9

Zwarte weduwe

Kay Spalter had haar ogen gesloten, kennelijk in een poging zich te concentreren. Haar volle lippen waren samengeperst tot een smalle streep, haar hoofd omlaag, haar handen strak onder de kin geklemd. Zo zat ze ruim twee minuten tegenover Gurney en Hardwick aan de andere kant van de tafel, zonder een woord te zeggen. Gurney vermoedde dat ze worstelde met de vraag hoeveel ze kon toevertrouwen aan twee mannen die ze niet kende, die wellicht een verborgen agenda hadden – maar die, aan de andere kant, haar laatste kans op vrijheid konden zijn.

      De stilte begon Hardwick op de zenuwen te werken. De tic dook weer op in zijn mondhoek. ‘Luister, Kay, als je zorgen hebt, leg ze dan op tafel zodat we...’

      Ze hief haar hoofd en keek hem nijdig aan. ‘Zorgen?’

      ‘Wat ik bedoelde was, als je vragen hebt...’

      ‘Als ik vragen heb, zal ik ze stellen.’ Ze richtte haar aandacht op Gurney, bestudeerde zijn gezicht en ogen. ‘Hoe oud ben je?’

      ‘Negenenveertig. Hoezo?’

      ‘Is dat niet wat jong om gepensioneerd te zijn?’

      ‘Ja en nee. Vijfentwintig jaar bij de nypd...’

      Hardwick onderbrak hen. ‘Het zit zo, hij is niet echt met pensioen gegaan. Hij is alleen op het platteland gaan wonen. Hij doet nog steeds wat hij altijd al deed. Hij heeft sinds zijn vertrek bij het bureau drie belangrijke moordzaken opgelost. Drie grote moordzaken in de afgelopen twee jaar. Dat noem ik geen pensioen.’

      Gurney vond Hardwicks zweterige verkoopmethode moeilijk te verteren. ‘Luister, Jack...’

      Deze keer was het Kay die Gurney onderbrak. ‘Waarom doe je dit?’

      ‘Wat?’

      ‘Je in mijn zaak verdiepen.’

      Gurney vond het moeilijk een antwoord te bedenken. Uiteindelijk zei hij: ‘Nieuwsgierigheid.’

      Hardwick kwam weer tussenbeide. ‘Davey is een natuurlijke uienpeller. Obsessief. Briljant. Hij pelt laag na laag af, tot hij bij de waarheid komt. Als hij “nieuwsgierigheid” zegt, bedoelt hij veel meer dan...’

      ‘Je hoeft me niet te vertellen wat hij bedoelt. Hij is hier. Ik ben hier. Laat hem praten. De vorige keer hoorde ik wat jij en je vriendje de advocaat te zeggen hadden.’ Ze verschoof in haar stoel, en richtte haar aandacht weer doordringend op Gurney. ‘Nu wil ik horen wat jij te zeggen hebt. Hoeveel betalen ze je om aan deze zaak te werken?’

      ‘Wie?’

      Ze wees naar Hardwick. ‘Hij en zijn advocaat... Lex Bincher van Bincher, Fenn en Blaskett.’ Ze zei het alsof het een smerig maar noodzakelijk medicijn was.

      ‘Ze betalen me niets.’

      ‘Je krijgt geen geld?’

      ‘Nee.’

      ‘Maar je verwacht in de toekomst te worden betaald, als je pogingen het gewenste resultaat hebben?’

      ‘Nee.’

      ‘Nee? Maar waarom doe je dit dan, afgezien van die flauwekul over dat ui pellen?’

      ‘Ik was Jack nog iets verschuldigd.’

      ‘Waarvoor?’

      ‘Hij heeft me geholpen met de zaak van de Goede Herder. Ik help hem bij deze zaak.’

      ‘Nieuwsgierigheid. Terugbetaling. Wat nog meer?’

      Wat nog meer? Gurney vroeg zich af of ze wist dat er een derde reden was. Hij leunde achterover in zijn stoel, dacht even na over wat hij zou gaan zeggen. Toen sprak hij op zachte toon. ‘Ik heb een foto van wijlen je echtgenoot gezien in zijn rolstoel, een paar dagen voor zijn dood genomen. De foto toonde voornamelijk zijn gezicht.’

      Kay liet eindelijk iets van een emotionele reactie blijken. Ze sperde haar groene ogen open en haar huid leek een tint lichter. ‘Wat is daarmee?’

      ‘De blik in zijn ogen. Ik wil weten waar die vandaan kwam.’

      Ze beet op haar onderlip. ‘Misschien was het gewoon... de manier waarop iemand kijkt als hij weet dat hij doodgaat.’

      ‘Dat geloof ik niet. Ik heb veel mensen zien sterven. Neergeschoten door drugsdealers. Door onbekenden. Door familieleden. Door politiemensen. Maar die uitdrukking heb ik nog nooit op iemands gezicht gezien.’

