29
Een week later was Vermulen in Amsterdam. Hij had de vrouw die hij kende als Natalia Morley een vrije dag gegeven. Nu stond hij op een braakliggend terrein bij de haven, waar onkruid groeide tussen de boten die op de kant waren getrokken en een eind verderop een roestig oud binnenschip in het water lag. Nog even en hij zou eindelijk het gezicht zien dat hoorde bij een naam die hij al meer dan tien jaar kende, en zou een oud dossier van de inlichtingendienst worden getransformeerd tot een levend wezen.
Er reed een auto van de weg af en langs hem heen, om een meter of vijftien verder tot stilstand te komen. Een magere man in een zwart pak, met haar dat tot over zijn kraag viel, stapte uit. Hij rookte een sigaret, maar gooide de peuk op de vochtige aarde, drukte hem uit met zijn hak en stak onmiddellijk een nieuwe op, waarna hij op Vermulen af kwam lopen. Ze namen niet de moeite elkaar de hand te schudden.
‘Jonny Koolhaas?’ vroeg Vermulen.
De man haalde zijn schouders op. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin en blies rook in de lucht, weg van Vermulen, terwijl hij hem vanuit zijn ooghoeken aan bleef kijken. ‘Wat wil je?’
‘Een leverancier van niet op te sporen wapens, die op korte termijn leverbaar zijn. Ik heb pistolen nodig, machinepistolen, granaten, plastic explosieven. Niks bijzonders. En voertuigen. Ook niet te traceren natuurlijk.’
‘En wat moet een fatsoenlijke Amerikaanse legerofficier met al die spullen?’
Er lag een geamuseerde schittering in Koolhaas’ ogen. Hij vond het altijd grappig om te zien hoe rechtschapen, gezagsgetrouwe burgers zich in zijn criminele wereld gedroegen.
‘Nou ja, misschien vertel je me dat nog wel eens wanneer het allemaal achter de rug is,’ zei hij, toen Vermulen niet antwoordde.‘Maar ja, ik kan die goederen op elk gewenst tijdstip leveren.’
‘Dat is mooi. Bestrijkt jouw netwerk ook Oost-Europa?’
‘Daar heb ik ook contacten, ja.’
‘Ook in voormalig Joegoslavië?’
‘Mogelijk, ja.’
De volgende dag maakte Vermulen de eerste termijn van zijn betaling aan Koolhaas over naar een rekening op de Nederlandse Antillen. Natalia Morley was met hem meegegaan naar de bank waar de transactie plaatsvond. Toen ze wegliepen gaf hij haar een arm.
Ze leek het niet erg te vinden. Misschien boekte hij vooruitgang.
Drie dagen later namen zij hun plaatsen in in het prachtige wit met gouden hoefijzer van loges die het auditorium van de Weense Staats opera omringen. Die avond werd Mozarts Don Giovanni ten gehore gebracht. Vermulen kwam echter niet voor de muziek.
Wenen was de stad waar Pavel Novak zaken deed en in mensen, wapens en informatie handelde. Het was absoluut geen toeval dat Vermulen en Alix voor de voorstelling Novak en zijn vrouw Ludmilla tegenkwamen in de bar. Toen iedereen aan elkaar was voorgesteld en de dames elkaars jurken stonden te bewonderen, fluisterde Novak Vermulen iets in zijn oor, zoals je dat doet wanneer je van middelbare leeftijd bent en het steeds moeilijker wordt om elkaar te verstaan tegen een achtergrond van luidruchtige gesprekken. Of wanneer je geheimen doorgeeft over massavernietigingswapens.
‘De verkoop van de documenten is bevestigd. De verkoper is een Georgiër, Bagrat Baladze. Hij is heel erg achterdochtig en weet niet precies hoe hij dit moet aanpakken. Hij weigert zijn goederen naar een bank te brengen en staat erop ze te allen tijde bij zich te hebben. Verder is hij als de dood dat een andere, grotere gangster erachter zal komen wat hij heeft en het van hem af zal pakken. Daarom heb ik voor hem geregeld dat hij zich, terwijl de verkoop plaatsvindt, verscholen kan houden op een hele serie onderduikadressen. Over vier weken arriveert hij op een boerderij in Zuid-Frankrijk. Dat lijkt me je beste kans. Tegen die tijd heb ik meer details voor je…’ Novak keek met een glimlach op zijn gezicht en een twinkeling in zijn ogen naar de dames.
