9

 

 

 

 

 

 

Halley zag Howard voor het eerst tijdens een voorstelling van The Towering Inferno. Toen ze over hem hoorde, had haar zus zich hardop afgevraagd wat voor toekomst je kon hebben met iemand die je had ontmoet bij een rampenfilm. Maar op dat moment was Halley niet kieskeurig. Ze was net iets meer dan drie weken in Dublin – niet zo lang dat ze niet de hele tijd verdwaalde in die woest makende straten die steeds van naam veranderden, maar lang genoeg om haar te ontdoen van het grootste deel van haar illusies over de stad; en ook lang genoeg om haar, met de borg en de eerste maand huur van haar nieuwe appartement, te ontdoen van het grootste deel van het geld dat ze had meegenomen, en de tijd die ze tot haar beschikking had voor zelfonderzoek en het zoeken naar zichzelf drastisch terug te brengen. Die middag had ze in een internetcafé doorgebracht, waar ze met tegenzin haar cv bijwerkte; ze had sinds de vorige avond geen gesprek meer gevoerd, toen ze een stijf praatje had gemaakt met de Chinese pizzabezorger over de provincie Yunan, waar hij geboren was. Toen ze de poster van The Towering Inferno zag, die Zephyr en zij zeker twintig keer samen hadden gezien, was het alsof ze plotseling een oude vriend in het oog kreeg. Ze liep naar binnen en verwarmde zich drie uur lang aan de vertrouwde gloed van instortende gebouwen en stikkende hotelgasten; ze bleef in haar stoel zitten tot de plaatsaanwijzers om haar voeten heen begonnen te vegen.

   Op de stoep voor de bioscoop had ze haar stadskaart uitgevouwen, en ze speurde net naar een willekeurige plek waar ze de komende paar uur door kon brengen, toen er een taxi voorbijraasde en de kaart uit haar handen rukte. Hij fladderde als een bezetene de lucht in en zeilde vervolgens weer naar beneden, om zich uit te spreiden over de borst van een man die zojuist de bioscoop uit was gekomen. Halley werd scharlakenrood van schaamte, en zag toen dat de man – die zichzelf verwilderd ontwarde uit het tweedimensionale beeld van de stad, zodat het bijna leek alsof hij zelf uit de kaart was gesprongen – best leuk was.

   (‘Hoezo leuk?’ vroeg Zephyr haar. ‘Hij zag er Iers uit,’ zei Halley, waarmee ze een verzameling non-descripte uiterlijke kenmerken bedoelde: bleke huid, muizig haar, een algemene uitstraling van slechte gezondheid – die bij elkaar op de een of andere mysterieuze manier een krachtig romantisch effect hebben.)

   De man keek naar links en naar rechts, en zag haar toen van schaamte ineenkrimpen aan de andere kant van de met kinderkopjes geplaveide straat. ‘Volgens mij is deze van jou,’ zei hij, en hij gaf haar de verkeerd opgevouwen kaart aan.

   ‘Dank je,’ zei ze. ‘Sorry.’

   ‘Zag ik jou net niet bij de film?’

   Ze knikte vaagjes, plukte aan haar haar.

   ‘Je viel me op omdat je helemaal tot het eind bleef. De meeste mensen springen uit hun stoel zodra ze de aftiteling zien verschijnen. Ik vraag me altijd af waar ze zo gauw weer heen moeten.’

   ‘Het is moeilijk te begrijpen,’ beaamde ze.

   ‘Ja,’ zei de man, terwijl hij peinzend zijn lippen tuitte. Het gesprek had zijn natuurlijke einde bereikt en ze wist dat hij probeerde te bedenken of hij het daarbij moest laten, bij die korte, formele perfectie, of dat hij het risico moest nemen die perfectie te bederven door te proberen een stapje verder te gaan; ze merkte dat ze hoopte dat hij een risico nam. ‘Je komt niet uit Dublin, hè?’ zei hij.

   ‘Vandaar die kaart,’ zei ze, en vervolgens, toen ze zich realiseerde dat ze zuur klonk: ‘Ik kom uit de VS, uit Californië, oorspronkelijk. Maar ik kom nu uit New York. En jij?’

