29

Een keerpunt

Gurney liet zich in een reflex van zijn stoel op de grond vallen. Hardwick en Esti deden onmiddellijk hetzelfde, onder een stroom van verwensingen.

      ‘Ik heb geen wapen bij me,’ zei Gurney snel. ‘Wat heb je in huis?’

      ‘Glock 9 in de slaapkamerkast,’ zei Hardwick. ‘Sig .38 in het nachtkastje.’

      ‘Kel-Tec .38 in mijn schoudertas,’ zei Esti. ‘Tas ligt achter je, Jack, op de vloer. Kun je hem naar mij toe schuiven?’

      Gurney hoorde Hardwick bewegen aan de andere kant van de tafel. Er gleed iets over de vloer naar Esti.

      ‘Heb hem,’ zei ze.

      ‘Ben zo terug,’ zei Hardwick.

      Gurney hoorde hem vloekend de kamer uit hollen. Daarna klonk het geluid van een deur die piepend openging, toen het geluid van een la die werd opengetrokken en dichtgeschoven. Een zaklamp ging aan en uit. Hij hoorde ook Esti’s ademhaling, heel dicht bij hem.

      ‘Er is toch geen maan vanavond?’ Ze sprak bijna fluisterend.

      Heel even, gedurende een krankzinnig moment, in de greep van een primitieve angst en een stoot adrenaline, vond hij haar omfloerste stem en fysieke nabijheid zo intens erotisch dat hij vergat de vraag te beantwoorden.

      ‘Dave?’

      ‘Inderdaad. Ja. Geen maan.’

      Ze kwam dichterbij, haar arm raakte de zijne. ‘Wat gebeurt er, denk je?’

      ‘Ik weet het niet zeker. Niks goeds.’

      ‘Denk je dat we overdrijven?’

      ‘Dat hoop ik.’

      ‘Ik kan niks zien. Jij wel?’

      Hij keek met uiterste inspanning in de richting van het raam bij de tafel. ‘Nee. Niets.’

      ‘Shit.’ De magnetische aantrekkingskracht van haar zenuwachtige, fluisterende stem in het donker kreeg iets onwezenlijks. ‘Denk je dat het kogels tegen het huis waren?’

      ‘Is mogelijk.’ Eigenlijk wist hij het zeker. Hij had gedurende zijn carrière meer dan eens onder vuur gelegen.

      ‘Ik heb geen schoten gehoord.’

      ‘Misschien werd er een geluidsdemper gebruikt.’

      ‘O shit. Denk je echt dat het die sluipschutter is?’

      Gurney was daar vrij zeker van, maar voordat hij kon antwoorden kwam Hardwick terug.

      ‘Ik heb de Glock en de Sig. Ik heb graag de Glock. En jij, Ace? Kun jij met de Sig overweg?’

      ‘Geen probleem.’

      Hardwick raakte Gurneys elleboog aan, vond zijn hand en legde het pistool erin. ‘Vol magazijn, een in de kamer, hij staat op veilig.’

      ‘Goed. Bedankt.’

      ‘Misschien is het tijd om hulptroepen te bellen,’ zei Esti.

      ‘Flauwekul!’ zei Hardwick.

      ‘Wat doen we dan? Hier de hele nacht blijven zitten?’

      ‘We bedenken hoe we die klootzak te pakken kunnen nemen.’

      ‘Te pakken nemen? Dat doet het arrestatieteam. Wij bellen. Zij komen. Zij pakken hem op.’

      ‘Ze kunnen de klere krijgen. Ik pak hem zelf. Niemand schiet op mijn huis, verdomme. Niemand!’

      ‘Jack, in godsnaam, de man heeft een stroomkabel kapotgeschoten. Hij is een superscherpschutter. Met een nachtvizier. Verstopt in het bos. Hoe wil je hem in vredesnaam te pakken krijgen? Godallemachtig, Jack, doe eens normaal!’

      ‘Hij kan doodvallen! Zo super is hij niet – het kostte hem twee schoten om de lijn te raken. Ik steek mijn Glock in zijn superreet.’

      ‘Misschien heeft het hem geen twee schoten gekost,’ zei Gurney.

      ‘Waar heb je het over? Het licht viel bij het tweede schot uit, niet bij het eerste.’

      ‘Check de lijn van je vaste telefoon.’

      ‘Wat?’

      ‘Het klonk of de kogels op twee verschillende plaatsen tegen de bovenmuur insloegen. Komen je stroom- en telefoonlijn samen binnen of afzonderlijk?’

      Hardwick gaf geen antwoord, en dat zei genoeg.

      Gurney hoorde hem van onder de tafel naar de keuken kruipen... toen het geluid van een hoorn die werd opgenomen, en na een moment weer neergelegd... toen het geluid van terugkruipen naar de tafel.

      ‘Dood. Die eikel heeft de telefoonlijn kapotgeschoten.’

