41
De eerste ochtend strompelde Carver als een pasgeboren veulen op een ijsbaan over de eindstreep van zijn vijf kilometer lange parcours, niet in staat de ski’s en de stokken die aan zijn rondmaaiende, verkrampte, ongecoördineerde ledematen vastzaten onder controle te houden. Hij viel languit voorover in de sneeuw, met bonkend hart en half kokhalzend, tot Thor Larsson hem in de kraag van zijn winddichte jack greep en hem hoestend en hijgend overeind trok.
‘In beweging blijven,’ bromde Larsson. Teneinde zijn bevel kracht bij te zetten gaf hij Carver met een skistok een harde tik tegen zijn achterwerk. ‘In beweging blijven,’ zei ik.
Carver trok zijn skibril op zijn voorhoofd en keek Larsson aan met een uitdrukking waaruit evenveel uitputting als walging sprak.
‘Ik dacht dat ik klaar was,’ piepte hij ten slotte, bij elk woord de ijskoude lucht in zijn longen zuigend.
Larsson schudde zijn hoofd. ‘In beweging blijven,’ zei hij voor de derde keer, weer met zijn skistok zwaaiend. ‘Nu!’
Carver spuwde nadrukkelijk in de sneeuw, slechts enkele centimeters van Larssons ski’s. Hij rukte zijn skibril weer omlaag en vervolgde zijn weg over het pad dat door het landelijke gebied rond Beisfjord kronkelde, een klein stadje in de buurt van Narvik aan de noordwestkust van Noorwegen, binnen de poolcirkel. In de rest van Europa mocht het nu dan lente zijn, maar hier had de winter het land nog in zijn diepgevroren greep.
Ze skieden in een slakkengangetje langs groepjes onvolgroeide, verpieterde berken. Carver probeerde een ritme te vinden in het optillen van zijn hielen en het naar voren glijden met zijn metalen legerski’s, terwijl hij intussen voortdurend zijn skistokken in de harde sneeuw moest prikken.
Larsson deed al sinds de kleuterschool aan crosscountryskiën. Tijdens zijn diensttijd als inlichtingenofficier in het Noorse leger had hij wintertraining gekregen. Hij gleed moeiteloos vooruit en zorgde er steeds voor dat Carver, hoe hij ook zijn best deed, hem nooit kon inhalen.
Ze hadden weer ongeveer een kilometer afgelegd toen ze een schietbaan bereikten, die hier was aangelegd zodat biatleten zowel schieten als skiën in wedstrijdomstandigheden konden oefenen. Carver volgde Larsson de baan op, pakte het Anschutz Fortner-biatlongeweer van zijn rug en liet zich bij een van de schietplekken op zijn buik vallen.
‘Vijf schoten, snel achter elkaar,’ zei Larsson. ‘Je hebt vijfentwintig seconden.’
Carver probeerde zijn geweer op het doelwit te richten: vijf witte schijven tegen een zwarte achtergrond. Zijn spieren waren volledig verzuurd en toen hij het wapen stil probeerde te houden trilden zijn armen van protest. Het zweet stroomde in zijn ogen. Het kostte hem veertig seconden om zijn schoten te lossen. Bij het laatste schot had hij nauwelijks nog de kracht om de grendel naar achteren te halen en de volgende kogel te laden. En het enige doelwit dat hij raakte zat naast de schijf waarop hij richtte.
‘Niet goed genoeg,’ zei Larsson. ‘Nog een keer.’
Er zaten nog drie magazijnen van vijf kogels in een houder aan de rechterkant van het geweer, enkele centimeters voor de trekker. Zo onhandig als een nieuwe rekruut herlaadde Carver zijn geweer.
‘Twintig seconden,’ zei Larsson. ‘En zorg er dit keer voor dat je binnen de limiet blijft, anders doe je nog een parcours.’
