d

‘Dit is een zware dag,’ zei Patrik, om zich heen kijkend in de vergaderruimte.

Niemand antwoordde of keek hem aan. Hij vermoedde dat ze net als hijzelf aan hun eigen kinderen en kleinkinderen dachten.

‘Bertil en ik hebben alle vakantieverloven ingetrokken, wat betekent dat iedereen met onmiddellijke ingang weer aan het werk moet,’ zei hij. ‘Ik hoop dat jullie daar begrip voor hebben.’

‘Ik denk dat ik namens ons allemaal spreek als ik zeg dat je ons niet weg had kunnen houden,’ zei Paula.

‘Eerlijk gezegd had ik niet anders verwacht,’ zei Patrik, en hij voelde grote dankbaarheid voor zijn collega’s in de kamer.

Zelfs voor Mellberg. Ook hij had niet geaarzeld.

‘Kunnen jullie het praktisch regelen? Ik weet dat de peuterspeelzaal momenteel dicht is…’

Hij keek eerst naar Martin.

‘Tuva kan naar Pia’s ouders als ik werk.’

‘Mooi,’ zei Patrik.

Omdat verder niemand iets zei, ging hij ervan uit dat Paula en Annika de situatie thuis ook hadden geregeld. De dood van een kind dreef alles op de spits. Dan moest iedereen paraat zijn, en hij wist dat hun vele uren werk te wachten stonden.

‘Gösta, hoe is het met de ouders?’ vroeg Patrik, tegen het bureau bij het whiteboard geleund.

‘Tja, zoals je kunt verwachten,’ antwoordde Gösta, en hij knipperde een paar keer met zijn ogen. ‘De dominee is geweest en ik heb ook de dokter laten komen, dus toen ik wegging hadden ze allebei iets gekregen om te slapen.’

‘Hebben ze geen familie die kan komen?’ vroeg Annika. Zij was ook zichtbaar aangedaan.

‘Eva’s ouders zijn overleden en die van Peter wonen in Spanje. Maar ze zitten inmiddels in het vliegtuig en zouden over een paar uur bij ze moeten zijn.’

Annika knikte.

Patrik wist dat ze een grote, drukke familie had en het gewend was veel mensen om zich heen te hebben.

‘Wat zegt Torbjörn? Hoe ver zijn ze gekomen?’ vroeg Martin, reikend naar de pompthermoskan die Annika voor de bijeenkomst met koffie had gevuld.

‘Het meisje is onderweg naar Göteborg voor sectie,’ zei Patrik zachtjes.

De beelden op zijn netvlies zouden nooit verdwijnen. Hij was erbij geweest toen ze Nea onder de boomstam vandaan tilden, en hij wist dat hij de komende tijd elke avond juist dat beeld voor zich zou zien als hij zijn ogen sloot. Er hadden geen grotere dieren aan haar gezeten in de kuil, maar er waren insecten tevoorschijn gekomen toen ze haar optilden. Beelden flitsten in een snel tempo voorbij. Hij had secties bijgewoond en wist hoe het eraan toeging. Maar al te goed. Hij wilde het kleine meisje niet voor zich zien, naakt en onbeschermd op een koude stalen tafel. Hij wilde niet weten waar Pedersen zou snijden, hoe de organen uit haar lichaam zouden worden gehaald, hoe alles wat haar ooit had doen leven zou worden gewogen en gemeten. Hij wilde niet weten hoe de hechtingen als een grote Y over haar borstkas zouden lopen.

‘Hoe ging het op de plaats delict?’ vroeg Gösta. ‘Hebben jullie iets van waarde gevonden?’

Patrik schrok op en probeerde de beelden van Nea die elkaar voortdurend afwisselden weg te duwen.

‘Ze hebben een heleboel materiaal verzameld, maar we weten nog niet of er iets van waarde tussen zit.’

‘Wat hebben ze zoal verzameld?’ vroeg Martin nieuwsgierig.

‘Schoenafdrukken, maar die kunnen net zo goed van de drie mannen zijn die haar hebben gevonden. Bovendien was het gebied een paar keer doorzocht, dus voor de zekerheid hebben alle mensen die daar hebben rondgelopen een afdruk van hun schoenen moeten laten maken. Is een van jullie daar ook geweest? In dat geval moeten ze jullie afdrukken ook hebben.’

‘Nee, niemand van ons had het gebied waar het meisje is gevonden,’ zei Gösta, en hij schonk ook een kop koffie in.

‘Schoenafdrukken – wat nog meer?’ vroeg Paula.

‘Ik weet het niet precies. Ik zag alleen dat ze dingen van de grond raapten en in zakjes stopten. We zullen Torbjörns rapport moeten afwachten; hij wil ons meestal pas informatie geven als hij het materiaal grondig heeft kunnen bekijken.’

Mellberg stond op en liep naar het raam.

‘Allejezus, wat is het hier warm.’

