54
In het nauw gedreven
Gurney hechtte geen belang aan dromen. Als hij dat wel had gedaan, zou de fantasmagorische marathon van die nacht genoeg zijn geweest voor een week van onophoudelijke analyse. Maar hij had een pragmatische kijk op en een lage dunk van die vreemde processies van beelden en schimmen.
Hij had lang geloofd dat ze niets meer waren dan een nevenproduct van het nachtelijke proces van archiveren en indexeren waarmee de hersenen ervaringen van het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen overplaatsen. Stukjes visuele en auditieve gegevens worden door elkaar gemengd, er ontstaan verhaalpatronen en vignetten, maar met niet meer betekenis dan een koffer vol oude foto’s, liefdesbrieven of scripties die kapot zijn gescheurd en weer aan elkaar zijn geplakt door een aap.
Het ene praktische gevolg van een nacht vol onrustige dromen was de behoefte aan meer slaap, wat tot gevolg had dat Gurney een uur later dan gewoonlijk opstond, met een lichte hoofdpijn. Toen hij eindelijk zijn eerste slok koffie had genomen stond de zon, bleek achter een dunnen wolkenlaag, al een flink stuk boven de oostelijke bergkam. Hij had nog steeds dat onrustige gevoel na het ijzingwekkende geluid in de bossen van afgelopen nacht.
Hij voelde zich in het nauw gedreven. In het nauw gebracht door zijn onwil om op tijd met het spelletje op te houden. In het nauw gebracht door zijn hang naar controle, coherentie, volledigheid. In het nauw gebracht door zijn eigen ‘plan’ om de zaak open te breken door de schutter te provoceren een dom en fataal risico te nemen. Hij voelde zich een speelbal van wisselende stromingen die het ene moment tot succes leken te leiden en dan weer tot mislukking. Daarom besloot Gurney troost te zoeken in het ondernemen van actie.
Hardwick zou die avond terugkeren van Scranton Surveillance & Survival met de videocamera’s die ze nodig hadden en ze zouden de volgende ochtend, zondag, gebruiken om alles te installeren op zodanige wijze dat iedereen die in de buurt van het huis van Gurney kwam zou worden gezien. Strategische plaatsing was een cruciale factor en een voorselectie van de juiste plekken zou veel kostbare tijd schelen op zondagochtend.
Hij ging naar de bijkeuken en trok een paar kniehoge rubberlaarzen aan; bescherming tegen distels, braamstruiken en de doornen van wilde frambozen. Hij bespeurde nog een restje van de geur van het karkas van de haan en zette het raam van de bijkeuken open om frisse lucht binnen te laten. Toen liep hij naar buiten naar de stapel bouwmateriaal voor het kippenhok, vanwaar hij een metalen meetlint, een bal geel touw en een knipmes meenam. Met die spullen in zijn hand liep hij naar het bos aan de andere kant van de vijver om de belangrijkste plekken voor de videocamera’s te vinden en te markeren.
Het doel was
om de plekken te selecteren vanwaar een reeks op beweging
reagerende camera’s en draadloze zenders de bossen en velden rond
zijn huis konden bestrijken. Volgens Hardwick zou elke camera zijn
eigen gps-coördinaten genereren, en die informatie zou samen met de
videobeelden worden getoond op een monitor in het huis, dus de
locatie van Peter Pan
– of een andere indringer – zou onmiddellijk bekend
zijn.
Terwijl hij nadacht over de technische mogelijkheden van de apparatuur voelde Gurney een zekere opluchting – optimisme was een te sterk woord. Het gevoel dat het plan te ondeugdelijk was om te kunnen slagen zakte weg. Het logische proces van het meten van hoeken en afstanden had ook een positief effect. Met veel discipline en vastberadenheid voltooide hij zijn project in iets meer dan vier uur.
Hij had zijn werkzaamheden op zijn terrein van twintig hectare en de relevante stukken van het land van zijn buren zo ingedeeld dat hij eindigde boven aan Barrow Hill. Hij was ervan overtuigd dat dit de plek was die Panikos zou kiezen. Daarom was dit de plek, met zijn verschillende paden en toegangspunten, die hij het meest zorgvuldig wilde onthouden.
