20

Verontrustende tegenstrijdigheden

Nadat de eetgasten waren vertrokken – Bruce en Iona in hun grote Range Rover, de anderen in hun fluisterstille Toyota Prius – begon Madeleine op te ruimen. Gurney ging naar zijn studeerkamer met het dossier van de Spalter-zaak. Hij nam het autopsierapport eruit, en zette de glanzende tablet met Retina-scherm aan die zijn zoon Kyle hem voor Vaderdag had gegeven.

      Hij bracht het volgende half uur door op verschillende neurologische websites en probeerde uit te zoeken hoe Carl Spalter, gezien de aard van zijn hoofdwond, nog een meter of drie had kunnen wankelen voordat hij in elkaar zakte.

      Gurney had het ongelukkige voordeel dat hij van dichterbij dan hij had gewild, getuige was geweest van soortgelijke schoten in het hoofd gedurende zijn jaren bij de afdeling Moordzaken van de nypd. In beide gevallen was het slachtoffer neergegaan als een gevelde boom. Waarom was dat niet met Carl gebeurd?

      Hij had twee mogelijke verklaringen.

      Een was dat de medici zich hadden vergist over de schade aan het hersenweefsel en dat het motorisch gebied in de hersenschors niet helemaal was verwoest door de inslaande kogel. De tweede verklaring was dat Carl niet één maar twee keer was geraakt. De eerste kogel deed hem wankelen. De tweede kogel, in de slaap, veroorzaakte de ernstige hersenschade die tijdens de autopsie was geconstateerd. Het overduidelijke probleem met die theorie was dat de artsen slechts één ingangswond hadden gevonden. Toegegeven, een .220 Swift kon een heel precies gaatje veroorzaken, of een zeer licht schampschot – maar toch zeker niet zo subtiel dat een patholoog het zou overzien, tenzij hij grote haast had. Of werd afgeleid. Afgeleid door wat?

      Terwijl Gurney hierover nadacht, dacht hij aan een ander aspect van Paulettes opvoering dat hem dwarszat – het feit dat het fatale scenario plaats had gevonden binnen handbereik van twee personen die enorm konden profiteren van Carls dood. Jonah, die de volledige leiding kon krijgen over Spalter Realty. En Alyssa, de verwende drugsgebruikster die het vermogen van haar vader zou erven – aangenomen dat Kay geen obstakel meer zou vormen, zoals ook was gebeurd.

      Jonah en Alyssa. Hij had een groeiende belangstelling om hen beiden te ontmoeten. En dat gold ook voor Mick Klemper. Hij moest die man gauw persoonlijk zien. En misschien ook Piskin, de aanklager, om uit te zoeken waar hij stond in deze mist van tegenstrijdigheden, rammelend bewijs en mogelijke meineed.

      Er klonk gekletter in de keuken. Hij trok een vies gezicht.

      Er was iets raars met gekletter in de keuken. Hij had ooit gedacht dat die geluiden de geestelijke toestand van Madeleine weergaven, totdat hij besefte dat zijn interpretatie ervan eerder een indicatie was van zijn eigen geestestoestand. Toen hij meende dat hij haar reden had gegeven om niet zo tevreden over hem te zijn, hoorde hij het gekletter van de borden als een symptoom van haar ergernis. Maar als hij geloofde dat hij zich bedachtzaam had gedragen, leken diezelfde geluiden in de keuken een onschuldig voorval.

      Die avond voelde hij zich niet prettig over het feit dat hij bijna een uur te laat bij het eten was komen opdagen, en dat hij de namen van haar vrienden niet kon onthouden, dat hij haar in de keuken had achtergelaten en zich naar de studeerkamer had gehaast zodra de laatste achterlichten uit het zicht waren verdwenen.

      Hij besefte dat zijn laatste onheuse daad nog steeds gecorrigeerd kon worden. Nadat hij nog een paar laatste aantekeningen had gemaakt van de uitgebreidste neurologische website die hij had gevonden, schakelde hij de tablet uit, legde het autopsierapport weer bij het dossier en liep naar de keuken.

      Madeleine deed net de deur van de vaatwasser dicht. Hij liep naar het koffiezetapparaat op het keukeneiland, deed er koffie en water in en drukte op de knop. Madeleine pakte een spons en doekje en begon het aanrecht af te nemen.

