20
Na zijn gesprek met Waylon McCabe vroeg Kurt Vermulen zich af waar hij aan begonnen was. Hij wist dat hij niet in een positie verkeerde om kieskeurig te zijn. Na al die maanden te zijn genegeerd, kon hij moeilijk nee zeggen tegen een invloedrijke medestander met miljarden op de bank. Maar hij was niet naïef. Hij ging ervan uit dat McCabe er een eigen agenda op nahield, gemotiveerd door zijn religie. Voor Vermulen was het probleem van islamitisch terrorisme in de eerste plaats een veiligheidskwestie: hij had het christelijke element in zijn toespraak extra benadrukt omdat hij wist dat het indruk zou maken op de Commissie voor Nationale Waarden. McCabe echter had precies de tegenovergestelde prioriteiten en zou vroeg of laat in de openbaarheid willen treden met zijn standpunten.
Toch moest Vermulen toegeven dat McCabe op één punt wel gelijk had. Het was niet genoeg om mensen alleen te vertellen over de dreiging van islamitisch terrorisme; hij moest het op de een of andere manier aantoonbaar maken. McCabe stelde iets voor wat in het leger een operatie onder valse vlag werd genoemd, bedoeld om door middel van misleiding een reactie uit te lokken. Vermulen voelde zich daar nogal ongemakkelijk bij. Zelfs als het doel de middelen heiligde, had hij geen idee welke vorm die middelen zouden aannemen. Een paar dagen lang probeerde hij een oplossing te verzinnen. En toen kreeg hij die oplossing, door puur toeval zomaar in de schoot geworpen.
Een oude kennis, Pavel Novak, was in de stad en stond erop samen met hem naar een ijshockeywedstrijd te gaan, de Caps tegen de Blackhawks. En zo zat Vermulen dus te kijken naar wat in zijn ogen niets anders was dan een stelletje psychopaten op schaatsen die elkaar de hersens insloegen, terwijl Novak hem een stomp op zijn arm gaf en in zijn oor schreeuwde: ‘Dit, beste vriend, is pas echte sport!’
Daar was Vermulen nog niet zo zeker van. American football was zijn sport, en de Steelers waren zijn club. Maar Novak was een Tsjech. Hij was opgegroeid in een tijd waarin ijshockey een symbool was van nationale trots, een manier voor de Tsjechen om hun Russische onderdrukkers te kunnen verslaan. In 1968, toen tanks van het Rode Leger Praag waren binnengereden om de aarzelende stappen in de richting van democratie en vrijheid van meningsuiting van de Tsjechische regering de kop in te drukken, was Novak een jonge officier geweest in het VZS, de Tsjechische militaire inlichtingendienst. Toen hij een dubbelagent was geworden, en geheime informatie aan de Amerikanen begon door te spelen, zag hij dat geen moment als verraad aan zijn eigen land. Het was een daad van verzet tegen het communistische dictatorschap, net als ijshockey.
De eerste periode was afgelopen en de twee teams verlieten de baan. Novak zakte onderuit in zijn stoel en er verscheen een peinzende blik op zijn gezicht. Hij had kort grijs haar, een bril met een gouden montuur en een volle grijze snor die langs zijn mondhoeken omlaag hing, zodat hij altijd een wat sombere indruk maakte.
‘Weet je,’ zei hij, ‘het leven is zoveel eenvoudiger wanneer je het als een hockeywedstrijd beschouwt. Soms vliegen ze elkaar in de haren. Maar ze accepteren altijd dat er regels zijn. Iedereen kent zijn plek. Snap je wat ik bedoel?’
Vermulen haalde zijn schouders op. ‘Ik denk het wel, ja.’
‘Wat ik wil zeggen is dat toen ik aan één kant van de Muur zat, en jij aan de andere, beide kanten de spelregels kenden. Ze hadden wapens waarmee ze de hele planeet konden vernietigen. Veel mensen vonden dat idioot, maar zo idioot was het helemaal niet. Niet één van die kernkoppen is per slot van rekening afgegaan. Maar nu zijn er geen spelregels meer. Nu zijn er geen twee kanten meer, maar een heleboel kanten. Nu wordt het spel een rommeltje en nu begin ik me pas echt zorgen te maken.’
Vermulens ogen vernauwden zich tot spleetjes. Hij was enkele jaren verbonden geweest aan de inlichtingendienst van het ministerie van Defensie, de DIA, het Amerikaanse militaire equivalent van de CIA. In die tijd was hij Novaks tussenpersoon geweest. Een jaar of twaalf geleden waren ze allebei met pensioen gegaan en sindsdien opereerden ze allebei in de particuliere sector. Vermulen was militair lobbyist, adviseur voor regeringen en bedrijven, specialist in multinationale wapenhandel. Novak werkte vanuit Praag, als tussenpersoon tussen militaire en wetenschappelijke belangen en belangen van de inlichtingendienst in het voormalige Sovjetblok en de verschillende cliënten over de hele wereld aan wie zij hun respectieve deskundigheden of informatie wilden verkopen.
