81

 

 

 

 

 

 

Ma is de keuken aan het schoonmaken. Daar is ze al uren mee bezig, op haar knieën in haar ochtendjas. Die emmer met spul ruikt alsof je er high van kunt worden. ‘Ik ga uit,’ zegt Carl. Ma hoort hem niet.

   Barry staat bij Ed’s te wachten als hij daar aankomt. Hij loopt heen en weer als een vastgebonden hond. Een seconde later komt de auto voorrijden en zwaait het portier open.

   In de auto zijn de ogen van iedereen rood van de hasjrook. Ze lachen allemaal en zeiken elkaar af zoals altijd, maar daaronder voel je andere dingen rondcirkelen als haaien. Carl gaat in de achterbak zitten omdat er geen ruimte is. Hij kijkt naar de zaterdagavondstraten buiten, patatkramen, reclameborden, verkeerslichten, alsof een enorme hand zich om hen heen sluit.

   Over Deano’s schoot ligt de sporttas van onder het bed.

   In zijn hoofd een zwart veld, handen die oprijzen uit het gras.

   ‘Waar is het ergens?’ zegt Barry.

   ‘Niet ver weg,’ zegt Mark.

   Iedereen kauwt op de binnenkant van zijn wang. Om ze af te leiden vraagt Deano: als ze ieder wijf konden krijgen, wie zou dan hun eerste keus zijn? ‘Ik ga wel eerst. Angelina Jolie, verre-fokking-weg.’ Mark noemt Scarlett. Knoxer zegt BETHani. ‘Eh, is die wel meerderjarig?’ zegt Deano. ‘Als ze oud genoeg is om te bloeden, maakt ’t mij niet uit,’ antwoordt Knoxer. Barry zegt Beyoncé. ‘Maar die is zwart!’ zegt Ste en iedereen lacht.

   ‘En jij dan, mafkees?’ zegt Deano.

   Carl wil Lori zeggen, alleen maar om haar naam uit te kunnen spreken. Maar hij wil hem niet in deze auto zeggen. Het is net alsof ze nu zand is, magisch zand, waar hij nog maar een beetje van over heeft, en als hij het hier tevoorschijn haalt, waait het weg.

   ‘Nou?’

   LORiLORILORI klinkt het in zijn hoofd. Hij kan wel janken. ‘Ook Beyoncé,’ zegt hij.

   Knoxer gromt. ‘Jezus, zeg.’

   ‘Stephen?’ zegt Deano tegen Ste. Ste zwijgt een hele tijd. Dan zegt hij: ‘Helena van Troje.’

   ‘Watte?’

   ‘Wie de fok is Helena van Troje?’

   ‘Dat was een Griekse,’ zegt Ste. ‘Ze hebben een oorlog om haar uitgevochten.’ ‘Vietnam?’ vraagt Carl. ‘Nee, spast,’ zegt Ste. ‘Duizend jaar geleden of zo, in Griekenland.’

   ‘Dat is stom,’ zegt Deano.

   ‘Hoezo stom?’

   ‘Omdat je niet eens weet hoe ze eruitzag.’

   ‘Ze hebben een fokking óórlog om haar uitgevochten. Dan moet het dus wel een fokking lekker wijf zijn geweest.’

   ‘Jawel, maar je moet iemand noemen die nog lééft,’ zegt Deano.

   ‘Waarom?’ zegt Ste.

   ‘Omdat je haar moeilijk kunt palen als ze fokking dood is.’

   ‘Jezus, man.’ Ste begint pissig te worden. ‘Het is een spelletje, eikel. Het maakt niet uit wie we fokking kiezen. Dacht je soms dat Angelina fokking Jolie jou gaat beklimmen, alleen maar omdat je haar gekozen hebt? Als Angelina Jolie hier in deze fokking auto zat, dan durf ik er een miljoen om te verwedden dat ze nog eerder die mafkees hier zou neuken dan jou.’

   Deano klemt zijn mond stevig dicht en kijkt uit het raam.

