d

‘Waarom denk je dat je moeder het goedvond dat ik met je praatte?’ vroeg Erica, terwijl ze naar de tiener keek die tegenover haar zat.

Ze was verbaasd geweest toen Sam aanbelde, maar ook heel blij. Sam kon haar misschien nieuwe invalshoeken over Helen als persoon geven en vertellen hoe het was om in de schaduw van een misdrijf op te groeien.

Hij haalde zijn schouders op.

‘Weet ik niet. Maar zij heeft toch ook met u gesproken?’

‘Jawel, maar ik kreeg de indruk dat ze jou altijd overal buiten heeft willen houden.’

Erica schoof een bord met kaneelbolletjes naar hem toe. Hij pakte er een en ze zag zijn zwarte nagellak, die her en der afgeschilferd en afgesleten was. Het had iets ontroerends: zijn pogingen om de laatste sporen van zijn kinderlijkheid te verbergen, zijn huid die op de T-­zone nog steeds vet en puisterig was, zijn slungelige lijf dat nog niet de beheersing had van een volwassene. Hij was een kind dat wanhopig graag volwassen wilde zijn en zich wilde onderscheiden, maar er tegelijk bij wilde horen. Erica voelde plotseling een overweldigende tederheid voor de jongen die tegenover haar zat; ze zag zijn eenzaamheid en onzekerheid, en vermoedde een enorme frustratie achter zijn opstandige blik. Het was vast niet makkelijk geweest: opgroeien in de schaduw van zijn moeders geschiedenis, geboren worden in een dorp vol fluisteringen en geruchten, die in de loop van de jaren weliswaar waren afgenomen, maar nooit helemaal waren verstomd.

‘Ze heeft mij er niet buiten kunnen houden,’ zei Sam somber, als om Erica’s gedachten te bevestigen.

Net zoals andere tieners leek hij het moeilijk te vinden om haar recht aan te kijken, maar ze zag dat hij aandachtig luisterde naar alles wat ze zei.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Erica.

De opnamefunctie van haar telefoon ving elk woord en elke toonval op.

‘Ik heb er al sinds ik klein was over horen praten. Ik weet niet eens hoe. Maar de mensen stelden vragen. Hun kinderen pestten me. Ik weet niet hoe oud ik was toen ik zelf dingen ging uitzoeken. Negen misschien? Ik heb op internet naar artikelen over de zaak gezocht; die waren niet moeilijk te vinden. Daarna ben ik alles gaan verzamelen wat ik maar kon vinden. Het zit thuis in mappen. Allemaal knipsels.’

‘Weet je moeder dat?’

Sam haalde zijn schouders op.

‘Nee, dat denk ik niet.’

‘Heeft ze het weleens gehad over wat er is gebeurd?’

‘Nee, met geen woord. We hebben er thuis nooit over gesproken.’

‘Had je dat wel gewild?’ vroeg Erica zachtjes, en ze stond op om koffie bij te schenken.

Sam had ook een kopje gewild, maar ze zag dat hij er nog niet van had gedronken. Ze vermoedde dat hij liever frisdrank had gehad, maar niet kinderlijk had willen lijken.

Sam haalde zijn schouders weer op. Hij keek verlangend naar het bord met kaneelbolletjes.

‘Neem gerust,’ zei Erica. ‘Zoveel je wilt. Wij proberen wat minder zoetigheid te eten, dus het is alleen maar goed als je ze opeet; dan kom ik niet in de verleiding.’

‘U ziet er hartstikke goed uit. U hoeft zich toch geen zorgen te maken?’ zei Sam ruimhartig en met de onschuld van een kind.

Erica glimlachte terwijl ze ging zitten. Sam was een aardige knul, en ze wou dat hij de rugzak die hij zijn hele leven al met zich meezeulde kon afzetten. Hij had niets verkeerd gedaan. Hij had er niet voor gekozen in een wirwar van schuld, beschuldigingen en verdriet te worden geboren. De zonden van zijn ouders waren niet zijn last. Toch zag ze die op zijn schouders drukken.

‘Zou het makkelijker zijn geweest als jullie er openlijk over hadden gesproken?’ herhaalde Erica.

‘Wij praten niet. Nergens over. Wij… Wij zijn niet zo’n gezin.’

‘Maar had je het gewild?’ hield ze aan.

Zijn hoofd ging omhoog en hij keek haar aan. De zwarte make-up maakte het moeilijk hem recht in de ogen te kijken, maar ergens flikkerde een vlammetje dat naar zuurstof snakte.

