26

 

 

 

Nu was het volledig uit de klauwen gelopen.

Sinds de dood van SnapZ was er geen moment rust geweest, en op iedere hoek van de straat leken camera’s te staan. Horden journalisten van zowel de grote kranten als de tabloids stonden overal in hun colbertjes met elleboogstukken en hielden iedereen die een hoodie ophad een microfoon onder de neus, knikkend als hongerige wolven. Ze smachtten allemaal naar een primeur en kregen een stijve bij het idee een stukje van dat lekkere gevaar op hun voorpagina te kunnen afdrukken.

En er was geen gebrek aan mensen die hun dat wilden geven. Kinderen die zelfs nog nooit een pakje chips hadden gejat, praatten alsof ze echte gangsters waren, zeiden hun ding en kregen tien pond voor de moeite. ‘Zorg wel dat je m’n naam goed spelt, man, hoor je?’

Zelfs een paar leden van de groep hadden eraan meegedaan.

Theo had een paar van hen gezien, Sugar Boy en een stel anderen die tegen het decor van een donkere steeg aan de rand van het woonblok een nummertje weggaven voor London Tonight. Sommigen hadden een bandana voor hun gezicht gedaan, een zonnebril opgezet, en al die shit. Eén idioot poseerde met een pistool. Misschien was het van hem, maar het kon ook een replica zijn die hij van de tv-lui had gekregen. Allemaal deden ze hun best zich zo gevaarlijk mogelijk voor te doen en een grote bek op te zetten.

‘Als je niet bij een bende hoort, ben je niks, man.’

‘Hechter dan familie.’

‘Als een brada wordt geschoten, gaan we het allemaal voelen, hoor je? Je voelt het hier.’ De vuist tegen de borst en het knikken.

Theo had op ze af willen stormen, ze op hun stomme smoel willen slaan en zeggen dat ze hun kop moesten houden. De uitrusting van de cameraman af willen pakken en in zijn reet willen steken; zelf met zijn vuist op de borst willen slaan en hun allemaal willen zeggen dat wat híj daarbinnen voelde, hem deed hakkelen en doodsbenauwd maakte. Hem naar adem deed snakken als hij midden in de nacht klaarwakker was en naar zijn zoon keek.

Hij zat al vanaf acht uur in het drugspand en ging de laatste dagen steeds vroeger van huis. Hij haalde zijn krant en sigaretten en wachtte voor de deur tot het café openging.

Ze waren naar binnen gewandeld en hadden SnapZ in zijn eigen huis doodgeschoten.

Theo had zich in zijn flat toch al nooit erg veilig gevoeld: er waren in zijn blok vaak genoeg mensen neergestoken. Maar dit was een ander verhaal. Het probleem was dat hij niet wist wat hij tegen Javine moest zeggen. Hij durfde niet goed tegen haar te zeggen dat ze Benjamin moest meenemen en de hele dag moest wegblijven, tot hij terug was, voor het geval dat, nou ja, er iemand aanklopte met een pistool in de hand, terwijl hij zich als een schijtluis schuilhield aan de andere kant van het blok.

Sugar Boy kwam om een uur of halfelf binnen. Ze hadden het even over wat er aan de hand was, en Sugar Boy liet Theo het geld zien dat hij had verdiend door de verslaggevers shit te verkopen. Theo zette de tv aan, probeerde daar helemaal in op te gaan.

Hij had voorgesteld dat Javine wat vaker naar beneden zou gaan om bij zijn moeder te zitten, maar dat was niet in goede aarde gevallen. De afgelopen twee weken was er eigenlijk niets in goede aarde gevallen, als hij eerlijk was.

‘Geef haar zelf eens wat meer aandacht. En je zoon ook, nu we het er toch over hebben.’

‘Ik moet werken.’

Ze hoefde niets meer te zeggen. Het sprak uit de manier waarop ze de baby optilde en tegen zich aan drukte en over zijn rug wreef, terwijl ze Theo over zijn schouder aanstaarde. Oké: ga maar werken en de stoere jongen uithangen, net als je vriendje Easy. En Mikey. Net als degene die hem een kogel door zijn stomme kop heeft gejaagd. Een echte stoere jongen zou voor zijn vrouw en kind zorgen; zou een baantje zoeken waar je ander gereedschap gebruikte dan een pistool.

Maar ze wist niet dat hij iemand had vermoord. Dat iemand om welke reden dan ook, alles op alles zette om degenen die dit op hun geweten hadden, er met hun leven voor te laten boeten. Dat hij niet helder kon nadenken of besluiten kon nemen en al veertien dagen slecht sliep en moeite had met poepen.

