58

 

 

 

 

 

 

Het is vanavond precies elf jaar geleden dat Guido LaManche, de in hawaïshirt gehulde paria van de eindexamenklas van Seabrook, Ed’s Doughnut House binnenkwam en zijn voorstel deed.

   ‘Ze noemen het “bungeejumpen”,’ zei hij. ‘In Australië doen ze het al jaren.’

   ‘Waarom?’ vroeg Farley.

   ‘Hoe bedoel je, “waarom”?’

   ‘Waarom zou je jezelf van een klif gooien met een stuk elastiek aan je benen?’

   Het Doughnut House was een paar weken daarvoor net geopend; Guido’s olijfkleurige huid glom door de lampen toen hij zich omdraaide naar Tom en zijn entourage aan het volgende tafeltje – Steve Reece, Paul Morgan en een trio zachtharige meisjes van St. Brigid’s die eruitzagen alsof ze net uit hun verpakking waren gehaald – en met een spottend gebaar, de handpalmen omhoog, zei: ‘Omdat het spannend is, daarom. Zodat je als je een grijze ouwe zak bent die in zijn soep zit te kwijlen, in elk geval iets hebt om je eraan te herinneren dat je ooit hebt geleefd. Serieus, je hebt nog nooit zo’n kick gevoeld. Het is net zoiets als seks tot de duizendste macht verheven – wat goed is, trouwens.’ Hij werpt een vluchtige blik op Farleys tafeltje en wordt beloond met een lach van de sportieve types.

   ‘Het klinkt gevaarlijk,’ zegt een van de in kasjmier gehulde meisjes twijfelend.

   ‘Reken maar dat het gevaarlijk is. Wat is er nou gevaarlijker dan een afgrond van driehonderd meter inspringen? Maar het is tegelijkertijd honderd procent veilig, vanwege dat elastische touw en het harnas, begrijp je? Ik heb het persoonlijk al vijftig keer getest, en het is volkomen waterdicht. Hoewel het misschien niet iets voor dames is.’ Hij werpt weer een sluwe, theatrale blik op de plek waar Farley zit met Howard en Bill O’Malley. ‘En ook niet voor alle heren.’

   Guido LaManche was, hoewel hij was gezakt voor elk examen waar hij ooit aan had deelgenomen, een waar genie als het ging om de psychologie van de puberjongen: zelfs als je wist dat hij je bespeelde, was het onmogelijk weerstand te bieden. ‘Nou, waar gebeurt dat dan?’ zei Farley, en hij zette zijn cola met een dreun op het tafeltje. ‘Waarom laat je het ons niet eens zien, in plaats van dat je er alleen maar over zit te praten?’

   Hierop aarzelde Guido en vouwde zijn handen als een kapelaan. ‘Als iemand denkt dat ie klaar is voor de ultieme uitdaging, dan breng ik hem er nu persoonlijk heen. Het enige wat ik daarvoor terugvraag is een kleine tegemoetkoming in de onkosten – laten we zeggen twintig pond de man?’

   ‘Twintig pond?!’ sputterde iemand ongelovig. Maar Farley stond al.

   Howard greep hem bij zijn arm. ‘Wat doe je nou?’

   ‘Dat wil ik weleens zien,’ antwoordde Farley.

   ‘Ben je gek of zo?’

   ‘Hier is toch niks te beleven. Straks zitten we hier de hele avond, laten we wel wezen, zonder met meisjes te praten. En trouwens, jullie hoeven niet mee.’ Hij draaide zich om, graaide in zijn zakken tot hij een briefje van twintig vond. ‘Ik doe mee,’ zei hij, en hij legde het met een klap in Guido’s handpalm.

   ‘Oké dan!’ zei Guido. ‘Er is hier vanavond in elk geval één dappere ziel.’

   Tom, Steve Reece en de anderen keken elkaar ontsteld aan.

   ‘Ga nú nou niet,’ smeekte een blonde stem. ‘Het is net de Noordpool buiten.’

   Maar de vernedering overbluft te worden door een nerd was te groot; er werden al jassen aangedaan, sjaals om nekken geslagen, en voor Howard het wist, zat hij met twee blonde meisjes op de achterbank van Toms Audi gepropt en reden ze over de tweebaansweg achter Guido’s brommer aan.