‘Ja,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ja, dat had ik wel gewild.’

Vervolgens haalde hij zijn schouders weer op. Het gebaar was zijn pantser, zijn verdediging. Zijn onverschilligheid was een onzichtbaarheidsmantel waarachter hij zich kon verschuilen.

‘Kende je Linnea?’ vroeg Erica om het gesprek op een ander onderwerp te brengen.

Sam veerde op. Hij nam een grote hap van het kaneelbolletje en keek al kauwend naar zijn schoot.

‘Waarom vraagt u dat?’ vroeg hij. ‘Wat heeft dat met Stella te maken?’

‘Niets, ik ben gewoon nieuwsgierig. Mijn boek gaat over beide zaken, en omdat jij naast de familie Berg woont, dacht ik dat je misschien zou kunnen vertellen hoe ze was. Hoe jij haar zag.’

‘Ik zag haar vaak,’ zei Sam, en zijn ogen werden vochtig. ‘Dat is ook niet zo vreemd, want we wonen heel dicht bij elkaar. Maar ze was nog klein, dus ik kan niet zeggen dat ik haar kende. Ik mocht haar wel, en ik denk dat ze mij ook mocht. Ze zwaaide altijd als ik op de fiets langskwam.’

‘Je weet verder niets over haar?’

‘Nee, wat zou ik moeten weten?’

Erica haalde haar schouders op. Toen besloot ze om de vraag te stellen waar ze zo ontzettend graag antwoord op wilde.

‘Wie heeft volgens jou Stella vermoord?’ vroeg ze, en ze hield haar adem in.

Wat dacht Sam eigenlijk over de eventuele schuld van zijn moeder? Zelf wist Erica nog altijd niet waar ze stond. Hoe meer ze las, hoe meer ze met allerlei mensen sprak en hoe meer feiten ze controleerde, des te verwarder ze werd. Ze wist het echt niet. Dus wat Sam dacht, was belangrijk voor haar.

Het duurde een hele tijd voordat hij antwoordde. De vingers met de zwartgelakte nagels trommelden op het tafelblad. Toen richtte hij zich op en het flakkerende licht in zijn pupillen werd gestaag toen hij haar aankeek.

Met nauwelijks hoorbare stem zei hij zachtjes: ‘Ik heb geen idee. Maar mijn moeder heeft niemand vermoord.’

Toen Sam even later wegfietste, bleef Erica hem lang nakijken. Iets in hem had haar diep geraakt. Haar medelijden met de in het zwart geklede jongen die niet de jeugd had gekregen die hij had verdiend, schuurde in haar borst. Ze vroeg zich af hoe dat hem zou vormen, wat voor man hij als volwassene zou worden. En ze hoopte van ganser harte dat de pijn die hij uitstraalde hem niet op het verkeerde pad zou brengen. Dat iemand hem onderweg zou opvangen en de gaten zou vullen die het verleden had geslagen.

Ze hoopte dat iemand van Sam zou houden.

‘Hoe denk je dat ze zal reageren?’ vroeg Anna. ‘Wat nou als ze boos wordt?’

Ze stonden in de eetzaal van Stora Hotellet op Kristina te wachten.

Erica maande haar tot zwijgen.

‘Ze kan elk moment hier zijn.’

‘Ja, maar Kristina is niet zo dol op verrassingen. Wat als ze pissig wordt?’

‘Het is nu een beetje te laat om kritiek te hebben,’ snauwde Erica. ‘En duw niet zo.’

‘Sorry hoor, maar ik kan mijn buik niet intrekken,’ snauwde Anna terug.

‘Dames toch! Als jullie nu niet stil zijn, hoort ze ons nog.’

Kristina’s beste vriendin Barbro keek hen streng aan, en Erica en Anna hielden hun mond. Ze waren met een klein, maar dapper clubje bij elkaar gekomen voor het vrijgezellenfeestje van Kristina. Behalve zijzelf en Anna waren er de vier vrouwen met wie Kristina het meest optrok. Erica had hen alleen terloops ontmoet, dus in het ergste geval werd dit een heel lange middag en avond.

‘Ze komt eraan!’

Anna gebaarde opgewonden, en iedereen was stil. Ze hoorden Kristina’s stem bij de receptie. De receptioniste had de duidelijke instructie gekregen Kristina naar de eetzaal te sturen.

Surprise!’ riepen ze luid toen ze binnenstapte.

Kristina maakte een sprongetje van schrik en greep naar haar borst.

‘Mijn god, wat is dit?’