   ‘Ik wil maar zeggen,’ zegt Ste, ‘als je het lekkerste wijf wilt kiezen, dan heb je je Beyoncés en je Angelina’s en zo, maar dat ouwe besje dat naar haar bingoavond loopt te schuifelen was vijftig jaar geleden misschien wel lekkerder dan al die wijven bij elkaar. Misschien was ze wel het lekkerste wijf aller tijden. En dan heb je ook nog eens al die wijven die dood zijn. In de geschiedenis moeten er miljoenen geweldige wippen hebben rondgelopen. Maar wij zullen niet eens weten hoe ze eruit hebben gezien.’

   ‘Waar de fok lul je nou over, achterlijke?’ zegt Knoxer.

   ‘Kweetnie,’ zegt Ste. ‘Het lijkt gewoon een beetje oneerlijk.’

   ‘Misschien vindt er nog weleens iemand een tijdmachine uit, en dan kun je terugreizen in de tijd om al die dooie wijven te neuken,’ zegt Deano.

   ‘Jullie zijn fokking ráár, gasten,’ zegt Knoxer. Dan stopt de auto en iedereen valt stil.

   ‘We’re he-ere,’ zegt Mark met een Poltergeist-stemmetje.

   Ze staan in een gewoon uitziende straat met aan weerszijden gewoon uitziende huizen. Maar vlak voor de auto, midden tussen die gewone huizen, staan die hekken. Ze doen Carl denken aan de hekken voor Lori’s huis, maar ze zijn hier niet in Foxrock, hij weet niet waar ze zijn. Er loopt een muur die te hoog is om te beklimmen van de hekken tot achter de huizen.

   Ze blijven even in de auto zitten, alsof ze ergens op wachten, maar Carl weet niet waarop. ‘Ik kan dit niet zonder een snuifje,’ zegt Mark uiteindelijk en hij reikt over Ste’s benen heen naar het handschoenenkastje. Er zit een pakje in, gewikkeld in bruin papier, met daarin een blikken etuitje vol coke. Mark neemt een snuifje en geeft het door aan Ste, en daarna nemen Deano en Knoxer wat. Maar Knoxer geeft het terug aan Ste zonder dat Carl of Barry iets krijgt. Hij kijkt niet naar ze, doet alsof hij even is vergeten dat ze er zijn. ‘Oké,’ zegt Mark. Hij stapt uit de auto en loopt naar de intercom. Carl verstaat niet wat hij zegt. Hij stapt weer in de auto. Ze zeggen niks, de coke brandt elektrisch in de lucht. De hekken zwaaien open. Mark rijdt erdoorheen. De hekken gaan achter hen weer dicht. Hij parkeert de auto voor een huisje dat er niet uitziet alsof er iemand thuis is. De anderen stappen allemaal uit, iemand maakt de achterbak open. Er zijn geen lampen, de lucht is donkerblauw geworden en iedereen is in een schaduw veranderd. Dit is fokking raar. Net, aan de andere kant van de muur, waren ze nog in de stad. Nu is het net alsof ze op het platteland zijn. ‘Kom op,’ zegt Mark met het pakje in zijn hand, en hij verdwijnt meteen het donker in alsof hij in een gat is gevallen.

   De grond zakt weg onder Carls voeten. Ze staan in een moeras of zo. Hij moet zich haasten om de anderen niet kwijt te raken, hij ziet geen hand voor ogen en er is iets, iets wat beweegt, op hen af komt stampen, Deano grijpt in de sporttas …

   Paarden. Ze komen zo dichtbij dat hij de omtrek van hun puntige oren kan zien. Dan blijven ze staan en wachten, terwijl er adem uit hun neus puft. Ze kijken toe terwijl zij langslopen, alsof ze iets weten. Ze weten wie er op Carl staat te wachten.

   Plotseling is het ijskoud. De anderen staan onder de bomen, het geluid van ruisend water klinkt. Hun gezichten verschijnen als hij dichterbij komt, als spoken op een begraafplaats. Weten zij het ook? Een slijmerige boomstam ligt over een stroompje. Deano glimlacht. ‘Dames gaan voor,’ zegt hij. Carl loopt op handen en knieën over de boomstam.

   ‘Waar is die kloot?’ hoort hij Knoxer zeggen.

   Ze hebben het over de Druïde, Carl! Ze weten niks van Dode Jongen, ze brengen je niet naar hem toe!

   Nu zijn ze in een bos; takken slaan steeds terug in Carls gezicht.

