32
Deering wachtte voor de slaapkamerdeur terwijl Helen zich aankleedde, en legde uit wat hij had gezien toen hij vijf minuten geleden bij de ingang van het blok was aangekomen: ‘Ik wilde net op de bel drukken toen er een vent naar buiten kwam rennen.’
‘Hoe zag hij eruit?’
‘Geen idee,’ zei Deering. ‘Hij droeg een hoodie en hield z’n hoofd omlaag. Gemiddelde lengte denk ik, maar veel meer kan ik je niet vertellen. Ik kreeg de deur bijna in m’n gezicht toen hij naar buiten stormde.’
Helen had een trainingsbroek en T-shirt aangedaan en wilde net haar kamerjas vanachter de deur pakken, toen ze voelde dat haar benen trilden. Ze ging op bed zitten wachten tot het over zou gaan.
‘Het leek me niet handig de deur weer dicht te laten slaan, dus ik glipte naar binnen voor hij in het slot viel. Toen ik boven kwam stond je voordeur wijd open en hoorde ik je schreeuwen.’
Degene die in haar flat was geweest zou het gebouw wel op dezelfde manier zijn binnengekomen, dacht Helen. Dat had ze zelf vaak genoeg gedaan, maar dat verklaarde nog niet hoe hij de voordeur van de flat open had kunnen maken. Ze wist zeker dat ze de deur goed dicht had gedaan. Ze probeerde te bedenken wie er allemaal een set sleutels zou kunnen hebben gehad. Jenny, en in de loop der jaren waren er een aantal werklieden over de vloer geweest. Had Paul soms een set aan iemand gegeven?
‘Helen?’
‘Sorry.’ Ze keek op naar de deur van de slaapkamer. ‘Het is goed, hoor. Ik kom er zo aan.’
‘Ik zet wel even thee…’
Toen Deering de thee uit de keuken binnenbracht, zat Helen languit op de bank in de woonkamer. Ze wikkelde haar kamerjas steviger om zich heen en zag hoe Deering min of meer beroepsmatig zijn oog door de kamer liet dwalen. Hij had niet lang nodig om tot dezelfde conclusie te komen als zij.
‘Wie hadden er allemaal sleutels?’
Ze gaf hem een paar namen, maar vond het moeilijk om helder na te denken.
‘Je moet maar een lijst maken wanneer je eraan toe bent,’ zei hij.
Ze knikte naar de deur van de badkamer. ‘Ik heb een enorme rotzooi gemaakt.’
‘Je hebt hem weggejaagd.’
‘Er ligt overal glas.’
‘Ik ruim het wel op.’ Hij wilde opstaan, maar bleef zitten toen Helen het idee wegwuifde. Hij merkte dat ze even een schrikbeweging maakte en zag vervolgens een vreemde glimlach over haar gezicht glijden. ‘Is alles goed met je?’
Helen liet haar handen onder haar kamerjas glijden en hield ze stijf tegen haar buik. ‘De baby heeft de hik,’ zei ze. De glimlach werd breder en er stonden tranen in haar ogen. ‘Ik maakte me zorgen nadat ik was uitgegleden.’ Ze viste een papieren zakdoekje op uit de zak van haar kamerjas, vertrok haar gezicht nog een keer krampachtig en lachte.
‘Dat verbaast me niks,’ zei Deering. ‘Arme stakker is zich natuurlijk rot geschrokken. Ik zou heel wat meer hebben dan die verrekte hik.’ Hij staarde haar aan. ‘Wat?’
‘Niks, het is goed,’ zei Helen, die zich herinnerde wat ze had geroepen toen ze de man aan de andere kant van de deur probeerde af te schrikken. Toen ze er klaar voor was om hem te vermoorden. Ze herinnerde zich dat ze ‘ons’ had gezegd.
Laat ons met rust.
Deering wees. ‘Er zit een snee in je lip.’
Helen likte eraan en depte haar mond met het zakdoekje.
Deering nam een slok thee en keek weer om zich heen. ‘Weet je of er iets is gestolen?’
‘Zo te zien niet, en hij heeft niet echt veel kans gehad.’
‘Dat is in ieder geval iets.’
‘Er valt ook niet zo veel te pikken: de tv, de dvd-speler misschien. Ik heb hier echt geen geheime bergplaats vol juwelen.’ Helen had in de loop der jaren vaak genoeg met slachtoffers van inbraak gesproken, en als ze eenmaal over de ergste schrik heen waren, hadden ze altijd gezegd dat ze zich kwetsbaar voelden omdat er inbreuk op hun levenssfeer was gemaakt. Ze vroeg zich af of haar dat ook te wachten stond, of dat ze het misschien niet eens zou merken, gezien de bodemloze voorraad verdriet en schuldgevoel. ‘Maar het is nou niet zo dat ik het gevoel heb dat ik van geluk mag spreken.’
