61

Volkomen chaos

Na de scherpe knal van het pistool gleed de tengere in het zwart geklede gedaante op de grond. Het eerste geluid dat tot Gurney doordrong was een angstkreet van Madeleine.

      Ze stond op niet meer dan vijf meter afstand, kennelijk op de terugweg van de veekralen. Haar uitdrukking weerspiegelde niet alleen de natuurlijke schok van getuige zijn bij een schietpartij, maar ook van de vreselijke onbegrijpelijkheid dat haar echtgenoot de schutter was en het slachtoffer, zo te zien, een kind. Met een hand voor haar mond leek ze ter plekke bevroren, alsof de poging om te begrijpen wat ze zag haar zo volledig in beslag nam dat geen andere beweging meer mogelijk was.

      Andere mensen op de promenade verkeerden in een staat van verwarring, sommige deinsden terug, andere wilden beter zien wat er aan de hand was en vroegen elkaar wat er was gebeurd.

      Gurney riep verschillende keren ‘Politie!’ en trok zijn portefeuille en klapte hem open met zijn vrije hand, hield hem boven zijn hoofd om zijn nypd-pasje te laten zien en de mogelijkheid te verkleinen dat een bewapende burger tussenbeide zou komen.

      Terwijl hij het lichaam op de grond benaderde om te bevestigen dat het gevaar was geneutraliseerd en te controleren op tekenen van leven, klonk een barse stem boven het angstige gejammer van de toeschouwers uit. ‘Blijf staan!’

      Hij deed het meteen. Die toon had hij vaak genoeg gehoord op zijn werk: een broos laagje woede en een zenuwachtige houding. Het veiligste was om helemaal niets te doen behalve alle instructies snel en precies opvolgen.

      Iemand van wie het duidelijk was dat hij een agent in burger was, dook rechts van Gurney op, greep zijn rechteronderarm stevig beet en trok het pistool uit zijn hand. Tegelijkertijd nam iemand achter hem de portefeuille uit zijn opgeheven linkerhand.

      Een paar tellen later, waarschijnlijk nadat hij zijn id had bekeken, zei de kribbige stem: ‘Godverdomme, de man die we zochten.’ Gurney herkende hem nu als de stem van de geüniformeerde agent die wat bijverdiende als beveiliger op de kermis.

      Hij ging voor Gurney staan, keek hem aan, keek neer op het lichaam op de grond en keek weer naar Gurney. ‘Wat is dit? Heb jij dit kind neergeschoten?’

      ‘Hij is geen kind. Hij is die voortvluchtige over wie ik je vertelde bij de ingang.’ Hij sprak luid en duidelijk, want hij wilde zo veel mogelijk getuigen van zijn beschrijving van de situatie. ‘Je kunt maar beter controleren of hij nog leeft. De wond moet tussen de rechterschouder en de rechterborstholte zitten. Laat de Eerste Hulp zo snel mogelijk controleren op slagaderlijke bloedingen.’

      ‘Wie ben jij?’ De agent keek weer naar het lichaam. Er kroop verbijstering in zijn vijandigheid zonder dat die verminderde. ‘Een kind. Geen wapen. Waarom heb je hem neergeschoten?’

      ‘Hij is geen kind. Zijn naam is Petros Panikos. Je moet contact opnemen met het bci in Sasparilla en de regionale fbi in Albany. Hij was de schutter in de Carl Spalter-moord.’

      ‘De schutter? Hij? Hou je me voor de gek? Waarom heb je hem neergeschoten?’

      Gurney gaf hem het enige juridisch acceptabele antwoord. En bovendien was het waar. ‘Omdat ik geloofde dat ik in direct levensgevaar verkeerde.’

      ‘Door wie? Door wat?’

      ‘Als u zijn handen uit zijn zakken haalt, zult u een wapen vinden in een ervan.’