Toen hij eindelijk terugging naar het huis was het halverwege de middag. De bewolking van de ochtend was dikker geworden en de lucht was grijs. Er bewoog niets, maar er was geen vrede in die roerloosheid. Toen hij zijn laarzen uittrok in de bijkeuken, bracht de aanblik van de gootsteen hem de vraag in gedachten hoe en wanneer hij Madeleine op de hoogte moest brengen van de doodsoorzaak van de haan. Dat hij het haar moest vertellen stond vast. Ze had een hekel aan ontwijkende antwoorden en hoorde liever hoe iets werkelijk zat. Als je belangrijke zaken achterhield kon ze erg kwaad worden. Nadat hij de verschillende opties had overwogen besloot hij het haar zo snel mogelijk te gaan vertellen, en persoonlijk.
De rit van een half uur naar de miniboerderij van Winkler ging gepaard met een slecht voorgevoel. Hoewel de noodzaak om de waarheid te onthullen duidelijk was, veranderde dat niets aan hoe hij zich voelde.
Vlak voor zijn aankomst kwam het bij hem op dat hij had moeten bellen. Wat als ze allemaal op de kermis waren? En wat als de Winklers thuis waren maar Madeleine op de kermis? Maar zodra hij de weg naar hun huis opreed, zag hij Madeleine. Ze stond achter een hek en keek naar een kleine geit.
Hij parkeerde naast het huis. Toen hij naar het hek liep leek ze niet verbaasd hem te zien. Ze glimlachte even en keek hem taxerend aan.
‘Aan het communiceren met de geit?’ vroeg hij.
‘Ze schijnen erg intelligent te zijn.’
‘Dat heb ik ook gehoord.’
‘Waarover loop je te piekeren?’
‘Wat kom ik doen, bedoel je?’
‘Nee, ik bedoel dat je eruitziet alsof je loopt te piekeren. Ik vraag me af waarover.’
Hij zuchtte, probeerde zich te ontspannen. ‘De Spalter-zaak.’
Ze aaide zachtjes de kop van de geit. ‘Iets speciaals?’
‘Een paar dingen.’ Hij koos ervoor om te beginnen over een kwestie die minder beladen leek. ‘Die zaak brengt me steeds een oud onderzoek naar een auto-ongeluk in gedachten.’
‘Is er een verband?’
‘Dat weet ik niet.’ Hij trok een vies gezicht. ‘Jezus.’
‘Wat is er?’
‘Het stinkt hier naar stront.’
Ze knikte. ‘Ik hou er wel van.’
‘Je houdt er wel van?’
‘Het is een natuurlijke boerderijgeur. Niks mis mee.’
‘Jezus.’
‘Hoe zit het nou met dat auto-ongeluk?’
‘Moeten we hier bij de geit blijven staan?’
Ze keek om zich heen en gebaarde in de richting van een verweerde picknicktafel op een stuk grasland achter het huis. ‘Daar?’
‘Prima.’
Ze aaide de geit nog een paar keer over zijn kop, liep de kraal uit, maakte het hek dicht en ging hem voor naar de tafel.
Ze gingen tegenover elkaar zitten en hij vertelde haar het verhaal van het explosieve ongeluk, de aanvankelijke verkeerde indruk van wat er was gebeurd en de latere ontdekkingen, net zoals hij het aan Esti had verteld.
Toen hij klaar was keek Madeleine hem vragend aan. ‘En?’
‘Het komt steeds bij me op en ik weet niet waarom. Enig idee?’
‘Idee?’
‘Is er iets in die zaak dat jou treft als bijzonder belangrijk?’
‘Nee, niet echt. Niets behalve het vanzelfsprekende.’
‘En dat is...’
‘De volgorde.’
‘Wat is daarmee?’
‘De veronderstelling dat de hartaanval voor het ongeluk kwam en het ongeluk voor de explosie, in plaats van de explosie eerst en als gevolg daarvan al het andere. Maar het was wel een redelijke veronderstelling. Middelbare man krijgt hartaanval, verliest de macht over het stuur, raakt van de weg af, auto botst en de benzinetank ontploft. Klinkt heel logisch.’
‘Heel logisch ja, behalve dat er niets van klopte. Dat was waarom ik over die zaak sprak in een van mijn lessen op de academie – dat iets heel logisch kan lijken en toch verkeerd is. Onze hersenen zijn zo dol op coherentie dat ze “logica” soms verwarren met de waarheid.’
Ze hield haar hoofd schuin en keek hem nieuwsgierig aan. ‘Als je dat allemaal weet, waarom vraag je mijn mening dan?’
‘Voor het geval jij iets zag wat ik miste.’
‘Ben je helemaal hiernaartoe gereden om me over dat verhaal te vragen?’