Deering knikte. ‘Nee, je hebt geen fantastische weken achter de rug.’
Helen lachte, maar de lach ging algauw over in een huivering, en ze trok de kamerjas dichter om zich heen.
‘Ik hoef jou natuurlijk niks te vertellen, maar ik vind echt dat je de politie moet bellen.’
‘Weet ik.’ Ze vond het geen prettig vooruitzicht. Waarschijnlijk zou ze met gepaste egards en respect worden behandeld, maar het was ook heel goed mogelijk dat ze met een stelletje onhandige aspirant-agenten te maken zou krijgen.
‘Ze zullen er in ieder geval snel zijn,’ zei Deering. ‘Als je je omstandigheden uitlegt.’
‘Ik zou er niet op rekenen. Ik geloof dat er vanavond een optreden in de politieacademie is.’
‘Wil je dat ik het doe?’
Helen bedankte hem, maar zei dat ze het wel zou redden. Ze stond op om te bellen, en maakte hen goed duidelijk dat ze zelf ook bij de politie werkte.
‘Dan wacht ik wel tot ze er zijn,’ zei Deering toen ze had opgehangen. ‘Daarna kan ik je helpen opruimen.’
‘Dat hoeft echt niet.’
‘’t Is oké,’ zei hij. ‘Ik wilde toch al even met je praten.’
‘O ja… sorry,’ zei Helen, die plotseling besefte dat ze Deering helemaal niet had gevraagd waarom hij eigenlijk bij haar langs was gekomen.
Easy was dol op hamburgers en kipnuggets, net als zijn matties, maar dat was zo’n beetje het enige wat de meeste andere jongens aten. Meestal had het met tijdgebrek te maken – even snel iets snaaien en dan weer aan het werk – maar ook als het alleen maar om het eten ging, namen ze nog steeds genoegen met shit. Het was eigenlijk belachelijk dat je, als je voor een bedrag van vier cijfers kettingen droeg, minder dan een vijfje aan je avondmaaltijd uitgaf.
Kettingen of een opzichtig horloge kon je niet eten.
Soms gaf hij een vermogen uit om iets echt lekkers te eten, iets wat niet snel klaar was; met champagne erbij als hij goed in de slappe was zat of misschien een glas wijn, waarbij ze dan eerst een beetje inschonken zodat je kon proeven. Het was belangrijk het spel mee te spelen en erbij te kijken alsof je niet anders deed.
Tenzij er een meisje bij was dat hij wilde versieren, of als er iets te vieren viel, at hij ook eigenlijk liever in zijn eentje. Niet dat hij niet gezien wilde worden, maar hij was dol op lekker eten en wilde er geen afleiding bij. Kletsen of whatever was allemaal best in een Kentucky Fried Chicken, maar hij wilde van het eten genieten en hij kon zich niet ontspannen als er allerlei onzin over tafel vloog. Hij was altijd onder de indruk geweest van mensen die in hun eentje konden zitten eten. Hij dacht dat die mensen iets bijzonders hadden, tevreden waren met wat ze deden, weet je wel?
Hij was naar een Franse tent in Brockley gereden die hij in de krant had zien staan, een bistro of hoe het heette. Het was niet zo’n bekakte tent als die andere in het westen van de stad waar hij naartoe was geweest, maar het eten was fantastisch. Hij had slakken gehad, rundvlees en croûte, en een heerlijke pudding van dunne custard waar een meringue op ronddreef. In sommige van die andere tenten hadden de obers één blik op hem geworpen en hem als een stuk stront behandeld. Maar de vrouw die hem deze avond zijn eten had gebracht was aardig geweest, hoewel ze ongeveer even Frans was als hij, en hij had een dikke fooi achtergelaten, zoals altijd.
Teruglopend naar de auto vroeg hij zich af of hij nog bij de Dirty South zou langsgaan om iets te drinken. Kijken hoe de sfeer er was, of de gemoederen wat tot bedaren waren gekomen.
Hij sloeg de hoek om en zag een of andere fucker bij zijn Audi staan die het raampje te pakken nam met een schroevendraaier alsof het hem niks kon schelen.
‘Waar de fok ben jij mee bezig?’ Easy handelde snel, klaar om die vent eens flink toe te takelen, en de man bij de auto deed een stap naar achteren. ‘Je bent fokking dood, man. Stomme fucker.’ Hij had de man bijna te pakken, toen die een pistool trok, en opeens was Easy degene die zich stom voelde.