   Ondanks zijn bedenkingen kon hij een golf van opwinding niet onderdrukken. Eerder die week had Tom vijf try’s gescoord in de wedstrijd om de Paraclete Cup tegen St. Stephen’s; Howards eigen vader, die zelden interesse toonde in enig aspect van de wereld dat niet door een pondteken vooraf werd gegaan, was toen hij thuiskwam lyrisch over die ‘wonderjongen’ over wie iedereen het had, en zijn vooruitzichten om volgende maand tijdens de Cup Final een eind te maken aan de reeks van vijf jaar dat Seabrook de cup niet had gewonnen. Zelfs als hij half slapend in een lullig klaslokaal zat, straalde Tom onverschrokkenheid uit, vitaliteit, het gevoel dat er elk moment iets kon gebeuren; hij bewoog zich met brede, krachtige schreden, sloeg zich moeiteloos door de complicaties en aarzelingen heen waar het leven voor de meeste mensen uit bestond. Howard zag hem als een soort anti-Howard, een bliksemschicht die contrasteerde met Howards zich immer verspreidende mist. En nu zat Howard in zijn auto!

   Hij zou al tevreden zijn geweest als hij daar gewoon de rest van de avond mocht blijven; het was er warm, en zijn dijbeen zat van zijn heup tot zijn knie tegen het blonde meisje naast hem aan gedrukt – ze heette, dacht hij, Tarquin, en ze was Toms vriendin, of was dat in elk geval geweest. Maar na tien minuten sloeg het rode oog van de brommer van de tweebaansweg af en reed door een reeks donkere, steeds smaller wordende straatjes; toen ging hij door een poort en kwam sputterend tot stilstand op een onverlicht parkeerterrein omgeven door door de storm verwaaide bomen. Guido stapte, zilvergekleurd door de koplampen van de auto’s, af, zette zijn helm af en begon zijn haar met een kammetje te ordenen tot het gebruikelijke nest van krullen.

   ‘Zijn we er allemaal klaar voor?’ vroeg hij vrolijk toen de tweede auto was gestopt en iedereen was uitgestapt. Farley deed nonchalant, rookte een van Steve Reece’ sigaretten. Howard probeerde zich voor te stellen dat hij zich van een klif wierp. Misschien kon het hem nog uit zijn hoofd worden gepraat als hij het goed aanpakte. Jaren van zorgvuldig handelen in zijn eigen belang hadden Howard geleerd dat je in bijna elke situatie een achterdeur had, waar je als verstandig mens discreet doorheen kon schieten.

   ‘Het is verdomme ijskoud,’ zei een karamelblond meisje vanuit de andere auto, met haar handen onder haar oksels.

   ‘Waar zijn we eigenlijk?!’ vroeg Tarquin, die vol walging om zich heen keek naar de parafernalia van de Natuur.

   ‘Killiney Hill,’ vertelde Bill O’Malley haar.

   ‘Kom op.’ Guido was al half verdwenen in de schemerige bomenrij. Het gezelschap liep vloekend achter hem aan.

   In de verte, op de top van de heuvel, stak het silhouet van een obelisk uit als het puntje van een vulpen die een wolkerige hand-tekening zette onder het schimmige contract van de avondlucht, een geheim pact tussen de wereld en de duisternis. Toen hij jonger was, had Howard verhalen gehoord over satanisten die hier kwamen om zwarte missen op te voeren. Vanavond hoorde hij niet veel meer dan de wind en het vochtige knappen van twijgen onder zijn voeten.

   Ze kwamen bij een splitsing en liepen noordwaarts naar de kust, het park uit, de compacte wildernis daaromheen in. Het pad liep steil omhoog tot de bomen terugweken en er alleen nog gras, rotsen en heide waren.

   ‘Dalkey Quarry,’ kondigde Guido aan, zijn stem verheffend om boven de wind uit te komen. ‘Een bijna verticale afgrond van zo’n honderd meter tot de grond. Het is niet de Grand Canyon, maar geloof me, jullie zullen merken dat het hoog genoeg is.’

   Ze gluurden en masse over de rand. De rotswand dook snel de schaduwen in, lang voor hij bij de grond was.

