Fjällbacka 1928
Twee dagen later kwam haar vader naar Fjällbacka. Ze zat te wachten in de kleine kamer waar ze tijdelijk onderdak had gekregen, haar handen gevouwen op haar schoot. Toen hij binnenstapte, zag ze dat de roddels juist waren geweest. Hij zag er ellendig uit. Het haar boven op zijn schedel was nog dunner geworden en terwijl hij een paar jaar geleden aangenaam gezet was geweest, was hij nu bijna vet en ademde hij hijgend. Zijn gezicht was glimmend rood door de inspanning, maar vlak daaronder lag een grauwheid die weigerde voor het rode te wijken. Hij zag er niet gezond uit.
Aarzelend stapte hij over de drempel, met een gezicht vol ongeloof toen hij zag hoe klein en donker het was, maar toen hij Agnes in het oog kreeg, rende hij het kleine stukje over de houten vloer en omhelsde haar stevig. Ze liet hem zijn gang gaan maar beantwoordde de omhelzing niet en liet haar handen op haar schoot rusten. Hij had haar in de steek gelaten en niets kon daar verandering in brengen.
August probeerde een respons van haar te krijgen, maar gaf toen zijn poging op en liet haar los. Toch kon hij het niet laten haar wang te strelen. Ze deinsde terug alsof hij haar had geslagen.
‘Agnes, Agnes, mijn arme Agnes.’ Hij ging op de stoel naast haar zitten maar vermeed het haar aan te raken. Het medelijden in zijn gezicht deed haar walgen. Dat hij nu moest komen. Vier jaar geleden had ze hem nodig gehad, had ze zijn vaderlijke zorg nodig gehad. Nu was het te laat.
Ze weigerde resoluut hem aan te kijken, terwijl hij met een indringende stem, die af en toe haperde, tegen haar sprak.
‘Agnes, ik begrijp dat ik verkeerd heb gehandeld en dat niets wat ik zeg daar iets aan kan veranderen. Maar laat me je helpen nu je het zo moeilijk hebt. Kom weer thuis wonen, en laat mij voor je zorgen. Het kan weer als vroeger worden, alles kan weer als vroeger worden. Wat er is gebeurd is verschrikkelijk, maar samen kunnen we het je doen vergeten.’
Zijn stem steeg en daalde in smekende golven, die kapot sloegen tegen haar harde schil. Zijn woorden voelden als een belediging.
‘Lieve Agnes, kom mee naar huis. Je krijgt alles wat je wilt.’
Ze zag vanuit haar ooghoek dat zijn handen trilden en zijn smekende toon schonk haar meer bevrediging dan ze zich ooit had kunnen voorstellen. En ze had het zich in de afgelopen donkere jaren vaak voorgesteld; ze had erover gedroomd.
Langzaam draaide ze haar gezicht naar hem toe. August beschouwde dat als een teken dat ze inging op zijn smeekbedes en probeerde ijverig haar handen vast te pakken. Zonder een spier te vertrekken trok ze bruusk haar handen weg.
‘Ik vertrek vrijdag naar Amerika,’ zei ze en ze genoot van de verbijsterde gelaatsuitdrukking die haar woorden veroorzaakten.
‘A…aa…merika,’ stotterde August en Agnes zag een paar zweetpareltjes op zijn bovenlip verschijnen. Wat hij ook had verwacht, dit in elk geval niet.
‘Anders had kaartjes voor ons allemaal gekocht. Hij droomde van een toekomst voor ons in Amerika. Ik ben van plan zijn wens te eerbiedigen en ga er alleen heen,’ zei ze theatraal en ze richtte haar blik vervolgens op het raam. Ze wist dat haar profiel goed uitkwam in het tegenlicht en dat haar zwarte kleren de bleekheid van haar huid, waaraan ze zoveel aandacht had besteed, accentueerden.
De mensen in haar omgeving hadden twee dagen op hun tenen gelopen. Er was haar een kleine kamer ter beschikking gesteld, en men had haar toegezegd dat ze daar zo lang kon blijven als ze wilde. Al het gepraat achter haar rug, alle verachting die ze over haar hadden uitgestort, dat was allemaal als van de aardbodem verdwenen. De vrouwen brachten haar eten en kleren. Wat ze nu aanhad, was allemaal geleend of geschonken. Van haar eigen bezittingen was niets meer over.
