53
Een verschrikkelijke kalmte
Het gevoel dat hij zijn dilemma onterecht bij Esti had gedumpt bleef die avond bij hem. Het vinden van betekenisvolle patronen in situaties en die met elkaar in verband brengen was altijd zijn sterke punt geweest.
De zon was onder en de kleuren van de heuvels en velden rond het huis vervaagden. Het was na etenstijd, maar hij had geen honger. Hij zette een kop koffie en dronk die zwart. Zijn enige concessie aan de noodzaak om wat te eten was de toevoeging van een extra lepel suiker.
Misschien had hij te hard, te direct naar het probleem gestaard. Misschien was het een voorbeeld van het fenomeen van de vage ster, dat hij op een nacht had ontdekt toen hij in een hangmat naar de hemel lag te staren. Sommige sterren staan zo ver dat hun zwakke schijnsel niet te registreren is voor het midden van het netvlies, wat iets minder gevoelig is dan de rest van het netvliesoppervlak. De enige manier om een van die sterren te zien is er een paar graden naast te kijken. Met een rechtstreekse blik is de ster onzichtbaar. Maar kijk iets weg en daar is hij.
Een frustrerende puzzel was vaak ook zoiets. Laat het een beetje los en het antwoord kon zomaar opduiken. Een naam of een woord waar je mee worstelde om het je te herinneren kwam alleen naar boven als je de worsteling had opgegeven. Hij wist dit alles, had zelfs zijn eigen theorie hoe het werkte, maar zijn vasthoudendheid – door Madeleine betiteld als koppigheid – maakte het moeilijk voor hem om iets los te laten. Soms werd die beslissing voor hem genomen door pure uitputting. Of door een externe invloed, zoals een telefoontje – wat nu gebeurde.
Het was Kyle.
‘Hallo pap, hoe gaat het?’
‘Best. Ben je nog in Syracuse?’
‘Ja, nog steeds hier. Ik denk dat ik maar blijf. Er is een grote kunstshow op de universiteit dit weekend, en Kim doet er ook aan mee, met videokunst. Dus ik blijf hier nog even, misschien tot de lunch, en dan weet ik het nog niet. Oorspronkelijk, op weg naar jou, was ik van plan naar de kermis te gaan, maar nu... met jouw situatie...’
‘Er is geen reden waarom je niet naar de kermis zou gaan. Ik was er alleen bezorgd over dat jij hier thuis zou zijn – en zelfs die zorg is waarschijnlijk buiten alle proportie in vergelijking met de kans op een echt probleem. Als je naar die kermis wilt, moet je gaan.’
Kyle zuchtte – als teken van onzekerheid.
‘Echt. Ga gewoon. Er is geen reden om niet te gaan.’
Nog een zucht, gevolgd door een stilte. ‘Zaterdagavond is de grote avond, hè? Met alle belangrijke manifestaties?’
‘Voor zover ik weet.’
‘Misschien ga ik dan even langs op weg terug naar de stad. Misschien voor die race met sloopauto’s. Ik laat nog wel van me horen als ik zeker weet wat ik ga doen.’
‘Mooi. En maak je nergens zorgen over. Alles gaat prima.’
‘Goed, pap. Maar wees voorzichtig.’
Hoewel het telefoontje minder dan twee minuten had geduurd, had Gurney het half uur daarna heel andere gedachten: zijn zorgen over de moordzaak waren vervangen door ouderlijke zorgen.
Toen hij eindelijk tegen zichzelf had gezegd dat Kyles mogelijke omgang met Kim Corazon zijn zaak niet was, probeerde hij zijn geest weer terug te voeren naar de raadsels rondom de Spalter-zaak en Peter Pan.
Deze keer was het niet de telefoon die ertussen kwam, maar uitputting – het soort uitputting dat lineair denken onmogelijk maakte.
Het was toen, terwijl hij bij de nog steeds openstaande tuindeuren zat en keek hoe de schemering overging in de nacht, dat hij dat bekende enge geluid in het bos hoorde – die trillende weeklacht, gevolgd door een diepe stilte die nog vreemder was dan het geluid zelf. Voor zijn diepvermoeide geest was het de stilte van leegte en isolatie.
De stilte werd onderbroken door een laag, richtingloos gebrom dat uit de aarde zelf leek te komen. Of kwam het uit de hemel? Ongetwijfeld moest het donder van een paar kilometer verderop zijn, gedempt en versterkt door de omringende heuvels en valleien. Toen het wegstierf als het gegrom van een oude hond, liet het een onrustig makende stilte achter, een verschrikkelijke kalmte die hem door een of andere vreemde associatie deed denken aan de desolate verhouding tussen zijn ouders.
Het was die verontrustende twist in zijn stroom van bewustzijn die hem er eindelijk van overtuigde dat hij dringend slaap nodig had en hij ging naar bed, maar niet voordat hij de deuren en ramen had gesloten, zijn .32 Beretta had schoongemaakt en geladen en het betrouwbare kleine pistool binnen handbereik op het nachtkastje had gelegd.