   ‘Dat kun je niet menen,’ zei het platinablonde meisje.

   ‘Ik zei toch: het is honderd procent veilig!’ wierp Guido geërgerd tegen, puffend terwijl hij een metalen harnas onder een inham in de gaspeldoorns vandaan sleepte. ‘Ik heb zelf al een keer of twintig gesprongen.’

   ‘In de pub zei je nog dat je ’t vijftig keer had uitgeprobeerd,’ zei Tarquin ijzig.

   Guido rolde met zijn ogen. ‘Ik heb het niet getéld, jezus christus. Het was vaak, oké? Vertrouw me nou maar gewoon.’

   Ze staarde hem lang aan, met haar armen voor zich gevouwen, terwijl Guido deed alsof hij volledig opging in het ontwarren van het touw; toen liep ze wankelend weg, naar Tom, die met een opgewekt gezicht naar de woordenwisseling had staan luisteren terwijl hij een sigaretje rookte en uitkeek over de lichtjes van de Southside, de exclusieve postcodes die je vanaf de kustlijn tegemoet sprankelden – zijn wereld, dacht Howard.

   ‘Ik maak me gewoon zorgen dat je iets krankzinnigs gaat doen,’ kweelde ze, terwijl ze smekend over zijn kin wreef.

   ‘Het is gewoon een lolletje,’ zei Tom. ‘Maak je niet druk.’

   ‘Proost, Tommo!’ Er glinsterde iets door de lucht: een heupflesje dat door Paul Morgan naar hem toe werd gegooid. Tom nam een slok, hapte naar adem, en gooide het toen naar Steve Reece.

   ‘Nou, ik ga hier niet staan kijken hoe jij zelfmoord pleegt,’ besloot Tarquin ontstemd. ‘Ik ga weer naar beneden en wacht wel in de auto.’

   ‘Ik ook,’ zei het platinablonde meisje.

   ‘Best!’ riep Guido, met het touw knielend bij een boomstam. ‘Ga maar!’

   ‘Wacht!’ Het karamelblonde meisje struikelde achter hen aan toen ze het pad af marcheerden.

   Farley stond aan de rand van de steengroeve met een ondoorgrondelijke uitdrukking op zijn gezicht naar de afgrond te kijken. Toen hij weer over de rand gluurde, leek de diepte in Howards ogen nog dieper geworden. ‘Weet je heel zeker dat je dit wilt doen?’

   ‘Hé, Farley, proost!’ riep Steve Reece. Farley draaide zich net op tijd om om de heupfles tegen zijn buik te drukken. Hij keek er even met een lege blik naar, woog hem in zijn hand. Toen draaide hij hem open en dronk eruit tot hij hoestte. ‘Geef die jongens ook wat,’ instrueerde Steve Reece.

   Farley gaf de heupfles naar adem happend door aan Howard. ‘Ik denk dat het wel leuk wordt,’ zei hij met een whiskyfalsetstem.

   ‘Wij doen het ook,’ zei Bill met zware stem. Howards keel was dichtgeknepen door de alcohol; hij kon alleen maar knikken.

   Ze liepen naar de plek waar de anderen stonden te wachten tot Guido klaar was met zijn voorbereidingen. Metalen voorwerpen klingelden in zijn handen. ‘Bijna klaar …’

   ‘Wat doen jullie nou?’ riep Tom geamuseerd over zijn schouder. Howard draaide zich om en zag de omtrek van het kluitje meisjes aan het eind van het pad staan.

   ‘We willen niet alleen door het bos lopen,’ piepten ze terug. ‘Dus we wachten hier wel.’

   Tom slaakte een bulderlach. ‘Meisjes!’ zei hij, en hij ontblootte zijn tanden naar Howard.

   ‘Ja,’ antwoordde hij met onvaste stem.

   ‘Alles staat klaar.’ Guido, met in zijn handen iets wat eruitzag als een dwangbuis met een oranje touw eraan, kwam overeind, begeleid door gehoorzaam gejoel van opwinding uit het groepje jongens, dat de wind al leek op te slokken voor het hun mond had verlaten. ‘Voor we verdergaan, zal ik jullie bijdragen moeten ontvangen, heren.’ Zijn befaamd slangachtige ogen schoten van het ene gezicht naar het andere. ‘Twintig pond de man.’

