30

 

 

 

Rustig aan, heen en weer…

Zaterdagmiddag was niet de handigste tijd om naar de supermarkt te gaan, dat wist Helen ook wel, maar ze moest er even uit. Ze had geprobeerd in de flat te blijven zitten nadat Moody was vertrokken en alles wat hij had gezegd tot haar door te laten dringen, maar het was te veel om te verwerken. Te veel om daar tussen Pauls spullen te zitten. Met zijn geur die nog steeds in de flat hing en een stem, die van haarzelf of die van hem, die haar vertelde hoe stom ze was geweest.

Hoe ze hem opnieuw had verraden. Hoe ze zijn nagedachtenis had bezoedeld.

Zoals ze had verwacht was het in Sainsbury’s stampvol, maar toch voelde ze zich terwijl ze zich door de nauwe gangpaden wurmde, meer op haar gemak. De implicaties van wat ze net had gehoord, drongen net iets makkelijker tot haar door nu ze ondertussen aan iets anders kon denken, en haar boodschappenwagentje langzaam kon vullen.

Rustig aan, heen en weer lopend door de gangpaden. Waarom had ze automatisch aangenomen dat hij corrupt was of met iemand anders lag te naaien? Waarom namen luiers in godsnaam zo veel ruimte in beslag?

Het geroezemoes was een welkome afleiding, en de stem die via de intercom koopjes aankondigde en personeel opriep naar een bepaalde afdeling of kassa te gaan, was minder schel dan de stem in haar eigen hoofd. Ze had trouwens al veel eerder naar de supermarkt moeten gaan. De muffins van haar vader waren allang op en ze gaf Jenny liever geen hint door te zeggen hoe heerlijk haar soep was geweest, zodat ze thuis vrijwel uitsluitend op toast en biscuitjes leefde.

God, ze moest nog biscuitjes hebben. Misschien moest ze wel die koekjes nemen waar Paul zo van hield, die gewone met chocola, omdat hij een eerlijke, hardwerkende diender was geweest en zij een achterdochtige slet.

De mensen waren ook prettig, omdat ze om haar heen liepen en hun gang gingen; gewone mannen en vrouwen die haar niet kenden, en bij iedere kleine ontmoeting werd haar stemming beter. Een glimlach van een oude man toen ze in een poging een botsing te vermijden hun wagentjes allebei dezelfde kant op stuurden. Het aanbod om te helpen toen ze zich bukte om flessen water te pakken of reikte naar iets wat op een hoog schap stond.

‘Alsjeblieft.’

‘Zo, kijk eens aan.’

‘Kalm aan maar, mop. Hier wil je hem niet krijgen.’

En natuurlijk ook een paar rare blikken. En de stiekeme porren als andere klanten probeerden niet al te nadrukkelijk naar die hoogzwangere idioot te kijken die zich in zichzelf mompelend en met een slakkengang voortbewoog.

‘Je hebt gelijk, Hopwood, ik ben een etterbak, maar dat heb je altijd al geweten.’

Kaas, halfvolle melk, yoghurt naturel…

‘Kom maar bij me spoken, dan. Waarom niet? Rammel maar met je stomme handboeien in het donker.’

Bleekmiddel, tandpasta, toiletpapier…

‘Wat had ik verdomme dán moeten denken? Misschien had het geholpen als je ’s een keer thuis was geweest.’

Toen zag ze het jongetje dat door het gangpad op haar af kwam rennen en in de haast om bij zijn moeder te komen een wagentje ontweek, zwaaiend met een pak van Pauls favoriete graanontbijt. Hetzelfde merk…

Ze zag het en bleef stokstijf staan. Hoorde het spul ritselen toen het joch langs haar liep, net als wanneer Paul het op zijn bord schudde. Toen begon alles te vervagen.

Ze viel al voorover toen ze het op voelde komen als kokende melk. Ze tastte met haar voet naar de rem op het wiel van het wagentje, maar miste. De vlammen sloegen haar uit. Ze gaf haar handen opdracht los te laten, maar ze luisterden niet. Ze was zich vaag bewust van de mensen die bleven staan om te kijken, de kleuren die ze droegen, terwijl het boodschappenwagentje haar met zich meesleurde; haar op haar knieen trok op het moment dat de jammerklacht begon te ontsnappen, en die hartverscheurende snik voelde als een schop in haar middenrif toen ze de vloer raakte.

Een vrouw, de moeder van het jongetje, vroeg of alles goed was. Helen wilde iets zeggen, maar de vrouw haastte zich al weg om er iemand bij te halen, en toen Helen weer opkeek, zag ze alleen het jongetje dat haar aanstaarde. Van de weeromstuit begon hij ook te huilen, en op dat moment zag Helen een bewaker de hoek van het gangpad om komen. Hij ging achter haar staan, boog zich voorover en stak zijn armen onder de hare; vroeg of hij haar kon helpen overeind te komen. Maar ze huilde zo hard dat ze geen antwoord kon geven, zodat hij weer opstond. Hij zei tegen haar dat ze alle tijd moest nemen.