      ‘Is dat zo?’ Hij keek zoekend om zich heen naar de man in burger, die een dispuut over slachtofferhulp leek te beëindigen met iemand op zijn walkietalkie. ‘Dwayne? Hé, Dwayne! Wil je de handen van die jongen uit zijn zakken trekken? Zodat we kunnen zien wat hij heeft? Die man hier zegt dat je een pistool zult vinden.’

      Dwayne zei een paar laatste woorden in zijn walkietalkie en klikte hem terug aan zijn riem. ‘Ja, meneer. Geen probleem.’ Hij knielde neer bij het lichaam. De ogen van Zwarte Capuchon waren nog open. Hij leek bij bewustzijn. ‘Heb je een pistool bij je, jongen?’

      Er kwam geen reactie.

      ‘We willen niet dat iemand gewond raakt, hè? Dus ik ga even controleren of je misschien een pistool bij je hebt dat je was vergeten.’ Terwijl hij de zak aan de voorzijde van het dikke zwarte sweatshirt beklopte, fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Het voelt alsof daar wat zit, jongen. Wil je me vertellen wat het is, zodat er niemand gewond raakt?’

      De ogen van Zwarte Capuchon waren nu op Dwaynes gezicht gericht, maar hij zei niets. Dwayne voelde tegelijkertijd in beide zakken, trok de handen eruit en haalde ze langzaam tevoorschijn in het licht.

      De linkerhand was leeg. In de rechterhand lag een meisjesachtig roze mobiele telefoon.

      De geüniformeerde agent keek Gurney met overdreven medeleven aan. ‘Ooo, dat is niet goed. Je hebt dat jongetje neergeschoten omdat hij een telefoon in zijn zak had. Een onschuldig telefoontje. Dat is helemaal niet goed. Dan hebben we een ernstig probleem over de vraag van “direct levensgevaar”. Hé, Dwayne, kijk die jongen na, en bel de Eerste Hulp.’ Hij keek weer naar Gurney en schudde zijn hoofd. ‘Niet goed, kerel, helemaal niet goed.’

      ‘Hij draagt een wapen. Ik weet het zeker. Je moet beter kijken.’

      ‘Zeker? Hoe kun je dat zeker weten?’

      ‘Als je meer dan twintig jaar bij Moordzaken in de binnenstad hebt gewerkt, ontwikkel je daar een goed gevoel voor.’

      ‘Is dat zo? Ik ben onder de indruk. Nou, ik denk dat hij inderdaad iets bij zich had. Maar het was geen wapen,’ voegde hij er met een gemene grijns aan toe. ‘Wat de positie voor jou op ongunstige wijze verandert. Het zal moeilijk zijn om deze schietpartij te rechtvaardigen, zelfs als je nog steeds politieman was – wat je uiteraard niet bent. Ik vrees dat je met ons mee moet komen, meneer Gurney.’

      Gurney zag dat Hardwick was teruggekeerd en midden tussen de groeiende cirkel toeschouwers was gaan staan, niet ver van Madeleine, die nu minder verstard leek maar niet minder angstig. Hardwicks ogen hadden de ijzige kalmte van een eskimohond, en dat duidde op gevaar – het soort gevaar dat voortkomt uit onverschilligheid voor gevaar. Gurney had het gevoel dat indien hij een klein knikje zou geven in de richting van de vijandige agent, Hardwick onaangedaan een 9mm-patroon in de borst van de man zou schieten.

      Op dat moment trok het geluid van neuriën Gurneys aandacht. Een geneurie dat nauwelijks hoorbaar was tussen het groeiende lawaai van de brandweerwagens en ambulances die in allerlei richtingen over het kermisterrein raasden. Terwijl hij zijn oren spitste om de herkomst van dit vreemde geluid te bepalen, werd het sterker, met een duidelijker patroon. En toen herkende hij het patroon.

      Het was ‘Ring Around the Rosies’.

      Gurney herkende de melodie eerst, de bron als tweede. Het kwam van de licht geopende lippen van de gewonde persoon op de grond – vanuit de licht geopende lippen in het midden van de roestrood aangebrachte glimlach. Bloed, net iets roder dan de glimlach, begon door het schoudergebied van de zwarte capuchontrui te sijpelen en besmeurde het zanderige plaveisel. Terwijl iedereen die het hoorde hem aanstaarde, veranderde het neuriën geleidelijk in een lied met echte woorden: ‘Ring around the rosies/ Pocket full of posies/ Ashes, ashes/ All fall down.’