      ‘Ik snap het niet,’ zei Esti. ‘Wat is het nut van het uitschakelen van een vaste verbinding als iedereen een mobieltje heeft? Hij moet weten wie Jack is, hij kent ons waarschijnlijk allemaal, moet aannemen dat we allemaal een telefoon hebben. Heb je ooit een politieman zonder mobieltje gezien? Waarom dan de vaste lijn stukschieten?’

      ‘Misschien vindt hij het fijn om op te scheppen,’ zei Hardwick. ‘Nou, dan heeft-ie mooi de verkeerde te pakken.’

      ‘Je bent niet de enige hierbinnen, Jack. Misschien heeft hij het op Dave voorzien. Misschien op ons allemaal.’

      ‘Het kan me geen ruk schelen op wie hij het heeft voorzien. Maar het is wel míjn huis waarop hij die kogels afschiet, goddomme.’

      ‘Dit is gekkenwerk. Ik stel voor dat we nu een arrestatieteam bellen, nu meteen.’

      ‘We zitten hier niet in Albany. Ze zitten niet geparkeerd in Dillweed op een telefoontje te wachten. Het duurt zeker een uur voor ze hier zijn.’

      ‘Dave?’ Je kon aan haar zien dat ze om steun vroeg.

      Gurney kon dat niet geven. ‘Het is misschien beter om dit zelf op te knappen.’

      ‘Beter? Hoezo beter?’

      ‘Als je dit officieel maakt, wordt het een poel van ellende.’

      ‘Poel van... waar heb je het over?’

      ‘Je carrière.’

      ‘Carrière?’

      ‘Je bent een bci-medewerker, en Jack is bezig met een grote aanval op het bci. Hoe gaan ze interpreteren dat jij hier bent? Denk je niet dat ze na twee tellen al snappen hoe hij aan zijn vertrouwelijke informatie komt? Informatie die hij kan gebruiken om hun levens te ruïneren? Denk je dat je dat gaat overleven – legaal of anderszins? Ik denk dat ik liever met een sluipschutter in het bos zou afrekenen dan dat ik als verrader word beschouwd door de mensen met wie ik werk.’

      Esti’s stem klonk een beetje beverig. ‘Ik zie niet wat ze kunnen bewijzen. Er is geen reden...’ Ze zweeg abrupt. ‘Wat was dat?’

      ‘Wat was wat?’ vroeg Gurney.

      ‘Buiten dat raam... op de heuvel tegenover het huis... in het bos... een lichtflits...’

      Hardwick kroop achter de tafel langs naar het raam.

      Terwijl ze in het duister tuurde, fluisterde Esti: ‘Ik weet zeker dat ik iets...’ Weer stopte ze halverwege haar zin.

      Deze keer zagen Gurney en Hardwick het allebei.

      ‘Daar!’ schreeuwde Gurney.

      ‘Dat is een van mijn camera’s,’ zei Hardwick. ‘Reageert op beweging. Ik heb er een stuk of zes van in het bos... vooral vanwege de jacht.’ Weer een flits, zo te zien hoger op de heuvel. ‘Die klootzak volgt het pad omhoog. Hij probeert te ontsnappen. Mooi niet!’

      Gurney hoorde Hardwick opkrabbelen. Hij rende snel naar de keuken en kwam terug met twee brandende zaklampen in één hand, zijn Glock in de andere. Hij zette een zaklamp rechtop op tafel, met de lichtstraal naar het plafond. ‘Ik heb een idee waar die klootzak heen wil. Als ik weg ben, moeten jullie in de auto stappen en opsodemieteren. Vergeet dat je hier bent geweest.’

      Esti’s stem klonk ongerust. ‘Waar ga je heen?’

      ‘Ik ga dezelfde kant op als dat pad... naar Scutt Hollow aan de andere kant van de berg. Als ik daar kan arriveren voor hem...’

      ‘Wij gaan met je mee!’

      ‘Onzin! Jullie moeten hier allebei weg – in tegenovergestelde richting – nu! Als je hierin verstrikt raakt, wordt ondervraagd door de plaatselijke politie, of erger nog, door het bci, wordt het een grote rotzooi. Pas goed op jezelf. Ik moet weg!’

      ‘Jack!’

      Hardwick rende de voordeur uit. Een paar seconden later hoorden ze het gebrul van de grote gto v8, roterende banden, stukjes grind die opspatten tegen de zijkant van het huis. Gurney greep de zaklamp van tafel, haastte zich naar buiten de veranda op, zag de achterlichten van de auto met grote snelheid verdwijnen in een bocht van de smalle zandweg die over de lange beboste heuvel naar Route 10 leidde.

      ‘Hij moet niet alleen gaan.’ Esti’s stem naast hem klonk gespannen en schor. ‘We moeten hem achternagaan, versterking oproepen.’

      Ze had gelijk. Maar Hardwick ook.

      ‘Jack is niet gek. Ik heb hem al in moeilijker situaties dan deze meegemaakt. Hij redt zich wel.’ Gurneys geruststellende woorden klonken hol.

      ‘Hij moet niet op eigen houtje achter die maniak aan gaan!’