   Maar wat nou als Dode Jongen ook in hun hoofd zit, tegen hun gedachten duwt met zijn doorzichtige handen? Wat nou als dit allemaal niet eens echt is? Misschien zit Carl wel in een nachtmerrie, misschien heeft hij wel een hele zooi hasj gerookt en slaapt hij. Wakker worden, Carl! Wakker worden, wakker worden!

   Maar dan, als een vonk uit een aansteker, ziet hij een piepklein oranje vlammetje ergens in het donker. ‘Kijk!’ roept hij. Zonder op de anderen te wachten strompelt hij eropaf, negeert de takken in zijn gezicht en de doornstruiken die aan zijn enkels trekken, tot de bossen zich openen en een veld onthullen, en de vonk verandert in een vreugdevuur.

   Er staan twee mannen voor het vuur. De ene heeft lang haar en een baard, die in klitten tot op zijn borst hangt. Hij draagt een gewaad met zonnen en manen erop, en hij leunt op het heft van een enorm zwaard. De andere man is klein en scheel, en ziet er een beetje krankzinnig uit. Hij heeft een hand in de zak van zijn leren jack gestoken.

   ‘I went out to the hazel wood,’ zegt de lange man met de baard, ‘because a fire was in my head …’

   ‘Alles goed?’ Mark en de anderen komen bij het vreugdevuur.

   ‘Beter dan ooit,’ zegt de man. ‘Ik zie dat je een paar vrienden hebt meegenomen?’ Hij knikt naar Carl en Barry.

   ‘Dat zijn gewoon twee jonge gasten die ons een beetje geholpen hebben,’ zegt Mark. ‘Ze wilden graag mee.’

   ‘Waarom niet, waarom niet,’ knikt de Druïde verder. ‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Kom je toch warmen.’ Hij zwaait met zijn handen, en ze stappen naar het vuur. En dan is er ineens een flits, een flits van lucht, niet het soort flits dat je kunt zien. Nu is het zwaard van de Druïde uitgestoken, met de punt tegen Deano’s keel gedrukt.

   Even verroert niemand zich, alsof de hele wereld op de punt van dat zwaard balanceert. Dan buigt de schele man zich naar voren en grist de sporttas uit Deano’s hand.

   ‘Laten we dit maar meteen afhandelen,’ zegt de Druïde. De schele man haalt het geweer uit de tas, klikt het op zijn knie open en laat de patronen er ratelend uit vallen. De Druïde laat zijn zwaard zakken. Deano zakt in elkaar alsof hij leegloopt. ‘Zo, vrienden,’ zegt de Druïde. ‘Eerst zaken, dan plezier. Laten we ons terugtrekken in mijn kantoor.’

   Hij draait zich om en loopt de heuvel op. Ze volgen hem met de schele man achter hen aan. Niemand heeft een woord gezegd sinds de Druïde met zijn zwaard zwaaide. Angst zindert in de wolken, in het hoge gras, de lichtjes van de stad rijzen op om hen heen, alsof ze komen kijken naar iets wat te gebeuren staat. En nu verschijnt er een schim boven aan de heuvel, een rotsige, zwarte schim die hen aanstaart als een doodskop.

   ‘Wie van jullie geleerde heren kan me vertellen wat dit is?’ zegt de Druïde opgewekt.

   Ze zeggen geen van allen iets, en dan zegt Barry met een stem alsof hij gehypnotiseerd is: ‘Een dolmen.’

   ‘Heel goed.’ De Druïde is tevreden. ‘Een van de oudste vormen van een grafkelder. Ook wel een Poortgraf genoemd, aangezien het een poort naar het land van de dood is. Zoals jullie zien is het een opvallend driehoekig bouwsel, dat de drie aspecten van de Godin symboliseert.’ Hij gaat met zijn blik een voor een de gezichten af. ‘In vroeger tijden werden hier de offers voor de onzichtbaren achtergelaten,’ zegt hij.

   Even gebeurt er niets. Dan komt Mark met een schok in beweging. Hij haalt het pakketje onder zijn riem vandaan en houdt het de Druïde voor. Maar de schele man grist het uit zijn handen. Hij scheurt het papier eraf en telt mompelend het geld. De Druïde leunt op zijn zwaard en kijkt hen met een glimlachje aan, als iemand die naar spelende kinderen kijkt. Als hij klaar is tilt de schele man zijn hoofd op. Hij knikt naar de Druïde. De Druïde loopt naar de dolmen en reikt met zijn arm in het donkere gat tussen de rotsen op de grond en de stenen plaat die eroverheen ligt. Zijn hand komt tevoorschijn met een zak erin. Die gooit hij naar Mark. Mark maakt hem open. Er zitten kleinere zakjes met wit poeder in, andere zakjes met pillen, een stuk hasj in folie. Het is net als op tv. ‘Alles naar tevredenheid?’ vraagt de Druïde.

