16
Als het mes
Nadat hij het appartement had geopend en zeker wist dat Gurney er nog zou zijn als hij een uur later terugkwam, ging de haatdragende Frank verder met zijn ronde – volgens hem hoorden daar alle eigendommen bij van Spalter Realty in Long Falls.
Het appartement was klein maar relatief licht in vergelijking met de sombere hal. De voordeur kwam uit op een nauwe foyer met een planken vloer met vochtplekken. Rechts lag een kombuisachtige keuken, links een lege kast en een toilet. Rechtdoor lag een kamer van gemiddelde grootte met twee ramen.
Gurney opende beide ramen om wat frisse lucht binnen te laten. Hij keek uit over Axton Avenue, achter de smalle rivier die ernaast liep, en de lage bakstenen muur van Willow Rest. Daar, op een kleine helling begrensd door bomen, rododendrons, seringen en rozenstruiken lag de plek waar Carl Spalter was neergeschoten en later begraven. Aan drie kanten gehuld in gebladerte deed het Gurney denken aan een toneel. Er was zelfs een soort boog op een voortoneel, een illusie die werd gecreëerd door het horizontale gedeelte van een lichtmast die aan de rivierkant van de avenue stond en die vanuit Gurneys gezichtspunt gezien als een boog over de locatie spande.
Het toneelbeeld onderstreepte de andere theatrale aspecten van de zaak. Er was iets opera-achtigs aan het leven van een man dat eindigde bij zijn moeders graf, een man die gewond neerviel op dezelfde grond waar hij zelf weldra in zou worden begraven. En iets melodramatisch in het begeleidende verhaal van overspel en hebzucht.
Gurney stond als aan de grond genageld door de setting, en hij voelde die vreemde tinteling die hij altijd voelde als hij geloofde dat hij op de plek stond waar een moordenaar had gestaan, hetzelfde zag wat de moordenaar had gezien. Er lag toen op die fatale dag echter een licht laagje sneeuw op de grond; en volgens de foto’s uit het dossier waren er twee rijen stoelen, zestien in totaal, neergezet voor de rouwenden, aan de andere kant van het open graf van Mary Spalter. En de positie van het draagbare podium. En Carls positie. Paulette was zeer precies geweest over de positie van Carls lichaam toen het op de grond viel, maar Gurney wilde alles in zijn geheel zien, alles waar het was op het moment dat het schot werd afgevuurd. Hij besloot naar beneden te gaan en de foto’s van de plaats delict uit zijn auto te halen.
Net toen hij het appartement wilde verlaten, ging zijn telefoon.
Het was wederom Paulette, geagiteerder dan voorheen. ‘Luister, rechercheur Gurney, misschien begrijp ik het verkeerd, maar dit zit me echt dwars. Ik moet u vragen... suggereerde u dat Jonah... ik bedoel, wat zei u nou eigenlijk precies?’
‘Ik zeg dat die zaak misschien niet zo gesloten is als iedereen denkt. Misschien heeft Kay Carl neergeschoten. Maar als dat niet zo is...’
‘Maar hoe kunt u geloven dat uitgerekend Jonah...’ De stem van Paulette ging omhoog.
‘Wacht even. Alles wat ik nu weet is dat ik meer moet weten. Ondertussen wil ik dat je voorzichtig bent. Ik wil dat je veilig bent. Dat is alles wat ik zeg.’
‘Oké, ik begrijp het. Sorry.’ Het geluid van haar ademhaling werd kalmer. ‘Is er iets wat ik kan doen om te helpen?’
‘Toevallig wel, ja. Ik ben nu in het appartement waar het schot vandaan kwam. Ik wil weten wat de schutter zag vanuit dit raam. Het zou me enorm helpen als je terugging naar de plek waar we eerder stonden, toen je me de positie liet zien van Carls hoofd op de grond.’
‘En de druppel bloed in de sneeuw.’
‘Ja. De druppel bloed in de sneeuw. Kun je daar nu heen?’
‘Waarom niet. Zeker.’
‘Geweldig, Paulette. Bedankt. Neem die felblauwe paraplu mee. Dat is een handige markering. En je telefoon, zodat je me kunt bellen als je daar bent. Oké?’