      ‘Hij kan om back-up bellen. Hij moet het zelf weten. Zolang wij er niet zijn, kan hij vertellen wat hij wil. Als wij erbij zijn, is het uit zijn handen. En dan is jouw carrière voorbij.’

      ‘Jezus. Jezus! Ik haat dit!’ Ze liep in een cirkel rond, zenuwachtig en gefrustreerd. ‘En nu? Gaan we gewoon weg? Rijden we ervandoor? Naar huis?’

      ‘Ja. Jij eerst. Nu meteen.’

      Ze staarde Gurney aan bij het licht van de bewegende zaklamp. ‘Goed. Goed. Maar dit is waanzin. Complete waanzin.’

      ‘Mee eens. Maar we moeten Jacks opties openhouden. Ligt er nog iets van jou in het huis?’

      Ze knipperde verschillende keren met haar ogen, in een poging zich op de vraag te concentreren. ‘Mijn boodschappentas, mijn schoudertas... dat is het, dacht ik.’

      ‘Goed. Wat het ook is, haal het op en smeer hem.’

      Hij gaf haar de zaklamp en wachtte buiten terwijl zij het huis in liep.

      Twee minuten later zette ze haar tassen op de passagiersstoel van de Mini Cooper.

      ‘Waar woon je?’ vroeg hij.

      ‘Oneonta.’

      ‘Alleen?’

      ‘Ja.’

      ‘Wees voorzichtig.’

      ‘Zal ik doen. Jij ook.’ Ze stapte in haar auto, reed achteruit, draaide op de zandweg en was weg.

      Hij knipte de zaklamp uit en stond in het duister, luisterde. Hij hoorde geen geluid, geen bries, geen spoor van een beweging. Hij stond daar een lange minuut, wachtend tot hij iets hoorde, wachtend tot hij iets zou zien. Alles leek onnatuurlijk roerloos.

      Met een zaklamp in zijn ene hand en de Sig in zijn andere maakte hij een draai van driehonderdzestig graden om het land om hem heen te verkennen. Hij zag niets alarmerends, niets ongewoons. Hij scheen op de zijkant van het huis, zocht net zo lang tot hij een kapotte kabel uit een elektrische fitting bij het raam op de tweede verdieping zag, en, ongeveer drie meter verderop, een tweede kabel die uit een ander soort fitting kwam bij een ander raam. Hij scheen het licht weg van het huis naar de weg tot hij de elektriciteitspaal had gevonden en de twee losse kabels die hij daar had verwacht te zien, loshangend tot op de grond.

      Hij liep dichter naar het huis toe, onder de twee kapotte kabels. Op de planken erachter zag hij twee kleine donkere gaatjes een paar centimeter van elke fitting. Hij kon de diameter niet nauwkeurig schatten, maar hij was er vrij zeker van dat ze niet met een kogel konden zijn gemaakt die een kleiner kaliber had dan .30 of groter dan .35.

      Als het dezelfde schutter was die Carl had beschoten op Willow Rest, leek het erop dat hij flexibel was wat betreft zijn keuze van wapens – iemand die steeds het geschiktste wapen koos voor de omstandigheden. Een praktische man. Of vrouw.

      Esti’s vraag schoot hem weer te binnen. Wat is het nut van het uitschakelen van een vaste verbinding als iedereen een mobieltje had? Vanuit praktisch oogpunt bezien zou het lamleggen van energie- en communicatielijnen voorafgaan aan een aanval. Maar er was geen aanval gekomen. Dus wat had het voor zin?

      Een waarschuwing?

      Zoals de spijkers in het hoofd van Gus?

      Maar waarom de vaste telefoonlijn?

      Jezus christus!

      Was dat mogelijk?

      Stroom en telefoon. Stroom betekende licht, wat een relatie had met zien. En de telefoon? Wat deed je met een telefoon, vooral een ouderwetse vastelijnverbinding? Je luisterde en praatte.

      Geen stroom en geen telefoon.

      Niet luisteren, niet zien en niet praten.

      Horen, zien en zwijgen.

      Of ging zijn verbeelding hem parten spelen, liet hij zich te veel meeslepen door zijn ‘boodschaptheorie’? Hij wist donders goed dat verliefd worden op je eigen hypotheses, fataal kon zijn. Maar toch, als het geen berichten waren, wat waren het dan?

      Hij knipte zijn zaklamp uit, stond weer in het duister, het Sig Sauer-pistool hing omlaag wijzend langs zijn lichaam. Hij spande zijn ogen en oren tot het uiterste in. De totale stilte gaf hem kippenvel. Hij zei tegen zichzelf dat dat gewoon kwam doordat de temperatuur daalde en de lucht vochtiger werd. Maar dat maakte niet dat hij zich meer op zijn gemak voelde. Het was tijd om hier heel snel te vertrekken.

 

Halverwege op de weg naar Walnut Crossing stopte hij bij een avondwinkel voor een grote beker koffie. Hij zat op het parkeerterrein, nipte van zijn koffie en dacht terug aan wat zich bij Hardwicks huis had afgespeeld – wat hij beter wel of niet had kunnen doen – in een poging om redelijke volgende stappen te bedenken. Toen dacht hij eraan Kyle te bellen.