   ‘Ja, perfect,’ zegt Mark. ‘Erg bedankt.’ Hij kijkt naar Knoxer, naar Ste. Ste gebaart met een ruk met zijn hoofd richting auto. ‘Nou,’ zegt Mark.

   De Druïde heeft zijn hoofd in zijn nek gelegd en kijkt op naar de hemel. ‘Jullie gaan toch nog niet weg?’ zegt hij.

   Laten we gaan laten we gaan laten we gaan, denkt Carl, dat denken ze allemaal. Mark ook, maar hij weet niet wat hij moet doen.

   ‘Kom,’ zegt de Druïde. ‘We zien onze vrienden maar zo zelden. Laten we bij het vuur gaan zitten.’

   Aan de voet van de heuvel brandt het vreugdevuur inmiddels laag. De schele man pakt een jerrycan op en giet er benzine overheen. Vlammen schieten omhoog. De Druïde lacht. ‘Ga zitten, ga zitten,’ zegt hij lachend. Ze gaan er in een kring omheen zitten, als kinderen. Ste probeert Marks blik te vangen, maar die weigert hem aan te kijken. De Druïde pakt een pijp uit zijn gewaad, steekt hem aan en laat hem rondgaan. In het licht van het kampvuur kun je zien dat hij niet zo oud is – minder oud dan Carls vader.

   ‘Ooit was dit hele land een bolwerk van de Godin,’ zegt hij. ‘Je ziet hier overal magische plekken. Die moderne jakhalzen zien dat natuurlijk niet, ze zouden zo beton over deze heuvel storten als je ze maar even de kans gaf. Maar iedereen met oren om te horen …’ Hij trekt zijn schouders in. Het zwaard ligt naast hem op de grond, wijzend naar het vuur als een gouden tong die drinkt. ‘… kan ze hóren,’ sist hij. ‘De doden.’

   Carl krijgt de pijp. De rook smaakt raar, misschien omdat ze hier buiten zitten, in de velden, tussen de bomen. Hij probeert de doden niet te horen, hij probeert niet te denken aan dat zwarte gat tussen de rotsen van de dolmen waar de Druïde zijn hand in stopte.

   ‘Vandaar mijn kleine onderneming,’ zegt de Druïde. ‘Ik ben door de Godin uitverkoren om deze heuvel te beschermen tegen schenders.’

   ‘Hoe oud is ie dan ongeveer?’ vraagt Mark, omdat de Druïde hem aanstaart. ‘Die dolmen en zo?’

   De Druïde valt stil, alsof hij terugdenkt aan de tijd dat hij gebouwd werd. ‘Een jaar of … drieduizend?’

   Naast Carl barst Deano in gegiechel uit. Hij probeert het te onderdrukken, maar het wordt alleen maar erger. Hij blijft maar lachen, hoge hyenapiepjes, tot hij op zijn zij ligt. Dan, als hij weer iets uit kan brengen, zegt hij: ‘Sorry … deed me alleen denken aan een sukkel … die met een fokking skelet wil neuken …’ Hij barst weer in gegiechel uit.

   De Druïde staart Deano zonder te glimlachen aan. ‘Het was gewoon een spelletje dat we onderweg hiernaartoe speelden,’ legt Mark uit. ‘Als je een vrouw kon kiezen om, je weet wel, bij te zijn. Ste koos Helena van Troje.’

   ‘Helena van fokking Troje …’ giert Deano. ‘Die maffe lul.’

   Ste kijkt nog pissiger, alsof hij zich er maar net van kan weerhouden iets terug te zeggen.

   De Druïde staart alleen maar. ‘Helena van Troje,’ zegt hij.