   Toen ze in hun portefeuille keken, realiseerden Bill en Howard zich dat ze niet genoeg geld bij zich hadden. Howard zag heel even een ideale uitvlucht. Toen kwam Tom tussenbeide en stelde voor het bedrag voor te schieten. Steve Reece deed hetzelfde voor Bill. ‘Dank je,’ mompelde Howard. ‘Je krijgt het van de week van me terug.’

   ‘Dat komt wel goed,’ zei Tom.

   De briefjes verdwenen in Guido’s achterzak. Howard dacht in zijn stem een spoortje van een huivering te horen. ‘Wie gaat er eerst?’

   Niemand zei iets. Howard was druk bezig met in de afgrond turen, ongeveer zoals hij altijd naar zijn vingernagels staarde als de leraar tijdens de les een vraag stelde, tot hij er misselijk van begon te worden en een stap achteruit deed. Guido hopte van de ene voet op de andere.

   ‘Wat is er? Het is echt honderd procent veilig. In Australië doen ze het al jaren. Maar als jullie te bang zijn – geen probleem, hoor. Dan gaan jullie maar staan wachten bij de meisjes.’

   Nog steeds reageerde er niemand. De zee sloeg tegen de rotsen; nachtvogels krijsten; de wind gierde spottend.

   ‘Jezus christus!’ riep Guido uit. ‘Wat is het probleem? Zijn jullie mietjes of zo?’

   ‘Fuck it …’ Tom deed een stap naar voren en greep het harnas. Maar Steve Reece had op precies hetzelfde moment hetzelfde idee, en nu brak er een luidruchtige ruzie los over wie er als eerste zou gaan.

   Uiteindelijk werd er besloten dat de eerlijkste oplossing zou zijn dat ze lootjes trokken om te bepalen wie dat voorrecht had.

   Tom haalde een duur uitziende pen uit zijn jasje en schreef hun zes namen op een flyer van een Indiaas restaurant. Zelfs in zijn slordige handschrift zag het lijstje eruit als iets onheilszwangers; niemand zei iets toen hij het aan Guido gaf, die het in strookjes scheurde, de strookjes opvouwde tot propjes en ze in zijn helm liet vallen. Hij deed zijn ogen dicht, reikte erin en plukte er een balletje uit. De jongens trokken allemaal een gezicht van gapende onverschilligheid. Guido vouwde het strookje papier open en strekte zijn handpalm uit, zodat iedereen het kon zien:

 

howard

 

‘Geweldig,’ zei Howard stijfjes.

   Guido pakte het rinkelende harnas op.

   ‘Succes,’ zei Bill O’Malley. Farley knikte zwijgend, terwijl hij Howard bijna karikaturaal schuldbewust aankeek.

   De anderen gaven een stomp tegen zijn schouder en zeiden met gespannen stem: ‘Goed zo, Fallon, gefeliciteerd.’

   Howard tilde verdwaasd zijn armen op en het harnas werd om hem heen vastgemaakt. Guido gaf naast hem de laatste instructies: ‘… elastisch … laatste moment … adrenaline …’ Maar hij was zich alleen nog bewust van zijn verdoofde vingers en het woeste gebons van zijn hart, de wind die beneden stormde als een verwond beest, en de sombere, versteende gezichten van de andere jongens, die verontrustend veel leken op een rij rouwenden bij zijn begrafenis …

   ‘Maak je geen zorgen.’ Guido dook weer op in zijn blikveld. ‘Er kan onmogelijk iets misgaan.’

   Howard knikte en stommelde, als een man die net uit de diepvriezer was gestapt, naar de rand.

   De afgrond bij zijn tenen gaapte en kolkte, een onverschillige duisternis die geen enkel verband hield met iets aards, maar eerder met een of andere angstaanjagend letterlijk geworden toestand die net buiten het bereik van het menselijk bevattingsvermogen lag …

   ‘Klaar …’ Guido stond vlak naast hem.

   Die afgrond, realiseerde hij zich in een flits, leek op zijn eigen toekomst …

   ‘En … nu!’

   Howard verroerde zich niet.

   ‘Wat is het probleem?’ vroeg Guido.