      Hij had zich er al op ingesteld dat hij een bericht zou moeten inspreken en was verbaasd om zijn echte stem te horen.

      ‘Hallo pap, wat is er?’

      ‘Nogal veel, eigenlijk.’

      ‘Ja? Maar ja, daar hou jij toch van?’

      ‘Denk je dat?’

      ‘Dat weet ik. Als jij niet wordt overspoeld door gebeurtenissen, ga je je vervelen.’

      Gurney glimlachte. ‘Ik hoop dat ik niet te laat bel.’

      ‘Te laat? Het is kwart voor tien. Dit is New York. De meeste van mijn vrienden gaan nu zo’n beetje uit.’

      ‘Jij niet?’

      ‘We hebben besloten vanavond thuis te blijven.’

      ‘We?’

      ‘Lang verhaal. Wat is er?’

      ‘Een vraag, gebaseerd op jouw ervaring met Wall Street. Ik weet niet eens zeker hoe ik hem moet stellen. Ik heb mijn hele carrière besteed aan moordzaken, niet aan kantoordingen. Wat ik me afvraag is, als een bedrijf op zoek was naar aanzienlijke financiering – laten we zeggen om uit te breiden – is dat dan iets wat je opvangt in het geruchtencircuit?’

      ‘Dat hangt ervan af.’

      ‘Waarvan af?’

      ‘Van hoe aanzienlijk die deal zou moeten zijn. En om wat voor financiering het gaat. En wie erbij betrokken is. Heel veel verschillende factoren. Om in het geruchtencircuit te belanden moet het om iets groots gaan. Niemand in Wall Street praat over klein grut. Over welk bedrijf hebben we het?’

      ‘Iets wat “De Cyberspace Cathedral” heet – het geesteskind van een zekere Jonah Spalter.’

      ‘Komt me bekend voor.’

      ‘Heb je er ook feiten bij?’

      ‘CyberCath...’

      ‘CyberCath?’

      ‘Mensen in de financiële wereld zijn dol op afkortingen, beursnamen, snelle gesprekken – alsof ze het te druk hebben om hele woorden te gebruiken.’

      ‘Staat die Cyberspace Cathedral ingeschreven bij de beurs?’

      ‘Dat denk ik niet. Maar zo praten die jongens. Wat wil je erover weten?’

      ‘Wat mensen erover zeggen maar wat ik niet met Google kan vinden.’

      ‘Geen probleem. Werk je aan een nieuwe zaak?’

      ‘Een hoger beroep. Ik probeer feiten op te duiken die in het oorspronkelijke onderzoek mogelijk zijn genegeerd.’

      ‘Cool. Hoe gaat het?’

      ‘Interessant.’

      ‘Wetende hoe jij over dat soort dingen praat, zou ik zeggen dat dat wil zeggen dat je bent beschoten maar niet geraakt.’

      ‘Nou... zoiets.’

      ‘Wát? Bedoel je dat ik gelijk heb? Is alles in orde? Heeft iemand je beschoten?’

      ‘Hij schoot alleen op het huis waar ik toevallig was.’

      ‘Jeetje! En dat hoort bij die zaak?’

      ‘Dat denk ik wel.’

      ‘Hoe kun je zo kalm zijn? Ik zou gek worden als iemand mijn huis beschoot.’

      ‘Ik zou me ongeruster maken als hij het op mij persoonlijk had gemunt.’

      ‘Wauw. Als je een held was in een stripverhaal zou ik je “doctor Cool” noemen.’

      Gurney glimlachte, wist niet wat hij moest zeggen. Hij sprak Kyle niet zo vaak, hoewel ze sinds de zaak van de Goede Herder meer contact hadden. ‘Kom je binnenkort misschien nog onze kant op?’

      ‘Ja hoor, waarom niet. Lijkt me prima.’

      ‘Heb je die motorfiets nog?’

      ‘Jazeker. En de helm die je me hebt gegeven. Die oude van jou. Ik draag hem in plaats van de mijne.’

      ‘Aha... nou... ik ben blij dat hij past.’

      ‘Ik denk dat we precies dezelfde maat hoofd hebben.’

      Gurney lachte. Hij wist niet precies waarom. ‘Nou ja, als je tijd hebt... we zien je graag komen.’ Hij zweeg even. ‘Hoe bevalt de universiteit?’

      ‘Heel druk, moet heel veel lezen, maar in principe goed.’

      ‘Dus je hebt er geen spijt van dat je uit Wall Street bent weggegaan?’

      ‘Geen seconde. Nou, misschien heel af en toe. Maar dan herinner ik me weer al die flauwekul die ermee gepaard ging – Wall Street is geplaveid met flauwekul – en dan ben ik blij dat ik daar niet meer bij hoor.’

      ‘Goed zo.’

      Er viel een stilte, die uiteindelijk door Kyle werd doorbroken. ‘Nou... ik zal wat rondbellen, kijken of iemand iets weet over CyberCath en dan bel ik je terug.’

      ‘Geweldig, jongen. Bedankt.’