      ‘Vreemde groep mensen,’ zei hij luchtig.

      ‘Interessante mensen zou een aardiger manier zijn om het te zeggen.’

      Hij schraapte zijn keel. ‘Ik hoop dat ze niet zijn geschrokken van wat ik zei over het rechtssysteem.’

      Het koffiezetapparaat maakte het sissend-spuwende geluid dat aangaf dat de cyclus was voltooid.

      ‘Het is niet zozeer wat je zei. Je toon zegt veel meer dan de woorden zelf.’

      ‘Meer? Dan wat?’

      Ze gaf niet meteen antwoord. Ze leunde op het aanrecht en poetste een hardnekkige vlek weg. Ze ging recht staan en veegde een paar haren uit haar gezicht met de rug van haar hand. ‘Soms klink je alsof het je ergert dat je tijd met mensen moet doorbrengen, naar ze moet luisteren, met ze moet praten.’

      ‘Het is niet dat het me ergert. Het is...’ Hij zuchtte, zijn stem zakte weg. Hij nam zijn kopje onder de tuit van het koffiezetapparaat vandaan, deed er suiker bij en roerde veel langer dan nodig voor hij zijn verklaring voltooide. ‘Als ik betrokken raak bij iets intens, vind ik het soms moeilijk om terug te schakelen naar het gewone leven.’

      ‘Het is moeilijk, dat weet ik,’ antwoordde ze. ‘Soms denk ik dat je vergeet wat voor werk ik in de kliniek doe, met wat voor problemen ik te maken heb.’

      Hij wilde opmerken dat die problemen meestal niet met moord te maken hadden, maar hij hield zich op tijd in. Ze had een blik in haar ogen van een onafgemaakte gedachte, dus hij bleef stilstaan, koffie in zijn hand en wachtte tot ze verder zou gaan – in de verwachting dat ze een of andere vreselijke realiteit van een crisiscentrum op het platteland zou beschrijven.

      Maar ze sloeg een andere weg in. ‘Misschien kan ik me gemakkelijker losmaken dan jij omdat ik niet zo goed ben in mijn werk.’

      Hij knipperde met zijn ogen. ‘Wat bedoel je?’

      ‘Als iemand een groot talent heeft voor iets, is de verleiding groot om zich er helemaal op te concentreren, met uitsluiting van al het andere. Geloof je niet dat dat waar is?’

      ‘Zou best kunnen,’ antwoordde hij, zich afvragend welke kant dit op zou gaan.

      ‘Nou, ik denk dat jij een groot talent hebt voor het uitzoeken van dingen, voor het ontrafelen van leugens, het oplossen van ingewikkelde misdaden. En misschien ben je er zo goed in, zo op je gemak in die bepaalde manier van denken dat de rest van het leven een ongemakkelijke onderbreking lijkt.’ Ze keek hem onderzoekend aan.

      Hij wist dat wat ze zei waar was, maar hij beperkte zijn reactie tot een nietszeggende schouderophaal.

      Ze sprak met zachte stem verder. ‘Ik beschouw mezelf niet als iemand met een enorm talent voor mijn werk. Ik heb te horen gekregen dat ik er goed in ben, maar het is niet het belangrijkste in mijn leven. Het is niet het enige van belang. Ik probeer alles in mijn leven te zien als iets wat van belang is. Want dat is zo. En vooral jij.’ Ze keek in zijn ogen en glimlachte op die vreemde manier van haar die minder te maken had met haar mond dan met een of andere innerlijke stralingsbron.

      ‘Soms, als we praten over jouw absorptie in een zaak, krijgen we ruzie – misschien omdat je denkt dat ik je van een rechercheur probeer te veranderen in een wandelende en fietsende kajakker. Dat was misschien een hoop of fantasie van mij toen we hier in de bergen kwamen wonen, maar dat is nu niet meer zo. Ik begrijp wie je bent en daar ben ik tevreden mee. Meer dan tevreden. Ik weet dat het soms anders lijkt. Het lijkt dat ik je probeer te dwingen, je probeer te veranderen. Maar zo is het niet.’

