58
‘Man, dat is nog eens een lust voor het oog, vind je niet?’
Het was ’s ochtends vroeg in East Side Park en een grote stroom joggers nam het pad van 23rd Street naar de South Street Seaport en weer terug, onder de Williamsburg, Manhattan- en Brooklynbrug, langs de Fulton Fish Market. Dit was New York en de mensen waren te zeer in zichzelf gekeerd om een blik over te hebben voor de drie mannen die bij de hekken stonden en geen oog hadden voor het uitzicht over de rivier, maar alleen voor de meisjes die langskwamen.
‘Ik zou willen dat ik dertig jaar jonger was,’ zei Waylon McCabe, toen een mooie jonge blondine langs kwam rennen, haar strakke dijen en lekkere kontje in een zwarte joggingmaillot gestoken. ‘Ik zou al blij zijn met tien jaar jonger.’
Hij wendde zich tot een van de andere mannen; een kalende vent met overontwikkelde spieren die aan het vervetten waren in een bruin leren jasje dat openstond over zijn uitdijende buik. Hij heette Clinton Tulane en hij was legerinstructeur geweest in de tijd dat McCabe West-Afrikaanse guerrillastrijders had gesteund. Tulane had hem toen geholpen, zoals hij heel veel anderen had geholpen, van Sarajevo tot El Salvador. Zo had hij ook Dusan Darko leren kennen, hoewel dat niet de naam was waaronder de man in de zwarte overjas met het steile, vette haar de Verenigde Staten was binnengekomen. Wanneer je een Servische krijgsheer was en in de hele westerse wereld werd gezocht voor misdaden tegen de menselijkheid, loonde het om incognito te reizen.
‘Jij kunt nu wel gaan, Clint,’ zei McCabe. ‘Bedankt dat je ons aan elkaar hebt willen voorstellen. Maar meneer Darko hier en ik moeten een zakelijk gesprek voeren en het is nogal privé.’
‘Natuurlijk,’ zei Tulane, wiens mogelijke gevoel van wrok om zijn buitensluiting meer dan goedgemaakt werd door het stapeltje biljetten van honderd dollar dat nu in zijn binnenzak zat.
McCabe wachtte tot Tulane hen niet meer kon horen en richtte zijn aandacht op de andere man.
‘Zo, meneer Darko, volgens Clint bent u in uw eigen land een man met behoorlijk wat invloed, is dat zo?’
Darko haalde zijn schouders op, alsof hij wilde suggereren dat hij inderdaad veel invloed had, maar te bescheiden was om dat hardop te zeggen.
‘Dus stel dat ik uw land vanuit de lucht zou willen binnenkomen, zou willen landen om nieuwe brandstof in te nemen en een pakketje op te pikken en weer zou willen vertrekken, zonder dat iemand me lastigviel, dan zou u dat mogelijk kunnen maken?’
‘Maar natuurlijk… voor een prijs. U begrijpt dat ik mensen zou moeten betalen. Maar het is zeker mogelijk.’
‘Ja, ja, ik begrijp het. En u hebt ook mannen onder uw commando, soldaten?’
Darko rechtte zijn rug.
‘Mijn mannen hebben zeven jaar lang aan mijn zijde gestreden. Tegen Kroaten. Tegen Bosniërs. Nu tegen Albanees tuig. Die mannen zijn leeuwen en onverslaanbaar, net als de partizanen die tegen de nazi’s vochten.’
McCabe deed zijn best om zijn gezicht in de plooi te houden. Hij had geen lessen in oorlogvoering nodig van de een of andere vettige salamivreter die afstamde van zigeuners.
‘Nou, dat is mooi, meneer Darko. Ik zal u vertellen wat de bedoeling is…’