      ‘Hou van je, pap.’

      ‘Hou ook van jou.’

      Na het gesprek zat Gurney met de telefoon nog in zijn hand na te denken over het curieuze communicatiepatroon met zijn zoon. De jongeman was... hoe oud ook weer? Vijfentwintig? Zesentwintig? Hij kon het nooit precies onthouden. En veel van die jaren, vooral de afgelopen tien, waren hij en Kyle... niet echt vervreemd van elkaar, die term was te beladen. Afstandelijk? In ieder geval gescheiden door periodes van non-communicatie. Maar als er communicatie was, waren dat altijd momenten van warmte, vooral van de kant van Kyle.

      Misschien was de verklaring even eenvoudig als de samenvatting die Gurneys schoolvriendin tientallen jaren geleden gaf toen ze uit elkaar gingen: ‘Je houdt gewoon niet van mensen, David.’ Ze heette Geraldine. Ze stonden buiten bij de kas in de Bronx Botanical Garden. De kersenbloesem stond in volle bloei. Het begon te regenen. Ze draaide zich om en liep weg, bleef lopen hoewel het harder ging regenen. Daarna hadden ze elkaar nooit meer gesproken.

      Hij keek naar het mobieltje in zijn hand. Hij kreeg het gevoel dat hij Madeleine moest bellen, haar moest laten weten dat hij onderweg naar huis was.

      Toen ze opnam klonk ze slaperig. ‘Waar ben je?’

      ‘Sorry, ik wilde je niet wakker maken.’

      ‘Dat heb je niet gedaan. Ik was aan het lezen. Zat misschien een beetje te suffen.’

      Hij kwam in de verleiding om te vragen of het boek Oorlog en Vrede was. Daar was ze al heel lang in bezig en het bleek een krachtig slaapmiddel. ‘Ik wilde je alleen even laten weten dat ik halverwege zit tussen Dillweed en Walnut Crossing. Ben over minder dan twintig minuten thuis.’

      ‘Mooi. Waarom zo laat?’

      ‘Ik had wat moeilijkheden bij Hardwick thuis.’

      ‘Moeilijkheden? Alles in orde?’

      ‘Prima. Ik vertel je alles als ik thuis ben.’

      ‘Dan slaap ik al.’

      ‘Morgenvroeg dan.’

      ‘Rij voorzichtig.’

      ‘Oké. Tot zo.’

      Hij liet de telefoon in zijn zak glijden, dronk een paar slokken koude koffie, gooide de rest in een afvalbak en reed terug naar de hoofdweg.

      Hij dacht nu aan Hardwick. Samen met het ongemakkelijke gevoel dat hij zijn instructies had moeten negeren en hem gewoon had moeten volgen, was er het risico van het ene dat naar het andere leidde, een vuurgevecht met de schutter, de officiële politie die erbij betrokken raakte, het bci dat zich in de rol van Esti ging verdiepen, de feiten moeten verdoezelen over hun bijeenkomst om haar te beschermen, half ware getuigenverklaringen, allerlei verwikkelingen. Maar aan de andere kant was er de mogelijkheid dat Hardwick hem persoonlijk zou treffen, met de mogelijkheid van wapengeweld. Misschien was dat meer dan hij aankon.

      Gurney had sterk de neiging om te draaien en terug te rijden naar de wegen waar Hardwick waarschijnlijk op jacht was. Maar er waren te veel mogelijkheden. Te veel kruisingen. De kans dat hij de juiste weg zou vinden was te klein. En zelfs als hij door opmerkelijke toevalligheid op de juiste plek belandde, zou zijn onverwachte komst evenveel problemen creëren als oplossen.

      Dus hij reed door, in conflict met zichzelf en kwam na een tijdje bij de afslag naar zijn huis op de heuvel. Hij reed langzaam want de herten konden zomaar uit het niets opduiken. Hij had nog niet zo heel lang geleden een reekalf aangereden en het misselijkmakende gevoel daarvan was hem altijd bijgebleven.

      Boven aan de weg stopte hij om een stekelvarken te laten oversteken. Hij keek hoe het in het hoge gras waggelde bij de glooiing achter de schuur. Stekelvarkens hadden een slechte reputatie omdat ze knaagden aan alles wat los- en vastzat, van de bekleding van huizen tot de remkabels van auto’s. Een boer verderop had hem geadviseerd ze meteen dood te schieten. ‘Ze veroorzaken alleen maar moeilijkheden en zijn nergens goed voor.’ Maar Gurney had daar geen zin in en Madeleine zou het nooit tolereren.

      Hij zette de auto in de versnelling en wilde de grazige laan naar de boerderij oprijden toen zijn oog viel op een licht. Het was een van de ramen van de schuur – een glanzend lichtpunt. Zijn eerste gedachte was dat iemand het licht in de schuur aan had gelaten – misschien Madeleine nadat ze de kippen had gevoerd. Maar dat peertje was relatief zwak, met een gelig schijnsel, en dit licht achter het raam was scherp en wit. Terwijl Gurney ernaar tuurde, werd het intenser.