‘Instappen,’ zei de man.
Easy hoorde voetstappen achter zich, en een andere stem, die zei: ‘Doe wat je wordt gezegd.’
Hij ging achter het stuur zitten en de grote vent die uit het niets was opgedoken, nam naast hem plaats. Zei tegen hem dat het een mooie avond voor een ritje was. De eerste man stapte achterin en Easy kromp ineen toen hij de loop van het pistool tegen het zachte vlees onder zijn oor voelde.
Hij herinnerde zich dat hij tegen Theo had gezegd dat hij hierop was voorbereid, maar hij voelde het rundvlees en de smaak van de wijn naar boven komen, en uiteindelijk kon hij alleen maar doen wat hem werd opgedragen.
Makkelijk zat.
‘Ik heb het natuurlijk allemaal in m’n rapport gezet,’ zei Deering. ‘Maar ik wilde het je ook graag persoonlijk vertellen. Omdat ik je ken.’
‘Wat “allemaal”?’ vroeg Helen.
‘Weet je nog dat ik vorige week zei dat er nog wat zaken waren die ik probeerde op te helderen?’
‘Alleen maar procedurele dingen, zei je.’
‘Ik wilde niks loslaten voordat ik het zeker wist.’
Helen pakte haar mok thee, maar die was bijna koud. De baby was gekalmeerd. Ze vroeg Deering om door te gaan.
Hij schraapte zijn keel en zette zijn mok neer. Helen vond dat het leek alsof hij zorgvuldig had overdacht wat hij ging zeggen en hoe hij het ging zeggen. Ze voelde opnieuw een huivering en vroeg zich af waarom dat was.
‘Het eerste was het glas.’
‘Welk glas?’
‘Het glas van de ruit van de BMW,’ zei Deering. ‘Die heb je gezien toen je naar de garage kwam.’
Helen knikte en herinnerde zich de achterkant van de auto, met de matten die eruit waren gehaald. De stukjes glas onder de stoelen en op de vloer achterin, glinsterend tegen het donkere metaal.
‘Een heleboel in de auto, maar niks op straat. Dat heb ik gecontroleerd.’
‘Ik volg je niet. Zou het glas niet altijd in de auto terecht zijn gekomen? Het valt toch zeker naar binnen?’
‘Het meeste zeker, maar je zou ook verwachten dat er wat scherven op straat zouden zijn gevallen. Ik heb het oorspronkelijke rapport gelezen en een dubbelcheck gedaan. Ik heb gesproken met de agent die het eerst ter plekke was, en met de verkeerstechnisch rechercheur nadat hij er nog eens had gezocht. Er lag geen glas.’
‘Misschien is het door langsrijdend verkeer verspreid of is er een veegwagen langsgekomen.’
‘Mogelijk.’
‘Misschien is die agent niet grondig genoeg te werk gegaan.’
Deering hield zijn hoofd schuin, alsof hij die mogelijkheid openhield, maar hij leek te popelen om verder te gaan. ‘Zou kunnen, maar dat was de verkeerstechnisch rechercheur zéker wel, en daarom begon ik me ook zorgen te maken over de snelheid.’
‘Wat heeft die er nou mee te maken?’
‘Hij heeft alles opgemeten wat nodig was, heeft slipsporen en dergelijke bekeken, en kon op die manier precies vaststellen hoe hard de beide auto’s reden toen het ongeluk gebeurde. Merkwaardig genoeg luidde het antwoord: niet bijzonder hard.’
‘En?’
‘Een kilometer of dertig maximaal, toen de BMW zogezegd weg probeerde te komen, op een tijdstip dat er heel weinig ander verkeer op de weg was.’
‘Het regende behoorlijk hard.’
Deering schudde zijn hoofd. ‘In feite maakte de BMW pas behoorlijk snelheid nadat de schoten waren afgevuurd, toen hij op de bushalte af slingerde.’
Helen snapte er helemaal niets meer van. ‘Wat is daar zo raar aan? Zou jij niet op het gas trappen wanneer er iemand op je schoot?’
‘Ja, maar dat is het ’m nou net,’ zei Deering.
Hij moest hebben gezien welk effect zijn woorden of de uitdrukking op zijn gezicht op Helen had. Hij keek plotseling bezorgd en pakte zijn mok. ‘Ik haal nog wat thee voor je.’
Helen schudde haar hoofd omdat ze het graag wilde horen.
‘Oké… Nou, ik heb je verteld dat we twee kogels hebben gevonden. Een in het spatbord en een in de onderkant van het achterportier aan de andere kant, weet je nog? Punt achtendertigers, zoals we al dachten.’