Helen hoorde hem tegen de andere klanten zeggen dat alles goed was met deze mevrouw. Toen sprak hij in zijn walkietalkie, en in de pauze tussen het snikken door, terwijl ze als een baby de lucht naar binnen zoog, hoorde ze het ding tegen hem terug kraken.

 

Van de bewaker had Helen niet mogen rijden, hij had haar in een taxi gezet, haar autosleutels gepakt en beloofd dat hij haar auto naar haar huis zou brengen als zijn dienst erop zat. Hij was al de tweede in een paar dagen die ze naar zijn naam vroeg en tegen wie ze zei dat ze haar baby misschien wel naar hem zou noemen. Hij zei haar dat hij Stuart heette, en was heel wat enthousiaster over het idee geweest dan de jongen die ze in Lewisham was tegengekomen.

Ze moest aan die jongen denken, aan de uitdrukking op zijn gezicht op het moment dat ze die parkeergarage uit reed, terwijl ze de taxi nakeek en de paar meter naar haar voordeur aflegde. Ze had de sleutel van de voordeur al in haar hand toen ze een stem achter zich hoorde.

‘Helen?’

Ze draaide zich om, half en half in de verwachting dat het Adam Perrin zou zijn, en was opgelucht een kalende man van middelbare leeftijd te zien die zijn handen ophief in gespeelde overgave, en haar alleen maar bezorgd aankeek. Hij had duidelijk de spanning op haar gezicht gezien.

‘Sorry,’ zei ze. Ze voelde zich toch al uitgewrongen en herinnerde zich hoe bang ze was geweest toen Kevin Shepherd dreigend uit het donker op haar af was gelopen en haar op dezelfde plek feitelijk had bedreigd.

‘Hoe voel je je?’ vroeg de man.

Ze vermoedde dat hij een van haar buren was. Paul en zij hadden het er vaak over gehad dat ze hen eens wat beter moesten leren kennen door misschien een feest voor het hele blok te organiseren, maar het was er nooit van gekomen.

‘Over een paar weken voel ik me wel beter. Als ik dit maar eenmaal kwijt ben.’

De man glimlachte. ‘Dat is mooi. We vroegen ons alleen af hoe het met je ging.’

‘Met mij gaat het goed, dank je wel.’

‘De begrafenis is overmorgen, toch?’

‘Pardon?’ Ze zag nu dat hij een kleine recorder droeg. ‘Wie zijn “we”?’

‘Gewoon de plaatselijke krant.’ Hij stak zijn hand uit, die door Helen werd genegeerd.

‘En plaatselijke kranten verkopen aan de landelijke. Ik weet hoe het werkt.’

‘Het is duidelijk een belangrijk verhaal voor ons. Een buurttragedie.’

Helen draaide zich weer om naar de deur en morrelde om de sleutel in het slot te krijgen. Ze hoorde dat de verslaggever een stap dichterbij kwam.

‘Het zou goed zijn om de mensen te laten weten wat er echt door je heen gaat,’ zei hij. ‘Wat je allemaal hebt doorgemaakt. Hoe je denkt dat het zal zijn om de baby te krijgen na…’

Ze draaide zich snel om en zag een andere man uit een auto stappen op de plaats waar de taxi had gestaan. Ze zag hoe hij zijn camera instelde en omhoog hield. Zag hoe de flitser zijn werk deed.

‘Kom op, Helen, een paar woorden maar…’

Ze wrong zich langs hem heen en liep zo snel als ze kon naar de fotograaf. ‘Terug in die auto,’ zei ze. ‘En snel.’

De verslaggever stond achter haar nog steeds vragen te stellen, maar ze liep door, genoot van de blik op het gezicht van de fotograaf toen hij eindelijk ophield met foto’s maken en snel achteruit stapte.

‘Sodemieter op voor ik die camera pak en hem in je reet steek.’

 

Die avond draaide er geen dj in de Dirty South. Op een briefje dat op de deur was geplakt stond: Het optreden van vanavond is afgelast uit respect voor de families van Michael Williamson, James Dosunno, Errol Anderson en Andre Betts.

Mikey, SnapZ, Wave en Sugar Boy.

Boven het bericht waarin werd beloofd dat reeds gekochte kaartjes geldig zouden zijn op de nieuwe datum had iemand gekrabbeld ‘LIVE 4EVER’.

De bar was ook iets rustiger dan anders voor een zaterdagavond. Er klonk geen muziek uit de luidsprekers en het grote tv-scherm stond uit. Maar de barkeepers hadden het druk zat, en er lagen heel wat stapels munten klaar op de rand van de pooltafel.