      Ze ademde diep in, en zuchtte daarna ietwat beverig.

      ‘Alles in orde?’ vroeg Gurney. Hij had honderden, misschien duizenden pogingen gezien om een valse emotie te tonen in zijn carrière. Maar dit leek authentiek.

      Ze sloot haar ogen een paar tellen en opende ze toen weer. ‘De aanklager zei tegen de jury dat Carls gezicht de wanhoop weerspiegelde van iemand die is verraden door iemand van wie hij hield. Is dat wat jij denkt? Dat het de uitdrukking kan zijn van een man wiens vrouw hem dood wilde?’

      ‘Ik denk dat dat een mogelijkheid is. Maar niet de enige mogelijkheid.’

      Ze reageerde met een knikje. ‘Een laatste vraag. Je maatje hier vertelt me voortdurend dat het succes van mijn beroep niets te maken heeft met de vraag of ik Carl heb neergeschoten of niet. Het gaat alleen om het aantonen van “een substantiële tekortkoming in een rechtmatig proces”. Dus vertel me eens: maakt het voor jou persoonlijk iets uit of ik schuldig ben of onschuldig?’

      ‘Voor mij is dat het enige wat telt.’

      Ze bleef Gurney voor wat een lange tijd leek strak aankijken voordat ze haar keel schraapte. Ze wendde zich tot Hardwick en sprak met een andere stem: kordater, lichter. ‘Oké. Afgesproken. Vraag Bincher of hij me een overeenkomst stuurt.’

      ‘Komt voor elkaar,’ zei Hardwick met een snel, serieus knikje dat zijn opluchting nauwelijks verborg.

      Ze keek Gurney wantrouwend aan. ‘Waarom zit je me zo aan te staren?’

      ‘Ik ben onder de indruk van de manier waarop je beslissingen neemt.’

      ‘Ik maak ze zodra mijn gevoel en hoofd het eens zijn. Wat is het volgende item op je lijst?’

      ‘Je zei eerder dat ik helemaal niks van Carl wist. Breng me op de hoogte.’

      ‘Waar zal ik beginnen?’

      ‘Met alles wat van belang is. Was Carl bijvoorbeeld betrokken bij iets wat tot zijn moord zou kunnen hebben geleid?’

      Ze liet een snel, bitter lachje zien. ‘Het is geen verrassing dat hij werd vermoord. De enige verrassing was dat het niet eerder is gebeurd. De oorzaak van zijn dood was zijn leven. Carl was ambitieus. Gek van ambitie. Ziek van ambitie. Dat gen heeft hij van zijn vader geërfd, een afstotelijk reptiel dat de wereld heel zou hebben doorgeslikt als hij kon.’

      ‘Wat bedoel je precies met Carl was “ziek”?’

      ‘Zijn ambitie maakte hem kapot. Meer, groter, beter. Meer, meer, meer. En hoe deed er niet toe. Om te krijgen wat hij wilde ging hij om met mensen met wie je niet in dezelfde kamer zou willen zijn. Je speelt met ratelslangen...’ Ze zweeg even, haar ogen glanzend van woede. ‘Het is zo verdomd absurd dat ik hier zit opgesloten. Ik ben degene die hem heeft gewaarschuwd om op te passen voor de roofdieren. Ik ben degene die hem heeft verteld dat hij er te diep in zat, dat hij nog eens zou worden vermoord. Nou, hij schonk geen aandacht aan mijn woorden, en hij is vermoord. En ik ben degene die ervoor is veroordeeld.’ Ze keek Gurney aan met een blik alsof ze wilde zeggen: is het leven een zieke grap of zo?

      ‘Heb je enig idee wie hem heeft neergeschoten?’

      ‘Nou, dat is nog zoiets ironisch. De man zonder wiens toestemming niets gebeurt in de staat New York – met andere woorden, de slang die de opdracht voor de aanslag op Carl heeft gegeven of in ieder geval goedgekeurd – die slang is drie keer in ons huis geweest. Ik had hem bij elk van die gelegenheden kunnen neerknallen. In feite ben ik er de derde keer heel dichtbij geweest. Weet je? Als ik dat toen had gedaan, toen ik de neiging voelde, zou Carl nu niet dood zijn en zou ik hier niet zitten. Snap je? Ik ben veroordeeld voor een moord die ik niet heb gepleegd – vanwege een moord die ik zou moeten hebben gepleegd.’

      ‘Hoe heet hij?’

      ‘Wie?’

      ‘De slang die je had moeten doden.’

      ‘Donny Angel. Ook wel bekend als De Griek. Ook bekend als Adonis Angelidis. Drie keer had ik de kans hem om te leggen. Drie keer heb ik het laten passeren.’

