59

Carver had geen idee wat het voor wilde bloemen waren die op de helling groeiden, maar hij was blij met hun volle, kruidige geur. Hij hield het huis nu al achtenveertig uur in de gaten. In die tijd had hij water gedronken, chocolade, noten en gedroogde vruchten gegeten en in een plastic boterhammenzakje gepoept dat hij naast zijn schuilplaats in de aarde had begraven. Ook had hij plannen gemaakt om het document uit het huis te ontvreemden.

De woning was zodanig gebouwd dat alle gemeenschappelijke ruimtes zich aan de zuidkant bevonden, om te kunnen genieten van het uitzicht over de mistige, grijsgroene heuvels van de Provence naar het glinsterende water van de Riviera. Alle praktische dingen waren aan het zicht onttrokken. Het pad naar het huis lag, van waar Carver zich bevond, van bovenaf erop neerkijkend, aan de rechterkant van het terrein. Er was een klein afzetplekje bij de voordeur van het huis, maar de echte parkeerplaats bevond zich aan de achterkant, zodat de wagens uit het zicht bleven. Er was geen garage, maar een enorme zevenpersoons Mitsubishi Shogun stond onder een luifel met een metalen frame en een plastic dak.

Tegen de achtermuur van het huis was een afdakje gebouwd waaronder houtblokken lagen opgeslagen voor de open haard die, volgens de plannen van de architect, de belangrijkste plek in de grote woonkamer moest zijn. Een eindje verder, aan de andere kant van een achterdeur die naar de keuken leidde, zorgden twee rode propaanflessen van zevenenveertig kilo, die zo ongeveer tot schouderhoogte reikten, voor gas voor het fornuis.

Er moest nog wel het een en ander gebeuren aan het huis en het terrein erachter. Het lage stenen muurtje dat de parkeerplaats omsloot was nog niet af en overal lag nog afval van de bouwers: puin, afgedankte stukken hout, lege blikken, zelfs een kleine cementmolen. Iemand had echter wel een ruimte vrijgemaakt voor de hoge draadgazen hekken die de twee honden binnenhielden tot zij los werden gelaten voor de nacht.

In het huis woonden zes mensen: vier mannen en twee vrouwen. Het was nog steeds warm en tegen het middaguur waren de mannen naar buiten komen wankelen voor een drukke dag drinken, roken en naar de sletjes te kijken die bij het zwembad lagen en hun namaak bruine velletjes echt bruin probeerden te krijgen. Het had Carver niet veel tijd gekost om uit te vinden wie van de mannen Baladze was. Zijn haantjesgedrag, de kruiperige gehoorzaamheid van de mannen en de hoge gilletjes van vrouwelijk gelach maakten snel duidelijk wie hier het alfamannetje was.

Carver had zijn tijd doorgebracht met het verzinnen van namen voor de mensen die hij ging overvallen. Hij overwoog figuren uit soapseries, historische personen, zelfs Jezus en zijn apostelen. Uiteindelijk koos hij voor The Beatles. Zijn codenaam voor Baladze was John, de oorspronkelijke leider van de band. De man die zo te zien de tweede in rang was, een vettige dikzak met een vaalblonde kuif, werd dus Paul. Een jongere, magere ondergeschikte met lang, donker haar was een gedroomde George. En dat liet Ringo over voor het vierde bendelid. Hij had de afzichtelijk overontwikkelde spieren, de woeste uitdrukking en de Pizza Hut-huid van een man die steroïden over zijn cornflakes strooit en te veel tijd doorbrengt met zijn gewichten. De vacht van dikke zwarte haren op zijn schouders bood bepaald geen smakelijke aanblik.

De vrouwen waren een makkie. De een was donker en de ander blond, dus een typische Yoko en Linda.

Overdag hield of George of Ringo de wacht bij de toegangspoort tot het huis. Degene die de ochtenddienst deed, moest vroeg opstaan en eerst de honden terugbrengen naar hun kooi. De enige bezoeker was de plaatselijke bakker, die halverwege de ochtend met zijn bestelbusje kwam aanrijden. Aan de hoeveelheden voedsel en drank te zien die de chauffeur door de achterdeur de keuken binnenzeulde, nog afgezien van zijn broden, pizzapunten, hartige en zoete taarten, had hij een soort overeenkomst gesloten om de gasten volledig te bevoorraden.

Op het terras stond een barbecue en het was de taak van Paul om elke avond de biefstukken en vleesspiesen te grillen. Afgezien daarvan werden alle huishoudelijke karweitjes overgelaten aan de vrouwen, die de mannen bedienden als huishoudsters, koks en seksspeeltjes. Carver kon zich voorstellen hoe hij het tafereel aan Alix zou beschrijven. Hij wist niet precies hoe ze zou reageren, maar wat ze ook zou zeggen, het zou cynisch zijn en doorspekt met gort droge zwarte humor. Hij vroeg zich af hoe vaak zij al als een van deze vrouwen was behandeld, maar bleef er niet te lang bij stilstaan en concentreerde zich liever op de toekomst. Nog even en hij zou haar terugzien. Ze hoefden alleen nog maar even dag te zeggen tegen Vermulen en dan konden ze dit leven voorgoed de rug toekeren.

De middag van de tweede dag besloot Carver dat hij genoeg had gezien. Morgen zou hij het doen. Vanavond zou hij een hotelletje nemen voor een nacht goed slapen, een heet bad en een stevige maaltijd. Maar eerst moest hij Vermulens pakketje nog ophalen bij de poste restante in Vence en zelf inkopen doen. Hij had een boodschappenlijstje gemaakt: suiker, lijnzaadolie, voedselkleurstof, oordopjes van was en nog een heleboel andere spullen, van verfkwasten tot paté. Hij zou er verschillende winkels voor moeten bezoeken.

En dan was er nog iets: zuurstoftabletten voor aquaria. Hij maakte nog even een mentale aantekening: niet vergeten langs de dierenwinkel te gaan.