Hij trok aan de kraag van zijn overhemd alsof hij geen lucht kreeg. Onder zijn armen had hij grote zweetplekken en het haar boven op zijn hoofd was over zijn ene oor gezakt. Hij zette het raam open. Het verkeerslawaai was een beetje storend, maar niemand protesteerde toen de frisse lucht de benauwde kamer binnenstroomde. Ernst, de hond van het politiebureau, die op Mellbergs voeten had liggen hijgen, kwam overeind en sjokte naar het raam om ook wat frisse lucht op te snuiven. Met zijn grote lijf had hij veel last van de warmte en zijn tong hing ver uit zijn bek.

‘Hij heeft dus geen specifieke vondsten genoemd?’ vroeg Paula.

Patrik schudde zijn hoofd.

‘Nee, we moeten wachten op het eerste, voorlopige rapport van Torbjörn. En daarna moet ik Pedersen vragen wanneer we de uitslag van de sectie kunnen verwachten. Ik ben bang dat de rij enorm lang is, maar ik zal hem bellen om te horen wat hij kan doen.’

‘Jij was op de plaats delict. Kon je iets zien? Was ze…’

Martin vertrok zijn gezicht toen hij het vroeg.

‘Nee, en het heeft geen zin om te speculeren voordat Pedersen naar haar heeft gekeken.’

‘Met wie moeten we als eerste gaan praten? Zijn er al verdachten?’ zei Martin, met een pen op de tafel tikkend. ‘Wat denken we van de ouders? Het zou niet de eerste keer zijn dat ouders hun kind vermoorden en daarna de indruk proberen te wekken dat iemand anders het heeft gedaan.’

‘Nee, dat kan ik me niet voorstellen,’ zei Gösta, en hij zette zijn kopje zo hard neer dat de koffie er bijna uit spatte.

Patrik stak een hand omhoog.

‘Op dit moment hebben we geen reden om aan te nemen dat Nea’s ouders hier op de een of andere manier bij betrokken zijn. Maar Martin heeft wel een punt: we kunnen die mogelijkheid niet uitsluiten. We moeten zo snel mogelijk met ze gaan praten, deels om te kijken of ze een alibi hebben, deels om te zien of ze misschien over informatie beschikken die ons verder kan helpen. Maar ik ben het met Gösta eens dat er niets is wat in hun richting wijst.’

‘Omdat het meisje naakt was, moeten we misschien kijken of er zedendelinquenten met belangstelling voor kinderen in de omgeving te vinden zijn,’ stelde Paula voor.

Het werd helemaal stil rond de tafel. Niemand wilde eraan denken wat haar voorstel eigenlijk betekende.

‘Helaas heb je gelijk,’ zei Mellberg na een poosje. ‘Maar hoe had je gedacht dat aan te pakken?’

Hij zweette nog steeds hevig en hijgde net zo hard als Ernst.

‘Er zijn momenteel duizenden toeristen,’ ging hij verder. ‘We kunnen gewoon niet weten of daar zedendelinquenten of pedofielen tussen zitten.’

‘Nee, dat is waar. Maar we kunnen kijken naar de zedenaangiften die deze zomer zijn binnengekomen. Heeft laatst niet een vrouw aangifte gedaan van een man die stiekem kleine kinderen op het strand fotografeerde?’

‘Klopt,’ knikte Patrik. ‘Ik heb die aangifte opgenomen. Goed gedacht. Annika, wil jij kijken wat we sinds mei binnen hebben gekregen? Kijk naar alles wat interessant kan zijn – liever te fijnmazig dan te grofmazig. Als jij de boel eerst verzamelt, kunnen we later wel een schifting maken.’

‘Komt voor elkaar,’ zei ze, en ze maakte een aantekening op haar notitieblok.

‘We kunnen niet om de hete brij heen blijven draaien,’ zei Paula, terwijl ze koffie inschonk.

De thermoskan begon te sissen ten teken dat de koffie bijna op was en Annika stond op om hem weer te vullen. Koffie was de brandstof waar ze allemaal op draaiden.

‘Ja, ik weet wat je bedoelt,’ zei Patrik. ‘De zaak-Stella. Helen en Marie.’

‘Ja,’ zei Gösta. ‘Ik werkte dertig jaar geleden hier op het bureau. Helaas kan ik me geen details van het onderzoek herinneren. Het is lang geleden, en Leif liet mij alle lopende zaken afhandelen, terwijl hij het onderzoek en de verhoren deed. Maar ik weet nog dat het een enorme schok voor het dorp was toen Helen en Marie eerst zeiden dat zij Stella hadden gedood en vervolgens hun bekentenis introkken. Ik kan me niet voorstellen dat het een toevallige samenloop van omstandigheden is dat Nea van dezelfde boerderij verdwijnt en op dezelfde plek wordt gevonden. En dat het net gebeurt als Marie voor het eerst in dertig jaar terugkeert… Het is mij allemaal iets te toevallig.’

‘Ik ben het met je eens,’ zei Mellberg. ‘We moeten met beide dames gaan praten. Hoewel ik er niet bij was toen het gebeurde, heb ik natuurlijk over de zaak gehoord, en ik heb het altijd heel akelig gevonden dat ze op zo’n jonge leeftijd een klein meisje hebben vermoord.’

‘Ze houden allebei al jaren vast aan hun onschuld,’ merkte Paula op.

Mellberg snoof.