   ‘Hiervandaan,’ zei hij, gebarend naar de omringende straten. ‘En … waar zocht je precies naar?’

   ‘O,’ zei ze. Ze wilde de ellendige waarheid niet opbiechten dat ze gewoon een bestemming had gezocht, welke bestemming dan ook – dus kneep ze haar ogen stevig samen en probeerde zich een van de kleine driehoekjes op de toeristenkaart te binnen te brengen. ‘Eh, het museum?’ Er moest toch een museum zijn.

   ‘Ah, juist,’ zei hij. ‘Weet je, daar ben ik niet meer geweest sinds ik hierheen ben verhuisd. Maar ik kan het je wel wijzen. Het is hier niet ver vandaan.’ Met een gebaar van ‘Zullen we?’ draaide hij zich om, en ze liep achter hem aan de heuvel af naar de kades – een wirwar van vrachtwagens, bushaltes en zeemeeuwen. Hij wees langs de rivier, stroomopwaarts, naar de verre oever. ‘Het is ongeveer een halfuur lopen,’ zei hij, ‘al vermoed ik dat het eigenlijk zo dichtgaat.’

   ‘O.’ Ze overdacht haar mogelijkheden. Hij was ongeveer van haar leeftijd en leek geen psychopaat; het zou fijn zijn een gesprek te voeren dat niet afhing van de bezorging van een pizza. ‘Nou, kan ik hier ergens in de buurt dan wat drinken?’

   ‘Dat is nooit een probleem in deze stad,’ zei hij.

   Halley had New York, haar baan en haar vrienden achtergelaten om zonder een vastomlijnd plan naar Ierland te komen, afgezien van het feit dat ze ergens anders wilde zijn en vage ideeën had over het peilen van haar eigen diepten, plus het voornemen een of ander meesterwerk te schrijven dat nog vorm moest krijgen in haar hoofd. Nu ze ging zitten in het warme, schemerige, naar hop geurende kroegje, vroeg ze zich al af of het ware doel niet was geweest verliefd te worden. Ze was het leven dat ze leidde zo zat geweest; wat was nu een betere manier om dat allemaal te vergeten dan je verliezen in iemand die je niet kende? Letterlijk tegen iemand op te botsen, een vreemdeling tussen miljoenen andere vreemdelingen, en jezelf toe te staan hem te ontdekken; dat hij een naam heeft (Howard) en een leeftijd (vijfentwintig), een beroep (geschiedenisleraar) en een verleden (iets in de financiële wereld, schimmig) – elk uur wordt er meer van hem onthuld, als een magische zakkaart die, als je hem eenmaal hebt geopend, zich steeds maar verder blijft uitvouwen, tot hij de hele vloer van je woonkamer heeft bedekt met plekken waar je nog nooit bent geweest?

   (‘Als je maar voorzichtig bent,’ zei Zephyr. ‘Je bent zo slecht in die dingen.’ ‘Ach, het hoeft toch niet serieus te worden?’ zei ze, en ze vermeldde niet dat ze hem al had gekust, op een brug over een of ander water waarvan ze niet wist hoe het heette, voor ze telefoonnummers uitwisselden en afscheid namen voor de nacht, om rond te lopen in de doolhof van heteronieme straten, tot ze een politieagent tegenkwam die haar kon vertellen waar ze was; want Halley geloofde dat een kus het begin van een verhaal was – het verhaal, goed of slecht, kort of lang, over ons – en als je eenmaal aan dat verhaal was begonnen, moest je het tot het eind uitlezen.)

   In de weken daarna gingen ze terug naar het bioscoopje in Temple Bar en zagen ze nog een heleboel rampenfilms samen – The Poseidon Adventure, Airport, The Swarm. Ze bleven altijd helemaal tot het eind; na afloop leidde hij haar door de zuiperige stad, met zijn roestige, stoffige charmes, zijn regen. Met haar reisgids in de hand gingen ze kijken naar de kogelgaten in de muren van het gpo, de verlaten, kinderlijke skeletten in de catacomben van
St. Michan’s, de relieken van St. Valentine. Onderweg stelde ze zich voor hoe haar overgrootvader door dezelfde straten had gelopen, vergeleek ze de toeristische trekpleisters met de beschonken verhalen die haar vader altijd vertelde aan het kerstdiner, terwijl ze ondertussen gegeneerd lachte om de obese gestalten van haar landgenoten bij de genealogiestand in Trinity College, waar familiestambomen werden verkocht op rijkelijk versierd perkament die eruitzagen als universiteitsdiploma’s, alsof ze de kopers ervan een officiële plaats in de geschiedenis boden.