‘Vele kanten betekent vele klanten, Pavel. Dat lijkt me juist goed zakendoen.’
‘Meestal wel, ja,’ zei de Tsjech. ‘Maar soms… Je kent al die verhalen wel dat de Russen honderd nucleaire wapens zijn kwijtgeraakt. Als ik je nu eens vertelde dat die verhalen kloppen…’
‘Dus Lebed vertelde de waarheid?’
‘Ja, maar wat één ding betreft had hij het bij het verkeerde eind. Hij zei dat niemand wist waar de bommen waren. Dat is niet helemaal waar. Binnenkort zal die informatie beschikbaar zijn, op de vrije markt. Er bestaat een uitdraai, compleet met locaties, codes, alles.’
Nu had hij Vermulens onverdeelde aandacht.
‘Heb jij die?’
Novak fronste en hield zijn hand bij zijn oor.
‘Heb… jij… die?’ herhaalde Vermulen.
Opeens hield de muziek weer op.
‘Nog niet,’ zei Novak, met een zucht van verlichting. ‘Maar ik ben benaderd door iemand die hem wil verkopen, iemand die op de hoogte is van mijn reputatie als, hoe zal ik het zeggen, eerlijke makelaar.’
‘Maar die uitdraai, als die klopt en hij zou in de verkeerde handen vallen…’
‘Dan zijn de consequenties niet te overzien. En daarom vraag ik me af of ik hier wel iets mee te maken wil hebben. Financieel zou het natuurlijk wel heel erg aantrekkelijk zijn. Maar als ik op die manier terroristen of drugkartels aan zoveel macht zou helpen, weet ik niet of ik daarmee zou kunnen leven. Aan de andere kant, hoe kan ik dit laten lopen en iemand anders de verkoop laten regelen? Dan zouden de consequenties even erg zijn.’
‘Wat wil je dat ik doe?’
‘Wat je altijd hebt gedaan – met mijn informatie naar diegenen gaan die het moeten weten. Je hebt nog steeds veel vrienden binnen het Pentagon, zelfs in het Witte Huis. Leg de situatie uit. Misschien valt er iets te regelen, oké? Per slot van rekening moet ik ook uit de kosten komen.’
‘Oké, misschien kan ik iets doen. Maar dan heb ik wel meer informatie nodig. Die voorwerpen op die lijst, bevinden die zich allemaal in Amerika?’
‘Niet allemaal, nee… Ik weet het niet zeker, maar ik heb de indruk dat een aantal ervan zich in Amerika bevindt, andere in Europa en weer andere misschien zelfs in Azië.’
‘Alleen NAVO-landen en bondgenoten?’
Novak trok zijn wenkbrauwen op, kennelijk verbaasd om Vermulens naïveteit.
‘Kom nou, goede vriend, ik hoef die lijst niet voor me te hebben om die vraag te kunnen beantwoorden. De Russen verfoeiden en vreesden de rest van het Oostblok nog erger dan hun vijanden in het Westen. Zij wisten hoezeer wij hen haatten. Ik kan je verzekeren, zonder enige twijfel, dat er wapens zijn in Polen, Tsjechië, Hongarije… alle voormalige Warschaupactlanden. Joegoslavië ook.’
Voordat Vermulen het gesprek voort kon zetten, klonk er weer muziek en begon het publiek te brullen. De twee teams kwamen het ijs op voor de tweede periode. Novaks gezicht lichtte op. Hij sprong op, zwaaide met zijn vuist en brulde “Kom op, jongens!”
Kurt Vermulen echter, leunde roerloos zwijgend naar achteren, en had geen aandacht voor de wedstrijd. Er was een idee bij hem opgekomen, nog niet helemaal kant-en-klaar gevormd, maar rijk aan mogelijkheden. Het had te maken met de lijst waarover Novak het had gehad en de bommen die erop voorkwamen. Maar het had hele maal niets te maken met Washington.
Na de wedstrijd namen de mannen afscheid en gingen ieder huns weegs. Geen van beiden had de man gezien die een paar plaatsen verderop had gezeten met een blauw nylon rugzakje op zijn schoot. Zodra Vermulen en Novak de arena hadden verlaten, controleerde de man de camera, waarvan de kleine lens door het glimmende blauwe materiaal naar buiten gluurde. De foto’s moesten nog worden afgedrukt, maar hij had er alle vertrouwen in dat ze prima waren gelukt.