‘Ja, maar eerst hebben ze bekend. Ik heb er nooit aan getwijfeld dat zij het meisje hebben vermoord. En je hoeft geen Einstein te zijn om twee en twee bij elkaar op te tellen als het weer gebeurt, net nu ze voor het eerst in dertig jaar weer bij elkaar zijn.’

Hij tikte tegen de zijkant van zijn neus.

‘Laten we voorzichtig zijn en geen overhaaste conclusies trekken,’ zei Patrik. ‘Maar ik ben het met Bertil eens dat we met ze moeten praten.’

‘Voor mij is het zonneklaar,’ zei Mellberg. ‘Marie komt terug in Fjällbacka, zij en Helen worden herenigd. Er wordt een nieuwe moord gepleegd.’

Annika kwam terug met de thermoskan, die weer gevuld was met verse koffie.

‘Heb ik iets gemist?’

‘We hebben alleen vastgesteld dat we moeten kijken of er overeenkomsten zijn met de zaak-Stella,’ zei Patrik. ‘En dat we dus met Helen en Marie moeten praten.’

‘Ja, het is inderdaad nogal vreemd,’ zei Annika, die ging zitten.

Patrik keek naar het whiteboard.

‘We moeten objectief blijven. Maar het is van het grootste belang dat we ons in de zaak-Stella en het onderzoek van 1985 verdiepen. Annika, wil jij proberen de processen-verbaal van verhoor en alle verdere info over het onderzoek op te snorren? Ik weet dat dat moeilijk kan zijn gezien de chaos beneden in het archief, maar doe in elk geval een poging.’

Annika knikte en maakte weer een aantekening op haar notitieblok.

Patrik zweeg even, want hij betwijfelde of wat hij wilde zeggen wel goed doordacht was. Maar als hij nu niets zei, zou het ongetwijfeld op een andere manier naar buiten komen en dan zou hij op zijn donder krijgen omdat hij het had verzwegen.

‘Over de zaak-Stella gesproken…’ zei hij, zonder zijn zin af te maken. Toen begon hij opnieuw. ‘Het zit zo. Erica is met een nieuw boek bezig. En… dat gaat over juist die zaak.’

Mellberg ging rechtop zitten.

‘Daar moet ze dan maar even mee wachten,’ zei hij. ‘We hebben genoeg problemen gehad doordat jouw vrouw zich voortdurend met ons werk bemoeit. Dit is iets voor de politie, niet voor burgers zonder opleiding of ervaring met het politievak.’

Het kostte Patrik de grootste moeite om niet op te merken dat ze bij de laatste grote onderzoeken veel meer aan Erica hadden gehad dan aan Mellberg. Hij wist dat het niet zou helpen Mellberg te beledigen. Zijn chef zou toch altijd overtuigd blijven van zijn eigen voortreffelijkheid, en Patrik had geleerd om om hem heen te werken in plaats van met hem. Op zich wist hij ook, uit ervaring, dat het geen zin had om tegen Erica te zeggen dat ze de zaak-Stella moest laten rusten. Als ze eenmaal ergens in was gedoken, zou ze pas stoppen als ze antwoord had gekregen op haar vragen. Maar dat hoefde hij hier niet te zeggen. Hij vermoedde dat iedereen behalve Mellberg dat wel wist.

‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Ik zal het tegen Erica zeggen. Maar ze heeft al heel wat research gedaan; daarom dacht ik dat we haar misschien als een adviseur kunnen beschouwen die ons kan helpen met de achtergrondfeiten. Wat zouden jullie ervan vinden als ik haar vraag vanmiddag naar het bureau te komen, zodat ze kan vertellen wat ze over de zaak weet?’

‘Een superidee,’ zei Gösta, en iedereen behalve Mellberg knikte instemmend.

Maar hij wist wanneer hij zich gewonnen moest geven en mompelde uiteindelijk: ‘Tja, dat moet dan maar.’

‘Mooi, dan bel ik haar zodra we hier klaar zijn,’ zei Patrik. ‘En jij kunt haar wellicht souffleren met wat jij nog weet, Gösta?’

Gösta knikte met een scheef glimlachje en gaf aan dat dat niet veel was.

‘Goed, wat moeten we nog meer doen?’ zei Patrik.

‘Een persconferentie,’ zei Mellberg, en hij zag er ineens een stuk kwieker uit.

Patrik vertrok zijn gezicht, maar besefte dat hij zijn strijd moest weten te kiezen. Mellberg mocht de persconferentie doen, en ze moesten maar hopen dat hij zo weinig mogelijk schade zou aanrichten.

‘Annika, kun jij voor vanmiddag een persconferentie beleggen?’

‘Natuurlijk,’ zei ze, en ze maakte weer een aantekening op haar blok. ‘Voor- of nadat Erica is geweest?’

‘Doe maar ervoor,’ zei Patrik. ‘Om twee uur zou mooi zijn; dan zorg ik ervoor dat Erica rond halfvier hier is.’

‘Goed, een persconferentie om twee uur. De telefoon staat roodgloeiend, dus het is fijn dat ik ze nu iets kan zeggen.’

‘Ja, we moeten ons er allemaal van bewust zijn dat dit een mediacircus gaat worden,’ zei Patrik.