Anders’ collega’s van de steengroeve waren ook langsgekomen. In hun mooiste zondagse kleren en, voor zover dat ging, schoongewassen, hadden ze haar met hun pet in de hand en hun blik naar de vloer gericht de hand geschud en een paar woorden over Anders gemompeld.
Agnes kon niet wachten tot ze deze opgelapte en versleten schare achter zich kon laten. Ze verlangde ernaar om aan boord van het schip te gaan dat haar naar een ander continent zou brengen, om de zeelucht te voelen die al het vuil en verval weg zou blazen dat als een vlies over haar huid lag. Ze moest hun medelijden en hun pathetische pogingen om welwillendheid te tonen nog een paar dagen verdragen, daarna zou ze vertrekken en nooit meer omkijken. En ze wist wat ze van de vette, rode en gezwollen man, die haar vier jaar geleden zo wreed in de steek had gelaten, gedaan wilde krijgen. Ze zou ervoor zorgen dat hij betaalde. Een hoge prijs, voor elk van de vier jaren die waren verstreken.
Hij stotterde, nog steeds geschokt door het nieuws dat ze hem net had gegeven. ‘Maar, maar, hoe moet je daarginds in je levensonderhoud voorzien?’ vroeg hij ongerust, terwijl hij met een zakdoekje het zweet van zijn voorhoofd wiste.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde ze met een diepe, theatrale zucht en ze liet een bezorgde schaduw over haar gezicht glijden. Snel, maar lang genoeg zodat haar vader het zag.
‘Kun je niet van gedachten veranderen, hartje? En bij je oude vader blijven?’
Ze schudde heftig haar hoofd en wachtte tot hij met een ander voorstel kwam. In dat opzicht stelde hij haar niet teleur. Mannen waren zo makkelijk te doorzien.
‘Mag ik je dan helpen? Geld om op gang te komen, en wat kapitaal voor je levensonderhoud zodat je je redt? Zou ik dat alsjeblieft voor je mogen doen? Anders ga ik dood van ongerustheid om jou, zo alleen, zo ver weg.’
Agnes deed alsof ze even nadacht, en August haastte zich eraan toe te voegen: ‘En ik kan er vast voor zorgen dat je een beter kaartje voor de overtocht krijgt. Een eigen hut, eerste klas, dat klinkt toch beter dan ingeklemd tussen een hoop andere mensen te moeten reizen.’
Ze knikte genadig en zei na enige stilte: ‘Goed, dat mag u wel doen. U kunt me het geld morgen geven. Na de begrafenis,’ voegde ze eraan toe en August deinsde terug alsof hij zich ergens aan had gebrand.
Voorzichtig probeerde hij de juiste woorden te vinden. ‘De jongens,’ begon hij met bevende stem, ‘leken ze op onze kant van de familie?’
Ze waren het evenbeeld van Anders geweest, maar met harde stem zei Agnes: ‘Ze zagen er net zo uit als de foto’s die ik van u als kind heb gezien. Kleine kopieën van u. En ze vroegen vaak waarom ze geen opa hadden, zoals de andere kinderen,’ zei ze en ze zag hoe het mes in zijn borst werd omgedraaid. Leugens en nog eens leugens, maar hoe meer zijn geweten hem bezwaarde, hoe meer hij haar kas zou vullen.
Met tranen in zijn ogen stond hij op om afscheid te nemen. In de deuropening draaide hij zich om om haar een laatste keer aan te kijken, en ze besloot hem in elk geval iets te geven, en knikte daarom genadig naar hem. Zoals ze had verwacht, was hij buitengewoon blij met dit kleine gebaar van haar kant, en hij glimlachte met tranen in zijn ogen.
Agnes keek vol haat naar zijn verdwijnende rug. Zij liet zich maar één keer verraden. Daarna kregen mensen de kans niet meer.
Patrik zat in de auto en probeerde zich te concentreren op de eerste taak van deze dag. Het leek belangrijk om zo snel mogelijk verder te gaan met het telefoontje dat hij gisteren vlak voordat hij het bureau verliet, had gevoerd. Maar hij vond het moeilijk de gedachten aan zijn stomme woorden tegen Erica los te laten. Dat het zo moeilijk zou zijn. Hij had altijd gedacht dat het makkelijk zou zijn met kinderen. Nou ja, misschien wel vermoeiend, maar niet zo met angst beladen als de afgelopen twee maanden. Hij zuchtte gelaten.