‘Oké.’
Gestimuleerd door dit voorspoedige verloop rende hij haastig naar beneden om het dossier uit zijn auto te halen. Hij kwam minuten later terug met een grote bruingele envelop onder zijn arm – net op tijd om te zien hoe iemand in het naastgelegen appartement naar binnen ging.
Gurney liep snel naar de deur en stak zijn voet tegen de stijl voordat hij kon worden gesloten.
Een kleine, pezige man met een lange, zwarte paardenstaart staarde hem aan. Na een moment begon hij een beetje raar te grijnzen, waarbij hij verschillende gouden tanden ontblootte, als een Mexicaanse bandiet in een politiek incorrecte western. Er lag een intensiteit in zijn blik die volgens Gurney afkomstig kon zijn van drugs, een gespannen aard of een geestelijke stoornis.
‘Kan ik iets voor u doen?’ De stem van de man klonk schor maar niet onvriendelijk.
‘Sorry dat ik u stoor,’ zei Gurney. ‘Dit heeft niets met u te maken. Ik wil alleen wat informatie over het appartement hiernaast.’
De man keek omlaag naar de voet tussen de deur.
Gurney glimlachte en deed een stap achteruit. ‘Nogmaals sorry. Ik heb nogal haast en ik kan niemand vinden die iets wil zeggen.’
‘Waarover?’
‘Eenvoudige zaken. Zoals wie er het langst in dit gebouw woont.’
‘Waarom?’
‘Ik ben op zoek naar mensen die hier acht, negen maanden geleden waren.’
‘Acht, negen maanden. Hmm.’ Hij knipperde voor de eerste keer. ‘Dat was rond de tijd van de Big Bang, nietwaar?’
‘Als u de schietpartij bedoelt, ja.’
De man streek over zijn kin alsof hij een sikje had. ‘Bent u op zoek naar Freddie?’
Even zei die naam hem niets. Toen herinnerde Gurney zich dat hij de naam Frederico nog iets in het transcript van de rechtszaak had gelezen. ‘Bedoelt u de Freddie die zei dat hij Kay Spalter in dit gebouw heeft gezien op de ochtend van de schietpartij?’
‘Dat is de enige Freddie die hier ooit heeft gezeten.’
‘Waarom zou ik naar hem op zoek zijn?’
‘Omdat hij wordt vermist. Waarom anders?’
‘Vermist sinds wanneer?’
‘Weet u dat niet? Is dit een grap? Wie bent u eigenlijk?’
‘Gewoon iemand die alles nog eens bekijkt.’
‘Klinkt als een zware taak voor gewoon iemand.’
‘Een vervelende klotezaak, eigenlijk.’
‘Dat is grappig.’ Hij glimlachte niet.
‘Sinds wanneer wordt Freddie vermist?’
‘Na dat telefoontje.’ Hij hield zijn hoofd schuin en keek Gurney van terzijde aan. ‘Man, ik dacht dat u al die shit al wist.’
‘Vertel me eens over dat telefoontje.’
‘Daar weet ik niks van. Alleen dat Freddie werd gebeld. Het klonk alsof het van een van jullie was.’
‘Van een politieman?’
‘Ja.’
‘En wanneer was dat?’
‘Vlak nadat die dame de bak is ingedraaid.’
Gurneys telefoon ging. Hij liet hem overgaan. ‘Heeft Freddie gezegd of hij werd gebeld door een politieman die Klemper heette?’
‘Zou kunnen.’
Gurneys telefoon bleef overgaan. Op het schermpje stond dat het Paulette Purdy was. Hij stak hem terug in zijn zak.
‘Woont u in dit appartement?’
‘Meestal.’
‘Bent u er later nog?’
‘Misschien.’
‘Misschien kunnen we nog eens praten?’
‘Misschien.’
‘Ik heet Dave Gurney. Mag ik uw naam weten?’
‘Bolo.’
‘Net als die das?’
‘Nee, man, niet net als die das.’ Hij grijnsde en toonde weer zijn gouden tanden. ‘Als het mes.’