   ‘Niks, ik heb alleen even nodig …’ Hij boog zijn knieën, een karikatuur van een duiker.

   ‘Wil je een duwtje?’ stelde Guido voor. Howard deed onwillekeurig een stap opzij, bij hem vandaan, en hief afwerend zijn hand op. ‘Wat nou?’ zei Guido. ‘Ga je nou springen of niet?’

   ‘Oké, oké …’ Howard liep terug naar de rand, deed zijn ogen dicht, klemde zijn kaken op elkaar.

   De wind in de bomen, op de rotsen, als het lied van een sirene.

   ‘Wat is er aan de hand?’ De meisjesstem klonk alsof hij van de andere kant van de wereld kwam.

   ‘Fallon wil niet springen,’ zei Steve Reece. ‘Kom op, Fallon, in godsnaam. Mijn kloten vriezen eraf hier.’

   ‘Ja, Fallon, kom op.’

   ‘Hij hoeft niet te springen, als hij niet wil,’ hoorde hij Farley zeggen.

   ‘In godsnaam!’ herhaalde Steve Reece met zware stem – en toen sleepte een hand hem weg van de steile rotswand.

   ‘Ík ga wel. Jezus christus.’ Tom maakte het harnas los; Howard liet hem zijn gang gaan, zoog lucht naar binnen alsof hij uit zee was gehaald, stommelde toen hij eenmaal los was op zwabberbenen weg en zeeg op een lapje gras op veilige afstand ineen, nog te gedesoriënteerd om zich te schamen.

   ‘Jezus christus, Fallon,’ zei Paul Morgan. ‘Wat ben jij een mietje.’

   ‘Howard de Lafferd,’ zei Tom, terwijl hij zich in het harnas wurmde.

   ‘Howard de Lafferd!’ lachte Steve Reece verrukt.

   In de verte hoorde hij het gelach van de meisjes, als het getsjilp van bosdieren, en hij gloeide van vernedering, had het gevoel dat hij dan eindelijk was ontmaskerd, dat er was onthuld wat hij eigenlijk was.

   ‘Gaat er vanavond niemand springen?!’ Guido deed alsof het voorval een persoonlijk affront was. ‘Moet ik jullie dan maar gewoon naar huis brengen?’

   ‘Kalm aan, LaManche.’ Tom had de riem van het harnas vastgeklikt en stapte nu naar voren om de afgrond te bezien. ‘Is alles klaar?’ vroeg Guido. ‘Juist,’ zei Tom opgewekt, en hij wierp zich over de rand.

   De anderen bogen zich naar voren om getuige te zijn van zijn afdaling, zijn gespierde lichaam dat binnen een paar seconden zo klein werd als een speelgoedje terwijl het door de ruimte viel, recht naar beneden, zonder te draaien of te keren, en met een doffe dreun de grond raakte.

   Even reageerde er niemand: ze bleven gewoon boven de afgrond gebogen staan, keken neer op die piepkleine, gevallen, kleurige stip die roerloos op de bodem lag. Toen zei Guido geluidloos: ‘O, shit.’ En vanaf hun plek aan de rand van de bomen begon een van de meisjes te gillen.

Skippy Tussen De Sterren
titlepage.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_000.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_001.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_002.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_003.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_004.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_005.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_006.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_007.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_008.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_009.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_010.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_011.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_012.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_013.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_014.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_015.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_016.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_017.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_018.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_019.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_020.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_021.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_022.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_023.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_024.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_025.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_026.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_027.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_028.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_029.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_030.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_031.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_032.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_033.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_034.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_035.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_036.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_037.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_038.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_039.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_040.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_041.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_042.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_043.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_044.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_045.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_046.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_047.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_048.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_049.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_050.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_051.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_052.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_053.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_054.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_055.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_056.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_057.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_058.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_059.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_060.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_061.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_062.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_063.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_064.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_065.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_066.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_067.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_068.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_069.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_070.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_071.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_072.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_073.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_074.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_075.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_076.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_077.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_078.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_079.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_080.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_081.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_082.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_083.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_084.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_085.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_086.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_087.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_088.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_089.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_090.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_091.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_092.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_093.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_094.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_095.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_096.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_097.xhtml