73
Samuel Carver verliet Tourrettes-sur-Loup en reed over een wirwar van binnenwegen naar het zuidoostelijke gedeelte van de stad, alvorens een veld te vinden waar hij onopgemerkt kon parkeren. Hij kleedde zich snel om – ironisch genoeg weer in het pak dat hij had gedragen voor Kenny Wynters lunch met Vermulen – zette een zonne bril op en opeens leek hij een heel stuk minder op de krankzinnige man die zojuist vanaf een oud viaduct een helikopter uit de lucht had geschoten.
Hij haalde de weekendtas met de rest van Wynters kleren en toiletspullen uit de achterbak van de auto. Dat en de jerrycan met alle aceton die hij nog overhad toen hij klaar was met zijn zelfgemaakte bom. Hij liet de jerrycan open op de passagiersstoel staan. Hij legde de roodgloeiende autoaansteker erbovenop. Toen deed hij de deur dicht en begon te rennen. Hij had ongeveer tweehonderd meter afgelegd toen de jerrycan explodeerde, kort daarna gevolgd door de benzinetank, die nog voor ongeveer driekwart vol zat. Er was niemand in de buurt die zag hoe hij zijn kleding afklopte, de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegde en ongeveer een kilometer terug wandelde naar de hoofdweg. Niet lang daarna vond hij een Bar Tabac, waar hij een welverdiend glas ijskoud bier bestelde en een taxi belde. Hij genoot van zijn drankje en had zijn glas net leeg toen de taxi voorreed. Een halfuur later stond hij onder de douche in zijn suite in het Hotel du Cap.
Pas nadat hij zich had gewassen, peuterde hij eindelijk Bagrat Baladzes aktetas open om te zien waarvoor hij al die moeite had gedaan. Daar lag hij dan, een bruine, kartonnen enveloppe van dertien in een dozijn. Met het verstrijken van de tijd had hij de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande vermoeide onooglijke aanblik gekregen en de Russische letters die erop stonden waren vervaagd. Het zegel was nog intact. Daar zou Vermulen blij mee zijn. Hoewel Carver zich niet kon voorstellen wat hij in dit trieste bureaucratische relikwie hoopte te vinden.
Niet dat dat hem op dit moment ook maar ene mallemoer kon schelen. Hij dacht weer aan Alix. Hij bekeek zichzelf in de spiegel. Gezien wat hij zojuist had meegemaakt, zag hij er niet eens slecht uit. Heel wat beter dan de laatste keer dat zij hem had gezien in elk geval. Toen hij zijn jasje aandeed en de kraag van zijn overhemd rechttrok, voelde hij zich zo opgewonden als een kind op kerstochtend, en hij kon niet wachten tot hij zijn cadeautje open mocht maken.
Hij keek op zijn horloge. Op de kop af zeven uur.
Tijd om een feestje te bouwen.