‘We gaan straks wel even bij je moeder langs,’ zei Javine uiteindelijk. ‘Wippen tien minuten binnen, oké?’

Ze wist niet dat hij zich voelde als een schaap dat in doodsangst blaatte omdat er aan de andere kant van de deur een wolf op de loer lag.

 

Helen maakte zich nog steeds zorgen dat iemand die onderzoek deed naar Paul, mogelijk ook in haar geïnteresseerd zou kunnen zijn, zodat ze, toen ze om kwart over acht slaapdronken naar de telefoon strompelde en een officieel klinkende politieman aan de lijn kreeg, op het ergste was voorbereid.

De paniek nam snel af toen de man uitlegde dat hij belde om de formaliteiten te regelen in verband met de uitkering van Pauls pensioen; om de bankgegevens op te nemen en een doorlopende order te geven enzovoort.

En dat had weer een paniekgolf van een heel andere aard tot gevolg gehad.

Hoewel alles rond de begrafenis in theorie geregeld was, door Pauls moeder en de politiebond, wist Helen dat er op een of ander moment nog een massa administratieve zaken moesten worden afgerond: het opheffen van rekeningen, de levensverzekering en de afbetaling van het huis. Het testament zelf, dat Paul en zij op een namiddag hadden opgesteld met behulp van zo’n doe-het-zelfpakket van WH Smith, was voor zover ze zich kon herinneren redelijk eenvoudig en beschreef ieder van hen als enig erfgenaam van de ander. Niets van dat alles kon worden afgewikkeld tot het onderzoek rond was en er een overlijdensverklaring was opgesteld; maar toch dacht ze er liever helemaal niet aan, dat kwam wel als de baby was geboren. Haar vader had aangeboden om haar met die dingen te helpen en dit keer had ze zijn aanbod maar al te graag aangenomen.

De medewerker van de afdeling Financiële Dienstverlening was aan de telefoon rustig maar efficiënt geweest en had begrip voor haar situatie getoond toen hij haar uitlegde hoe het precies zat. Het was het moeilijkste deel van zijn werk, vertelde hij haar. Toen het achter de rug was bedankte ze hem en haastte zich naar de badkamer om over te geven.

Nu, na een douche en een paar geroosterde boterhammen liep ze naar het bureau en trok de lade open die Paul en haar zo’n beetje als archief had gediend. Ze bladerde in mappen met hypotheekgegevens, autopapieren en rekeningen van mobiele telefoons, en trok de klapper met Pauls bankafschriften eruit.

Ze zette de radio aan en nam de klapper mee naar de bank.

Misschien moest ze al het andere gedoe ook maar afhandelen. Een afleiding, een prettige, saaie, veilige afleiding, zou welkom zijn geweest. Ze had er de afgelopen dagen verstandiger aan gedaan met hypotheekverstrekkers en verzekeraars te bellen, en zich te wentelen in het medeleven van de callcenterwerkers, dan zich te gedragen zoals ze nu had gedaan. Ze was tekeergegaan als een ongeleid projectiel en had genoeg vuil naar boven gehaald om Paul drie keer te begraven.

Op de radio vertelde een vrouw hoe ze had leren leven met een zwaargehandicapte zoon. De presentator zei dat ze fantastisch was. Helen stond op en schakelde weer over naar Radio One.

Paul had een lopende rekening en een spaarrekening bij de HSBC gehad, en de meeste transacties had hij telefonisch of online afgehandeld. Helen pakte een stapel afschriften van het afgelopen halfjaar en bladerde ze door. Het was merkwaardig dat zo’n droge opsomming van namen en nummers zo veelzeggend kon zijn en een momentopname van iemands leven kon geven.

Betalingen aan Virgin, HMV en Game, het Indiase restaurant in de buurt, het filiaal van Woodhouse in Covent Garden dat die makkelijk strijkbare overhemden verkocht die hij zo graag op zijn spijkerbroeken droeg. Automatische afschrijvingen van Sky en Orange. Een kleine automatische overboeking naar een liefdadigheidsfonds voor dove kinderen sinds bij Pauls nichtje een paar jaar geleden doofheid was geconstateerd.

Ze vond de betaling van het horloge dat hij twee maanden geleden voor haar verjaardag had gekocht. Hij had gezegd dat hij de bon had bewaard voor het geval ze het wilde ruilen, maar ze had hem gezegd dat het niet nodig was. Ze was van plan geweest om de volgende keer dat ze langs de juwelier kwam te kijken hoe duur het was, maar dat was ze vergeten. Nu zag ze dat het dertig pond goedkoper was dan hij had gezegd.

‘Jij vuile krent, Hopwood.’