Pas toen hij voor de witte en bruine flatgebouwen bij de zuidelijke invalsweg naar Fjällbacka parkeerde, slaagde hij erin zich op het heden te concentreren en de problemen thuis te vergeten. De woning waar hij moest zijn lag in het eerste flatgebouw, in de tweede portiek, en hij nam de trap naar de eerste verdieping. Svensson/Kallin stond er op de ene deur en daar klopte hij voorzichtig aan. Hij wist dat ze een baby hadden en was zich er maar al te zeer van bewust hoe vervelend het was als je telg door ongevoelige mensen werd gewekt. Een man van een jaar of vijfentwintig opende de deur en hoewel het halfnegen was, keek hij boos en zag hij eruit of hij net wakker was.
‘Mia, het is voor jou.’
Hij stapte opzij zonder Patrik te begroeten en liep sloffend een kamer in die aan de gang grensde. Patrik wierp een blik in een kleine kamer die bedoeld leek als logeerkamer, maar nu als computerkamer was ingericht, met een computer, diverse joysticks en een heleboel computerspellen op een bureau. Op de computer begon een ‘schiet zoveel mogelijk vijanden dood-spel’ en de man, van wie Patrik vermoedde dat het Svensson of Kallin was, begon te spelen. Hij zag eruit of hij een andere wereld had betreden.
De keuken lag links van de gang en Patrik stapte naar binnen na eerst zijn schoenen bij de voordeur te hebben uitgedaan.
‘Kom verder, ik geef Liam net te eten.’
Het jochie zat in een kinderstoel en kreeg pap en een soort vruchtenpuree gevoerd. Patrik zwaaide naar hem en werd beloond met een glimlach vol pap.
‘Ga zitten,’ zei Mia en ze wees naar de stoel tegenover hen.
Hij deed wat ze zei en pakte zijn notitieboekje.
‘Kun je vertellen wat er gisteren is gebeurd?’
Een lichte trilling van de hand die de lepel vasthield, liet zien hoe enerverend de voorgaande dag voor haar was geweest. Ze knikte en vertelde in het kort wat er was gebeurd. Patrik maakte aantekeningen, maar het was dezelfde informatie die Annika gisteren had gekregen toen Mia telefonisch aangifte had gedaan.
‘En je hebt niemand in de buurt van de kinderwagen gezien?’
Mia schudde haar hoofd en Liam, die dat duidelijk heel grappig vond, begon ook als een bezetene zijn hoofd te schudden, wat het voeren aanzienlijk bemoeilijkte.
‘Nee, ik heb niemand gezien. Niet ervoor en niet erna.’
‘Je had de wagen aan de achterkant neergezet, zei je?’
‘Ja, daar is het wat stiller en het leek me verstandiger hem in de wagen te laten liggen. Ik wilde hem niet mee naar binnen nemen. Deels omdat hij sliep, deels omdat het me lastig leek de wagen mee te zeulen in de winkel omdat ik toch maar een paar minuten weg zou blijven.’
‘En toen je buiten kwam, zag je een grijszwarte substantie in de wagen en op Liam.’
‘Hij gilde als een speenvarken. Zijn hele mond moet vol hebben gezeten, want de binnenkant van zijn mond was zwart gekleurd, maar het was hem gelukt het meeste uit te spugen.’
‘Ben je naar een dokter gegaan?’
Ze schudde wederom haar hoofd en hij merkte dat hij een gevoelig punt had geraakt.
‘Nee. Waarschijnlijk had ik dat wel moeten doen, maar we hadden haast om thuis te komen en hij leek in orde, behalve dat hij bang en boos was, dus toen…’
Haar stem verstomde en Patrik haastte zich te zeggen: ‘Het is vast niet erg. Je hebt juist gehandeld. Hij lijkt het immers goed te maken, het ventje.’
Liam zwaaide bevestigend en opende ongeduldig zijn mond voor de volgende lepel met pap. Aan zijn eetlust mankeerde kennelijk niets, wat goed te zien was aan zijn goed gevulde dubbele onderkin.