‘Je vrijgezellenfeestje!’ zei Erica met een brede glimlach, al was ze vanbinnen een beetje beverig.

Stel dat Anna gelijk had!

Kristina was even stil. Toen schaterde ze het uit.

‘Een vrijgezellenfeestje! Voor een oud mens! Jullie zijn niet goed bij je hoofd! Maar we doen het! Waar moet ik mee beginnen? Kusjes verkopen in de stad?’

Ze knipoogde naar Erica, die zich steeds opgeluchter voelde. Dit werd misschien toch niet zo’n grote ramp.

‘Nee, je hoeft geen kusjes te verkopen,’ zei Erica, en ze omhelsde haar schoonmoeder. ‘We hebben wat andere dingen gepland. Om te beginnen mag je je omkleden en aantrekken wat in deze tas zit.’

Kristina keek even angstig toen ze de tas zag die Erica omhooghield.

‘Je hoeft er niet mee naar buiten, wij zijn de enigen die het zien.’

‘Oké…’ zei Kristina afwachtend, maar ze pakte de tas toch aan. ‘Dan ga ik even naar de wc om me om te kleden.’

Terwijl Kristina weg, was kwam de receptioniste met zes glazen en een fles bubbels in een champagne-emmer. Anna keek verlangend naar de fles en trok een gezicht toen ze een glas sap aannam.

‘Jippie,’ zei ze, en ze nam een paar slokjes.

Erica sloeg een arm om haar schouders.

‘Over niet al te lange tijd…’

Ze schonk de andere dames in en nam zelf ook een glas terwijl ze op Kristina’s entree wachtten. ‘O…’ weerklonk het toen de aanstaande bruid in de deuropening van de eetzaal verscheen.

‘Wat hebben jullie nu weer verzonnen?’

Kristina spreidde haar armen, en Erica smoorde een lachje. Tegelijk moest ze erkennen dat haar schoonmoeder er fantastisch uitzag in de korte rode jurk met franjes en pailletten. En wat een benen, dacht Erica afgunstig. Als de hare ook maar half zo mooi waren geweest als die van Kristina, zou ze dolgelukkig zijn geweest.

‘Wat willen jullie dat ik zo uitgedost ga doen?’ vroeg Kristina, maar ze liet zich de eetzaal in leiden.

Erica schonk nog een glas in en gaf het Kristina aan. Zenuwachtig sloeg haar schoonmoeder de helft in één keer achterover.

‘Dat zie je zo wel,’ zei Erica. Ze pakte haar telefoon en stuurde een berichtje.

Je kunt komen.

Terwijl ze op antwoord wachtte, drentelde ze heen en weer. Dit kon een succes worden, maar ook een mislukking.

Van boven weerklonk muziek: vurige Latin-ritmes, die langzaam dichterbij kwamen. Kristina sloeg de rest van haar champagne achterover. Erica haastte zich om haar bij te schenken.

Er verscheen een stevige man in een zwart pak. Met een roos tussen zijn tanden spreidde hij dramatisch zijn armen. Anna giechelde en Erica gaf haar een por met haar elleboog.

‘Maar Gunnar…’ zei Kristina verbaasd.

Toen begon zij ook te giechelen.

‘Mijn liefste,’ zei hij, en hij pakte de roos uit zijn mond. ‘Mag ik deze dans van u?’

Hij liep naar haar toe en overhandigde haar de bloem met een ­theatraal gebaar. Kristina’s gegiechel ging over in geschater.

‘Wat hebben jullie nu weer verzonnen!’ zei ze en ze nam de roos aan.

‘Jullie gaan de chachacha leren,’ zei Erica glimlachend.

Ze wees naar de deuropening.

‘En we hebben de hulp van een expert ingeroepen.’

‘Hè? Wie?’ zei Kristina, die opeens weer zenuwachtig keek.

Maar Gunnar straalde vol verwachting en kon bijna niet stil blijven staan.

‘We hebben een expert in de arm genomen. Iemand naar wie jij vrijdags graag kijkt in Let’s Dance…’

‘Toch niet Tony Irving?’ vroeg Kristina ontzet. ‘Ik ben doodsbenauwd voor die man!’

‘Nee, nee, niet Tony, maar wel iemand die meestal ook nogal streng is.’

Kristina fronste haar voorhoofd. Haar pailletten ritselden als ze bewoog, en Erica bedacht dat ze niet moest vergeten foto’s te maken. Een heleboel. Ze zou Kristina er nog jaren mee kunnen chanteren.

Vervolgens zag Kristina wie er naar voren stapte, en ze slaakte een luide kreet: ‘Cissi!’

