5

‘Goedemiddag, monsieur Marchand,’ zei Alix, terwijl ze een poging deed haar rug te rechten en zo opgewekt te glimlachen als haar stress en vermoeidheid haar toestonden.

Ze sprak Frans. Dat was in elk geval één positief resultaat van de afgelopen paar maanden. Ze had een derde taal kunnen toevoegen aan haar Russische moedertaal en het Engels, dat ze tien jaar geleden bij de KGB had geleerd. Hetzelfde bureau had haar geleerd elke man die ze maar wilde voor haar charmes te laten vallen, maar Marchand leek volkomen immuun voor haar vroegere talenten. Hij was de financieel directeur van de kliniek. Hem ging het uitsluitend om resultaten.

‘Als u even een minuutje voor me hebt, mademoiselle Petrova?’ zei hij, erin slagend een kruiperige, gladde beleefdheid te combineren met een onmiskenbaar dreigende klank. Hij wachtte tot zij hem was gevolgd naar de gang, waar Carver hen niet kon horen, en ging toen verder.

‘Het gaat over de rekening van monsieur Carver. De rekening van vorige maand staat nog open. Ik neem aan dat er geen problemen zijn. U moet zich wel realiseren dat als patiënten hun rekeningen niet kunnen voldoen, de kliniek het beleid hanteert de behandeling te staken.’

‘Dat begrijp ik,’ zei Alix. ‘Geen probleem. De rekening wordt betaald.’

Met een kort knikje nam Marchand afscheid en verliet de kamer. Alix zag hem weglopen door de gang. Pas toen hij de hoek om ging en uit het zicht verdween, ging ze terug naar Carvers kamer, waar ze zich in de stoel voor bezoekers liet zakken en haar handen voor haar gezicht sloeg.

Ergens moest Carver een fortuin bezitten, de opbrengst van zijn dodelijke handel, ergens in het buitenland op een anonieme bankrekening gezet, of opgeborgen in bankkluizen en op plekken die alleen aan hem bekend waren. Met dat geld zou Marchand zich jarenlang koest houden, maar alleen Carver had ooit geweten waar het zich bevond. En nu had hij geen flauw benul meer van het bestaan ervan.

Hij was in elk geval gezegend met één weldoener. Thor Larsson, de lange, magere Noor met dreadlocks die Carvers technicus, computerexpert en beste vriend was, had Alix toegang verleend tot Carvers flat. Met geld dat Carver hem zelf had betaald, had hij zijn best gedaan om de sanatoriumrekeningen te voldoen. Maar nu begon dat geld op te raken en had Larsson niets meer te geven.

Alix had de rekening met alle plezier zelf willen betalen, maar ze had geen officiële identiteitspapieren, geen werk- of woonvergunning en dus geen enkele manier om aan een fatsoenlijke baan te komen. Bovendien bracht ze hele dagen bij Carver door. Het enige wat ze had kunnen vinden was een avondbaantje als serveerster in de een of andere gore Bierkeller, waarvan de eigenaar maar al te graag de hand lichtte met de Zwitserse arbeidswet als hij goedkoop aan volgzame immigrantenvrouwen kon komen. Hij herinnerde zijn meisjes er graag aan dat Zwitserland geen minimumloon kende. Met haar fooitjes slaagde Alix er net in de eindjes aan elkaar te knopen, maar ze kon niet ook nog eens Carvers rekeningen betalen. Niet als ze serveerster bleef.