Bohuslän 1672

Drie dagen nadat de rechtszaak was beëindigd kwam Lars Hierne van de hekserijcommissie naar het gevang. Elin wachtte in het donker. Gelaten. Eenzaam. Ze hadden haar nu iets te eten gegeven, maar niet veel: ranzige pap die ze in een kom mikten met wat water. Ze was zwak en had het koud, en had zich erin geschikt dat er ’s nachts ratten aan haar tenen knabbelden. Al het andere hadden ze haar afgenomen, dus kon ze de ratten nu net zo goed het vlees van haar benen laten knagen.

Ze kneep haar ogen tot spleetjes tegen het licht toen de schout de deur opendeed en Hierne daar stond. Hij was net zo elegant gekleed als anders en hield een witte zakdoek voor zijn neus als bescherming tegen de stank. Zelf rook ze die niet meer.

‘Elin Jonsdotter, u bent aangeklaagd omdat u een heks bent en u hebt nu de kans uw misdaad te bekennen.’

‘Ik ben geen heks,’ zei ze zachtjes, en ze ging staan.

Ze probeerde tevergeefs het vuil van haar kleren te vegen, maar dat zat overal. Hierne keek haar met afkeer aan.

‘Dat is door de proef al bewezen. Ik heb gehoord dat u bleef drijven als een zwaan. Voeg daar de getuigenverklaringen in de rechtbank aan toe. Een bekentenis is uitsluitend omwille van uzelf. Opdat u kunt boeten voor uw misdaad en kunt worden opgenomen in de christelijke gemeenschap.’

Elin zocht steun tegen de koude stenen muur.

Die gedachte was duizelingwekkend. In de hemel te mogen komen, dat was het doel van het aardse bestaan. Je te verzekeren van een plaats aan Gods zijde en het eeuwige leven te krijgen, zonder de ontberingen die samenhingen met het dagelijkse geploeter van de arme mens.

Maar ze schudde haar hoofd. Het was een zonde om te liegen. Ze was immers geen heks.

‘Ik heb niets te bekennen,’ zei ze en ze wierp haar hoofd achterover.

‘Goed. Dan moeten we hiernaast verder praten,’ zei hij, en hij gebaarde met zijn hand naar de bewakers.

Ze trokken haar mee de gang op en duwden haar een kamer binnen. Elin hield haar adem in toen ze binnenkwamen. Een grote, lange man met een woeste rode baard keek haar aan. De ruimte stond vol vreemde instrumenten en apparaten, en Elin keek Hierne vragend aan.

Hij glimlachte.

‘Dit is meester Anders. Wij werken al jaren samen om het werk van de duivel aan het licht te brengen. Hij heeft heksen in het hele land laten bekennen. U zal dezelfde mogelijkheid geboden worden. Ik vraag het u daarom nog eenmaal: wilt u de mogelijkheid die u geboden wordt aangrijpen om uw misdaad te bekennen?’

‘Ik ben geen heks,’ fluisterde Elin, terwijl ze naar de voorwerpen in de kamer staarde.

Hierne snoof minachtend.

‘Goed, dan laat ik meester Anders zijn werk doen,’ zei hij, en hij verliet de ruimte.

De grote man met de volle rode baard keek haar zonder iets te zeggen aan. Zijn blik was niet onvriendelijk, eerder onverschillig. Dat was op de een of andere manier nog beangstigender dan de haat waar ze nu wel aan gewend was geraakt.

‘Alstublieft,’ zei ze smekend, maar hij reageerde niet.

Hij reikte naar een ketting aan het plafond, en Elins ogen verwijdden zich.

Ze begon te gillen en deinsde naar achteren tot ze de koude, vochtige stenen muur tegen haar rug voelde.

‘Nee, nee, nee!’

Zonder iets te zeggen pakte hij haar bij haar polsen. Ze verzette zich met haar naakte voeten op de stenen vloer, maar dat was zinloos. Hij bond zonder moeite haar handen en voeten vast. Toen hield hij Elin een schaar voor, en ze schreeuwde het uit. Ze wierp zich heen en weer over de vloer, maar hij pakte bedaard haar lange haar beet en begon het af te knippen. Lok na lok van haar mooie haar viel op de grond en ze snikte van machteloosheid.

Meester Anders stond op en pakte een fles die op tafel stond. Toen hij de kurk eruit trok, rook ze de geur van drank. Ja, hij had vast iets sterks nodig voor de plichten die hij moest uitvoeren. Ze hoopte dat hij haar een slokje zou geven dat zou verlichten en verdoven, maar meende niet dat dat zou gebeuren. In plaats van de fles aan zijn mond te zetten, goot hij de drank over haar hoofd en ze moest verwoed knipperen toen die in haar ogen liep.

Ze kon niets meer zien en moest afgaan op haar gehoor. Een raspend geluid; ze meende het geluid te herkennen van een vuurslag. Algauw rook ze een brandlucht. Ze werd nog banger dan ze al was en probeerde uit alle macht los te komen.

Toen kwam de gevreesde pijn. Meester Anders had de vlam naar haar hoofd gebracht, en de drank brandde op haar schedel en schroeide haar laatste haren weg, evenals haar wenkbrauwen.

Het was zo verschrikkelijk pijnlijk dat het net was alsof ze uit haar lichaam trad en zichzelf van buitenaf zag, van bovenaf. Toen het vuur was gedoofd rook ze de stank van verbrand haar in haar neusgaten, en ze werd misselijk.

Ze bevuilde zichzelf toen ze moest braken. Meester Anders gromde, maar zei nog steeds niets.

Ze werd overeind getrokken. Meester Anders bevestigde iets rond haar handen en ze werd in de lucht gehesen. De pijn van het vuur deed haar nog steeds naar adem happen, maar toen de ketting in haar polsen sneed en de bloedtoevoer blokkeerde schreeuwde ze het uit van de pijn.

Elin was helemaal van slag en begreep eerst niet wat hij nu in haar oksels smeerde. Maar toen rook ze de geur van zwavel en hoorde ze het geluid van de vuurslag weer. Ze spartelde koortsachtig, terwijl ze daar aan de ketting hing.

Elin gaf een brul toen meester Anders de zwavel in haar oksels aanstak. Toen die was uitgebrand zweeg ze en hing haar hoofd op haar borstkas. Ze kon alleen nog maar jammeren, zo hevig was de pijn.

Ze wist niet hoelang ze daar hing. Of het minuten waren of uren. Meester Anders was in elk geval in alle rust aan tafel gaan zitten eten. Toen hij klaar was, veegde hij zijn mond af. Het brandende gevoel in haar ogen was zover afgenomen dat Elin troebele schaduwen kon onderscheiden. De deur ging open en ze draaide haar hoofd die kant op, maar zag alleen een donkere gestalte. De stem herkende ze echter.

‘Bent u bereid uw misdaad te bekennen?’ vroeg Hierne langzaam en duidelijk. Elin voerde een innerlijke strijd. Ze wilde een eind maken aan de pijn, dat zeker, die moest tegen elke prijs stoppen, maar hoe zou ze iets kunnen bekennen wat ze niet had gedaan. Was het geen zonde om te liegen? Welk erbarmen zou God met haar hebben als ze loog?

Elin schudde haar gehavende hoofd en probeerde de woorden te formuleren met lippen die haar niet echt wilden gehoorzamen.

‘Ik… ben… geen… heks.’

Het werd even stil. Toen zei Hierne afgemeten: ‘Goed. Dan mag meester Anders doorgaan met zijn werk.

De deur ging dicht en ze was weer alleen met meester Anders.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html