   Later, toen ze in de pub zaten, vertelde Howard haar verhalen over thuis. Hij leek zijn hele jeugd lang naar slechte Amerikaanse tv-series te hebben gekeken, en toen ze de buitenwijk beschreef waar ze was opgegroeid, of de middelbare school waar ze op had gezeten, iriseerden zijn ogen, terwijl hij die details inpaste in het mythische land dat de cd’s, boeken en films die in stapels rond zijn bed lagen had gevoed. Hoezeer ze de mystiek ook waardeerde die haar buitenlands-zijn haar in zijn ogen verleende, ze probeerde wel de banale waarheid over te brengen. ‘Het is er eigenlijk helemaal niet zo anders dan hier,’ zei ze tegen hem.

   ‘Wel waar,’ hield hij ernstig vol. Hij vertelde haar dat hij er ooit over had gedacht een verblijfsvergunning aan te vragen en erheen te verhuizen. ‘Je weet wel, iets doen …’

   ‘En toen?’

   ‘Wat er met iedereen gebeurt. Ik kreeg een baan.’ Hij rolde in een baan op een prestigieus effectenkantoor in Londen – ‘rolde’ was zijn woord, en toen Halley dat in twijfel trok, zei hij dat de meeste mensen uit zijn klas op Seabrook in de City gingen werken, of vergelijkbare hoge posities in de financiële wereld kregen in Dublin of New York. ‘Er bestaat een soort netwerk,’ zei hij. De salarissen waren gigantisch, en hij had er waarschijnlijk nog steeds gezeten, zonder het fantastisch te vinden, maar ook niet afschuwelijk, als hij dat cataclysme niet over zichzelf had afgeroepen. ‘Cataclysme’ was ook zijn woord; hij noemde het ook wel een explosie en een wegvaging.

   Na dat cataclysme, wat dat ook wezen mocht, ging hij terug naar Dublin, en de afgelopen paar maanden had hij geschiedenis gegeven op zijn oude school. Toen ze hen ontmoette, was het duidelijk dat Howards ouders – hoewel ze de jongere versie van hem naar zijn zeggen op Seabrook lieten inschrijven in een bewuste poging de familie een paar treetjes op te stoten op de maatschappelijke ladder – daar les gaan geven als een ondubbelzinnige stap naar beneden beschouwden. Een dinertje chez Fallon was een kakofonie van bestek op het beste servies te midden van grote meren van stilzwijgen, als een of andere niet aan te horen symfonie van een moderne componist; onder het vernislaagje van beschaafdheid ziedde een kolkende heksenketel van teleurstelling en verwijten. Het was alsof je in de eerste de beste waspy clan in New Hampshire at; Halley verbaasde zich erover hoe on-Iers ze leken, maar aan de andere kant: ze vond de meeste dingen in Dublin on-Iers.

   Ze had altijd vermoed dat zijn relatie met Seabrook gecompliceerder was dan hij voor deed komen; pas toen ze bijna een jaar bij elkaar waren, vertelde hij haar over het incident bij Dalkey Quarry. Het klonk haar in de oren als het soort dronken ramp dat zo typerend was voor de levens van puberjongens, maar voor Howard, zo werd duidelijk, wierp het zijn schaduw over alles wat ervoor en erna was gebeurd. Ze begon zich af te vragen waarom hij terug was gegaan naar de school – deed hij dat om zichzelf te straffen? Een soort boetedoening? Het was, vond ze, alsof hij het verleden probeerde te ontkennen en zichzelf er tegelijkertijd in probeerde te nestelen – of het te ontkennen dóór zich erin te nestelen. Ze wist niet of het wel zo’n gezonde situatie was, maar elke keer als ze erover probeerde te praten, raakte hij geïrriteerd en begon over iets anders.