      Ze zweeg even. Ze leek zijn gedachten en gevoelens duidelijker te kunnen lezen dan hijzelf. ‘Ik probeer je niet te veranderen in iemand die je niet bent. Ik heb alleen het gevoel dat je gelukkiger zou kunnen zijn als je wat meer vreugde en afwisseling in je leven zou kunnen toelaten. Ik heb het idee dat je dezelfde steen tegen dezelfde heuvel op blijft rollen, zonder opluchting of beloning op het eind. Het lijkt wel of je wilt blijven duwen, blijven vechten, jezelf in gevaar wilt blijven brengen – hoe meer, hoe beter.’

      Hij stond op het punt bezwaar te maken tegen die opmerking over gevaar, maar besloot dat hij haar beter kon laten uitpraten.

      Terwijl ze hem aankeek kregen haar ogen iets droevigs. ‘Het lijkt alsof je er zo diep induikt, in die donkerte, dat het de zon verduistert. Het verduistert alles. Dus ga ik door met mijn leven op de enige manier die ik ken. Ik doe mijn werk in de kliniek. Ik wandel in de bossen. Ik ga naar mijn concerten. Tentoonstellingen, ik lees. Bespeel mijn cello. Rijd op mijn fiets. Ik zorg voor de tuin en het huis en de kippen. In de winter trek ik er op sneeuwschoenen op uit. Ik ga op bezoek bij vrienden. Maar ik blijf denken – wensen – dat we meer van die dingen samen zouden moeten doen. Dat we buiten in de zon zouden kunnen zitten.’

      Hij wist niet hoe hij moest reageren. Op een bepaald niveau herkende hij de waarheid in wat ze zei, maar hij kon geen woorden vinden bij het gevoel dat bij hem opkwam.

      ‘Dat is alles,’ zei ze tot slot eenvoudig. ‘Dat zat me dwars.’

      De droefheid in haar ogen werd vervangen door een glimlach: warm, open, hoopvol.

      Het leek hem dat ze volledig aanwezig was – dat alles van haar hier was, voor hem, zonder obstructies, ontwijkingen of enige vorm van gekunsteldheid. Hij zette zijn kopje neer, dat hij al die tijd onbewust in zijn handen had gehouden terwijl zij praatte, en stapte naar haar toe. Hij legde zijn armen om haar heen, en voelde haar hele lichaam warm tegen het zijne.

      Hij tilde haar op, nog steeds zonder iets te zeggen, op de clichémanier van de bruid die over de drempel wordt gedragen – wat haar aan het lachen maakte – en droeg haar naar de slaapkamer, waar ze de liefde bedreven met een combinatie van urgentie en tederheid die zeer intens voelde.

 

De volgende ochtend was Madeleine als eerste op.

      Nadat Gurney had gedoucht, zich had geschoren en aangekleed trof hij haar aan de ontbijttafel met haar koffie, een snee toast met pindakaas en een open boek. Pindakaas was een van haar lievelingsdingen. Hij liep naar haar toe en kuste haar boven op haar hoofd.

      ‘Goedemorgen!’ zei ze vrolijk, met volle mond. Ze was gekleed voor haar werk in de kliniek.

      ‘Een hele dag vandaag?’ vroeg hij. ‘Of een halve?’

      ‘Weet ik niet.’ Ze slikte en nam een teug van haar koffie. ‘Hangt ervan af wie er nog meer is. Wat staat er op jouw agenda?’

      ‘Hardwick. Komt hier om half negen.’

      ‘O?’

      ‘We krijgen om negen uur een telefoontje van Kay Spalter, of rond die tijd voor zover ze dat kan regelen.’

      ‘Probleem?’

      ‘Niets dan problemen. Aan elk feit in de zaak zit een tegenstrijdigheid vast.’

      ‘Zo heb jij je feiten toch het liefst?’

      ‘Hopeloos ingewikkeld bedoel je, zodat ik ze kan ontrafelen?’

      Ze knikte, nam een laatste hap van haar toast, bracht haar bord en kopje naar de gootsteen en spoelde er water overheen. Toen kwam ze terug en kuste hem. ‘Ben laat. Moet gauw gaan.’

      Hij maakte wat spek en toast voor zichzelf klaar en ging in een stoel bij de tuindeuren zitten. Het uitzicht vanuit zijn stoel – verzacht door een dunne ochtendmist – was op het oude weiland, met een bouwvallig muurtje aan de achterkant, een van de overgroeide velden van zijn buurman en nauwelijks zichtbaar daarachter, Barrow Hill.

