14

Er waren slechts tachtig mensen in de eetzaal van het luxehotel in McLean in Virginia, een paar kilometer van Washington vandaan, toen luitenant-generaal Kurt Vermulen zich opmaakte om de Commissie voor Nationale Waarden toe te spreken.

De mannen in het publiek – vrouwen waren niet uitgenodigd – behoorden tot de absolute kern van een geheimzinnige organisatie. Onder de leden bevonden zich de zwaargewichten binnen het Amerikaanse conservatisme: politici, predikanten, lobbyisten, strategen, juristen, academici en zakenlieden. De broederschap had miljoenen leden en hun gezamenlijke vermogens liepen in de miljarden. Ze konden kandidaten financieel steunen of televisiestations boycotten. Hoewel zij vooralsnog geen macht hadden binnen het Witte Huis, oefenden ze wel degelijk enorm veel, zij het goed verhulde, invloed uit op de politiek van hun land.

Onder de toehoorders bevond zich Waylon McCabe, die met grote belangstelling toekeek toen Vermulen naar het podium liep.

De Nationale Waarden waarmee de commissie zich bezighield werden op een nogal bijzondere manier gedefinieerd. Zo beschouwde zij het als immoreel, ja, zelfs godslasterlijk, om God buiten de regering te houden. Hun God echter, was een zeer specifieke doopsgezind christelijke godheid, en zij beschouwde volgelingen van de islam met een angst en een haat die alleen werd geëvenaard door de afkeer die de islamieten voelden voor Amerika’s duivelse kruisvaarderscultuur.

Dit waren niet Kurt Vermulens waarden. Hij geloofde in God, maar zijn geloof was een persoonlijke aangelegenheid. Wanneer het aankwam op het land waarvoor hij zo vaak zijn leven had gewaagd, geloofde hij dat de Grondwet een veel belangrijker document was dan de Bijbel, en dat de grondvesters van de natie heel goed geweten hadden wat ze deden toen ze een scheiding van Kerk en Staat voorstelden.

Op dit moment bevond hij zich even niet in een positie om over dergelijke filosofische details in discussie te gaan. Hij had alle vrienden nodig die hij kon krijgen, en als dat betekende dat hij zijn toehoorders in hun eigen taal moest toespreken, dan zou hij dat doen. Hij sprak een waarschuwing uit voor een oorlog die de hele wereld kon overspoelen, een strijd op leven en dood tussen religies en beschavingen. En het was, zei hij, een oorlog die Amerika zichzelf op de hals had gehaald.

‘Ik was erbij toen het allemaal begon,’ zei hij, op kalme, maar intense toon. ‘Ik was getuige van onze fatale vergissing.’

Hij nam hen mee terug naar het eind van de zomer van 1986 en de eerste, geheime zendingen van Stinger-luchtdoelraketten door de VS aan de moedjahedien, de verzetsstrijders die tegen de Sovjetinvasie in Afghanistan vochten. ‘Ze noemden die strijd de jihad, wat letterlijk de inspanning, of de strijd betekent. Voor hen was het een strijd tegen de vijanden van de islam. Het was hun plicht te vechten voor hun God.’

Vermulen was geen groot spreker. Hij was meer een man van actie en sprak heel eenvoudig, zonder de bloemrijke uitdrukkingen van een predikant als Ezekiel Ray. Maar hij voelde de atmosfeer in de zaal veranderen toen hij sprak over mannen die voor God streden. Dit was taal die deze mannen verstonden, ook al hadden zij zelf een andere God.

‘Deze jihadstrijders kregen dus onze dodelijkste wapens en werden onder mijn leiding door Amerikaanse militaire adviseurs opgeleid om ze te gebruiken. Wij dachten dat wij ze leerden tegen communisten te vechten. We vergaten even dat wij ze ook leerden tegen ons te vechten. En pas toen het Rode Leger in 1989 eindelijk uit Afghanistan werd verdreven, begonnen wij door te krijgen dat de strijders van de jihad niet alleen een hekel hadden aan Russen, maar ook aan Amerikanen, christenen. Op dat moment was er al een lijst opgesteld van alle mannen die als moedjahedien hadden gevochten. Het was een lijst van namen en contactadressen die ‘de basis’ werd genoemd, of in het Arabisch, al-Qaida.

Een jaar later, in augustus 1990, viel Saddam Hussein, dictator van Irak, de moslimleider van een moslimnatie, Koeweit binnen, eveneens een moslimnatie en trok met zijn legers regelrecht naar de grens van Saoedi-Arabië. En ik neem aan dat jullie allemaal weten welke godsdienst ze daar aanhangen.’