   Dat maakte niet uit; er waren genoeg andere dingen om over te praten. Rond die tijd was Halley erachter gekomen hoe de ontslagregeling van het effectenkantoor eruitzag. De uitkering was drie keer zo hoog als Howards salaris als leraar; hij had het bedrag op de bank laten staan.

   Ze zette hem niet onder druk om een huis te kopen. Ze zei alleen maar dat het dom was om zoveel geld onaangeroerd te laten. ‘Dat is gewoon een kwestie van economie,’ zei ze. Howard was de enige in Ierland die niet geobsedeerd was door bezit. De rest van het land had het nergens anders over – huizenprijzen, zegelrecht, het bijhouden van hypotheken; ze gooiden met jargon als makelaars op een beurs –, maar het hele idee daadwerkelijk een huis te bezitten was kennelijk nooit in hem opgekomen. Hij had iemand nodig die hem dwong op zijn eigen leven te letten, zei ze tegen hem. ‘Anders zweef je van de rand van de aarde af.’

   En dus hadden ze een paar maanden later hun intrek genomen in een huis aan de rand van de buitenwijken, met uitzicht op een ondiepe vallei en koppig kronkelende struikjes. Hoewel de buurt niet deftig was – ze betwijfelde of ook maar iemand hier zijn kinderen naar Seabrook stuurde – was het huis ver boven hun stand. Maar de pure roekeloosheid daarvan werd voor haar een deel van waar het om draaide, het Don Quichot-achtige lef waarmee ze het leven tegemoet traden, naar de poorten ervan stapten en riepen: ‘Laat ons erin!’, hoewel ze geen uitnodiging hadden en ook geen passende avondkleding. Daar moest ze bij zichzelf om glimlachen terwijl ze de afwas begon af te drogen, op de eerste avond in hun nieuwe huis. En om de absurditeit dat ze de schuldenlast nog eens zouden vergroten door ooit – niet meteen natuurlijk, maar ooit – de lege slaapkamers te vullen, moest ze ook glimlachen. Ze had nog geen woord van een verhaal geschreven, maar ze had voor het eerst in lange tijd het gevoel dat ze zelf figureerde in haar eigen verhaal, en dat was toch zeker nog beter.

 

Sindsdien is er maar anderhalf jaar verstreken; en nog voelt het als het leven van iemand anders. Buiten zijn de koppige struikjes uitgegraven, en de wijk staat te wankelen op de rand van een enorm modderveld. Op een dag, wordt hun beloofd, zal daar een Science Park staan; nu staan er alleen nog maar grote strepen en voren, allemaal met tientallen piepkleine staakjes erin, als een soort
acupunctuurnaalden, of martelwerktuigen misschien, in de geschonden huid van de aarde; je kunt de bulldozers de hele dag horen klauwen, de cirkelzagen in het beton horen snijden, de laatste boomwortels opgedregd en verminkt horen worden.

   ‘We hadden de kleine lettertjes moeten lezen, denk ik,’ is het enige wat Howard erover zegt; hij hoeft hier niet de hele dag te zijn en ernaar te luisteren. De laatste paar weken is die herrie nog eens aangevuld door een nachtelijke apocalyps van vuurwerk, bijgewoond door autoalarmen en blaffende honden, en door regelmatige stroomstoringen, als de gravers in het ontluikende Science Park per ongeluk kabels doorsnijden.

   Ze steekt een sigaret op en staart naar de cursor, die haar onverbiddelijk toeknippert vanaf het scherm. Dan, alsof ze terug wil slaan, buigt ze zich voorover en hamert:

 

Als de geheugentechnologie zich in het huidige tempo blijft uitbreiden, zal een hoeveelheid data die gelijkstaat aan de collectieve ervaring van het volledige menselijke leven binnenkort op een enkele chip opgeslagen kunnen worden.

 

Ze staart onderuitgezakt naar wat ze geschreven heeft, terwijl flarden rook zich loom over haar schouder verspreiden.