      Hij schakelde zijn koplampen uit. Nadat hij daar nog een paar tellen vol verbazing had gezeten, pakte hij Hardwicks zware metalen zaklamp van de passagiersstoel zonder hem aan te knippen, stapte uit de auto en liep naar de schuur. Hij liet zich door het duister leiden door dat vreemde lichtpunt, dat met hem leek mee te bewegen.

      Toen besefte hij met enig kippenvel dat het licht helemaal niet in de schuur was. Het was een weerspiegeling in het raam van een licht achter hem. Hij draaide zich snel om en daar was het: een krachtig licht door de bomen schijnend die op de top van de heuvel stonden achter de vijver. Zijn eerste gedachte was dat het een halogeen zoeklicht was op een terreinwagen.

      In de schuur achter hem, misschien als reactie op deze verlichting, kraaide de haan.

      Gurney keek weer naar de heuvelkam – naar het opzwellende, feller wordende licht achter de bomen. En toen werd het hem opeens duidelijk. Natuurlijk. Dat had hij meteen moeten weten. Niks geheimzinnigs aan. Geen vreemd voertuig in het hoge bos. Niets ongewoons. Gewoon de opkomende vollemaan tijdens een heldere nacht.

      Hij voelde zich een dwaas.

      Zijn telefoon rinkelde.

      Het was Madeleine. ‘Ben jij dat bij de schuur?’

      ‘Ja, ik ben het.’

      ‘Iemand heeft net voor je gebeld. Kom je naar binnen?’ Haar stem klonk duidelijk koel.

      ‘Ja, ik moest even iets controleren. Wie was het?’

      ‘Alyssa.’

      ‘Wat?’

      ‘Een vrouw die Alyssa heet.’

      ‘Heeft ze haar achternaam genoemd?’

      ‘Daar heb ik haar naar gevraagd. Ze zei dat je haar achternaam waarschijnlijk wel wist, en als dat niet zo was had het toch geen zin om met je te praten. Ze klonk stoned of gek.’

      ‘Heeft ze een nummer achtergelaten?’

      ‘Ja, dat heb ik hier.’

      ‘Ik kom eraan.’

      Twee minuten later, om 22.12 uur, stond hij in de keuken met zijn telefoon en toetste het nummer in.

      Madeleine was bij het aanrechteiland in haar roze en gele zomerpyjama. Ze ruimde wat bestek op uit het afdruiprekje.

      Zijn telefoontje werd na drie keer overgaan opgenomen – hij hoorde een stem die zowel omfloerst als broos was. ‘Is dit misschien rechercheur Gurney die me terugbelt?’

      ‘Alyssa?’

      ‘De enige echte.’

      ‘Alyssa Spalter?’

      ‘Alyssa Spalter, die elfengestalte met een iets te hoog bloedalcoholgehalte.’ Ze klonk als een twaalfjarige die aan de drankkast van haar ouders had gezeten.

      ‘Wat kan ik voor je doen?’

      ‘Wil je iets voor me doen?’

      ‘Je hebt hier zojuist gebeld. Wat wil je?’

      ‘Ik wil behulpzaam zijn. Meer niet.’

      ‘Hoe wil je behulpzaam zijn?’

      ‘Wil je weten wie Cock Robin heeft vermoord?’

      ‘Wat?’

      ‘Bij hoeveel moordzaken ben je betrokken?’

      ‘Heb je het over je vader?’

      ‘Wat denk je?’

      ‘Weet je wie je vader heeft vermoord?’

      ‘Koning Carl? Natuurlijk weet ik dat.’

      ‘Vertel op.’

      ‘Niet via de telefoon.’

      ‘Waarom niet?’

      ‘Kom langs, dan vertel ik het.’

      ‘Geef me een naam.’

      ‘Ik zal je een naam geven. Als ik je beter ken. Ik geef al mijn vriendjes een speciale naam. Wanneer kom je nou?’

      Gurney zei niets.

      ‘Ben je daar nog?’ Haar stemgeluid zweefde heen en weer tussen helderheid en bedwelming.

      ‘Ik ben hier nog.’

      ‘Aha. Dat is het probleem. Je moet hier zijn.’

      ‘Alyssa... of je weet iets nuttigs, of niet. Je gaat het me vertellen of niet. Jij mag het zeggen. Beslis nu maar.’

      ‘Ik weet alles.’

      ‘Goed. Vertel maar.’

      ‘Geen sprake van. De telefoon kan worden afgeluisterd. We leven in een enge wereld. Ze tappen alles af. Tippety, tippety, tap. Maar jij bent rechercheur, dus jij weet daar alles van. Ik wed dat je zelfs weet waar ik woon.’

      Gurney zei niets.

      ‘Ik wed dat je weet waar ik woon, toch?’

      Hij zei wederom niets.

      ‘Ja, dat dacht ik al.’

      ‘Alyssa? Luister naar me. Als je wilt vertellen...’

