17

Er stond een karretje van roomservice met whisky en een ijsemmer in de suite van Waylon McCabe. McCabe verzocht Vermulen met een gebaar om plaats te nemen en schonk een whisky voor hem in. Toen bediende hij zichzelf en ging ontspannen in de stoel tegenover hem zitten. Terwijl hij dat deed, schoof zijn broekspijp een eindje omhoog en onthulde daarmee het prachtig bewerkte leer van zijn op maat gemaakte, vijfduizend dollar kostende, zwarte laarzen van Tex Robin in Abilene. Zijn pak mocht dan van een exclusieve kleermaker in New York komen, maar zijn laarzen waren puur Texaans.

‘Zo, dus u denkt dat dat al-Qaida een serieuze dreiging vormt?’ vroeg McCabe, als inleiding tot een gesprek.

Vermulen knikte. ‘Ik denk dat het een duidelijk aanwezig gevaar is voor de veiligheid van de Verenigde Staten en onze bondgenoten, ja.’

Het was nu vijf jaar geleden dat McCabe zich had laten dopen, maar hij dacht nog steeds als een zakenman. Hij zag de wereld nog steeds in termen van zakelijke transacties.

‘Waarom gaan we dan niet met hen om de tafel zitten, zodat we kunnen kijken wat ze nu eigenlijk willen en afspraken kunnen maken?’ vroeg hij.

‘Er vallen geen afspraken te maken,’ zei Vermulen, met absolute zekerheid. ‘Ze zijn niet geïnteresseerd in onderhandelingen. Er valt niet redelijk met hen te praten, ze laten zich niet zoethouden en zeker niet op andere gedachten brengen. Ze weten wat ze willen en met minder nemen ze geen genoegen.’

‘En dat is…?’

Vermulen kon het lijstje zo opdreunen: ‘De verwijdering van alle Amerikaanse troepen van Saoedische bodem, de vernietiging van Israël, de omverwerping van alle regeringen in het Midden-Oosten die vriendschappelijke banden onderhouden met het Westen, en het opzetten van een moslimwereldrijk, geregeerd door religieuze moslimwetten. Dat noemen ze het kalifaat.’

‘Die mensen moeten een leider hebben,’ zei McCabe. ‘Wie is dat en wat is het voor iemand?’

‘Ze noemen hem de Sjeik.’ Vermulen liet de whisky ronddraaien in zijn glas en keek naar de lichtpatronen die erdoorheen schenen terwijl hij intussen zijn gedachten op een rijtje zette. ‘Toen ik hem leerde kennen, in Peshawar, was hij een jaar of dertig, een jonge man nog. Hij had donker haar en een volle baard. Hij was lang en erg slank – heel rijk ook, een goed opgeleide man van de wereld, met familie die op dit moment hier in de Verenigde Staten woont. Maar hij kleedde zich in eenvoudige gewaden en at nagenoeg niets: wat zuurdesembrood, yoghurt en een handjevol rijst, dat was voor hem al een feestmaal. Zijn mensen wisten dat als zij honger hadden, hij dat ook had. Hij is een begenadigd spreker, een geboren leider, sterk en onbevreesd in de strijd. Ik bedoel, ik geloof wel dat hij slecht is, maar ik moet er tevens bij zeggen dat het hier om een bijzonder indrukwekkend mens gaat.’

McCabes gezicht verraadde niets. Vanbinnen was hij echter helemaal in vervoering. Zijn instinct had hem niet bedrogen: Vermulen beschreef hier de Antichrist. De profetieën kwamen uit. Hij zag een pad voor zich oplichten, een weg naar verlossing en onsterfelijkheid.

‘Eens kijken of ik het goed begrepen heb,’ zei hij. ‘Die Sjeik heeft dus een privéleger. Hij kan mensen naar zijn hand zetten, hij wil de Joden vernietigen, hij haat het christendom en hij wil de heerschappij van Allah over de hele wereld invoeren. Dat is toch wat u zegt?’