‘Het truitje waar ik gisteren over belde, heb je…’
Ze stond op. ‘Ja, ik heb het niet gewassen, zoals je me vroeg. En het zit vol met dat zwarte spul. Het lijkt net as.’
Ze liep weg om het truitje te halen en Liam keek verlangend naar de lepel die ze naast het bordje had gelegd. Patrik aarzelde even, toen ging hij op haar stoel zitten en ging verder waar zij was opgehouden. De eerste twee lepels liepen gesmeerd, toen besloot Liam zijn autogeluid te demonstreren. Hij maakte een brommend geluid met zijn lippen, waardoor Patriks haar en gezicht vol pap kwamen te zitten. Net op dat moment kwam Mia terug met het truitje. Ze schoot in de lach.
‘Wat zie je eruit. Ik had je moeten waarschuwen, of je in elk geval een regenjas en een zuidwester moeten geven. Het spijt me echt.’
‘Het geeft niet,’ zei Patrik, terwijl hij glimlachend wat pap uit zijn wimpers veegde. ‘Mijn dochter is nog maar twee maanden, het is goed voor me om te testen hoe het straks wordt.’
‘Ja, test jij maar,’ zei Mia terwijl ze op zijn stoel ging zitten. Ze liet Patrik doorgaan met voeren. ‘Hier heb je het truitje in elk geval,’ zei ze en ze legde het voor zich op de tafel.
Patrik keek ernaar. De voorkant was zwart en vuil.
‘Ik zou het graag meenemen. Vind je dat goed?’
‘Ja hoor. Ik was toch van plan het weg te gooien. Ik stop het even in een plastic tas.’
Patrik nam de tas aan en stond op.
‘Als je nog iets te binnen schiet, bel me dan,’ zei hij en hij gaf haar zijn visitekaartje.
‘Dat zal ik doen. Ik begrijp alleen niet waarom iemand zoiets doet. Wat denken jullie aan het truitje te hebben?’
Hij schudde slechts zijn hoofd ten antwoord. Patrik kon niets zeggen over de reden van zijn belangstelling. Er was nog niets uitgelekt over de as die ze bij de vermoorde Sara hadden gevonden. Hij gluurde naar Liam. Godzijdank was het met hem niet zover gekomen. Het was de vraag of het ook niet de bedoeling was geweest, of dat de persoon die dit had gedaan ergens door was gestoord. En voordat de as op het truitje was geanalyseerd, konden ze niet eens zeggen of die met Sara’s dood in verband kon worden gebracht. Maar hij durfde er iets om te verwedden dat ze een verband zouden vinden. Dit was geen toeval.
Toen hij in zijn auto stapte, zocht hij in zijn jaszak naar zijn mobieltje. Hij had niets gehoord van het team dat gisteren de huiszoeking bij Kaj had verricht en dat vond hij een beetje vreemd. Hij had gisteren te veel aan zijn hoofd gehad om daarop te reageren, maar nu vroeg hij zich af waarom ze geen verslag aan hem hadden uitgebracht. Vloekend besefte hij dat hij de telefoon had uitgezet toen hij Kaj ging verhoren en daarna was vergeten hem weer aan te zetten. De berichtenindicator knipperde en gaf aan dat er een bericht op zijn voicemail stond. Hij toetste 113 in en luisterde gespannen naar wat de stem die de boodschap had ingesproken, zei. Met een lichte triomf in zijn blik klapte hij zijn telefoon dicht en stopte hem in zijn jaszak.
Patrik had de keuken weer als vergaderplaats gekozen. Het was de grootste ruimte van het politiebureau en hij dacht ook dat de nabijheid van vers gezette koffie in deze situatie heilzaam zou zijn. Annika was vlug naar de banketbakker verderop in de straat gegaan, waar ze een grote zak lekkere koekjes had gekocht. Daar zei niemand nee tegen en toen Patrik naast het bord ging staan, zat iedereen van iets calorierijks te genieten.
Hij schraapte zijn keel: ‘Zoals jullie weten is er gisteren het een en ander gebeurd.’