Er werd gelachen in de zaal, een opgeluchte bevrijding van de spanning. Toen het wegstierf, zei Vermulen: ‘Wij versloegen de slechteriken, gaven de Koeweiti’s hun land terug en hielpen onze Saoedische bondgenoten. Maar de mannen van al-Qaida en hun bondgenoten in de Egyptische jihad gaven daar niet om. Wat hun betreft was de aanwezigheid van ongelovige Amerikanen in hetzelfde land als de heilige schrijnen van Mekka en Medina een zondige bezoedeling. Ze haatten ons omdat wij daar waren en hebben het ons nooit vergeven.

Wij weten dus dat die lui er zijn. Wij kennen hun plannen om tegen ons, tegen ons geloof en tegen onze manier van leven te strijden. Ze hebben al Amerikaanse strijdkrachten in Soedan, Saoedi-Arabië en Aden aangevallen. Maar ze vonden het niet genoeg om Amerikanen te doden. Ze wilden Amerika zelf treffen. Jullie weten dat op 26 februari 1993 islamitische terroristen een zevenhonderdvijftig kilo zware bom onder het World Trade Center in de stad New York tot ontploffing brachten. De mannen die die aanslag uitvoerden hadden banden met al-Qaida en ook met onze eigen inlichtingendiensten. De samenzweerders van het Trade Center gebruikten een handleiding voor het vervaardigen van bommen die ze van de CIA hadden gekregen. Ook hadden ze de beschikking over legerhandleidingen van onze eigen Special Forces Warfare Center. Wij hebben die kerels zelf geleerd hoe ze ons op moeten blazen en dat doen we nog steeds.

Kijk maar eens naar de burgeroorlog die de Europese natie die ooit Joegoslavië was uiteen heeft gereten. Door Amerikaanse bedrijven getrainde en bewapende islamitische jihadstrijders waren actief in Bosnië en bemoeien zich met het conflict dat op dit moment in Kosovo begint. Al-Qaida en de Egyptische jihad opereren in Albanië en voormalig Joegoslavië. Hun doel is die oorlog te gebruiken als middel om een achterdeur te creëren naar West-Europa. Toch blijven het Pentagon, Binnenlandse Zaken en de CIA de dreiging ontkennen. Heren, dit is waanzin.’

Voor het eerst verhief Vermulen zijn stem en legde extra nadruk op zijn woorden. Hij had zijn toespraak ingedeeld als een langeafstandsrenner die tot de laatste ronde wacht om een laatste grote inspanning te leveren. Waylon McCabe was onder de indruk. Hij begon te begrijpen hoe Vermulen nog voor zijn vijftigste verjaardag zijn drie sterren had verdiend.

‘Ik vrees dat wij getuige zijn van de eerste schermutselingen in een grote oorlog tussen religies die de toestand in de wereld voor de komende tientallen jaren, misschien zelfs eeuwen, kan gaan bepalen,’ vervolgde de generaal. ‘De soldaten van de islam zullen geen tanks of raketten gebruiken, maar bommen, vastgemaakt aan hun eigen lichaam. Want zij zijn bereid alles, inclusief hun eigen leven, op te offeren, terwijl te velen van ons niet de moed of de wilskracht hebben om ook maar iets op te offeren.

Onze maatschappij is week. Onze leiders durven het electoraat niet met de waarheid te confronteren. Zij willen zelf niet eens de waarheid horen. En daarom kom ik naar jullie toe, de leden van de Commissie voor Nationale Waarden, omdat ik weet dat jullie zullen begrijpen wat er hier op het spel staat.

Wij slaapwandelen regelrecht op een ramp af. En als we niet wakker worden, worden onze waarden, onze vrijheid en ons geloof in onze slaap vermoord.

Dank u.’

Terwijl het applaus weergalmde tegen de houten panelen van de ruimte, bleef Waylon McCabe stilzitten. Hij keek naar Kurt Vermulen, zorgvuldig zijn woorden kiezend. Toen het rumoer was weggestorven en Vermulen weer op zijn plaats was gaan zitten om handen te schudden en schouderklopjes in ontvangst te nemen, ging McCabe naar hem toe. Hij gaf Vermulen zijn visitekaartje, boog naar hem toe en fluisterde in zijn oor:

‘Mooi gesproken, generaal. Mijn naam is McCabe. Ik denk dat ik u kan helpen. Misschien kunnen we het daar eens over hebben.’

Toen draaide hij zich met een haastig ‘Neem me niet kwalijk’ om, boog zijn schouders en sloeg zijn hand voor zijn mond terwijl zijn hele lichaam door elkaar werd geschud door een hoestbui, hem eraan herinnerend dat zijn dood nabij was.