‘Je bent een bofkont, Kurt. Ik ben dol op mijn Ludmilla, dat spreekt vanzelf. Maar om zo’n vrouw in bed te hebben, nou ja… ik ben jaloers op je.’
Vermulen schudde zijn hoofd.
‘Dat hoeft niet, ze ligt niet in mijn bed.’
‘Dat meen je niet!’
‘Ik maak geen grapje…’
Hij gaf Novak een vriendschappelijke klap op zijn schouder.
‘… maar geloof me, kerel, ik doe mijn uiterste best.’
Tijdens de eerste pauze liep Alix naar het dichtstbijzijnde damestoilet. Er stond al een rij. Voor Alix stond een grijze, Weense matrone, uitgedijd door een leven vol chocoladetaartjes en slagroom. Alix schonk haar een beleefd glimlachje, nam haar plaats in de rij in en keek nonchalant om zich heen naar de operabezoekers in hun smokings en avondjaponnen.
Zelf droeg ze een eenvoudige, lange, rechtvallende japon van parelkleurig satijn; in haar hand had ze een bijpassend met kraaltjes bezet avondtasje. Opeens werd haar aandacht door iets of iemand getrokken. Haar ogen lichtten op en ze draaide zich om om te zwaaien, maar net op het moment dat ze haar hand met het tasje daarvoor optilde, kwam er een slanke brunette van een jaar of veertig, met ingevallen wangen van overmatig diëten en te veel energie, achter haar in de rij staan. Alix’ arm raakte de vrouw, wier zilverkleurige, leren enveloppetasje op de grond viel. Het was een ongelukje, maar Alix schaamde zich dood. Terwijl de andere vrouw sissend van woede toekeek, hurkte zij op het rode tapijt, raapte het tasje op, dat open was gevallen, en gaf het, nadat ze het had dicht geknipt, terug aan de woedende eigenaresse.
‘Het spijt me ontzettend,’ zei Alix, met ogen die om vergiffenis smeekten. ‘Het was werkelijk niet mijn bedoeling om…’
Ze kreeg een stortvloed van onbegrijpelijke Duitse beledigingen naar haar hoofd geslingerd die de gezette matrone gloeiende oortjes bezorgde. Zij kon een gilletje van verrukking nauwelijks onderdrukken: dit was nog eens een verhaal om aan haar vriendinnen te vertellen wanneer ze weer op haar plaats zat! Toen draaide de brunette zich op haar stilettohakken om en liep weg, op zoek naar een meer beschaafde plek om te plassen.
Maar Maria Rostova, wier diplomatieke geloofsbrieven vermeldden dat ze eerste secretaris op de afdeling Handel en Investeringen van de ambassade van de Russische Federatie in Wenen was, ging niet naar binnen toen ze de volgende toiletgroep bereikte. In plaats daarvan liep ze de trap af en door de prachtige overwelfde loggia naar buiten, de Opernring op. Toen zij de rand van het trottoir bereikte stopte er een wagen voor haar. Rostova stapte in en opende, terwijl de wagen wegreed, haar tasje. Ze rommelde er wat in rond en haalde een klein kokertje van opgerold papier te voorschijn, ongeveer zo groot als een sigaret, dat met een klein stukje plakband zat dichtgeplakt. Ze peuterde het plakband eraf, rolde het kokertje open en zag een pagina voor zich liggen van een ouderwets codeerblok, volgeschreven met rijen cijfers, telkens in groepjes van drie.
Rostova stopte het papier weer in haar tasje, pakte er een mobiele telefoon uit en toetste een nummer in Moskou in. Toen ze verbinding kreeg zei ze alleen maar: ‘Ik heb de aflevering van deze week.’