Hij zat met over elkaar geslagen benen en gekruiste armen op een stoel bij het bureau en schoof even onrustig heen en weer. In tegenstelling tot Mellberg zag hij de belangstelling van de media alleen maar als een belemmering voor het onderzoek. Een enkele keer leidde de berichtgeving van de media natuurlijk tot belangrijke tips van het grote publiek, maar de positieve effecten werden meestal overschaduwd door de negatieve.

‘Rustig maar, dat onderdeel regel ik,’ zei Mellberg tevreden, en hij leunde achterover op zijn stoel.

Ernst was weer op zijn voeten gaan liggen, en hoewel het moest voelen alsof hij een paar warme wollen sokken aanhad, leek Mellberg het niet erg te vinden. Erica zei weleens dat zijn liefde voor de grote, harige hond een van zijn weinige verzachtende eigenschappen was.

‘Probeer je woorden op een goudschaaltje te wegen,’ zei Patrik, die maar al te goed wist dat Mellberg er meestal van alles uitflapte, ongeremd, ongecensureerd en zonder er goed over na te denken.

‘Ik heb veel ervaring met het journaille. Tijdens mijn jaren in Göteborg…’

Patrik onderbrak hem.

‘Geweldig, jij verzorgt de persconferentie. Zullen we voor die tijd nog even afstemmen wat we willen vertellen en wat we voor onszelf moeten houden?’

Mellbergs gezicht betrok.

‘Zoals ik net zei: tijdens mijn jaren in Göteborg…’

‘Hoe verdelen we de rest van de taken?’ vroeg Martin in een poging een eind te maken aan Mellbergs relaas, en Patrik richtte zich dankbaar tot hem.

‘Ik ga Torbjörn en Pedersen bellen om te horen wanneer we meer informatie van hen kunnen verwachten.’

‘Ik kan met Nea’s ouders gaan praten,’ zei Gösta, ‘maar ik wil eerst de dokter bellen om te horen hoe ze eraan toe zijn.’

‘Wil je dat er iemand met je meegaat?’ vroeg Patrik, die weer een steek in zijn buik voelde toen hij aan Eva en Peter dacht.

‘Nee, ik ga wel alleen. De anderen hebben genoeg te doen,’ vond Gösta.

‘Ik kan met de meisjes gaan praten die voor de moord op Stella zijn veroordeeld,’ zei Paula. ‘Of “vrouwen” moet ik zeggen, het zijn geen meisjes meer.’

‘Ik ga graag met je mee,’ zei Martin en hij stak als een schooljongen zijn hand omhoog.

‘Prima,’ Patrik knikte. ‘Maar wacht tot Erica ons wat meer feiten heeft gegeven. Tot die tijd kunnen jullie ouderwets buurtonderzoek doen in de directe omgeving van de boerderij. Mensen die afgelegen wonen merken afwijkende gebeurtenissen en ongewone bewegingen vaak op. Het kan de moeite waard zijn.’

‘Goed,’ zei Paula. ‘Wij gaan met de naaste buren praten.’

‘Ik bewaak het fort hier,’ zei Patrik. ‘De telefoon staat roodgloeiend, en voor de persconferentie wil ik kijken wat we allemaal hebben.’

‘En ik moet me voorbereiden,’ zei Mellberg, die voelde of zijn haar nog goed op zijn hoofd lag.

‘Aan het werk. Er is genoeg te doen,’ zei Patrik, waarmee hij aangaf dat de bijeenkomst was afgelopen.

De kleine ruimte was nu zo benauwd en warm dat je er bijna geen adem kreeg. Hij kon niet wachten tot hij de kamer kon verlaten, en hij vermoedde dat zijn collega’s hetzelfde voelden. Het eerste wat hij ging doen was Erica bellen. Hij wist niet zeker of het wel zo verstandig was haar bij het onderzoek te betrekken. Maar volgens hem hadden ze geen keus. Met een beetje geluk beschikte zij over informatie die hen zou helpen Nea’s moordenaar te vinden.

Hoewel ze al jaren hardliep, was de eerste kilometer altijd zwaar; daarna ging het makkelijker. Helen voelde hoe haar lichaam reageerde en hoe haar ademhaling regelmatiger werd.

Ze was begonnen met hardlopen toen de rechtszaak voorbij was. De eerste keer rende ze vijf kilometer om alle frustratie uit haar lichaam kwijt te raken. Haar passen op de onverharde weg, de wind in haar haar en de geluiden van de omgeving waren het enige wat de wereld tot zwijgen bracht.

Ze rende elke keer verder en werd steeds beter. In de loop van de jaren had ze meer dan dertig marathons gelopen. Maar alleen in Zweden. Ze droomde van de marathons in New York, Sydney en Rio, maar ze moest dankbaar zijn dat James het goedvond dat ze aan de Zweedse wedstrijden meedeed.