Gösta knikte en strekte zijn hand uit om nog een hazelnootkoekje te pakken. Hij liep achter op Mellberg, die al bezig was met zijn derde koekje en ook nog wel zin leek te hebben in een vierde. Ernst zat een beetje afzijdig en iedereen vermeed het naar hem te kijken. Sinds zijn enorme blunder rustte er een soort doem op hem en niemand wist wanneer het zwaard zou vallen. Dat moest allemaal wachten zolang ze midden in de meest intensieve fase van het onderzoek zaten. Maar iedereen wist dat het daarna slechts een kwestie van tijd was. Inclusief Ernst.
Alle blikken waren gericht op Patrik. Hij ging verder: ‘Ik wilde eerst een samenvatting geven van wat we tot nu toe hebben. Het meeste weten jullie waarschijnlijk, maar het kan goed zijn een overzicht te hebben van waar we staan.’
Hij schraapte zijn keel nog een keer, pakte een pen en begon in zijn notitieboekje te tekenen terwijl hij praatte.
‘In de eerste plaats hebben we de vader, Niclas, op het bureau vragen gesteld over zijn alibi. We weten nog steeds niet waar hij zich die maandagochtend bevond en het is de vraag waarom hij probeerde een alibi bij elkaar te liegen. We vermoeden ook dat er sprake is van kindermishandeling, dit is gebaseerd op informatie over het zoontje Albin; hij is met verwondingen naar verschillende artsen en ziekenhuizen gebracht. Het is de vraag of Sara ook heeft blootgestaan aan mishandeling en of dat geëscaleerd is in moord.’
Hij tekende een punt in zijn notitieboekje, schreef er ‘Niclas’ naast en onderstreepte de woorden ‘alibi’ en ‘vermoeden van mishandeling’. Daarna richtte hij zich weer tot zijn collega’s.
‘Vervolgens kwam Sara’s vriendinnetje Frida gisteren met haar moeder op het bureau. Het meisje vertelde toen dat iemand die zij een “gemene meneer” noemde, Sara op de dag voor haar dood behoorlijk aan het schrikken had gemaakt. Hij had zich dreigend gedragen en haar “duistere stoet” genoemd. Weet iemand wat dat zou kunnen betekenen?’
Patrik keek vragend naar de verzamelde groep. Aanvankelijk antwoordde niemand, ze zwegen en leken hun best te doen te begrijpen wat zo’n wonderlijk begrip kon betekenen.
Annika keek hen aan, schudde haar hoofd om hun traagheid en zei toen: ‘Waarschijnlijk zei hij “duivels gebroed”.’
Ze zagen er allemaal uit alsof ze zich voor hun kop wilden slaan.
‘Maar natuurlijk,’ zei Patrik. Ook hij vervloekte zijn domheid. Als je erop kwam, was het zo duidelijk. ‘Dat klinkt onmiskenbaar als fanatiek religieus. En Frida beschreef de meneer als een oudere man met grijs haar. Martin, wil jij Sara’s moeder vragen of dat signalement overeenkomt met iemand die ze kennen?’
Martin knikte.
‘Verder kregen we gisteren een interessante aangifte binnen. Een jonge vrouw had een kinderwagen met haar slapende zoontje achter de ijzerwarenwinkel neergezet en ging zelf naar binnen om wat boodschappen te doen. Toen ze weer terugkwam, lag hij luidkeels te schreeuwen en de binnenkant van de kinderwagen was bedekt met een zwarte substantie die ook in zijn mond zat. Het leek alsof iemand had geprobeerd hem de troep te laten doorslikken. Ik heb vanmorgen met de moeder gepraat en het truitje meegekregen dat hij gisteren aanhad. De hele voorkant zit vol met iets wat heel goed as zou kunnen zijn.’
Het werd stil rondom de tafel. Niemand kauwde, niemand slurpte koffie. Patrik vervolgde: ‘Ik heb het truitje al opgestuurd zodat het spul geanalyseerd kan worden, en iets zegt me dat het dezelfde as is die ook in Sara’s maag is aangetroffen. We hebben een vrij exact tijdstip van dit… vergrijp, dus lijkt het zinvol wat alibi’s te controleren. Gösta, jij en ik gaan dat samen doen.’
Gösta knikte en pakte met zijn wijsvinger de laatste kokoskruimels van het bord.
Zijn notitieboekje stond nu vol aantekeningen en punten en Patrik stopte even met zijn pen boven het boekje. Toen tekende hij nog een punt en schreef er ‘Kaj’ bij. Het was iedereen duidelijk dat hij nu bij het deel van zijn verhaal was gekomen dat volgens hem het allerbelangrijkste was.