      Net toen hij het laatste stukje spek in zijn mond stak werd het agressieve gegrom van Hardwicks gto hoorbaar van de weg achter de schuur. Twee minuten later werd het hoekige rode beest geparkeerd bij de pluimasperges en stond Hardwick bij de tuindeuren. Hij droeg een zwart t-shirt en een vieze grijze trainingsbroek. De deuren stonden wijd open, maar de hordeuren zaten nog op de haak.

      Gurney boog zich opzij en maakte een deur los.

      Hardwick stapte naar binnen. ‘Weet je dat er een gigantisch varken op je weg loopt?’

      Gurney knikte. ‘Dat komt vrij vaak voor.’

      ‘Zo’n driehonderd pond, schat ik.’

      ‘Heb je geprobeerd hem op te tillen?’

      Hardwick negeerde de vraag en keek goedkeurend de kamer rond. ‘Ik heb het eerder gezegd en ik zeg het nogmaals. Jullie hebben hier een verdomd leuk landelijk sfeertje.’

      ‘Bedankt, Jack. Ga toch zitten.’

      Hardwick peuterde bedachtzaam met een vingernagel aan zijn voortanden en liet zich in de stoel tegenover Gurney vallen. Hij nam hem argwanend op. ‘Heb je nog iets wat we moeten bespreken, voordat we de diepbedroefde mevrouw Spalter spreken?’

      ‘Niet echt, afgezien van het feit dat niets in deze zaak lijkt te kloppen.’

      Hardwick kneep zijn ogen samen. ‘Die dingen die niet kloppen... zijn die in ons voordeel of in ons nadeel?’

      ‘Ons?’

      ‘Je weet wat ik bedoel. Voor of tegen ons doel om de veroordeling terug te draaien.’

      ‘Waarschijnlijk ervoor. Maar ik weet het niet zeker. Er zijn te veel losse eindjes.’

      ‘Losse eindjes. Zoals?’

      ‘Zoals het appartement waar het fatale schot zou zijn gelost.’

      ‘Wat is daarmee?’

      ‘Dat kan het niet zijn geweest.’

      ‘Waarom niet?’

      Gurney legde uit hoe hij de zaak met Paulette had gereconstrueerd en dat hij had ontdekt dat de lichtmast in de weg stond.

      Hardwick leek verbaasd maar niet bezorgd. ‘Nog andere dingen?’

      ‘Een getuige die beweert dat hij de schutter heeft gezien.’

      ‘Freddie? De man die Kay heeft aangewezen bij de confrontatie?’

      ‘Nee. Een man die Estavio Bolocco heet. Hij zegt dat hij is verhoord, maar dat is nergens terug te vinden. Hij beweert ook dat hij de schutter heeft gezien, maar dat het een man was, geen vrouw.’

      ‘Waar dan?’

      ‘Dat is een ander probleem. Hij zegt dat hij hem in het appartement heeft gezien – het appartement van waaruit geschoten zou zijn, maar dat kan dus niet.’

      Hardwick trok een gezicht alsof hij last had van oprispingen. ‘Dit komt neer op een mengeling van goede dingen en rotzooi. Het idee dat die vent zegt dat de schutter een man was in plaats van een vrouw bevalt me. Vooral het idee dat Klemper dat verhoor niet heeft genoteerd. Dat lijkt op wangedrag, mogelijk geknoei, of in ieder geval grove nalatigheid, en dat helpt allemaal. Maar die onzin over het appartement zelf maakt al het andere waardeloos. We kunnen niet aankomen met een getuige die beweert dat de schutter een locatie heeft gebruikt die niet kan zijn gebruikt. Ik wil maar zeggen, godallemachtig, waar gaat dit heen?’

      ‘Goede vraag. En dan nog iets vreemds. Estavio Bolocco zegt dat hij de schutter twee keer heeft gezien. Eén keer op de dag zelf, dat was op een vrijdag. Maar ook vijf dagen daarvoor, op een zondag. Hij zegt dat hij zeker weet dat het zondag was omdat dat zijn enige vrije dag was.’

      ‘Waar heeft hij de schutter gezien?’

      ‘In het appartement.’