Dat ze een eigen hobby mocht hebben, dat ze elke dag een paar uur mocht besteden aan hardlopen, kwam alleen doordat hij de discipline in de sport respecteerde. Dat was het enige waarvoor hij ontzag had: dat ze in staat was tientallen kilometers hard te lopen, dat haar psyche sterker was dan de beperkingen van haar lichaam. Maar ze kon hem nooit vertellen dat tijdens het hardlopen alles wat er was gebeurd werd gewist. Het werd wazig, het kwam op afstand te staan, een droom die ze ooit had gedroomd.

Vanuit haar ooghoek zag ze het huis dat op de plek van Maries ouderlijk huis was gebouwd. Het had er al gestaan toen Helen terugkwam in Fjällbacka. Haar ouders waren vrijwel meteen na de tragedie verhuisd. Harriet had de praatjes, de roddels, de heimelijke blikken en het gefluister niet aangekund.

James en haar vader, KG, hadden elkaar tot zijn dood heel regelmatig gezien. Soms waren Sam en zij met James meegegaan als hij naar Marstrand ging, maar alleen omdat Sam op die manier zijn groot­ouders kon ontmoeten. Zelf wilde ze geen contact met hen. Ze hadden haar in de steek gelaten toen ze hen het hardst nodig had, en dat was iets wat ze hun nooit zou kunnen vergeven.

Ze kreeg een dof gevoel in haar benen en wist dat ze haar paslengte moest corrigeren. Zoals met zoveel andere dingen had het haar veel inspanning gekost om een goede paslengte te ontwikkelen. Niets was ooit makkelijk of natuurlijk voor haar geweest.

Nee, nu loog ze tegen zichzelf. Het leven vóór die dag was makkelijk geweest. Toen waren ze nog steeds een gezin geweest. Ze kon zich geen problemen herinneren, geen belemmeringen, alleen maar lichte zomerdagen en de geur van haar moeders parfum als ze haar ’s avonds instopte. En de liefde. Ze herinnerde zich de liefde.

Ze verhoogde haar tempo om de gedachten te verdringen. Die meestal door het hardlopen werden gewist. Waarom drongen die zich nu op? Zou ze zelfs deze vrijplaats niet mogen behouden? Had Maries terugkeer alles verpest?

Bij elke ademhaling voelde Helen hoe anders alles was. Het werd steeds moeilijker om te ademen. Uiteindelijk moest ze stoppen. Haar benen waren helemaal gevoelloos, haar lichaam verzadigd met melkzuur. Voor het eerst won haar lichaam het van haar wil. Helen merkte pas dat ze ineenzakte toen ze op de grond lag.

Bill keek om zich heen in het restaurant van hotel- en conferentiecentrum TanumStrand. Er zaten maar vijf mensen. Vijf vermoeide gezichten. Hij wist dat ze de hele nacht naar de kleine Nea hadden gezocht. Gun en hij hadden het er op weg hiernaartoe over gehad of ze de bijeenkomst moesten verzetten, maar Bill was ervan overtuigd dat dit precies was wat ze nodig hadden.

Maar dat er slechts vijf mensen zouden zijn, had hij niet verwacht.

Rolf had op een tafel thermoskannen met koffie en broodjes met kaas en paprika neergezet, en Bill had zichzelf al voorzien. Hij nam een slok koffie en op een stoel vlak naast hem deed Gun hetzelfde.

Bill keek van de vermoeide gezichten naar Rolf, die bij de ingang van het restaurant stond.

‘Zou jij de aanwezigen willen voorstellen?’ vroeg hij.

Rolf knikte.

‘Dit is Karim. Hij is met zijn vrouw en twee kinderen naar Zweden gekomen. Werkte voor die tijd als journalist in Damascus. Dan hebben we Adnan en Khalil, zestien en achttien jaar; ze zijn hier in hun eentje naartoe gekomen en hebben elkaar in het asielzoekerscentrum leren kennen. Dit is Ibrahim, de oudste van de groep. How old are you, Ibrahim?

De man naast Rolf had een grote baard. Glimlachend stak hij vijf vingers op.

Fifty.’

‘Dat klopt, Ibrahim is vijftig, en hij is hier met zijn vrouw. En als laatste hebben we Farid; hij is hier met zijn moeder.’

Bill knikte naar een man met een kaalgeschoren hoofd en een enorm lichaam. Hij leek een jaar of dertig en naar zijn omvang te oordelen deed hij de hele dag niet veel anders dan eten. De gewichtsverdeling kon lastig worden met iemand die drie keer zo zwaar leek te zijn als de anderen, maar voor alles was een oplossing. Je moest positief denken. Als hij dat niet had gedaan, zou hij het nooit hebben overleefd toen zijn boot vlak voor de kust van Zuid-Afrika was omgeslagen en de witte haaien om hem heen begonnen te cirkelen.

‘En ik heet Bill,’ zei hij langzaam en duidelijk. ‘Ik zal zo veel mogelijk Zweeds met jullie praten.’

Rolf en hij waren overeengekomen dat dat waarschijnlijk het beste was. Dit was allemaal bedoeld om hun de taal te leren en hen sneller te laten inburgeren.

Iedereen behalve Farid zag eruit als een levend vraagteken. Hij antwoordde in niet accentloos, maar heel behoorlijk Zweeds: ‘Ik ben enige die Zweeds oké verstaat, ik ben hier het langst en heb hard gestudeerd, heel hard. Ik kan misschien in het begin beetje helpen tolken. Zodat de mannen begrijpen?’