‘Kort samengevat, ja, inderdaad. Ziet u, voor een gelovig moslim is de wereld in tweeën verdeeld. Eerst heb je de moslimwereld, waar zij in alle veiligheid hun godsdienst kunnen uitoefenen en de islamitische wetten kunnen volgen. Dat noemen zij dar al-islam, wat Huis van Vrede betekent. De rest van de wereld, dat is dar al-Harb, het Huis van de Oorlog. En de radicale, fundamentalistische islamitische geleerden beweren dat diegenen die in het Huis van de Oorlog leven geen recht op leven hebben. Sterker nog, het is hun godsdienstige plicht hen te vermoorden. En wat zij daarmee bedoelen is ons, Amerikanen, vermoorden.’

‘Maar u hebt geprobeerd mensen te waarschuwen…’

‘Zoveel ik kan. Ik spreek met contacten in Washington, de mensen met wie ik elke dag zaken doe. Ik leg hun de bewijzen voor, meneer McCabe. Probeer hen zover te krijgen dat zij de dingen zien zoals ik ze zie.’

‘Maar het werkt dus niet, generaal? U probeert uw zaak duidelijk uiteen te zetten, maar het lukt u niet de jury te overtuigen.’

Vermulen grijnsde. ‘Zoiets ja.’

McCabe haalde gemoedelijk zijn schouders op, waarmee hij Vermulen voor zich innam en zichzelf neerzette als de bondgenoot die hij nodig had.

‘Nou ja, dat is dan hun probleem, want mij hebt u wel degelijk overtuigd. Ik voel dat die oorlog eraan komt en ik wil u helpen om de noodklok te luiden. Maar ik zou nog eens goed nadenken over de manier waarop u mensen kunt overtuigen. Ik bedoel, als u de bewijzen die u nodig hebt niet kunt vinden, dan zult u er zelf een paar in elkaar moeten knutselen. Het zou niet voor het eerst zijn dat zoiets gebeurde. Johnson deed het met de Golf van Tonkin, en sleurde ons zo mee de Vietnamoorlog in. Verdorie, ik ben oud genoeg om me te herinneren hoe Roosevelt het flikte bij Pearl Harbor.’

‘Ik geloof niet dat dat iets anders was dan een vijandelijke actie.’

‘Dat zegt u, generaal, maar heel veel mensen zeggen iets anders. Het feit blijft dat u een eigen Pearl Harbor nodig hebt, iets spectaculairs, een moment van openbaring waardoor de hele wereld rechtop gaat zitten en zich richt op de dreiging waar we voor staan.’

McCabe legde nu het hele gewicht van zijn persoonlijkheid op Vermulen en zette al zijn bijna verleidelijk te noemen overredingsen onderhandelingskracht in die hij had verzameld in een leven lang goedkoop inkopen, duur verkopen en er altijd persoonlijk beter van worden.

‘Weet u, generaal, u hebt me aan het denken gezet – sterker nog, u hebt me geïnspireerd. Wij gaan iets groots ondernemen, u en ik, en ik zal u vertellen wanneer dat gaat gebeuren: op eerste paasdag, de dag waarop we de overwinning op het kwaad en de dood vieren. Als u een tijdstip zoekt om terug te slaan naar de Antichrist, noem mij dan maar eens een beter moment.’

McCabe wachtte zijn antwoord niet af en ging meteen verder.

‘Eens even zien,’ zei hij, terwijl hij een dunne agenda uit zijn binnenzak haalde en erin begon te bladeren. ‘Hier heb ik het… Dit jaar valt Pasen op twaalf april, over ruim twee maanden dus. Ik stel dus voor dat u eens nadenkt over wat ik heb gezegd. Wanneer u iets hebt verzonnen waar we allebei iets aan hebben, kom dan terug en leg het me voor. Als het me bevalt, neem ik alle kosten op me om het te realiseren.’

Toen hij Vermulen uitliet, zei McCabe: ‘Wij gaan heel prettig samenwerken, generaal, ik voel het gewoon. Die Sjeik gaat erachter komen dat hij niet de enige is die vals kan vechten.’