Erica glimlachte nu met haar hele gezicht. Kristina’s gelukkige blik zei haar dat dit een geniaal plan was. Dat Kristina een grote fan was van Let’s Dance was niemand in haar omgeving ontgaan, dus toen Erica een reclamefolder had gezien waaruit bleek dat Cecilia ‘Cissi’ Erhling Danermark van Let’s Dance bij hotel TanumStrand een cursus zou geven, had ze meteen gebeld.

‘Oké, laten we beginnen!’ zei Cissi enthousiast nadat ze iedereen had begroet.

Kristina keek opeens een beetje zenuwachtig.

‘Moet ik voor jullie dansen? Ik maak mezelf volkomen belachelijk.’

‘Nee, nee, iedereen doet mee,’ zei Cissi gedecideerd.

Erica en Anna keken elkaar geschrokken aan. Dat had Erica niet zo gepland. Ze had gedacht dat Kristina en Gunnar een dansles zouden krijgen, terwijl de anderen genietend toekeken en champagne dronken. Maar ze wist dat het geen zin had om te protesteren en met een lange blik op Anna liep ze naar voren en ging voor Cissi staan. Anna moest niet proberen hieronderuit te komen met het excuus dat ze zwanger was.

Twee uur later was ze bezweet, afgepeigerd en gelukkig. Met een energie die bijzonder aanstekelijk, maar ook uitermate vermoeiend was, had Cissi de basispassen met hen doorgenomen. Erica vreesde dat ze morgen overal spierpijn zou hebben. Het leukst was wel om te zien hoe gelukkig Kristina was als het haar lukte om met haar voeten en haar heupen de juiste bewegingen te maken, waardoor de franjes van haar jurk ritselden. Gunnar leek zich ook kostelijk te vermaken, maar zweette als een otter in zijn donkere pak.

‘Dank je wel,’ zei Erica, en ze omhelsde Cissi spontaan.

Zoiets leuks had ze zelden gedaan. Maar nu was het tijd voor het volgende punt op het programma. Ze had de dag heel precies gepland, en bovendien konden ze niet langer over de eetzaal van Stora Hotellet beschikken dan deze twee uur.

Ze schonk iedereen nog een keer bij.

‘Nu moet de bruidegom vertrekken,’ zei ze. ‘De rest van de middag en avond zijn heren niet welkom. We mogen de suite boven gebruiken om ons te verkleden, en daar hebben we een uur voor. Daarna is het tijd om eten te koken…’

Kristina gaf Gunnar een zoen, en kennelijk had hij echt feeling voor het dansen gekregen, want hij boog haar sierlijk achterover. Iedereen jubelde. De stemming zat er goed in.

‘Goed gedaan,’ fluisterde Anna, en ze streek Erica over haar arm. ‘Maar je bent zo stijf als een hark. Zelfs die ouwe dames waren losser in hun heupen dan jij…’

‘Kop houden jij,’ zei Erica. Ze gaf haar zus een tik, maar die grijnsde alleen maar.

Terwijl ze de trap naar de Marco Polo-suite op liepen, besefte Erica dat ze sinds het vrijgezellenfeestje was begonnen geen moment aan haar werk had gedacht. Dat was heerlijk. En ook heel noodzakelijk. Maar o, wat deden haar voeten zeer.

‘Redden jullie het allemaal een beetje?’

Ze keken hem verward aan, en Bill besefte voor de duizendste keer dat hij Engels moest spreken of simpel Zweeds.

Are you okay?

Ze knikten, maar hun gezichten waren gespannen. Hij begreep hen wel. Ze moesten het gevoel hebben dat er geen eind aan kwam. Veel vluchtelingen in het dorpshuis zeiden hetzelfde. Als ze eerst Zweden maar bereikten, dan kwam alles goed, hadden ze gedacht. Maar hier werd er met wantrouwen naar hen gekeken en ze waren gestuit op een ingewikkelde bureaucratie en veel te veel mensen die alles haatten wat ze waren en waarvoor ze stonden.

‘Adnan, neem jij het over?’ vroeg Bill met een gebaar naar het stuurwiel.

Adnan ging zitten, en er was een glimp van trots in zijn blik te zien. Bill hoopte van harte dat hij deze mensen een ander beeld kon geven van het land waar hij zo van hield. Zweden waren niet slecht. Ze waren alleen bang. En dat maakte de samenleving harder. Angst, niet slechtheid.

‘Haal jij de schoot aan, Khalil?’

Bill trok aan een denkbeeldig touw en wees.

