar na gestaan, Lennart en zij. Veel meer dan haar moeder en zij ooit hadden gedaan, en soms had ze het gevoel gehad dat ze een en dezelfde ziel hadden. Hij had haar altijd aan het lachen weten te krijgen. Haar moeder lachte maar zelden en ze kon zich geen enkele keer herinneren dat ze samen hadden gelachen. Haar vader was de diplomaat van het gezin geweest. Hij had voortdurend bemiddeld en geprobeerd de zaken uit te leggen. Uit te leggen waarom Lilian steeds op haar vitte, waarom niets wat Charlotte deed goed genoeg was. Waarom ze nooit aan haar moeders verwachtingen voldeed. Maar haar vader had ze nooit teleurgesteld. In zijn ogen was ze perfect geweest, dat wist ze.
Het kwam als een schok toen hij ziek werd. Het ging zo langzaam, zo geleidelijk, dat het vrij lang duurde voordat ze het in de gaten hadden. Soms vroeg Charlotte zich af of ze zijn dood had kunnen voorkomen als ze alerter was geweest, de tekenen eerder had gezien. Maar ze woonde met Niclas in Uddevalla, was in verwachting van Sara en had het zo druk gehad met haar eigen leventje. Toen ze eenmaal merkte dat hij zich niet goed voelde, had ze bij wijze van uitzondering samengespannen met Lilian en ruzie met hem gemaakt tot hij naar een dokter ging. Maar het was te laat. Daarna ging het heel snel. Slechts een maand later was hij dood. De artsen zeiden dat hij een zeldzame ziekte had die de zenuwen aantastte, waardoor zijn hele lichaam geleidelijk werd afgebroken. Ze hadden gezegd dat ze hem niet hadden kunnen helpen als hij eerder was gekomen, maar ze voelde zich toch schuldig.
Ze vroeg zich af of ze de herinnering aan haar vader meer levend had kunnen houden als ze meer ruimte had gehad om om hem te rouwen. Maar Lilian had alle beschikbare ruimte opgeëist. Ze had beslag gelegd op alle rechten om te rouwen en geëist dat haar rouwproces voor dat van de anderen ging. In de weken na Lennarts dood had een gestage stroom mensen hun huis bezocht en voor hen had Charlotte evengoed een deel van het interieur kunnen zijn. Alle condoleances, alle troostende woorden gingen naar Lilian, die als een koningin audiëntie hield. Op die momenten had ze haar moeder gehaat. Het ironische was dat Charlotte vlak voordat ze hoorden dat Lennart ernstig ziek was, had gedacht dat haar vader van plan was om Lilian te verlaten. De ruzies en het gekibbel waren geëscaleerd en een scheiding leek onvermijdelijk. Maar toen werd Lennart ziek en Charlotte moest toegeven dat haar moeder toen alle rancune naast zich neer had gelegd en zich met hart en ziel aan de verzorging van haar echtgenoot had gewijd. Vlak daarna had Charlotte een bittere smaak in haar mond gekregen van de ogenschijnlijk onuitputtelijke behoefte van haar moeder om in het middelpunt van de belangstelling te staan.
Maar de jaren gingen voorbij en ze legde de bitterheid terzijde. Het leven had nog zoveel anders te bieden en ze wilde en kon de bitterheid niet in leven houden. Ze had ook geen tijd gehad om aan haar vader te denken en zich hem te herinneren. Maar nu was het anders. Het leven had haar ingehaald, het had haar overreden en geradbraakt aan de kant van de weg achtergelaten. Nu had ze alle tijd van de wereld om te denken aan degene die hier nu had moeten zijn. Die had geweten wat hij moest zeggen, die haar haar zou hebben gestreeld en zou hebben gezegd dat alles goed zou komen. Lilian was zoals gewoonlijk te veel met zichzelf bezig om de tijd te nemen naar haar te luisteren, en Niclas, ja, hij was Niclas. Heel even had ze de hoop gekoesterd dat het verdriet hen nader tot elkaar zou brengen, maar die hoop was vervlogen. Het was alsof hij zich in zijn eigen kleine cocon had opgesloten. Hij had haar weliswaar nooit tot zijn diepste zelf toegelaten, maar nu was hij als een schaduwfiguur die hurkend haar leven in en uit sloop. Hij legde elke avond zijn hoofd op het kussen naast het hare, maar dan lagen ze zij aan zij, en probeerden angstvallig te voorkomen dat ze elkaar aanraakten. Bang dat een plotseling en onverwacht contact van huid tegen huid wonden zou openrijten die onaangeroerd moesten blijven. Ze hadden samen zoveel meegemaakt. Tegen alle verwachtingen in hadden ze een oppervlakkige eenheid weten te bewaren, maar nu vroeg ze zich af of ze niet het eindpunt hadden bereikt.
Voetstappen op de trap wekten haar uit haar sombere gedachten. Ze keek op en zag Niclas. Een blik op de klok liet zien dat hij eigenlijk pas over een paar uur thuis moest komen van zijn werk.
‘Hoi, ben je al thuis?’ zei ze verbaasd en ze wilde opstaan.
‘Blijf maar zitten, we moeten praten,’ zei hij. De moed zonk haar in de schoenen. Wat hij ook te zeggen had, het zou niets goeds zijn.