Helen knikte.
‘Maar ze zaten niet op de juiste plek.’
‘Wat ís de juiste plek?’
‘Een Cavalier staat niet zo hoog op de poten. Ik bedoel dat het misschien zou kunnen kloppen als die BMW zo’n laag sportmodel was geweest, of als er vanuit een hogere auto was geschoten, een grote fourwheeldrive of zoiets, maar nu klopt de hoek niet.’
‘De hoek van de schoten?’
‘Precies. Kijk, we schieten zo.’ Hij boog zich naar voren en strekte zijn arm in haar richting, met twee vingers een pistool nabootsend. Hij zag Helens gezicht en liet zijn arm geschrokken zakken. ‘Wacht maar, kijk hier maar naar.’ Hij haastte zich om een aktetas te pakken die hij bij de deur had laten staan en haalde een paar computerafdrukken tevoorschijn. ‘Ze hebben een computerprogramma waarmee je de baan van de kogels kunt berekenen op basis van de relatieve hoogte van de beide auto’s.’ Hij reikte haar de bladzijden aan en wees. ‘Je kunt de baan van de schoten volgen. Zie je? De inslagpunten zitten geen van beide op de plek waar ze zouden moeten zitten.’
Helen bekeek de bladzijden nauwkeurig en probeerde te begrijpen wat hij zei. ‘Zouden de kogels niet altijd van baan zijn veranderd nadat ze het glas hadden geraakt?’ Dat was het enige wat ze kon verzinnen. ‘Dat zou kunnen verklaren waarom ze ergens anders terechtkwamen.’
‘De eerste kogel misschien wel,’ zei Deering alsof hij dat allemaal al had overwogen. ‘Maar de tweede kogel hoefde zich niet meer door het glas te boren. Het heeft niets met het glas te maken. Het gaat erom vanwaar de schoten zijn afgevuurd. En wanneer ze zijn afgevuurd.’
Helen staarde naar de papieren terwijl Deering opstond en achter de bank ging staan.
Hij wees omlaag. ‘Zó…’
Helen keek omhoog en staarde Roger Deering aan, en de paniek die ze zojuist in de badkamer had gevoeld, leek een vage herinnering. Die was vervangen door iets wat dieper en wanhopiger was, een verschrikkelijk besef waarvan ze de greep met de seconde sterker voelde worden.
‘Je zei “wanneer”.’ Haar stem was een fluistering.
‘De schoten zijn eerder afgevuurd,’ zei Deering. ‘Ik weet niet precies wanneer, maar zeker vóór het ongeluk. Ze zijn afgevuurd door iemand die buiten de auto stond en de auto stond op dat moment stil.’
‘Wil je zeggen dat het hele gedoe in scène is gezet? Wat er is gebeurd…’
Hij stak zijn handen omhoog. ‘Ik zeg helemaal niks. Ik vertel je alleen wat ik heb ontdekt, meer niet.’
‘Het was geen ongeluk.’
Deering keek ongemakkelijk, alsof ze de grenzen van zijn deskundigheid waren overgestoken. ‘Niet het soort ongeluk waar we eerst aan dachten, nee.’
‘Je wilt zeggen dat dit allemaal is gedaan om iets anders te verhullen. Dat Paul… uit de weg is geruimd.’
‘Dat zeg ik niet.’ Hij leek nog minder op zijn gemak. ‘Dat kan ik niet zeggen. Er stonden ook andere mensen bij die bushalte, Helen.’
Maar zij wist iets wat hij niet wist. Ze wist van Operatie Victoria.
‘Het is oké,’ zei ze. ‘Dank je.’
Ze wist dat Paul met opzet was gedood.
Helen maakte een schrikbeweging toen ze de deurbel hoorde, en Deering zag het. ‘Dat was niet de baby, hè?’
Ze stond zonder een woord te zeggen op van de bank en liep langzaam naar de deur.
Deering liep achter haar aan en legde zijn hand op haar arm. ‘Hoor eens, ik wil morgen graag komen, als dat goed is.’
Ze zei ja zonder de vraag precies te hebben gehoord.
‘Dus wat ga je vanavond doen? Als ze eenmaal klaar zijn?’
Helen draaide zich om. Ze kon niet helder nadenken en liep rond als een slaapwandelaar, maar één ding wist ze zeker. Ze wilde niet alleen in de flat blijven. ‘Ik wil naar m’n vader,’ zei ze.
Deering knikte en zei dat hij haar erheen zou brengen. Hij wreef over haar arm. ‘Doe nou maar open.’