De zaak-Stella
Door het gesprek met haar waren zijn gedachten een volledig andere kant op gegaan. Leifs intuïtie zei hem dat hij op het juiste spoor zat. Tegelijk betekende het dat hij tegenover zichzelf, en in het verlengde daarvan ook tegenover anderen, moest bekennen dat hij een vergissing had begaan. Een vergissing die het leven van veel mensen had verwoest. Dat hij had geloofd in wat hij deed, was geen excuus. Het antwoord dat hij nu kreeg, had hij destijds ook kunnen krijgen. Maar hij was gevallen voor wat simpel was, wat voor de hand lag. Later had het leven hem geleerd dat dingen vaak niet zo eenvoudig waren als ze op het eerste gezicht leken, en dat het leven in een fractie van een seconde kon veranderen. Kates dood had hem de nederigheid gegeven waaraan het hem destijds, toen hij die echt nodig had gehad, had ontbroken.
Hij had het moeilijk gevonden haar recht aan te kijken. Want als hij dat deed, zag hij alleen eenzaamheid en pijn. En hij wist niet of hij haar een dienst bewees door in het verleden te wroeten. Maar tegelijk had hij de plicht om alles te herstellen, voor zover dat ging. Veel dingen konden niet over worden gedaan. Veel dingen konden niet worden teruggegeven.
Leif parkeerde voor de woning, maar bleef in de auto zitten. Het huis was te leeg, zat te vol met herinneringen. Hij wist dat hij het moest verkopen, op zoek moest gaan naar een appartement, maar hij bracht het niet op. Hij miste Kate, al jaren nu, en het was een kwelling om zonder haar te leven. Dat was nog duidelijker geworden toen zijn werk was weggevallen. Hij had zichzelf voorgehouden dat hij de kinderen en de kleinkinderen had. Voor veel mensen was dat genoeg om voor te leven. Maar Kate was zo ontzettend met hem verweven, ze was de reden van zijn bestaan. Hij kon zich geen leven zonder haar voorstellen.
Met tegenzin stapte hij uit de auto. Het huis was galmend stil. Het enige wat te horen was, was het geluid van de keukenklok, die nog uit Kates ouderlijk huis kwam. Weer zo’n herinnering aan haar.
Leif liep naar zijn werkkamer, de enige plek waar hij tegenwoordig iets van rust ervoer. Elke avond maakte hij er op de bank zijn bed op. Dat deed hij al sinds hij met pensioen was.
Zijn bureau was zoals altijd keurig netjes. Daar stelde hij een eer in. Dat was al zo geweest toen hij nog werkte. Op het politiebureau was zijn bureau net zo opgeruimd geweest als hier thuis. Het hielp hem om zijn gedachten op een rijtje te zetten, om structuur en orde in ogenschijnlijk losgerukte feiten te scheppen.
Hij pakte de ordner met de documenten van de zaak. Hij wist niet meer hoe vaak hij dat ondertussen al had gedaan. Maar nu nam hij het materiaal vanuit een nieuwe invalshoek door. En ja, veel dingen klopten. Veel te veel dingen. Langzaam liet Leif het papier in zijn hand zakken. Hij had het mis gehad. Faliekant mis.