      Ze onderbrak hem met een overdreven, sletterige verleidelijkheid die in andere omstandigheden komisch had kunnen zijn. ‘Nou... ik ben hier de hele nacht. En morgen de hele dag. Kom zodra je kunt. Ik wacht op je. Alleen op jou.’

      De verbinding werd verbroken.

      Gurney legde de telefoon neer en keek naar Madeleine. Ze bestudeerde een vork die ze in de besteklade ging leggen. Ze fronste haar wenkbrauwen, draaide de kraan boven de gootsteen open en begon hem te af te wassen. Ze droogde hem af, bekeek hem opnieuw, leek tevreden en legde hem in de lade.

      ‘Ik denk dat je gelijk had,’ zei Gurney.

      De frons kwam terug, maar nu op hem gericht. ‘Waarover?’

      ‘Dat die jonge vrouw stoned of gek was.’

      Ze glimlachte humorloos. ‘Wat wil ze?’

      ‘Goede vraag.’

      ‘Wat zegt ze dat ze wil?’

      ‘Mij zien. Om me te vertellen wie haar vader heeft vermoord.’

      ‘Carl Spalter?’

      ‘Ja.’

      ‘Ga je naar haar toe?’

      ‘Misschien.’ Hij zweeg, dacht er even over na. ‘Waarschijnlijk.’

      ‘Waar?’

      ‘Waar ze woont. Het familiehuis aan Venus Lake. Bij Long Falls.’

      ‘Venus als in de godin van de liefde?’

      ‘Zoiets.’

      ‘En venerische ziekte?’

      ‘Ik denk het.’

      ‘Mooie naam voor een meer.’ Ze zweeg. ‘Je zei “het familiehuis”. Haar vader is dood en haar stiefmoeder zit in de gevangenis. Wie hoort er nog meer bij de familie?’

      ‘Voor zover ik weet, niemand. Alyssa is enig kind.’

      ‘Wat je kind noemt. Ga je daar alleen heen?’

      ‘Ja en nee.’

      Ze keek hem nieuwsgierig aan.

      ‘Misschien met wat eenvoudige elektronische ondersteuning.’

      ‘Bedoel je dat je het gesprek wilt opnemen?’

      ‘Niet zoals op televisie, met een busje vol elektronica en satellietuitrusting om de hoek. Ik dacht aan een lowtech vervanging. Ben je morgen thuis of op de kliniek?’

      ‘Ik werk in de middag. Ik ben waarschijnlijk het grootste deel van de ochtend thuis. Hoezo?’

      ‘Ik was het volgende van plan. Als ik bij Venus Lake aankom, voor ik het huis zelf betreed, zou ik jou op de vaste lijn kunnen bellen met mijn mobieltje. Als je opneemt en hoort dat ik het ben, zet je de recorder aan. Ik laat mijn telefoon aan, in het borstzakje van mijn overhemd. Misschien wordt niet alles even duidelijk vastgelegd, maar in ieder geval iets van wat er wordt gezegd tijdens mijn afspraak met haar, en dat zou later nuttig kunnen zijn.’

      Madeleine keek twijfelachtig. ‘Dat is leuk voor later, om te bewijzen wat je wilt bewijzen, maar... het biedt niet bepaald bescherming zolang je daar bent. In de twee minuten dat ik Alyssa aan de lijn had, kreeg ik sterk de indruk dat ze gestoord is. Gevaarlijk gestoord.’

      ‘Ja, ik weet het. Maar...’

      Ze onderbrak hem. ‘Vertel me niet met hoeveel gevaarlijke gekken je te maken hebt gehad in de stad. Dat was toen, dit is nu.’ Ze zweeg even, alsof ze de realiteit van het onderscheid tussen toen en nu betwijfelde. ‘Hoeveel weet je over die persoon?’

      Hij dacht daarover na. Kay had veel over Alyssa verteld. Maar hoeveel daarvan waar was, was een ander verhaal.

      ‘Hoeveel weet ik zeker over haar? Bijna niets. Haar stiefmoeder beweert dat ze verslaafd is aan drugs en dat ze liegt. Ze heeft mogelijk seks gehad met haar vader. Ze heeft mogelijk seks gehad met Mick Klemper om de uitkomst van het onderzoek te beïnvloeden. Ze heeft haar stiefmoeder mogelijk opzettelijk vals beschuldigd van moord. Ze was mogelijk knetterstoned toen ze mij net aan de telefoon had. Of ze voert een bizarre show op – God mag weten waarom.’

      ‘Weet je ook iets positiefs over haar?’

      ‘Niet dat ik weet.’

      ‘Nou ja... je moet het zelf weten.’ Ze sloot de besteklade iets harder dan nodig. ‘Maar ik denk dat een afspraak met haar in haar huis een vreselijk idee is.’

      ‘Ik zou het niet doen als we die telefoon niet als bescherming gebruikten.’

      Madeleine knikte nauwelijks waarneembaar. Op de een of andere manier wist ze met dat ingehouden gebaar een duidelijke boodschap over te brengen: ‘Het is veel te riskant, maar ik weet dat ik je niet kan tegenhouden.’ Toen voegde ze nog iets toe, hardop. ‘Heb je die afspraak al gemaakt?’