      Deze wending in het gesprek, merkte Gurney op, had een andere kant van Kay Spalter belicht. Binnen in dat slimme, opvallende wezen met haar fijne botstructuur zat iets heel ijzigs.

      ‘Wacht even,’ zei Gurney. Hij wilde een beter begrip krijgen van de wereld waarin de Spalters leefden. ‘Vertel me eens wat meer over Carls zaken.’

      ‘Ik kan je alleen vertellen wat ik weet. Het topje van de ijsberg.’

      Het volgende half uur vertelde Kay niet alleen over de zaken van Carl en de vreemde bedrijfsstructuur, maar ook over zijn vreemde familie.

      Zijn vader, Joe Spalter, had een onroerendgoedbedrijf geërfd van diens vader. Spalter Realty bezat een groot deel van New Yorks huurhuizen, inclusief de helft van de appartementen in Long Falls. Joe deed het bedrijf vlak voor zijn dood over aan zijn twee zonen Carl en Jonah.

      Carl leek op Joe, had zijn ambitie en zijn honger naar geld, in het kwadraat. Jonah leek op zijn moeder Mary, een agressieve najager van vele hopeloze doelen. Jonah was een utopische dromer, een charismatische new-agegoeroe. Zoals Kay het uitdrukte: ‘Carl wilde de wereld bezitten, en Jonah wilde de wereld redden.’

      Zoals hun vader het zag had Carl alles wat nodig was om de top te bereiken – de rijkste man van Amerika te zijn, of misschien wel van de wereld. Hij was tot alles in staat om te krijgen wat hij wilde. Als kind had hij ooit de hond van een buurman in brand gestoken als afleiding om een videospel te kunnen stelen. En dat was geen geval van eenmalige gekte. Dergelijke dingen gebeurden vaak.

      Joe, hoe meedogenloos hij zelf ook was, zag deze karaktertrek als een mogelijk probleem – niet dat hij zich druk maakte om in brand gestoken honden of stelen. Het was het gebrek aan voorzichtigheid, het gebrek aan een juiste inschatting van het risico versus de beloning dat hem dwarszat. Zijn ultieme oplossing was om Carl en Jonah samen het bedrijf te laten leiden. Jonah moest de matigende invloed zijn, de bron van voorzichtigheid die Carl ontbeerde.

      Het voertuig voor deze bevorderlijke combinatie van hun persoonlijkheden was een onbreekbare juridische overeenkomst die ze beiden hadden getekend toen Joe het bedrijf aan hen overdroeg. Alle bepalingen waren erop gericht dat er geen zaken konden worden gedaan, geen besluiten genomen en geen wijzigingen in het bedrijf aangebracht zonder de gezamenlijke goedkeuring van Carl en Jonah.

      Maar Joes fantasie om de tegenovergestelde neigingen van zijn zonen samen te smelten tot één kracht werd nooit gerealiseerd. Alles wat ervan kwam waren conflicten, de stagnatie van Spalter Realty en een voortdurend groeiende vijandigheid tussen de broers. Het duwde Carl in de richting van de politiek als een alternatieve route naar macht en geld, met stiekeme hulp van de georganiseerde misdaad, terwijl het Jonah in de richting van religie duwde en de oprichting van zijn grote onderneming, de Cyberspace Cathedral, met ruggensteun van zijn moeder, die door Joe buitengewoon rijk was achtergelaten. De moeder bij wier begrafenis Carl fataal gewond raakte.

      Toen Kay eindelijk klaar was met haar relaas van de familiesaga van de Spalters, was Gurney de eerste die sprak. ‘Dus Carls antimisdaadpartij en zijn toespraken over het tuig van de richel en over het vernietigen van de georganiseerde misdaad in New York waren niets dan...’

      Ze maakte zijn gedachte af. ‘Een leugen, een vermomming. Wat is voor een politicus die stiekem in bed ligt met de maffia, een betere vermomming dan een imago als agressiefste misdaadbestrijder van de staat?’

      Gurney knikte en probeerde de kronkelige soapopera te laten bezinken. ‘Dus jouw theorie is dat Carl uiteindelijk een of andere ruzie heeft gekregen met die Angel? En dat dat de reden was waarom hij is vermoord?’

      ‘Angel was altijd de gevaarlijkste speler van allemaal. Carl zou niet de eerste of de tiende zijn van Angels zakenpartners die dood eindigde. Er is een gezegde in bepaalde kringen dat de inbreng van De Griek aan de onderhandelingstafel is beperkt tot twee dingen: “Doe het op mijn manier. Of ik schiet je kop eraf.” Ik wil wedden dat Carl heeft geweigerd iets op Donny’s manier te doen. En hij kreeg dan ook een kogel in zijn kop, nietwaar?’

      Gurney antwoordde niet. Hij probeerde erachter te komen wie deze hardvochtig onsentimentele vrouw werkelijk was.