   Met die nepoorlog die in Irak gaande is, is het geen geweldige tijd om een Amerikaan in het buitenland te zijn. Het was zelfs al gebeurd dat mensen haar, als ze haar accent hoorden, op straat aanhielden – of in de supermarkt of bij de kassa van de bioscoop – om haar de les te lezen over de recentste schandalige daad van haar land. Maar als het op werk vinden aankwam, merkte ze dat haar afkomst geen probleem was. Integendeel, wat de zakelijke en technologische gemeenschap hier betreft was een Amerikaans accent letterlijk de Stem der Autoriteit, en alles wat die zei werd behandeld als berichten van het moederschip. Nog een verrassing: Ierse mensen zijn dol op technologie. Ze had gedacht dat een land dat het gewicht van de geschiedenis zo voelde misschien de neiging zou hebben achterom te kijken. Maar in feite was het tegenovergestelde het geval. Het verleden wordt als ballast beschouwd – op z’n best iets om toeristen mee binnen te hengelen, op z’n slechtst gênant, een albatros, een tierend, incontinent oud familielid dat weigert dood te gaan. De Ieren zijn volledig gericht op de toekomst – had hun eigen premier niet zelfs gezegd dat hij in de toekomst lééfde? – en elk nieuw gadget dat opduikt wordt aangewezen als het zoveelste bewijs van de duizelingwekkende moderniteit van het land, aangegrepen als een stok om het verleden en de boerenkinkels uit vervlogen dagen die nauwelijks als henzelf te herkennen zijn mee te slaan.

   Er was een tijd dat Halley ook opgewonden had gehuiverd bij de onstuitbare opmars van de technologie. Als beginnend verslaggeefstertje in New York, bij haar ‘echte’ verhalen weggelokt door de energie van de internetboom, had ze het gevoel gehad dat ze midden in het hart van de oerknal stond – van een nieuw universum dat met een explosie ontstond en alles transformeerde wat het aanraakte. Wat ze allemaal niet konden doen! De grote sprongen in het ondenkbare die elke dag ondernomen werden! Nu voelt ze zich, geconfronteerd met die eindeloze, zichzelf promotende wonderen, eerder een indringer – onhandig, incompatibel, achterhaald, als een ouder wier kinderen haar niet meer betrekken in hun spelletjes. En terwijl ze daar aan haar bureau in haar huis in de buitenwijken zit, realiseert ze zich dat er, ondanks alle veranderingen die ze daar plichtsgetrouw beschreven heeft, eigenlijk heel weinig verschil is tussen haar leven en dat van haar moeder vijfentwintig jaar eerder – behalve dan dat haar moeder de hele dag voor haar kinderen zorgde, terwijl Halley haar tijd doorbrengt in het gezelschap van kleine zilveren apparaatjes, in dienst van een onverzadigbare hypotheek. Dus de woede die ze in zich voelt opborrelen, de irrationele, oneerlijke woede die ze voelt als Howard thuiskomt, om alle uren die hij bij haar weg is geweest, is dat dan dezelfde woede waar haar moeder altijd zo vol van was?

   Volgens haar zus is ze depressief. ‘Je zorgen maken dat je in je moeder aan het veranderen bent is zo’n beetje de klassieke definitie van een depressie. In handboeken over depressie staan allemaal plaatjes van onze moeder. Neem toch ontslag. Ik begrijp niet waarom je dat niet doet.’

   ‘Dat heb ik je al honderd keer verteld. Dat heeft met mijn visum te maken. Ik kan niet gewoon ontslag nemen en iets anders zoeken. Niemand gaat me een baan geven waar ik geen enkele ervaring in heb. Het is dit of als serveerster gaan werken.’

   ‘Zo erg is dat niet.’

   ‘Het is wel erg als je een hypotheek hebt. Dat merk je nog wel als je ouder bent. Dan wordt alles ingewikkelder.’

   ‘Ja, ja,’ zegt Zephyr. Er valt een strijdlustige stilte, zoals die tegenwoordig voortdurend in hun gesprekken valt. Zephyr is vijf jaar jonger en net begonnen aan een studie kunstgeschiedenis in Providence, Rhode Island. Elke dag daar lijkt rijker aan ideeën, lol en avontuur dan de dag ervoor; elke dag lijkt Halley daar minder tegenover te kunnen stellen. Doen alsof ze dat niet merkt kost haar grote moeite, en vaak merkt ze dat ze halverwege een gesprek afdwaalt in heimelijke fuga’s van jaloezie …

   ‘Wat?’ zegt ze, als ze zich realiseert dat Zephyr haar iets vroeg. ‘Sorry, het is een slechte verbinding.’