      Terwijl hij zong, hief hij langzaam het roze mobieltje in zijn linkerhand.

      ‘Jezus!’ schreeuwde Gurney tegen de twee agenten terwijl de waarheid tot hem doordrong. ‘De telefoon! Pak hem af! Dat is de ontsteker! Pak hem af!’

      Toen geen van beiden leek te begrijpen waar hij op doelde, dook hij naar voren en trapte wild naar de telefoon – terwijl de twee agenten zich op hem stortten. Zijn voet raakte de telefoon die over het beton kletterde op het moment dat hij werd getackeld.

      Maar Peter Pan had al op Zenden gedrukt.

      Drie seconden later klonk er een snelle reeks krachtige explosies – scherpe, bijna oorverdovende ontploffingen; niet de gedempte knallen van de eerdere bommen.

      Gurneys oren tuitten – hij hoorde geen andere geluiden meer. Terwijl de agenten die hem hadden getackeld overeind klauterden, was de impact op de grond vlakbij ontzagwekkend. Gurney keek wild om zich heen naar Madeleine en zag dat ze de reling beetgreep, kennelijk verdoofd. Hij rende naar haar toe, met uitgestoken armen. Toen hij haar bijna had bereikt, schreeuwde ze en wees naar iets achter hem.

      Hij draaide zich om, knipperde met zijn ogen, kon even niet registreren wat zijn ogen zagen.

      Het reuzenrad kwam los van zijn verankering.

      Maar het draaide nog wel door.

      Draaide nog door. Niet roterend op zijn as – de stalen steunpunten ervan leken te zijn weggeblazen – maar massief voorwaarts denderend in een wolk van verstikkend stof, los van de gebarsten betonnen fundamenten.

      Toen gingen overal de lichten uit en de plotselinge duisternis versterkte en vermeerderde de kreten van angst overal, dichtbij en ver weg.

      Gurney en Madeleine grepen elkaar vast terwijl het monstrueuze rad voorbij rolde, de reling die het omheind had verpletterend, verlicht door een bliksemschicht in de lage wolken. Het waggelende gevaarte liet niet alleen het gegil van de inzittenden horen maar ook de afschuwelijke geluiden van metaal op metaal, schrapend, krakend, knappend als stalen zwepen.

      De enige verlichting die Gurney nu nog zag op het kermisterrein kwam van de af en toe flitsende bliksem en de verspreide brandhaarden die breed uitwaaierden op de wind. In een Fellini-achtige scène van de hel op aarde rolde het losgeslagen reuzenrad in een nachtmerrieachtige vertraging naar de centrale promenade – grotendeels in het duister, behalve toen het even oplichtte in de blauwwitte stroboscoop van een bliksemflits.

      Madeleines vingers groeven zich in Gurneys arm. Haar stem brak. ‘Wat gebeurt hier in godsnaam?’

      ‘Een stroomstoring,’ zei hij.

      De absurditeit van dat understatement trof hen beiden op hetzelfde moment, en veroorzaakte een uitbarsting van waanzinnig gelach.

      ‘Panikos... hij... hij heeft overal explosieven neergelegd,’ slaagde Gurney erin toe te voegen terwijl hij wild om zich heen keek. De donkerte was gevuld met scherpe rook en geschreeuw.

      ‘Heb je hem gedood?’ riep Madeleine, zoals je wanhopig zou vragen als je wilde weten of de ratelslang voor je neus veilig dood was.

      ‘Ik heb hem neergeschoten.’ Hij keek naar de plek waar dat was gebeurd. Hij wachtte tot een bliksemflits hem de zwarte vorm op de grond onthulde, en hij besefte dat de plek in de baan lag waar het reuzenrad langs was gerold. De gedachte aan wat hij zou kunnen zien veroorzaakte een golf van misselijkheid. De eerste bliksemflits kwam hij behoorlijk in de buurt, met Madeleine nog aan zijn arm vastgeklampt. De tweede flits toonde wat hij niet had willen zien.