   Barry geeft Carl de pijp weer aan. Zijn ogen zijn als de zwarte luchten boven een verloren plek, maar boven zijn hoofd zijn de sterren als miljoenen ogen. Carl doet alsof hij niet voelt dat ze naar hem kijken, en kijkt in het vuur. V. Maar in het vuur zijn graaiende handen die je proberen te pakken!!! A. Ook niet in het vuur kijken!!! Hij zuigt aan de pijp, probeert de muur van mist op te bouwen die hem verbergt voor de doden! Maar dit keer verbergt de rook hem niet, die leidt hem juist dieper naar binnen!

   ‘Helena, die Helle was,’ zegt de Druïde, ‘was niemand minder dan Persephone, de Godin van de Dood en de Wederopstanding. Dit hele land was van haar, het is haar Poort hier boven op de heuvel.’

   Ste slaakt een zucht en kijkt op zijn horloge.

   ‘In het Erin van ooit was ze Brigit, de geëxalteerde, de vurige pijl. In Wales was ze de Negenvoudige Muze Ceridwen. Ze is Astarte, Venus, Hekate, en duizend anderen. Ze is de Godin die achter alle dingen schuilt, het ultieme object van verlangen aan wie geen man weerstand kan bieden en die geen man kan bezitten zonder vernietigd te worden, die ons allen regeerde voor haar troon haar ontstolen werd.’

   En plotseling weet Carl waarom Dode Jongen hem hierheen heeft gebracht. Hij gaat Carl meenemen, door de Poort! Hij wil wel gillen, hij wil opstaan en wegrennen. Maar hij is behekst, waardoor hij een miljoen ton lijkt te wegen. Het is de heuvel die hem nu al naar zich toe trekt, het zijn de handen in het vuur die hem tegen de grond drukken. Straks zal hij de Poort open horen gaan, en dan zullen de schaduwen komen!

   ‘Gestolen door de Kerk,’ zegt de Druïde, ‘door priestertjes in cellen die hun bijbels bij elkaar krabbelden, alleen belust op goud en macht! Dieven en pedofielen, die aan het hoofd stonden van een perversie! Maar ze zal gewroken worden! Ze zal ze allemaal verzengen in haar heilige vuur!’

   Ste springt overeind. ‘Mijn reet vriest vast met al dat gelul!’ roept hij. ‘Ik zie jullie in de auto!’ Hij draait zich om om de heuvel weer af te lopen – maar nu staat het kleine mannetje ook op, hij stopt zijn hand in zijn jack …

   Dan valt Barry naar voren. Na een tijdje vatten de uiteindjes van zijn haar voorzichtig vlam. Er verschijnen kleine vlammetjes, als kaarsjes op een verjaardagstaart. Hij begint hard te snurken. Iedereen moet lachen, zelfs Ste, zelfs het kleine, schele mannetje.

   ‘Volgens mij heeft iemand hier genoeg gehad,’ zegt de Druïde.

   ‘Kan niet zeggen dat ik het hem fokking kwalijk kan nemen,’ zegt Deano. ‘Die wiet is fokking dodelijk.’

   ‘Het is geen wiet, knul.’ De Druïde lacht een harde, buikige lach. ‘Het is heroïne.’ Hij lacht nog wat, en ze lachen allemaal mee. Ze lachen en lachen, iedereen lacht!

   Maar Carl voelt zich o zo bedroefd.

   En dan begint het geschreeuw.

Skippy Tussen De Sterren
titlepage.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_000.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_001.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_002.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_003.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_004.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_005.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_006.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_007.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_008.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_009.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_010.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_011.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_012.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_013.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_014.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_015.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_016.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_017.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_018.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_019.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_020.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_021.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_022.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_023.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_024.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_025.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_026.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_027.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_028.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_029.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_030.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_031.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_032.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_033.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_034.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_035.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_036.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_037.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_038.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_039.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_040.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_041.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_042.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_043.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_044.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_045.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_046.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_047.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_048.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_049.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_050.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_051.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_052.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_053.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_054.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_055.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_056.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_057.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_058.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_059.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_060.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_061.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_062.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_063.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_064.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_065.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_066.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_067.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_068.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_069.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_070.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_071.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_072.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_073.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_074.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_075.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_076.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_077.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_078.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_079.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_080.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_081.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_082.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_083.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_084.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_085.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_086.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_087.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_088.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_089.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_090.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_091.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_092.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_093.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_094.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_095.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_096.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_097.xhtml