      Hardwicks indigestie leek toe te nemen. ‘Waarom? Om voorbereidingen te treffen?’

      ‘Dat zou ik denken. Maar dat roept een andere vraag op. Laten we aannemen dat de schutter had vernomen dat Mary Spalter was overleden, dat hij de locatie van het familiegraf van de Spalters had ontdekt en dat hij aannam dat Carl tijdens de begrafenisplechtigheid in het midden zou staan. De volgende stap zou zijn de omgeving te verkennen, om na te gaan of er een redelijk veilige positie om te schieten was.’

      ‘Wat is dan de vraag?’

      ‘De timing. Als de schutter de locatie op zondag heeft verkend, is Mary Spalter vermoedelijk op zaterdag of eerder overleden, afhankelijk van het gegeven of de schutter dicht genoeg bij de familie stond om die informatie rechtstreeks te krijgen, of dat hij moest wachten op een overlijdensadvertentie een dag of twee later. Mijn vraag is, als de begrafenis pas op zijn vroegst zeven dagen na haar dood plaatsvond... wat was dan de reden voor die vertraging?’

      ‘Wie weet? Misschien omdat een familielid niet eerder kon komen. Wat maakt het uit?’

      ‘Het is ongewoon om een week te wachten met een begrafenis. Dat maakt me nieuwsgierig, dat is alles.’

      ‘Juist. Zeker. Goed.’ Hardwick wapperde met zijn hand alsof hij een vlieg wilde verjagen. ‘Dat kunnen we aan Kay vragen. Maar ik denk niet dat de begrafenisregelingen van haar schoonmoeder ons van nut kunnen zijn bij een hoger beroep.’

      ‘Misschien niet. Maar over dat proces gesproken – wist je dat Freddie, de vent die Kay heeft aangewezen, is verdwenen?’

Peter Pan moet sterven
titlepage.xhtml
559a67aa2bb572.html
559a67aa2bb573.html
559a67aa2bb574.html
559a67aa2bb575.html
559a67aa2bb576.html
559a67aa2bb577.html
559a67aa2bb578.html
559a67aa2bb579.html
559a67aa2bb5710.html
559a67aa2bb5711.html
559a67aa2bb5712.html
559a67aa2bb5713.html
559a67aa2bb5714.html
559a67aa2bb5715.html
559a67aa2bb5716.html
559a67aa2bb5717.html
559a67aa2bb5718.html
559a67aa2bb5719.html
559a67aa2bb5720.html
559a67aa2bb5721.html
559a67aa2bb5722.html
559a67aa2bb5723.html
559a67aa2bb5724.html
559a67aa2bb5725.html
559a67aa2bb5726.html
559a67aa2bb5727.html
559a67aa2bb5728.html
559a67aa2bb5729.html
559a67aa2bb5730.html
559a67aa2bb5731.html
559a67aa2bb5732.html
559a67aa2bb5733.html
559a67aa2bb5734.html
559a67aa2bb5735.html
559a67aa2bb5736.html
559a67aa2bb5737.html
559a67aa2bb5738.html
559a67aa2bb5739.html
559a67aa2bb5740.html
559a67aa2bb5741.html
559a67aa2bb5742.html
559a67aa2bb5743.html
559a67aa2bb5744.html
559a67aa2bb5745.html
559a67aa2bb5746.html
559a67aa2bb5747.html
559a67aa2bb5748.html
559a67aa2bb5749.html
559a67aa2bb5750.html
559a67aa2bb5751.html
559a67aa2bb5752.html
559a67aa2bb5753.html
559a67aa2bb5754.html
559a67aa2bb5755.html
559a67aa2bb5756.html
559a67aa2bb5757.html
559a67aa2bb5758.html
559a67aa2bb5759.html
559a67aa2bb5760.html
559a67aa2bb5761.html
559a67aa2bb5762.html
559a67aa2bb5763.html
559a67aa2bb5764.html
559a67aa2bb5765.html
559a67aa2bb5766.html
559a67aa2bb5767.html
559a67aa2bb5768.html
559a67aa2bb5769.html
559a67aa2bb5770.html
559a67aa2bb5771.html
559a67aa2bb5772.html
559a67aa2bb5773.html
559a67aa2bb5774.html
559a67aa2bb5775.html