      ‘Trouwens,’ zei ze, ‘je moet ook eens naar foto’s kijken van Carl voor die schietpartij.’

      ‘Waarom?’

      ‘Om te begrijpen wat zijn sterke punten waren. Carl was gemaakt voor de politiek. Had zijn ziel aan de duivel verkocht – met een glimlach die in de hemel was gemaakt.’

      ‘Waarom ben je niet bij hem weggegaan toen het je te erg werd?’

      ‘Omdat ik een oppervlakkige materialist ben, verslaafd aan macht en geld.’

      ‘Is dat waar?’

      Haar antwoord was een stralende, raadselachtige glimlach. ‘Heb je nog meer vragen?’

      Gurney dacht na. ‘Ja. Wat is de Cyberspace Cathedral?’

      ‘Gewoon de zoveelste religie zonder God. Typ de woorden maar in in een zoekmachine, dan vind je meer dan je ooit wilde weten. Nog iets?’

      ‘Hadden Carl of Jonah kinderen?’

      ‘Jonah niet. Te druk met spirituele zaken. Carl heeft een dochter, uit zijn eerste huwelijk. Een gestoorde slet.’ Kays stem klonk zo effen en feitelijk alsof ze het meisje had beschreven als ‘student aan de universiteit’.

      Gurney knipperde met zijn ogen. ‘Kun je me daar iets meer over vertellen?’

      Ze leek het van plan maar schudde alsnog haar hoofd. ‘Beter dat je het zelf onderzoekt. Ik ben niet objectief.’

      Na nog enkele vragen en antwoorden en een afspraak voor het volgende telefoongesprek stonden Hardwick en Gurney op om te vertrekken. Hardwick wilde nogmaals naar Kays blauwe plek kijken. ‘Weet je zeker dat alles in orde is? Ik ken hier iemand. Ze kan een oogje in het zeil houden, misschien je tijdelijk separeren van de rest van de gevangenen.’

      ‘Zoals ik al zei, ik heb alles onder controle.’

      ‘Weet je zeker dat je niet te veel vertrouwt op Crystal?’

      ‘Crystal kan veel aan. En mijn bijnaam helpt ook. Heb ik dat al gezegd? Hier in de dierentuin is het een term die duidt op veel respect.’

      ‘Welke bijnaam?’

      Ze ontblootte haar tanden met een snelle, kille glimlach. ‘De Zwarte Weduwe.’

Peter Pan moet sterven
titlepage.xhtml
559a67aa2bb572.html
559a67aa2bb573.html
559a67aa2bb574.html
559a67aa2bb575.html
559a67aa2bb576.html
559a67aa2bb577.html
559a67aa2bb578.html
559a67aa2bb579.html
559a67aa2bb5710.html
559a67aa2bb5711.html
559a67aa2bb5712.html
559a67aa2bb5713.html
559a67aa2bb5714.html
559a67aa2bb5715.html
559a67aa2bb5716.html
559a67aa2bb5717.html
559a67aa2bb5718.html
559a67aa2bb5719.html
559a67aa2bb5720.html
559a67aa2bb5721.html
559a67aa2bb5722.html
559a67aa2bb5723.html
559a67aa2bb5724.html
559a67aa2bb5725.html
559a67aa2bb5726.html
559a67aa2bb5727.html
559a67aa2bb5728.html
559a67aa2bb5729.html
559a67aa2bb5730.html
559a67aa2bb5731.html
559a67aa2bb5732.html
559a67aa2bb5733.html
559a67aa2bb5734.html
559a67aa2bb5735.html
559a67aa2bb5736.html
559a67aa2bb5737.html
559a67aa2bb5738.html
559a67aa2bb5739.html
559a67aa2bb5740.html
559a67aa2bb5741.html
559a67aa2bb5742.html
559a67aa2bb5743.html
559a67aa2bb5744.html
559a67aa2bb5745.html
559a67aa2bb5746.html
559a67aa2bb5747.html
559a67aa2bb5748.html
559a67aa2bb5749.html
559a67aa2bb5750.html
559a67aa2bb5751.html
559a67aa2bb5752.html
559a67aa2bb5753.html
559a67aa2bb5754.html
559a67aa2bb5755.html
559a67aa2bb5756.html
559a67aa2bb5757.html
559a67aa2bb5758.html
559a67aa2bb5759.html
559a67aa2bb5760.html
559a67aa2bb5761.html
559a67aa2bb5762.html
559a67aa2bb5763.html
559a67aa2bb5764.html
559a67aa2bb5765.html
559a67aa2bb5766.html
559a67aa2bb5767.html
559a67aa2bb5768.html
559a67aa2bb5769.html
559a67aa2bb5770.html
559a67aa2bb5771.html
559a67aa2bb5772.html
559a67aa2bb5773.html
559a67aa2bb5774.html
559a67aa2bb5775.html