Larssons stem maakte wel duidelijk dat de pijn die Carver zou lijden als hij nog een rondje moest hem volstrekt onverschillig zou laten. Hij deed Carver aan andere stemmen denken, op een ander moment en op een andere plek. Hij herinnerde zich de afstanden van veertig kilometer die hij in het Lympstone Commando Trainingscentrum had moeten doorstaan, toen hij in opleiding was voor marinier, en de meedogenloze trainingen die neerkwamen op georganiseerd sadisme en die werden gegeven door de instructeurs die de supervisie hadden over zijn selectie voor de SBS. Zij hadden hem niet gebroken en hij was nu ook niet van plan zich door die uit de kluiten gewassen computernerd neer te laten zetten als een sukkel. De volgende schoten loste hij in iets meer dan negentien seconden. Hij raakte twee schietschijven.
Carver rolde op zijn rug om het gewicht van zijn ellebogen en bicepsen te halen die zijn bovenlichaam en geweer hadden ondersteund.
Larsson keek met een minachtende trek om zijn mond op hem neer. ‘Je hebt nog eens twintig seconden om weer in positie te gaan liggen, te herladen en de twee resterende schietschijven te raken. Zelfde afspraak. Lukt het je niet, dan ski je door.’
Tien jaar eerder had hij het in vijf seconden gekund. Gedurende de Koude Oorlog waren de Britse mariniers specialisten geweest op het gebied van arctische oorlogvoering. Als jonge luitenant was Carver met het 45 Commando in Beisfjord geweest voor training. Hij droeg op dit moment zijn oude leren skilaarzen, zo onbuigzaam als staal toen hij ze net had gekregen, maar in de loop der jaren naar de exacte contouren van zijn voeten en enkels gevormd. Voordat de SBS bij hem had aangeklopt was Carver zelfs nog kandidaat geweest voor het olympische biatlonteam van de mariniers. Maar nu…
‘Nu!’ riep Larsson, terwijl hij op zijn horloge keek.
Carver draaide zich weer op zijn buik, greep het geweer, rukte het lege magazijn eruit en graaide naar een nieuw. Handelingen die zo lang zijn tweede natuur waren geweest, leken opeens heel wezensvreemd. Vroeger ging het allemaal automatisch. Nu moest hij bij alles nadenken, de ene moeizame beweging na de andere. Zijn handen trilden van kou en vermoeidheid. Zijn ogen deden pijn en prikten van het zweet en hij kon zich nauwelijks concentreren.
‘Nog vijftien seconden,’ zei Larsson.
Nog niet één schot gelost.
Carver vermande zich en richtte op het eerste staande doelwit. Om zijn greep te verstevigen schoot hij tijdens het uitademen.
En miste.
‘Kom op nou!’ mompelde hij tegen zichzelf, terwijl hij de grendel naar achteren haalde.
‘Tien seconden.’
Carver voelde zijn maag ineenkrimpen. Dat was goed. Zijn lichaam had dus nog ergens een laatste dosis door adrenaline gevoede energie vandaan weten te halen. Hij had geen tijd meer om na te denken. Hij moest er nu gewoon voor gaan.
Trek… richt… adem uit… vuur.
Raak. Nog één te gaan.
‘Vijf seconden.’
Hij schoot nog een keer. Weer mis.
Shit!
Trek… richt… adem…
‘Twee.’
Rotzak!
…vuur.
Carver knipperde met zijn ogen en probeerde scherp te zien. Hij kon niet zien wat er was gebeurd. Hij rolde zich wanhopig op zijn rug.
‘Sta op,’ zei Larsson. ‘We gaan.’
Carver herhaalde binnensmonds als een soort mantra: ‘Laat je niet kisten… Laat je niet kisten…’
Terwijl hij langzaam overeind kwam, keek Larsson hem aan. Ditmaal speelde er een glimlachje om zijn mond.
‘Je hebt raak geschoten,’ zei hij. ‘Dus laten we maar gauw teruggaan naar de boerderij. Ebba zal de lunch inmiddels wel klaar hebben. En, Carver?’
‘Huh?’
‘Loop niet zo in jezelf te praten. Straks denkt ze nog dat je stapelgek bent.’
‘Dan zit ze er niet ver naast,’ hijgde Carver piepend, terwijl hij achter Larsson aan skiede.