Khalil knikte en haalde de schoot precies goed aan, helemaal volgens het boekje, en het zeil bolde en hield op met klapperen.

De boot kreeg vaart en begon licht te hellen, maar het veroorzaakte niet meer van die paniekerige blikken bij zijn medezeilers. Bill wou dat hij zelf net zo rustig was. De wedstrijd was al binnenkort en hij moest hun nog veel leren. Maar gezien de situatie was hij allang blij dat ze door wilden gaan. Hij had het best begrepen als ze de handdoek in de ring hadden geworpen en het hele project hadden afgeblazen. Maar ze wilden doorgaan voor Karim, zeiden ze, en hij had een nieuwe vastberadenheid gezien toen ze vanochtend bij de zeilclub arriveerden. Ze namen het zeilen op een andere manier serieus, en dat kon je zien aan de manier waarop ze het deden en waarop de boot zich door het water voortbewoog.

Mensen die paardreden zeiden dat het belangrijk was om met het dier te communiceren. Wat Bill betreft gold dat ook voor boten. Dat waren geen dode, zielloze dingen. Soms dacht hij dat hij ze beter begreep dan mensen.

‘Klaar om te wenden!’ zei hij, en dat snapten ze.

Voor het eerst had hij het gevoel dat ze een team waren. Elk nadeel heeft zijn voordeel, zoals zijn vader altijd zei, en in zekere zin was dat nu van toepassing. Maar de prijs was hoog geweest. Hij had vanochtend met het ziekenhuis gebeld om te horen hoe het met Amina ging, maar die informatie verstrekten ze alleen aan familieleden. Voorlopig moesten ze maar hopen dat geen nieuws goed nieuws was.

‘Ree!’

Toen het zeil door de wind bolde, moest hij zich inhouden om geen vreugdekreet te slaken. Zo mooi waren ze nog nooit overstag gegaan. Als een goed geoliede machine hadden ze de boot bestuurd.

‘Goed gedaan, jongens,’ zei hij met nadruk, en hij stak zijn duim omhoog.

Khalils gezicht lichtte op en de anderen rechtten hun rug.

Ze deden hem heel erg aan zijn oudste zonen denken, de vluchtelingen die hij op zijn boot had meegenomen. Was hij ooit met Nils gaan zeilen? Hij kon het zich niet herinneren. Hij had hem nooit dezelfde aandacht gegeven als Alexander en Philip, en daar moest hij nu de prijs voor betalen.

Nils was een vreemde voor hem. Bill begreep niet hoe Nils’ opvattingen en boosheid bij hen thuis hadden kunnen ontstaan, een thuis waar iedereen altijd had kunnen zijn wie hij was en waar tolerantie hoog in het vaandel stond. Waar had Nils al deze ideeën vandaan?

Toen hij gisteravond thuis was gekomen, had hij met de jongen willen praten, een echt gesprek met hem willen hebben. Oude korstjes openkrabben, etterbuilen uitdrukken, zich nederig opstellen, zijn verontschuldigingen aanbieden, Nils de gelegenheid geven zijn teleurstelling en boosheid te uiten. Maar de kamerdeur van zijn zoon had op slot gezeten en er werd niet opengedaan toen hij aanklopte. Nils had alleen zijn muziek nog harder gezet, zodat die door het hele huis had gedenderd. Uiteindelijk had Gun een hand op zijn schouder gelegd en hem gevraagd te wachten, Nils tijd te geven. En ze had ongetwijfeld gelijk. Alles zou goed komen. Nils was jong en werd nog altijd gevormd.

‘Koers maar naar de thuishaven,’ zei hij, wijzend naar Fjällbacka.

Sam zat ineengedoken achter zijn bord met yoghurt en ging helemaal op in zijn mobieltje. Helen voelde een steek in haar hart terwijl ze naar hem keek. Ze vroeg zich af waar hij die ochtend was geweest.

‘Je gaat tegenwoordig veel om met Jessie,’ zei ze.

‘Ja. En?’

Sam schoof zijn stoel naar achteren en liep naar de koelkast. Hij schonk een groot glas melk in en dronk het achter elkaar leeg. Opeens zag hij er klein uit. Ze had het gevoel dat er nog maar een paar weken waren verstreken sinds hij op onvaste beentjes rondstapte in zijn korte broek, met zijn geliefde versleten beer onder zijn arm. Ze vroeg zich af waar de knuffel was gebleven. James had hem ongetwijfeld weggegooid. Hij vond het maar niets als ze dingen bewaarden die niet langer werden gebruikt. Iets houden omdat het sentimentele waarde had paste niet in zijn wereld.

