6
Lev Yusov was tweeënvijftig, hoewel hij door een westerling waarschijnlijk tien jaar ouder zou worden geschat. Hij rookte te veel zwa re, ongefilterde sigaretten. Hij dronk te veel goedkope wodka. Zijn eenkamerappartement had ’s zomers geen ventilatie en ’s winters geen verwarming. De verf bladderde van de muren en de raamkozijnen waren rot. Maar Yusov was niet slechter af dan wie dan ook in de 12de GUMO.
De arbeiders van Ruslands 12de Glavnoye Upravleniye Ministerstvo Oborony, oftewel Hoofddirectoraat van het Ministerie van Defensie, verschilden in niets van elke andere werknemer van de eens zo machtige staat. Hun salarissen waren bedroevend, als ze al betaald kregen. Hun leefomstandigheden werden met de dag slechter. De staf van een van de 12de GUMO-bases was onlangs in hongerstaking gegaan, in een poging het geld en de uitkeringen uitbetaald te krijgen die ze al maanden tegoed hadden. Zelfs ambtenaren begonnen de laatste tijd te protesteren dat ze het hoofd alleen nog boven water konden houden door een bijbaantje te nemen.
Dat die ontevredenheid erg belangrijk was, had één simpele reden. De 12de GUMO was de organisatie die verantwoordelijk was voor de administratie, opslag, veiligheid en beveiliging van Ruslands nucleaire wapens. Wanneer de mensen die er werkten kwaad en rancuneus werden, bevonden zij zich in een positie om serieuze problemen te veroorzaken. En voor Lev Yusov waren woede en rancune normale gemoedstoestanden.
Na een leven in dienst van het moederland was hij uiteindelijk niet meer dan een veredelde archiefmedewerker, die in een provinciaal depot achter een bureautje zat, in- en uitgaande post controleerde, bevelen opvolgde van ambtenaren die niets beter waren dan hij, of – en dat was nog erger – hun arrogante privé-secretaresses. Hij wist dat hij in hun ogen slechts een anonieme oude werkezel was, een onbeduidend functionarisje wiens enige manier om enige mate van macht uit te oefenen het was om onbehulpzaam te zijn. Yusov buitte die macht ten volle uit.
Wee het verzoek dat niet exact volgens de voorschriften werd ingediend, of het formulier dat niet correct was ingevuld. Zijn vermogen tot mierenneuken, tegenwerken en pure dwarsheid, aangescherpt door tientallen jaren ervaring, was in de loop van de tijd legendarisch geworden. Niemand begaf zich in Yusovs sombere, raamloze kelderkoninkrijkje als hij het ook maar enigszins kon vermijden. Niemand ging met hem om of maakte eens een praatje met hem. Dus toen Alexander Lebed op de Amerikaanse televisie verscheen om over verdwenen kernwapens te praten, en daarmee binnen de 12de GUMO een soort waanzin ontketende waarin iedereen zichzelf probeerde in te dekken en hoge ambtenaren er wanhopig achter probeerden te komen of die bommen inderdaad bestonden en, zo ja, waar ze dan gebleven waren (alvorens de verantwoordelijkheid zo snel mogelijk op iemand anders af te schuiven), kwam niemand op het idee om Lev Yusov te vragen of hij misschien dossiers had over het onderwerp, opgeborgen in de lange rijen kasten die zich achter hem in de duisternis uitstrekten.
Deze uitsluiting was de zoveelste druppel in het verzuurde meer van Yusovs verbittering. Hoe meer hij werd genegeerd, hoe meer tijd hij had om na te denken over alle documenten die hem onder ogen waren gekomen, documenten die hij had gekoesterd als zijn kostbaarste bezittingen. Eén herinnering bleef hem maar dwarszitten, een wazige herinnering aan een computeruitdraai die hem jaren geleden was overhandigd, toen de helft van de ambitieuze jonge snotapen die hem nu liepen te commanderen nog in korte broek rondliep. Er had een reeks cijfers op gestaan, waarna het was opgevouwen en in een kartonnen envelop gestopt. Het dossier had geen naam, alleen een referentienummer. Ook had er geen beschrijving van de inhoud bij gezeten. De man die het bij hem had afgegeven had beweerd dat hij geen idee had wat het kon zijn – behalve dan het zoveelste stuk bureaucratische rotzooi dat op zijn departement was beland.
Er verstreken vier maanden van heimelijk, maar oneindig geduldig zoeken voordat Yusov de enveloppe had gevonden. Er stond ‘Uiterst Geheim’ op, een datum en het stempel van de 12de GUMO.
Hij haalde computeruitdraai eruit. Het papier was heel dun en de inkt van de dotmatrixprinter was verbleekt tot lichtgrijs, maar hij kon nog steeds de honderdzevenentwintig regels lezen die verticaal over zes pagina’s waren verdeeld. Elke regel bestond uit drie cijfergroepen. De eerste twee groepen bestonden uit tien of elf cijfers, verdeeld in drie subgroepen van graden, minuten en seconden. De derde groep bestond uit acht getallen in één enkele reeks. Een complete regel zag er als volgt uit: 49o24’29.0160’’94o21’31.047’’99875495.
Lev Yusov had zijn hele werkzame leven bij de 12de GUMO doorgebracht. De eerste twee cijfergroepen waren gemakkelijk: die herkende hij meteen als kaartcoördinaten. Normaal gesproken beschreven dergelijke coördinaten het doelwit van een wapen: hetzij de locatie waarop het was gericht of die het al daadwerkelijk had getroffen. Maar wat als deze cijfers niet op doelwitten sloegen, maar op locaties? De vermiste wapens die Alexander Lebed had beschreven waren draagbaar. Ze moesten ergens naartoe zijn gebracht. Misschien onthulden deze cijfers wel waar naartoe.
Wat de laatste acht cijfers betreft, daarvan nam Yusov aan dat ze naar een soort code verwezen om de wapens te activeren. Hij wist dat geen enkel nucleair wapen, of het nu een intercontinentale raket of een enkele artilleriegranaat was, zonder specifieke instructies tot ontploffing kon worden gebracht. Deze cijfers leverden waarschijnlijk de juiste combinatie voor elke individuele bom.
’s Avonds laat, met zijn hand om een halflege fles geklemd, overdacht Yusov het belang van wat hij had ontdekt. Als hij het bij het rechte eind had wat de betekenis van die cijfers betreft, dan waren ze voor hem een manier om af te komen van zijn kloteflat en zijn klotebaan en alle klootzakken met wie hij moest samenwerken.
Ergens moest iemand rondlopen die een fortuin wilde betalen voor die lijst. Want iedereen die hem in zijn bezit had en over de mogelijkheid beschikte om aan die bommen te komen, zou de hele wereld in zijn macht hebben.