Bill knikte. Dat klonk zinnig. De nieuwe termen en woorden over het zeilen waren soms al moeilijk genoeg voor geboren en getogen Zweden. Farid sprak snel en rap in het Arabisch en herhaalde wat Bill had gezegd. De anderen knikten.

‘Wij proberen… te begrijpen… Zweeds… en leren,’ zei de man die Karim heette.

‘Mooi! Good!’ zei Bill, en hij stak een duim omhoog. ‘Kunnen jullie zwemmen?’

Hij maakte zwembewegingen in de lucht, en Farid herhaalde Bills woorden. De vijf mannen praatten snel, en Karim antwoordde weer voor iedereen, in moeizaam Zweeds.

‘Wij kunnen… Daarom wij doen deze cursus. Anders niet.’

‘Hoe hebben jullie dat geleerd?’ vroeg Bill opgelucht, maar verbaasd. ‘Zijn jullie vaak aan de kust geweest?’

Farid vertaalde rap en de anderen begonnen te lachen.

‘We hebben badhuizen,’ zei hij met een glimlach.

‘Ja, natuurlijk.’

Bill voelde zich onnozel. Hij durfde niet naar Gun te kijken, maar hoorde haar ingehouden snuiven. Hij moest echt het een en ander over Syrië gaan lezen om niet als een volslagen onkundige idioot over te komen. Hij was op veel plaatsen in de wereld geweest, maar hun land was een witte vlek op de kaart.

Hij pakte nog een broodje. Er zat een dikke laag boter op, precies zoals hij het graag had.

Karim stak zijn hand omhoog en Bill knikte naar hem.

‘Wanneer… wij beginnen?’

Karim zei in het Arabisch iets tegen Farid, die aanvulde: ‘Wanneer gaan we zeilen?’

Bill maakte een weids gebaar met zijn armen.

‘We hebben geen tijd te verliezen. De Ronde om Dannholmen is over een paar weken, dus we starten morgen! Rolf brengt jullie met de auto naar Fjällbacka en dan beginnen we om negen uur. Neem wat extra kleren mee. Als het waait is het op het water kouder dan op het land.’

Toen Farid dit voor de anderen had vertaald, schoven ze een ­beetje onrustig heen en weer. Ze zagen er ineens onzeker uit. Maar Bill keek hen met een naar hij hoopte innemende glimlach bemoedigend aan. Dit zou super worden. Problemen bestonden niet. Alleen maar oplossingen.

‘Fijn dat de kinderen bij jou mochten zijn,’ zei Erica, en ze ging op het half aangelegde terras tegenover Anna zitten.

Ze had dankbaar ja gezegd tegen een glas koude ijsthee. De warmte was drukkend en omdat de airco in de auto kapot was, had ze het gevoel veertig dagen in de woestijn te hebben rondgelopen. Ze pakte het glas dat Anna uit een karaf had volgeschonken en dronk het achter elkaar leeg. Anna lachte en schonk nog een keer in, en nu Erica haar ergste dorst had gelest, kon ze wat rustiger aan doen.

‘Het is allemaal heel goed gegaan,’ zei Anna. ‘Ze zijn zo lief geweest dat ik ze amper heb gehoord.’

Erica grijnsde.

‘Weet je zeker dat je het over mijn koters hebt? De oudste kan best braaf zijn, maar de twee kleine wildebrassen herken ik niet in wat je zegt.’

Erica meende echt wat ze zei. Toen de tweeling kleiner was, waren ze heel verschillend geweest. Anton was rustiger en bedachtzamer geweest, terwijl Noel nooit stil had gezeten en overal aanzat. Nu bevonden ze zich allebei in een fase met veel te veel energie, en dat was slopend. Maja had die fase nooit gehad, en ook haar peuter­puberteit was enorm meegevallen; daarom was dit voor Patrik en haar nogal als een verrassing gekomen. En ook nog eens dubbelop. Erica had de kinderen graag de rest van de dag bij Anna gelaten, maar haar zus zag er zo moe uit dat ze het hart niet had nog meer misbruik van haar te maken.

‘Hoe ging het?’ vroeg Anna, en ze leunde achterover in de ligstoel met een kussen met een schreeuwerig zonnemotief.

Anna ergerde zich elke keer dat ze op het terras zaten aan deze kussens, maar Dans moeder had ze gemaakt en die was zo lief dat Anna geen andere durfde te kopen. Op dat punt had Erica in elk geval geluk: Patriks moeder Kristina had helemaal niets met huisvlijt.

‘Het heeft niet veel opgeleverd,’ zei Erica somber. ‘Haar vader is al jaren dood en ze herinnerde zich niet echt veel. Ze dacht ook niet dat er nog onderzoeksmateriaal bewaard was gebleven. Maar ze zei iets interessants, namelijk dat Leif zich was gaan afvragen of ze het wel goed hadden gedaan.’

‘Je bedoelt dat hij was gaan twijfelen of de meisjes schuldig waren?’ zei Anna, en ze sloeg een steekvlieg weg die koppig om hen heen cirkelde.