‘Ik bedoel alleen dat dat misschien niet zo verstandig is,’ zei ze.

Sam schudde zijn hoofd.

‘We zouden er niet over praten. Nergens over.’

Alles begon te draaien, zoals altijd als ze eraan dacht. Ze sloot haar ogen en slaagde erin de wereld tot stilstand te brengen. Daar had ze jarenlange ervaring mee. Dertig jaar lang leefde ze al in het oog van de storm. Uiteindelijk was het een gewoonte geworden.

‘Ik weet alleen niet of ik het prettig vind dat jullie zo vaak bij elkaar zijn,’ zei ze, en ze hoorde zelf hoe smekend ze klonk. ‘Ik denk dat papa het ook niet zo fijn zou vinden.’

Vroeger was dat argument voldoende geweest.

‘James!’ Sam snoof toen hij de naam uitsprak. ‘Hij gaat binnenkort toch weer weg?’

‘Ja, over een weekje,’ zei ze, zonder haar opluchting te kunnen verbergen.

Er zouden maanden van vrijheid volgen. Respijt. Het absurde was dat ze wist dat James het precies zo voelde. Ze zaten opgesloten in een gevangenis die ze zelf hadden gebouwd, en Sam was hun gezamenlijke gegijzelde geworden.

Sam zette het glas neer.

‘Jessie is de enige die mij ooit heeft begrepen. Dat zul jij nooit snappen, maar zo is het wel.’

Hij zette het pak melk weer in de koelkast, op het schap dat bedoeld was voor boter en kaas.

Ze wilde tegen Sam zeggen dat ze het wel degelijk snapte. Ze snapte het precies. Maar de muur tussen hen werd met elk geheim hoger. Ze verstikten hem zonder dat hij wist waarom. Ze zou hem zijn vrijheid kunnen geven, maar durfde het niet. En nu was het te laat. Nu had haar erfgoed, haar schuld, hem in een kooi gevangen waar hij zich net zomin uit kon bevrijden als zij uit de hare kon ontsnappen. Hun levenslot was verweven en kon niet worden gescheiden, hoe graag ze dat ook wilde.

Maar de stilte was ondraaglijk. Zijn façade was zo ondoordringbaar, zo hard. Hij moest zoveel met zich meedragen wat elk moment kon ontploffen.

Ze haalde diep adem.

‘Denk je ooit aan…’

Hij onderbrak haar. Zijn blik was koud en leek heel erg op die van James.

‘We hebben het er niet over, dat zei ik toch?’

Helen hield haar mond.

De buitendeur ging open en ze hoorden James’ zware voetstappen. In een oogwenk was Sam naar zijn kamer verdwenen. Helen schoof haar stoel onder de keukentafel, zette het bord en het glas in de afwasmachine en haastte zich naar de koelkast om de melk op de goede plek te zetten.

‘Zo, daar zijn we dan weer,’ zei Torbjörn droog, en Patrik voelde zijn maag samentrekken.

Alles wat met deze huiszoeking te maken had, was rommelig verlopen en hij vroeg zich af welke invloed dat op het eindresultaat zou hebben. Maar het enige wat ze op dit moment konden doen, was de mouwen opstropen en aan de slag gaan.

‘We hebben in het woonhuis niets interessants gevonden, dus we gaan nu verder met de hooischuur,’ zei hij.

‘En daarna de kleine schuur en het terrein rondom, als ik je gisteren goed heb begrepen?’

Patrik knikte.

‘Ja, prima.’

Torbjörn keek hem over zijn bril aan. Die had hij nog maar een paar jaar – een teken dat ze allebei ouder waren geworden.

‘Ik heb gehoord dat Mellberg de boel heeft verkloot…’

‘Wie anders?’ verzuchtte Patrik. ‘Maar we moeten er maar het beste van zien te maken. Het is in elk geval prettig dat de familie op dit moment niet thuis is.’

Patrik keek om zich heen. De boerderij lag er verlaten bij en in gedachten bedankte hij Gösta. Die had tijdens een lang telefoongesprek met Peter uitgelegd dat het noodzakelijk was dat ze de huiszoeking afmaakten. Hij had ook gezegd dat het wellicht een goed moment voor hen was om even ergens anders naartoe te gaan. Kennelijk hadden ze geluisterd, want ze waren er niet toen Gösta, hij en de technici arriveerden.