‘Na een telefoontje van onze collega’s in Göteborg, hebben we vernomen dat Kaj Wiberg voorkomt in een onderzoek naar een pedofielenkring.’
Iedereen deed nu nog meer zijn best niet naar Ernst te kijken, die even heen en weer schoof op zijn stoel.
‘We hebben hem gisteren opgepakt voor een verhoor en we hebben ook huiszoeking bij hem gedaan, met hulp van de collega’s uit Uddevalla. Het verhoor leverde niets concreets op, maar we beschouwen het als een eerste stap en zullen de gesprekken met Kaj voortzetten. Op basis van het materiaal dat we uit Göteborg krijgen, zullen we ook zien of we slachtoffers kunnen identificeren die hier uit de buurt komen. Kaj is immers jarenlang actief geweest binnen het jeugdwerk in Fjällbacka, dus het is niet vergezocht om te denken dat er in die tijd vergrijpen hebben plaatsgevonden.’
‘Zijn er aanwijzingen dat hij in verband kan worden gebracht met de moord op Sara?’ vroeg Gösta.
‘Daar kom ik straks op,’ antwoordde Patrik ontwijkend en hij kreeg een verblufte blik van Martin. Daar was tijdens het verhoor immers niets van gebleken.
‘De huiszoeking kan de eerste grootste doorbraak in het onderzoek hebben opgeleverd.’
De spanning nam zichtbaar toe en Patrik laste vanwege het effect even een pauze in. Toen zei hij: ‘Tijdens de huiszoeking bij Kaj is Sara’s jas gevonden.’
Iedereen hield zijn adem in.
‘Waar hebben ze die gevonden?’ vroeg Martin en hij keek een beetje verbolgen omdat Patrik dit niet aan hem had verteld.
‘Dat is het nou net,’ antwoordde Patrik. ‘De jas lag niet in het grote huis, maar in het huisje in de tuin, waar zijn zoon Morgan woont.’
‘Verdomme,’ zei Gösta. ‘Ik had kunnen weten dat die gast er iets mee te maken had. Dat soort…’
Patrik onderbrak hem. ‘Ik ben het met je eens dat het belastend is, maar ik wil toch niet dat we ons hier nu al op vastpinnen. Enerzijds weten we niet of de vader of de zoon de jas daar heeft neergelegd, misschien was het Kaj wel die hem wilde verstoppen. Anderzijds zijn er te veel andere onduidelijkheden waar we niet zomaar aan voorbij kunnen gaan, ik bedoel bijvoorbeeld Niclas’ pogingen om zich een alibi te verschaffen. Daarom blijven we werken aan alle’ – hij benadrukte het laatste woord – ‘punten die ik op het bord heb geschreven. Hebben jullie daar nog vragen over?’
Mellberg verhief zijn stem. ‘Het ziet er heel goed uit, Hedström. Goed werk. En natuurlijk, controleer ook de dingen die je daar hebt opgeschreven –’ hij zwaaide loom naar het notitieboekje – ‘maar ik ben geneigd het met Gösta eens te zijn. Hij lijkt niet echt goed, die Morgan, en als ik jou was’ – hij hield theatraal zijn hand voor zijn borst – ‘zou ik alles uit de kast halen om hem het vuur na aan de schenen te leggen. Maar jij bent natuurlijk verantwoordelijk voor het onderzoek, jij moet de beslissing nemen,’ zei Mellberg, maar op zo’n manier dat het iedereen duidelijk was dat hij vond dat Patrik er goed aan deed zijn advies op te volgen.
Patrik antwoordde niet, en Mellberg interpreteerde dat alsof zijn boodschap was overgekomen. Hij knikte tevreden. Nu was het slechts een kwestie van tijd voordat de zaak was opgehelderd.
Verbeten liep Patrik naar zijn kamer waar hij met het werk van deze dag begon. Mellberg mocht denken wat hij wou, maar hij was niet van plan naar zijn pijpen te dansen. Door de informatie dat de jas in Morgans huisje was gevonden, had hij ook bepaalde conclusies willen trekken, maar iets, of het nu instinct, ervaring of gewoon achterdocht was, zei hem dat niet alles was wat het leek te zijn.