Er waren ook veel betalingen die ze niet kon thuisbrengen: betalingen met zijn kaart die ze bij de bank kon opvragen als ze wilde, maar het ging niet om grote bedragen, en bovendien moest ze vooral aandacht besteden aan betalingen ten gunste van de rekening.

Salaris, een paar cheques van Helen zelf, het minieme dividend op een paar aandelen die hij van zijn moeder had gekregen. Niets wat van belang leek. Als hij betalingen van Shepherd en Linnell en dat soort lieden had ontvangen, moest dat op een andere rekening zijn overgemaakt.

Helen voelde geen opluchting toen ze de bankafschriften weer in de klapper deed. Ze wist dat er iets was waarvan het niet de bedoeling was dat ze het zou vinden. En je kon zeggen van Paul wat je wilde, maar niet dat hij stom was.

Zij was degene geweest die nooit een geheim kon bewaren.

Helen liep de slaapkamer in om zich aan te kleden, trok een T-shirt uit de kast en vroeg zich af of wat ze zocht misschien achter in de kledingkast lag, achter Pauls gitaar. Maar met haar beperkte kennis van computers kon ze helemaal niets uitrichten, wat haar bijzonder frustreerde. Op haar werk was ze natuurlijk ook vaak genoeg tegen een muur op gelopen, maar meestal zat er wel iemand in het team die de kennis had om die te omzeilen.

Deze keer moest ze het alleen doen.

In de kamer ernaast zeurde een dj aan wie ze allebei altijd de pest hadden gehad over een of ander optreden dat hij had bijgewoond, in de veronderstelling dat zijn eigen derderangs sociale leven de luisteraars meer interesseerde dan de muziek die hij draaide.

Een herinnering: Paul die naar de koelkast liep om melk te halen en snauwde: ‘Stompzinnige dikke klootzak.’

Je kon naar een bakstenen muur blijven staren, of je kon proberen hem te omzeilen. En als alles was mislukt, kon je je erop kapot lopen omdat de pijn goed aanvoelde.

Zodat je je beter voelde.

 

Het was maar een blik. Hij had gebogen over de tafel alleen maar van zijn keu opgekeken terwijl er een zelfgenoegzame grijns over zijn gezicht gleed, maar dat was genoeg om Theo’s nekharen overeind te zetten, om te weten dat er iets ergs was gebeurd.

Iets anders.

Ze waren naar de Cue Up gegaan om te lunchen: een sandwich met worst en een drankje, een paar spelletjes pool om even weg te zijn uit het drugspand. Easy was in een goeie bui. Hij had voorgesteld om per spelletje twintig pond in te zetten, maar Theo had Javines gezicht weer voor zich gezien en die klank in haar stem gehoord, en had ingestemd met een tientje voor degene die na drie potjes had gewonnen.

Het was niet drukker in de poolhal dan anders. Dezelfde mensen die zacht pratend boven de pooltafels hingen of bij de bar zaten. Dezelfde ouwe vent die boven zijn thee met toast zat te mummelen en de vrouw achter de bar verveelde.

Easy had het eerste spelletje gewonnen en lag in het tweede potje ver voor; zou waarschijnlijk sowieso hebben gewonnen, zelfs als Theo zijn hoofd bij het spel had gehad.

‘Ik raak vandaag geen enkele bal,’ zei Theo.

‘Ik ben gewoon beter, Star Boy, zo simpel is het.’

‘Je hebt gelijk.’

Easy droeg een nieuwe ketting, zo dik als een touw. Het ding zwaaide tegen zijn keu als hij zich vooroverboog om een stoot te maken. ‘Je kan je niet concentreren, man.’ Hij knalde er een gestreepte bal in. ‘Al dagen niet.’

‘Er gebeurt ook een hoop.’

‘Misschien.’

Theo knikte in de richting van het raam en de straat, buiten. ‘Heb je soms een probleem met je ogen, man?’

Easy grinnikte en haalde zijn schouders op. ‘Dan is het juist nodig om te focussen, snap je wel? Andere mensen letten niet meer op de bal, proberen de blauw te ontlopen, rouwen, al die shit. En dat is nou precies de moment dat je scherp moet zijn. Iemand moet zorgen dat deze club bij de les blijft.’

‘En Wave zorgt daar niet voor?’

Er ging nog een gestreepte bal in een pocket. ‘Wave doet wat hij doet.’

Theo had Wave niet veel meer gezien sinds het gelazer was begonnen.

Hij had ook minder andere leden van de bende zien rondhangen dan gewoonlijk. Dat kwam allemaal door Mikey en SnapZ, dat wist hij; maar toch waren er mensen die hij al een paar dagen niet op de gebruikelijke plekken had gezien, misschien nog wel langer.

‘As If houdt zich gedeisd, hè?’