      ‘Mijn god,’ schreeuwde Madeleine. ‘O, mijn god!’

      Kennelijk was een van de vele tonnen wegende stalen cirkels midden over zijn lichaam gerold, waardoor het zo goed als in tweeën was gedeeld.

      Terwijl ze daar in het duister stonden tussen de bliksemflitsen en de donderslagen begon het te regenen en al snel te gieten. De bliksemstroboscoop verlichtte een voortstrompelende massa mensen. Het was waarschijnlijk alleen het duister en de zondvloed die voorkwamen dat ze elkaar onder de voet liepen en vertrapten.

      Dwayne en de geüniformeerde agent waren weggeleid van Panikos’ lichaam door de voortgang van het rollende reuzenrad dat ze nu volgden naar de hoofdpromenade, kennelijk hulpeloos aangetrokken door de verschrikkelijke kreten van de opgesloten inzittenden.

      Het was tekenend voor het helse tafereel, met al zijn zintuiglijke, mentale en emotionele indrukken, dat ze nauwelijks omkeken naar de moord die zojuist had plaatsgevonden.

      Madeleine klonk alsof ze wanhopig probeerde kalm te spreken. ‘Mijn god, David, wat moeten we doen?’

      Gurney gaf geen antwoord. Hij keek omlaag en wachtte tot de volgende flits het gezicht onder de zwarte kap zou onthullen. Tegen de tijd dat de flits kwam had de plenzende regen het grootste deel van de gele verf weggespoeld.

      Hij zag waarop hij had gewacht. Alle twijfel was verdwenen. Hij wist zeker dat die delicate, hartvormige mond dezelfde was als die hij op de bewakingsbeelden had gezien.

      Het verwrongen lijk aan zijn voeten was inderdaad dat van Petros Panikos.

      De legendarische beul bestond niet langer.

      Peter Pan was nu niets meer dan een zielige zak gebroken botten.

      Madeleine trok Gurney weg uit de poel zich verspreidend bloed en regenwater waar hij in stond en bleef hem wegtrekken tot ze bij de verpletterde reling kwamen. De bliksemflitsen en donderslagen die de gruwelijke dreunen, het ratelende, metalen piepen en kraken en het menselijk gejammer accentueerden van het nog steeds voortrollende reuzenrad, maakten rationele gedachten bijna onmogelijk.

      Het lukte Madeleine bijna niet meer om zich te beheersen, haar stem begon te breken. ‘God, David, mijn god, mensen gaan dood, ze gaan dood... wat moeten we doen?’

      ‘God mag het weten... alles wat we kunnen... maar eerst... moet ik die telefoon te pakken krijgen... die telefoon die Panikos gebruikte... de ontsteker... voordat-ie kwijtraakt... of voordat hij nog iets laat ontploffen.’

      Een bekende stem, bijna een schreeuw te midden van het kabaal, verraste Gurney. ‘Blijf bij haar. Ik pak hem wel.’

      Achter hem, achter de restanten van de reling, waar het onderstel van het reuzenrad op had gestaan, barstte plotseling het houten platform dat kermisgangers gebruikten voor het in- en uitstappen in vlammen uit. In het flakkerende oranje licht van de nieuwe brand ving hij een blik op van Hardwick die zich een weg baande door de plenzende regen naar het lijk op de grond.

      Tot hij daar was aangekomen, aarzelde hij voordat hij zich vooroverboog om de glanzend roze telefoon te pakken die nog steeds in Panikos’ hand lag. Rigor mortis kon de vingergewrichten nog niet hebben verstijfd, dus het losmaken van de telefoon zou niet moeilijk moeten zijn. Maar toen Hardwick de telefoon probeerde te pakken, gingen ook de hand en de arm van Panikos mee omhoog.