Erica hield het insect goed in de gaten. Ze haatte alles wat wespen en steekvliegen heette.

‘Ja. Ze zegt dat hij daar niet van overtuigd was, vooral niet aan het eind.’

‘Maar ze hebben toch bekend?’ zei Anna, die het insect weer wegsloeg.

Maar de steekvlieg werd alleen een beetje suf en bleef aanvallen zodra hij zich weer had gestabiliseerd.

‘Nu ben ik het zat, rotbeest!’

Anna stond op, pakte een weekblad van de tafel, rolde het op en gaf de steekvlieg zo’n harde mep dat het beest op het tafelzeil werd verpulverd.

Erica glimlachte bij de aanblik van haar hoogzwangere zus die op insectenjacht was. Niets wat Anna deed zag er tegenwoordig echt soepel uit.

‘Lach jij maar,’ zei Anna verbolgen, en ze veegde het zweet van haar voorhoofd voordat ze weer ging zitten. ‘Waar waren we gebleven? Ja, ze hadden toch bekend?’

‘Dat klopt, en die bekentenis lag ten grondslag aan het vonnis. Omdat ze zo jong waren, kregen ze geen straf, maar hun schuld werd bewezen geacht.’

‘Maar waarom zouden ze niet schuldig zijn als ze hadden bekend en schuldig waren bevonden?’ vroeg Anna.

‘Ik weet het niet. De rechtbank oordeelde dat de meisjes het misdrijf samen hadden gepleegd. Maar die bekentenis… Ze waren dertien. Het is vast niet moeilijk om kinderen van die leeftijd in een dergelijke situatie van alles te laten zeggen. Ze moeten bang zijn geweest. En toen ze hun bekentenis introkken, was het te laat. De zaak leek opgelost en niemand geloofde ze.’

‘Stel je voor dat ze echt onschuldig waren,’ zei Anna, en ze staarde Erica aan. ‘Wat een tragedie zou dat zijn. Het leven van twee dertienjarige meisjes verwoest. De ene woont hier toch? Best moedig, moet ik zeggen.’

‘Ja, het is nogal bijzonder dat ze na een paar jaar in Marstrand te hebben gewoond terug durfde te komen. Je weet hoe er hier in het dorp wordt gepraat. Maar anderzijds worden de mensen het geklets na verloop van tijd vaak beu.’

‘Heb je haar al gesproken? Voor het boek?’

‘Nee, ik heb een paar keer geprobeerd haar te benaderen, maar ze heeft niet gereageerd. Ik denk dat ik gewoon bij haar langsga. Dan zie ik wel of ze met me wil praten.’

‘Denk je dat wat er nu is gebeurd van invloed zal zijn op je boek?’ zei Anna zachtjes. ‘Met dat meisje?’

Zodra Erica had gehoord dat Nea was gevonden, had ze Anna gebeld. Het gerucht over de dood van het meisje zou zich toch als een lopend vuurtje door het hele dorp verspreiden.

‘Ik weet het niet,’ zei Erica aarzelend, en ze schonk nog wat ijsthee uit de kan. ‘Misschien dat de mensen nu meer geneigd zijn om te praten, maar het omgekeerde kan ook gebeuren. Ik weet het echt niet. Maar ik zal het vanzelf wel merken.’

‘En Marie? Onze glamoureuze Hollywoodster? Zal zij zich laten interviewen?’

‘Ik ben nu al een halfjaar in gesprek met haar pr-manager. Volgens mij is ze zelf met een boek bezig en weet ze niet of mijn verhaal haar zal helpen of juist alle belangstelling voor haar boek zal weghalen. Maar ik ga haar zeker opzoeken, dus we zullen zien.’

Anna humde. Erica wist dat alleen al het idee om stijfkoppig wildvreemde mensen te bezoeken voor haar zus een vreselijke nachtmerrie was.

‘Zullen we het over wat leukers hebben?’ zei Erica. ‘We moeten een vrijgezellenfeestje voor Kristina organiseren.’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Anna. Ze moest zo hard lachen dat haar grote buik ervan schudde. ‘Maar wat doe je met een bruid die… op leeftijd is? In de stad kusjes verkopen lijkt me niet echt gepast, om nog maar te zwijgen van parachutespringen of bungeejumpen.’

‘Nee, dat zie ik Kristina allemaal niet doen,’ vond ook Erica. ‘Maar we kunnen toch gewoon een leuke avond voor haar organiseren met een stel vriendinnen? Dineren bij Café Bryggan, goed eten en lekkere wijn – moeilijker hoeft het niet te worden.’

‘Klinkt als een prima idee,’ zei Anna. ‘Maar iets van een leuke ontvoering moeten we wel doen.’

Erica knikte.

‘Anders is het geen echt vrijgezellenfeest! Nu we het er toch over hebben: wanneer gaat Dan een eerbare vrouw van jou maken?’

Anna begon te blozen.

‘Niet zoals ik er nu uitzie. We hebben gezegd dat we eerst de komst van de baby afwachten. Daarna gaan we nadenken over een bruiloft.’

‘En wanneer…’ begon Erica, maar ze stopte toen de telefoon in haar tas ‘Mambo No. 5’ begon te spelen.