‘Niet alleen daarom.’ Hij aarzelde, en dwong zich toen het te zeggen. ‘Ik heb iets ontdekt over de haan.’
Ze knipperde met haar ogen. ‘Horace?’
‘Ik heb ontdekt waardoor hij is gedood.’
Ze zat roerloos en wachtte.
‘Het was geen dier.’ Hij aarzelde opnieuw. ‘Iemand heeft hem doodgeschoten.’
Ze zette grote ogen op. ‘Iemand...?’
‘Ik weet niet zeker wie het was.’
‘David, je moet niet...’ Er klonk iets waarschuwends in haar stem.
‘Ik weet niet zeker wie het was, maar het is mogelijk dat het Panikos was.’
Het ritme van haar ademhaling veranderde en haar gezicht werd langzaam een toonbeeld van nauwelijks beheerste woede. ‘Die gestoorde moordenaar achter wie jij aan zit? Heeft hij... Horace vermoord?’
‘Ik weet het niet zeker. Ik zei dat het mogelijk was.’
‘Mogelijk.’ Ze herhaalde het woord alsof het een geluid zonder betekenis was. Haar ogen waren strak op de zijne gericht. ‘Waarom ben je dat komen vertellen?’
‘Het leek me goed.’
‘Is dat de enige reden?’
‘Wat nog meer?’
‘Dat moet jij zeggen.’
‘Ik weet niet wat je bedoelt. Het leek me beter om het je te vertellen.’
‘Hoe ben je erachter gekomen?’
‘Dat hij was doodgeschoten? Door het lijk te onderzoeken.’
‘Heb je hem opgegraven?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Omdat... omdat ik gisteren over iets heb gepraat wat me het idee gaf dat hij kon zijn gedood door een schot.’
‘Gisteren?’
‘Tijdens mijn bespreking met Hardwick en Esti.’
‘Dus je vond dat ik het vandaag moest weten? Maar gisteren nog niet?’
‘Ik heb het je verteld zodra het me duidelijk was dat ik het je moest vertellen. Misschien had ik dat gisteren al moeten doen. Wat is je punt?’
‘Ik vraag me af wat jouw punt is.’
‘Ik snap het niet.’
Haar mond vormde een ironisch lachje. ‘Wat staat er hierna op je agenda?’
‘Mijn agenda?’ Het begon hem duidelijk te worden waar ze op doelde en dat ze, zoals gewoonlijk, met relatief weinig bewijs, snel naar de finishlijn was gegaan. ‘We moeten Panikos pakken voordat hij zich weer verschuilt in een of ander donker hol waar hij woont tussen zijn opdrachten door.’
Ze knikte maar zei niets.
‘Zolang hij gelooft dat we hem kunnen beschadigen, blijft hij rondhangen en zal hij... proberen ons tegen te houden. Zijn poging om dat te doen maakt hem kwetsbaar.’
‘Kwetsbaar.’ Ze articuleerde het woord langzaam, peinzend – alsof het al het foute jargon ter wereld samenvatte. ‘En je wilt dat ik hier blijf, zodat jij je leven kunt riskeren zonder je zorgen om mij te hoeven maken?’
Ze leek niet echt een vraag te stellen en daarom antwoordde hij niet.
‘Jij bent weer het lokaas, nietwaar?’
Dat was ook niet echt een vraag.
Er viel een lange stilte. Het was nu zwaar bewolkt, leigrijs alsof het schemerde. Er rinkelde een telefoon in het huis, maar Madeleine verroerde zich niet. Hij ging zeven keer over.
‘Ik heb Dennis naar die vogel gevraagd,’ zei ze.
‘Welke vogel?’
‘Die vreemde die we soms tegen de avond horen. Dennis en Deirdre hebben het ook gehoord. Hij heeft het nagevraagd bij de Mountain Wildlife Council. Ze hebben hem verteld dat het een zeldzame treurduif is die alleen voorkomt in de staat New York en in delen van New England, en alleen boven een bepaalde hoogte in de bergen. De lokale indianen beschouwden hem als heilig. Ze noemden hem “Geest Die Voor de Doden Spreekt”. De sjamaan interpreteerde zijn roep. Soms waren het beschuldigingen, soms waren het boodschappen van vergeving.’
Gurney vroeg zich af via welke associaties Madeleine bij haar verhaal over de treurduif was gekomen. Soms, als hij dacht dat ze van onderwerp was veranderd, ontdekte hij dat dat helemaal niet zo was.