      Hij besefte dat ze van onderwerp was veranderd en dat de overgang veelbetekenend was, maar hij deed of het hem ontging. ‘Welke afspraak?’

      Ze stond daar bij de gootsteen, haar handen op de rand terwijl ze hem strak aankeek met een geduldige, ongelovige blik.

      ‘Bedoel je Malcolm Claret?’ vroeg hij.

      ‘Ja. Wie anders?’

      Hij schudde zijn hoofd met een soort hopeloos gebaar. ‘Er is een grens aan hoeveel ik kan onthouden.’

      ‘Hoe laat vertrek je morgen?’

      Hij bespeurde opnieuw een verandering van onderwerp. ‘Naar Venus Lake? Misschien rond negen uur of zo. Ik betwijfel dat juffrouw Alyssa erg vroeg opstaat. Hoezo?’

      ‘Ik wil aan het kippenhok werken. Ik dacht dat als je een paar minuten tijd hebt, je mij uit kunt leggen welke volgende stappen ik kan zetten. Dan kan ik een beetje voortgang boeken voor ik naar de kliniek ga. Het schijnt mooi weer te worden.’

      Gurney zuchtte. Hij probeerde zich te concentreren op het kippenproject – de basisgeometrie, hoever ze waren gekomen met hun metingen, het materiaal dat moest worden gekocht, wat er vervolgens moest gebeuren – maar hij kon zich er niet werkelijk op concentreren. Het was alsof de Spalter-kwesties en de kippenkwesties twee verschillende soorten hersens vereisten. En dan was er nog de Hardwick-situatie. Elke keer dat hij eraan dacht, betreurde hij dat hij had gedaan wat de man had gevraagd.

      Hij beloofde Madeleine dat hij zich later met het kippenhok zou bezighouden, liep naar de studeerkamer en belde Hardwicks mobiele nummer.

      Niet verrassend maar wel frustrerend werd hij direct verbonden met Hardwicks voicemail.

      ‘Hardwick – spreek een bericht in.’

      ‘Hallo Jack, wat gebeurt er allemaal? Waar ben je? Laat even iets horen, graag.’

      Toen hij ten slotte besefte dat zijn hersens zo uitgeput waren dat ze nutteloos waren geworden, kroop Gurney bij Madeleine in bed. Maar de slaap, toen hij eindelijk kwam, was nauwelijks slaap te noemen. Zijn geest zat vast in een van die koortsige, oppervlakkige, groeven – waarin de zin ‘Hardwick – spreek een bericht in’ in allerlei soorten en verdraaiingen bleef terugkeren.

Peter Pan moet sterven
titlepage.xhtml
559a67aa2bb572.html
559a67aa2bb573.html
559a67aa2bb574.html
559a67aa2bb575.html
559a67aa2bb576.html
559a67aa2bb577.html
559a67aa2bb578.html
559a67aa2bb579.html
559a67aa2bb5710.html
559a67aa2bb5711.html
559a67aa2bb5712.html
559a67aa2bb5713.html
559a67aa2bb5714.html
559a67aa2bb5715.html
559a67aa2bb5716.html
559a67aa2bb5717.html
559a67aa2bb5718.html
559a67aa2bb5719.html
559a67aa2bb5720.html
559a67aa2bb5721.html
559a67aa2bb5722.html
559a67aa2bb5723.html
559a67aa2bb5724.html
559a67aa2bb5725.html
559a67aa2bb5726.html
559a67aa2bb5727.html
559a67aa2bb5728.html
559a67aa2bb5729.html
559a67aa2bb5730.html
559a67aa2bb5731.html
559a67aa2bb5732.html
559a67aa2bb5733.html
559a67aa2bb5734.html
559a67aa2bb5735.html
559a67aa2bb5736.html
559a67aa2bb5737.html
559a67aa2bb5738.html
559a67aa2bb5739.html
559a67aa2bb5740.html
559a67aa2bb5741.html
559a67aa2bb5742.html
559a67aa2bb5743.html
559a67aa2bb5744.html
559a67aa2bb5745.html
559a67aa2bb5746.html
559a67aa2bb5747.html
559a67aa2bb5748.html
559a67aa2bb5749.html
559a67aa2bb5750.html
559a67aa2bb5751.html
559a67aa2bb5752.html
559a67aa2bb5753.html
559a67aa2bb5754.html
559a67aa2bb5755.html
559a67aa2bb5756.html
559a67aa2bb5757.html
559a67aa2bb5758.html
559a67aa2bb5759.html
559a67aa2bb5760.html
559a67aa2bb5761.html
559a67aa2bb5762.html
559a67aa2bb5763.html
559a67aa2bb5764.html
559a67aa2bb5765.html
559a67aa2bb5766.html
559a67aa2bb5767.html
559a67aa2bb5768.html
559a67aa2bb5769.html
559a67aa2bb5770.html
559a67aa2bb5771.html
559a67aa2bb5772.html
559a67aa2bb5773.html
559a67aa2bb5774.html
559a67aa2bb5775.html