Theo stond aan de bar op zijn Southern Comfort met cola te wachten. Toen hij rondkeek, zag hij de meeste leden van de groep bij de boog zitten die de verbinding vormde met het achterzaaltje; een paar van hen waren al aan het poolen en de rest stond in kleine groepjes bij elkaar. Easy was nergens te bekennen.

Toen hij zijn drankje had liep Theo op ze af en knoopte een praatje aan met een paar jongens. De meesten leken blij te zijn hem te zien, hoewel een paar jongere knullen nerveus waren en onder het praten hun ogen alle kanten op lieten dwalen en hem niet aankeken. Hoewel hij erop was voorbereid, vroeg niemand hem wat hij in het drugspand had aangetroffen.

Hij was opgelucht dat Easy het niet had rondgebazuind.

Als dat algemeen bekend werd in de wijk, zou het een kwestie van tijd zijn voordat iemand het allemaal nog eens met hem wilde doornemen in een verhoorkamer, en daar zat Theo niet op te wachten. De politie werd op dit moment in beslag genomen door de liquidaties, maar hij wist dat ze nog steeds op zoek waren naar degene die in die auto had gezeten in de nacht dat die smeris omkwam. Ook al was iemand anders ze al voor geweest.

Maar de politie was niet meer Theo’s grootste zorg. Hij was er nu vrijwel zeker van dat de moordenaars geen legitimatie droegen.

Hij zag Easy eindelijk binnenkomen en merkte dat de sfeer achter in de pub veranderde. Easy glimlachte en liep ongedwongen rond in de bar alsof hij goed nieuws te vertellen had. Theo zag hem op ieder groepje af lopen en een paar minuten kletsen voordat hij naar het volgende groepje ging. Er werden heel wat vuisten gekust en plechtige knikjes uitgewisseld.

Toen een zwaargebouwde blanke gast zich zonder het te vragen langs hem heen wilde wringen, keek Easy hem vuil aan en versperde hem de weg. De man zei iets wat Theo niet verstond en liep om. Easy richtte zich weer tot de groep alsof er niets was gebeurd, en knikte ook naar Theo, om te laten weten dat hij hem in de peiling had.

Theo liep op Gospel af, die met een van de Aziatische jongens pool stond te spelen, en probeerde een praatje met haar aan te knopen. Hij zei dat ze moest proberen zo veel mogelijk ballen voor de pockets over te houden, en vroeg of ze Ollie de laatste tijd nog had gezien. Ze keek langs hem heen en haalde haar schouders op; zei dat het niet haar werk was om bij te houden waar iedereen uithing. Toen ze hem eindelijk aankeek, wees Theo op de blauwgroene bloeduitstortingen onder haar ogen en de snee over de brug van haar neus.

‘Met wie heb je mot gehad?’ vroeg hij.

‘Met iemand die zich niet met z’n eigen zaken bemoeide,’ zei ze.

Vanaf dat moment deed ze alsof ze opging in het spel, en toen de jongen met wie ze speelde, miste, liep ze snel naar de andere kant van de tafel om een stoot te maken. Ze had geluk en kreeg er een in de pocket, en de jongen riep dat ze een mazzelteef was.

Theo liep naar de tafel bij het televisiescherm en wachtte daar op Easy. Toen hij zijn kant op keek, zag hij dat Easy met As If stond te praten, die tot dan toe verloren in zijn eentje had gestaan. Easy’s mond bewoog het meest. Na een paar minuten zag Theo dat ze elkaar een boks gaven, wat hem deed vermoeden dat ze hun ruzie op een heel andere manier hadden opgelost dan Easy had gedreigd te zullen doen.

Theo draaide zich om en zag dat Gospel hem aanstaarde. Ze sloeg haar ogen neer toen ze zag dat hij keek.

‘Nog steeds stijf van de zenuwen, Star Boy?’

Theo keek op terwijl Easy de stoel tegenover hem een zet naar achteren gaf. In iedere hand had hij een Hypnotic.

‘Ik heb ook voor twintig pond skunk in m’n zak,’ zei Easy. ‘Dat gaat ons de avond wel door helpen, moeiteloos.’

Theo nam het drankje aan en nam een slok… zag Gospel van de pooltafel weglopen en het toilet in gaan.

Easy zag hem kijken en zei: ‘Javine gaat je kop eraf trekken, man.’

‘Nou ja, Ollie is nu uit beeld, toch?’ Theo zocht naar een reactie, maar ving bot. ‘Dus je hebt alles weer op de rails staan?’ vroeg hij.

Easy schudde zijn hoofd, alsof hij het niet begreep.