   ‘Ik vroeg me gewoon af of je nog iets geschreven had.’

   ‘O … nee. Op het moment even niet.’

   ‘O,’ zegt Zephyr meelevend.

   ‘Zo erg is dat niet,’ zegt Halley. ‘Als iets me inspireert, komt het vanzelf.’

   ‘Tuurlijk wel!’ Zephyrs stem kakelt enthousiast; Halley krimpt ineen, hoort de echo’s van haar eigen pogingen tot zusterlijke peptalk in het verleden.

   Ze loopt naar het raam om de rook te laten ontsnappen. Aan de overkant ziet ze de twee golden retrievers van haar buren verwachtingsvol rondstuiteren in hun voortuin; even later komt de auto van haar buurman voorrijden. Hij maakt het hek open, buigt zich om zijn gezicht in hun blonde, wapperende vacht te stoppen; zijn vrouw doet de deur open om hem te begroeten, met haar nieuwe baby in haar armen, terwijl haar mooie dochtertje achter haar langs om het hoekje kijkt. De honden springen rond alsof dit het geweldigste is wat er ooit is gebeurd. Ze zien er allemaal heel gelukkig uit.

   Terwijl ze daar zo ongezien staat, denkt Halley aan hoe Howard zich tegenwoordig schrap zet als hij binnenkomt, de verhulde uitdrukking van vermoeidheid op zijn gezicht als hij haar vraagt hoe haar dag was. Hij is verveeld; hij is in de greep van een gigantische verveling. Komt dat door haar? Lekt haar verveling zijn leven in, als een cirkelend atoom, de saaie, aftakelende isotoop van een geliefde? Ze herinnert zich haar ouders, die met het voortschrijden van de decennia van de hippiemeelopers die Zephyr en haar hun absurde namen gaven waren veranderd in ingedutte vijftigers, die zichzelf ommuurden met investeringen terwijl ze wachtten tot de hemel naar beneden zou vallen. Ze vraagt zich af of dat het enige is wat er in het verschiet ligt: een proces van steeds meer afstand nemen, van de wereld en van elkaar. Misschien maakten hun ouders daarom wel ruzie; misschien waren die ruzies wel onhandige pogingen iets te hervinden, het waarom te achterhalen van dingen die ze waren kwijtgeraakt.

   Ze wacht tot ze het geluid van Howards auto hoort en neemt zich voor vanavond luchtig te zijn, opgewekt, en geen ruzie te maken. Maar ze voelt de woede al in zich opborrelen, uit het diepst van haar binnenste, omdat ze hem al binnen ziet komen, ziet vragen hoe het met haar gaat, probeert niet verveeld te zijn als ze het hem vertelt; probeert zijn belangstelling vast te houden, alsof het een opdracht is die hij zijn klas heeft gegeven – probeert goed te zijn, probeert zichzelf te dwingen van haar te houden.

Skippy Tussen De Sterren
titlepage.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_000.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_001.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_002.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_003.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_004.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_005.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_006.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_007.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_008.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_009.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_010.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_011.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_012.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_013.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_014.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_015.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_016.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_017.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_018.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_019.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_020.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_021.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_022.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_023.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_024.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_025.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_026.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_027.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_028.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_029.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_030.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_031.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_032.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_033.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_034.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_035.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_036.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_037.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_038.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_039.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_040.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_041.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_042.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_043.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_044.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_045.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_046.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_047.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_048.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_049.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_050.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_051.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_052.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_053.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_054.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_055.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_056.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_057.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_058.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_059.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_060.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_061.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_062.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_063.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_064.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_065.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_066.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_067.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_068.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_069.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_070.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_071.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_072.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_073.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_074.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_075.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_076.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_077.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_078.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_079.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_080.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_081.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_082.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_083.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_084.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_085.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_086.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_087.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_088.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_089.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_090.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_091.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_092.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_093.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_094.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_095.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_096.xhtml
awb_sign_skippy_tussen_de_sterren-ebook_split_097.xhtml