‘Mag ik erbij zijn?’ vroeg Patrik aan Torbjörn, hopend dat dat goed was. Het was altijd belangrijk dat er zo weinig mogelijk mensen op de plek waren die werd onderzocht, maar hij wist niet goed wat hij anders moest doen. Gösta was in het bos verdwenen, wat hij daar ook maar ging doen.

‘Oké,’ zei Torbjörn, en hij wees streng met zijn vinger. ‘Maar je mag ons niet voor de voeten lopen en je moet het volledige werk­tenue aan, oké?’

‘Zeker weten,’ zei Patrik, maar hij werd al beroerd bij de gedachte aan hoe warm het kunststof pak zou zijn.

Deze zomer werden alle warmterecords gebroken, en hij liep al te zweten in zijn gewone kleding.

De beschermende kleding was inderdaad net een sauna. Toch was het in de hooischuur koeler dan buiten. Hij had dit soort schuren altijd mooi gevonden. Ze hadden iets speciaals, met het licht dat via de kieren tussen de planken naar binnen sijpelde. Het voelde op de een of andere manier sacraal. Een hooischuur als deze ademde rust uit. In zekere zin voelde het dan ook verkeerd dat ze die rust nu met hun ritselende kunststof pakken, instrumenten, vloeistoffen en zachte gemompel binnenvielen.

Patrik ging in een hoekje staan en keek om zich heen. De hooischuur was schoon en redelijk goed onderhouden. Het leek niet alsof hij elk moment kon instorten, zoals veel andere schuren hier op het platteland. De schuur was ook niet veranderd in een opslagruimte. Er bevonden zich geen oude auto’s, tractors of planken; de ruimte was in principe leeg, opgeruimd en netjes. Aan de ene kant stond een ladder tegen een zolder geleund, en Patrik moest zich inhouden om niet naar boven te klimmen.

Hij schrok op. Er streek iets langs zijn benen en hij keek naar beneden. Een grijze kat kronkelde zich miauwend om hem heen en hij bukte zich om het diertje onder zijn kin te krabben. De kat begon luid te spinnen en draaide genietend met zijn kopje.

‘En hoe heet jij dan, kleine poes?’ brabbelde hij, en hij aaide het beestje over zijn vacht. ‘Wat ben je mooi.’

De poes kon zijn geluk niet op, ging op zijn rug liggen en liet zich op zijn buik aaien.

‘Patrik?’

‘Ja?’

Hij kwam overeind, en de kat zag er eerst beledigd en teleurgesteld uit, maar stond vervolgens op en trippelde weg.

‘Kun je even boven komen?’

Torbjörn stond vanaf de zolder naar hem te gebaren.

‘Het is hier leeg,’ zei Torbjörn toen Patrik naar boven was geklommen. ‘Op dit na.’

Hij hield een wikkel van een pennywafel in zijn hand.

Patrik fronste zijn voorhoofd.

‘Pedersen vermoedde dat Nea een pennywafel in haar maag had toen ze werd gevonden,’ zei hij, en hij voelde dat zijn hart iets sneller ging kloppen.

Het kon toeval zijn. Maar daar geloofde hij zelden in.

‘Ik neem hem mee voor vingerafdrukken,’ zei Torbjörn. ‘Ik kan met het blote oog zien dat er een paar goede op zitten. De wikkel zat tussen twee losse planken geklemd; het was puur geluk dat ik hem vond. Verder is het hier brandschoon. Bijna iets té schoon.’

Torbjörn maakte een weids gebaar met zijn arm.

‘Kunnen jullie naar beneden komen?’ vroeg een van de technici die onder de rand van de zolder bezig waren geweest. ‘We moeten de schuur nu verduisteren.’

Torbjörn stopte de wikkel van de pennywafel in een zakje en klom naar beneden, op de voet gevolgd door Patrik.

‘Het volgende deel van het onderzoek moet in totale duisternis worden uitgevoerd,’ legde hij uit, ‘en daarom gaan we nu alle wanden met zwarte doeken bedekken. Dat duurt wel even, dus je kunt net zo goed buiten wachten.’

Patrik ging op een tuinstoel zitten en zag de technici de hooischuur in en uit lopen. Daarna ging de deur dicht en werd het doodstil.

Na een hele tijd riep Torbjörn hem. Patrik deed aarzelend de deur open en stapte een dichte duisternis in. Na een poosje waren zijn ogen gewend en zag hij enkele zwarte schaduwen verderop in de schuur staan.

‘Kom maar hierheen,’ zei Torbjörn, en Patrik liep voorzichtig in de richting van zijn stem.