Theo hief zijn glas en gebaarde naar het plukje groepsleden dat verderop tegen de muur stond. ‘Het leven gaat dus gewoon door? Makkelijk zat.’

‘Min of meer.’

Het was Theo duidelijk dat Easy de laatste paar dagen met de mensen in de hogere driehoeken had gepraat, met degenen die uitmaakten wat waarheen ging en wie wat deed. Wie de gaten moest opvullen. Hij was altijd al een goede prater geweest, beter nog dan Wave, en hij leek er geen moeite mee te hebben in de voetsporen van een dooie te treden.

‘Jij wilt zeggen dat Wave en Sugar Boy me niks doen, hm? En de anderen ook niet? Je wilt me neerzetten als een gevoelloze gast?’

‘Dat heb ik nooit gezegd, man.’ Theo wist dat Easy Wave nooit erg had gemogen, maar hij was wel kapot geweest van Mikey en SnapZ, en dat had hij net zo laten blijken als ieder ander. Hij had hem de avond nadat ze Mikey hadden ontdekt, in deze zelfde pub zien kijken alsof hij geen adem meer kon krijgen, stil en bijna in tranen. ‘Het is alleen dat je het zo snel van je hebt afgeschud, ja? Alsof je alleen maar denkt aan de volgende stap.’

Easy boog zich voorover. ‘Hoor eens, T. Denk jij nou echt dat als David Beckham onder een tram komt, de voorzitter en de fokking aandeelhouders of wie dan ook de komende wedstrijd van Man United gaan annuleren?’

‘Hij speelt niet meer bij United.’

‘Maakt niet uit. ’t Is maar een voorbeeld, man.’

‘Er is niemand onder een tram gekomen.’

‘Ik zei verdomme dat het maar een voorbeeld was. Jezus…’

‘Het waren geen ongelukken,’ zei Theo. ‘Het is allemaal geen toeval, snap je wat ik bedoel?’

‘Precies. We hebben met z’n allen in die auto gezeten, ik snap ’t. Die nacht dat je hogerop kwam, wat alleen maar kon omdat ik m’n nek voor je heb uitgestoken, ja? En ik vind dat je dat al heel snel bent vergeten.’

‘Je weet het, maar het lijkt alsof het niks betekent.’

‘Dus wat ga jíj doen, T? Als jij de volgende op de lijst bent? Heb jij een strak plan?’

‘Nee…’

Easy stak zijn handen in de lucht ten teken dat hij daarmee zijn gelijk had bewezen. Hij wipte achterover op zijn stoel, draaide zijn hoofd om om een langslopend meisje te zeggen hoe mooi ze bewoog. Toen hij de stoel weer naar voren klapte, lag er een andere blik in zijn ogen.

‘Punt is, dat als iemand me zoekt, in welke fokking auto ik ook mag hebben gezeten, dat die er maar beter voor kan zorgen dat ie ’t aankan.’ Hij tikte met één vinger op zijn broekzak. ‘Ik heb hier genoeg stof tot nadenken voor ze, ga je me horen?’

‘Dat dacht Wave waarschijnlijk ook,’ zei Theo.

Daarna leek Easy zijn belangstelling al snel te verliezen, hij stond zonder iets te zeggen op en ging met een paar jongere gasten staan praten. Theo bleef zitten waar hij zat en bedacht dat het lang geleden was dat ze gewoon over niks hadden gepraat; gewoon hadden zitten dollen en lol hadden gemaakt. Hij herinnerde zich hoe Easy hem altijd aan het lachen had weten te maken, zoals die keer toen hij die golfballen naar die ouwe kerel sloeg, dat soort shit.

Opeens stond Easy weer bij zijn tafel en zei hem dat hij moest opstaan, dat ze ergens anders heen gingen. Theo deed zonder nadenken wat hem was gezegd, dat wil zeggen, hij dacht alleen aan de skunk die Easy bij zich had, en liep langs de bar achter hem aan naar buiten.

Toen ze buiten waren, zag hij dat Easy zijn mes tevoorschijn haalde. Hij zag de mensen aan de houten tafeltjes op het trottoir zitten roken, en besefte toen dat ze tien meter achter die grote blanke gast aan liepen met wie Easy eerder bonje had gehad.

‘Wat doe je verdomme, man? Je bent gek…’

Easy ging sneller lopen, en was nu nog maar een meter bij de man vandaan.

Theo hield in, schreeuwde dat Easy gestoord was, en keek toe hoe de grote man zich omdraaide, zag wat hem boven het hoofd hing en toen scherp rechts af een kronkelende steeg in rende die naar de achterkant van de bar leidde. Easy schreeuwde iets en rende zwaaiend met zijn mes achter de man aan, terwijl Theo zich op datzelfde moment omdraaide en de benen nam. En met gebogen hoofd de andere kant op bleef rennen tot hij straten ver weg was.