‘Als hij weet wat goed voor hem is,’ zei Easy.

‘Hangt hij bij Wave rond?’

‘Lijkt er meer op dat ie z’n kop in Wave z’n reet heeft gestoken.’

‘Heb Ollie ook al een tijdje niet meer gezien,’ zei Theo.

Op dat moment kwam die blik, als een vuistslag, en de dodelijke zekerheid die zich in hem vastzette terwijl Theo wachtte tot Easy weer wegkeek, en toen met zijn hand steun zocht op de rand van de tafel.

Hij dacht terug aan die zaterdagavond, twee dagen nadat Mikey was vermoord, toen de groep in de Dirty South samen was gekomen. Om zich suf te drinken en te roken. Om zich te hergroeperen.

Hij had in het achterzaaltje naar een band staan luisteren en toen hij er genoeg van had, was hij naar de groep terug geslenterd. Easy had zich luidruchtig en zelfvoldaan gedragen, was van de een naar de ander gelopen en had ze opgepept als een voetbalcoach die een team dat achterstaat, in de rust weer moed probeert in te spreken.

Ollie had aan een tafeltje in de hoek gezeten met een drankje voor zijn neus, en Theo herinnerde zich dat Wave en Gospel een meter verderop op een bank bij de deur diep in gesprek waren gewikkeld. Theo had de snijwonden en blauwe plekken op Gospels gezicht gezien toen ze zich fluisterend vooroverboog; hij had gezien dat Wave onder het praten zijn hand in haar nek legde om te laten zien dat hij dingen van haar gedaan kreeg waar Ollie alleen maar van kon dromen.

Theo had de blik op Waves gezicht gezien toen Gospel was uitgepraat, en de uitdrukking op Ollies gezicht toen Wave zich omdraaide en hem aanstaarde tot hij wegkeek. Hij zag het weer voor zich terwijl hij eraan terugdacht, en hij hoorde de stem van Dennis Brown hoog boven de rauwe dreun van de band in het achterzaaltje. De tekst van het nummer waar hij een paar dagen geleden naar had geluisterd.

 

Wolves and leopards,

Are trying to kill the sheep and the shepherds.

Too much informers,

Too much tale-bearers…

 

Toen Easy opkeek van de pooltafel, wist Theo dat hij Ollie nooit meer zou terugzien. Hij kon alleen maar hopen dat hij niet door Easy te pakken was genomen. Hij wist dat zijn vriend gewelddadig was. As If was minstens dertig centimeter langer dan Easy, maar Theo wist op wie hij zijn geld moest zetten als het er ooit op aankwam.

Easy’s laatste bal bleef tussen de zijkanten van een pocket caramboleren zonder te vallen, en hij stond vloekend op. ‘Jouw beurt, T.’

Theo dacht koortsachtig na. Als Wave wist dat Ollie zijn mond voorbij had gepraat, wist hij misschien ook tegen wie dat was geweest. Misschien nam hij al maatregelen om wat er gaande was tot staan te brengen. Misschien zou Easy ook opdracht krijgen om de situatie in goede banen te leiden…

‘T…’

Theo boog zich voorover en veegde de zwarte bal met zijn hand in een pocket.

‘Wat de fuck doe je nou, man?’

Theo legde een biljet van tien pond neer en zei: ‘Ik ga naar huis.’

 

Helen was meteen na het nieuws van één uur naar de Turkse kruidenier gelopen. De vrouw van de eigenaar had haar wat versgemaakte baklava met pistachenootjes gegeven. Helen had ook wat brood en kaas gekocht en had alles meegenomen naar het parkje ertegenover om het daar op te eten. Toen ze thuis kwam, stonden er drie berichten op het antwoordapparaat. De eerste twee bellers hadden opgehangen. Dat was de laatste week verscheidene keren gebeurd, en in alle gevallen had de beller de nummerherkenning uitgeschakeld en had hij vijftien seconden gewacht voordat hij had opgehangen. Alsof hij blij was dat hij niets hoefde te zeggen of te bang was om iets in te spreken.

Helen was er vrij zeker van dat het een man was. En dat hij niet een verkeerd nummer had gedraaid.

Het derde bericht was van een vrouw, een civiele administratief medewerkster van de afdeling Moordzaken, West.

De rechercheur die de leiding had over het onderzoek was blijkbaar tevreden met de voortgang. Hij had met de rechter-commissaris overlegd, die graag bereid was toestemming voor een begrafenis te verlenen en een voorlopige overlijdensverklaring af te geven. In dit licht was de leidinggevend rechercheur zelf graag bereid het stoffelijk overschot van brigadier Hopwood de volgende dag vrij te geven.

Gráág bereid.