      Zelfs in het vage schijnsel van het vuur kon Gurney zien waarom. Een eind van een kort sleutelkoord was aan de telefoon bevestigd en het andere eind zat om Panikos’ pols. Hardwick pakte de telefoon stevig beet en trok het koord los. Door die beweging werd Panikos’ arm nog verder omhooggetrokken. Op het moment dat de arm helemaal was gestrekt, klonk er een luide knal van een pistool.

      Gurney hoorde een scherpe kreun van Hardwick terwijl hij met zijn gezicht omlaag op het kleine lijk viel.

      Een hulpsheriff kwam half rennend over de promenade aan met een zaklamp en liep in de richting van het massieve rollende reuzenrad. Bij het geluid van het schot bleef hij abrupt staan, zijn vrije hand op de kolf van zijn pistool in de holster, terwijl zijn blik gevaarlijk gestrest van Gurney naar de gekruiste lichamen op de grond en weer terug ging.

      ‘Wat is dit in godsnaam?’

      Het antwoord kwam van Hardwick zelf terwijl hij probeerde zich op te drukken van Panikos. Zijn stem was een sissende mengeling van pijn en razernij, tussen zijn op elkaar geklemde tanden geperst. ‘Deze dooie klootzak heeft me zojuist neergeschoten.’

      De hulpsheriff keek met begrijpelijke verbijstering toe. Toen deed hij een stap dichterbij en werd zijn emotie nog heviger. ‘Jack?’

      Het antwoord was een onverstaanbaar gegrom.

      Hij keek naar Gurney. ‘Is dat... is dat Jack Hardwick?’

Peter Pan moet sterven
titlepage.xhtml
559a67aa2bb572.html
559a67aa2bb573.html
559a67aa2bb574.html
559a67aa2bb575.html
559a67aa2bb576.html
559a67aa2bb577.html
559a67aa2bb578.html
559a67aa2bb579.html
559a67aa2bb5710.html
559a67aa2bb5711.html
559a67aa2bb5712.html
559a67aa2bb5713.html
559a67aa2bb5714.html
559a67aa2bb5715.html
559a67aa2bb5716.html
559a67aa2bb5717.html
559a67aa2bb5718.html
559a67aa2bb5719.html
559a67aa2bb5720.html
559a67aa2bb5721.html
559a67aa2bb5722.html
559a67aa2bb5723.html
559a67aa2bb5724.html
559a67aa2bb5725.html
559a67aa2bb5726.html
559a67aa2bb5727.html
559a67aa2bb5728.html
559a67aa2bb5729.html
559a67aa2bb5730.html
559a67aa2bb5731.html
559a67aa2bb5732.html
559a67aa2bb5733.html
559a67aa2bb5734.html
559a67aa2bb5735.html
559a67aa2bb5736.html
559a67aa2bb5737.html
559a67aa2bb5738.html
559a67aa2bb5739.html
559a67aa2bb5740.html
559a67aa2bb5741.html
559a67aa2bb5742.html
559a67aa2bb5743.html
559a67aa2bb5744.html
559a67aa2bb5745.html
559a67aa2bb5746.html
559a67aa2bb5747.html
559a67aa2bb5748.html
559a67aa2bb5749.html
559a67aa2bb5750.html
559a67aa2bb5751.html
559a67aa2bb5752.html
559a67aa2bb5753.html
559a67aa2bb5754.html
559a67aa2bb5755.html
559a67aa2bb5756.html
559a67aa2bb5757.html
559a67aa2bb5758.html
559a67aa2bb5759.html
559a67aa2bb5760.html
559a67aa2bb5761.html
559a67aa2bb5762.html
559a67aa2bb5763.html
559a67aa2bb5764.html
559a67aa2bb5765.html
559a67aa2bb5766.html
559a67aa2bb5767.html
559a67aa2bb5768.html
559a67aa2bb5769.html
559a67aa2bb5770.html
559a67aa2bb5771.html
559a67aa2bb5772.html
559a67aa2bb5773.html
559a67aa2bb5774.html
559a67aa2bb5775.html