‘Dag, schat,’ antwoordde ze toen ze de naam op het display zag.

Ze luisterde naar Patrik en antwoordde met een paar korte zinnen.

‘Absoluut. Ja, ik regel iets voor de kinderen. Tot straks.’

Ze verbrak de verbinding en stopte de telefoon weer in haar tas. Toen keek ze vragend naar Anna. Het was nogal brutaal om weer een beroep op haar te doen, maar ze had geen andere keus. Kristina was de hele middag in Uddevalla; haar kon ze dus niet vragen.

‘Het is goed, ik kan wel op de kinderen passen, hoelang gaat het duren?’ lachte Anna toen ze Erica’s ongelukkige gezicht zag.

‘Kan ik ze tegen drieën weer komen brengen? Patrik heeft gevraagd of ik om halfvier op het bureau over de zaak-Stella wil komen praten. Dat betekent dat ik om vijf uur, halfzes weer terug ben. Zou dat kunnen?’

‘Dat is prima,’ zei Anna. ‘De kinderen luisteren beter naar mij dan naar jou.’

‘Je durft wel, zeg,’ zei Erica, en ze wierp haar jongere zus een kushandje toe.

Maar Anna had ontegenzeggelijk gelijk. De kinderen hadden zich als engeltjes gedragen.

‘Waar zijn ze bang voor, denk je?’

Sam merkte dat hij begon te lallen. De combinatie van zon en champagne was hem naar het hoofd gestegen. Hij hield het glas in zijn linkerhand; zijn rechterhand deed pijn en trilde nog van het schieten eerder op de ochtend.

‘Bang?’ zei Jessie.

Zij sprak ook niet helemaal duidelijk. Ze had al een paar glazen gedronken voordat hij kwam, en inmiddels hadden ze de tweede fles aangebroken.

‘Zal je moeder niet merken dat er flessen ontbreken?’ zei hij, met zijn glas wijzend naar Jessie.

De gele bubbels glinsterden toen de zon op het glas viel. Hij had er nooit bij stilgestaan dat champagne zo’n mooie drank was. Maar hij had de wijn dan ook nog nooit van dichtbij gezien.

‘O, dat komt wel goed, daar maakt ze zich niet druk om,’ zei Jessie, en ze gooide haar hoofd in de nek. ‘Als ze zelf maar genoeg heeft.’

Ze reikte naar de fles.

‘Maar wat bedoel je met bang? Zij zijn toch niet bang voor ons?’

‘Natuurlijk zijn ze wel bang,’ zei Sam, die zijn glas naar voren hield.

Het begon te schuimen en liep over de rand, maar hij lachte en likte zijn hand af.

‘Ze weten dat wij anders zijn dan zij. Ze voelen… Ze voelen de duisternis in ons.’

‘De duisternis?’

Ze sloeg hem zwijgend gade. Hij was dol op het contrast tussen haar groene ogen en lichte haar. Hij wou dat ze besefte hoe mooi ze was. Hij keek verder dan de extra kilo’s, de puistjes. Hij had zichzelf in haar herkend toen hij haar bij de Centrumkiosk had gezien, wist dat ze dezelfde verlatenheid in zich droegen. En hij zag dezelfde duisternis.

‘Ze weten dat wij ze haten. Ze zien alle haat die ze bij ons hebben voortgebracht, maar ze kunnen niet stoppen; ze blijven maar doorgaan, blijven iets voortbrengen wat ze vervolgens niet in de hand kunnen houden.’

Jessie giechelde.

‘God, wat klink je hoogdravend. Proost! We zitten hier in de zon, op een steiger naast een luxe woning, we drinken champagne en we hebben het hartstikke nice.’

‘Je hebt gelijk.’ Hij glimlachte toen hun glazen elkaar raakten. ‘We hebben het hartstikke nice.’

‘Omdat we het waard zijn,’ lalde Jessie. ‘Jij en ik. We zijn het zo godsallemachtig waard. Wij zijn beter dan zij. Zij zijn zelfs het vuil in onze navel niet waard.’

Ze hief haar glas met zo’n heftige beweging dat de helft van de champagne eruit spatte en op haar blote buik belandde.

‘O jee,’ zei ze, en ze giechelde weer.

Ze wilde een handdoek pakken, maar Sam hield haar tegen. Hij keek om zich heen. De steiger werd afgeschermd door een schutting en de boten in het water lagen een eind weg. Ze waren alleen op de wereld.

Hij knielde voor haar neer. Tussen haar benen. Ze keek gespannen naar hem omlaag. Langzaam likte hij de champagne van haar buik. Hij zoog de druppels uit haar navel op, en liet toen zijn tong rondgaan, op haar zonnewarme huid. Ze smaakte naar champagne en zweet. Hij tilde zijn hoofd op en keek in haar ogen. Met zijn blik vastgehaakt in de hare pakte hij de zijkanten van haar bikinibroekje vast en trok het langzaam omlaag. Toen hij haar proefde, hoorde hij hoe haar hijgende ademhaling zich vermengde met het gekrijs van de meeuwen boven hen. Ze waren alleen. Op de hele wereld.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html