Toen hij dichterbij kwam, zag hij waar Torbjörn en de andere technici met veel belangstelling naar stonden te kijken: een oplichtende blauwe vlek op de vloer. Na alle onderzoeken van plaatsen delict die hij had meegemaakt, wist hij wat dat betekende. Ze hadden met luminol gespoten, dat sporen van bloed zichtbaar maakte die voor het blote oog verborgen bleven. En het was een grote vlek.

‘Ik geloof dat we onze primaire plaats delict hebben gevonden,’ zei hij.

‘Je moet geen overhaaste conclusies trekken,’ zei Torbjörn. ‘Vergeet niet dat dit een oude schuur is. Er hebben hier ongetwijfeld ooit dieren gestaan en dit kan ook een oude bloedvlek zijn.’

‘Of niet. Door die vlek in combinatie met de wikkel die je hebt gevonden, ga ik denken dat we de plaats hebben gevonden waar Nea is overleden.’

‘Ik denk dat je gelijk hebt, maar ik heb het ook weleens bij het verkeerde eind gehad, dus het is altijd beter om je niet aan een these op te hangen voordat we die met feiten kunnen onderbouwen.’

‘Kunnen we hier monsters van nemen, die we met het bloed van Nea kunnen vergelijken? Om te kijken of het een positieve match is?’

Torbjörn knikte.

‘Zie je de spleten in de vloer? Ik vermoed dat er bloed langs is gesijpeld, dus zelfs wanneer iemand heeft geprobeerd dit goed schoon te maken, zullen we bloed aantreffen als we de planken loshalen.’

‘Laten we dat dan doen,’ zei Patrik.

Torbjörn, die handschoenen droeg, stak afwerend een hand omhoog.

‘We moeten alles eerst grondig documenteren. Laat ons dat eerst afhandelen en dan roep ik je wel wanneer we zover zijn dat de vloer eruit kan.’

‘Oké,’ zei Patrik, en hij trok zich terug naar zijn hoekje in de schuur.

De grijze kat kwam weer langs zijn benen strijken. Hij ging opnieuw op zijn hurken zitten om het beestje aan te halen.

Het duurde hoogstens een kwartier voordat de lampen weer aangingen en Torbjörn zei dat ze zover waren dat de planken konden worden verwijderd, maar het leek een eeuwigheid. Patrik stond zo snel op dat de kat bang werd en wegstoof. Langzaam liep Patrik naar het deel van de vloer dat van alle kanten nauwkeurig was gedocumenteerd. Er waren monsters genomen die in zakjes waren gelegd. Het enige wat nog restte was kijken wat er onder de vloer zat.

De deur van de schuur ging open en Patrik draaide zich om. Gösta kwam met zijn mobiel in zijn hand naar binnen.

‘Ik heb zojuist met onze collega’s in Uddevalla gesproken.’

‘De mensen die Tore Carlson in de gaten zouden houden?’

Gösta schudde zijn hoofd.

‘Nee, daar ging het niet om. Toen ik ze de vorige keer aan de lijn had, heb ik ze naar de familie Berg gevraagd, en op het bureau hebben ze kennelijk over hen doorgepraat.’

Patrik trok zijn wenkbrauwen op.

‘En?’

‘Nou, blijkbaar had Peter Berg de naam gewelddadig te worden als hij dronken was.’

‘In welke mate?’

‘Heel erg gewelddadig. Vechtpartijen in het café.’

‘Maar geen huiselijk geweld?’

Gösta schudde zijn hoofd.

‘Nee, niet dat soort dingen. Er is ook nooit aangifte van mishandeling tegen hem gedaan. Daarom zijn wij er ook niets over tegengekomen.’

‘Oké, goed om te weten, Gösta. Dank je wel. We zullen met Peter moeten praten.’

Gösta knikte naar de technici.

‘Wat gebeurt hier? Hebben jullie iets gevonden?’

‘Op de zolder lag een wikkel van een pennywafel, maar belangrijker is dat we bloedsporen hebben gevonden. Iemand heeft hier schoongemaakt, maar ze werden zichtbaar nadat de technici met luminol hadden gespoten, en nu moeten we de planken er op de een of andere manier uit halen omdat Torbjörn denkt dat er bloed naar beneden kan zijn gesijpeld.’

‘Kijk aan,’ zei Gösta, en hij staarde naar de vloer. ‘Dus je denkt dat…’

‘Ja,’ zei Patrik. ‘Ik denk dat Nea hier is overleden.’

Ze bleven allemaal even zwijgen. Vervolgens werd de eerste plank losgerukt.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html