d

Hoewel de klip waarop hij zat vlak was, ging Karim voortdurend verzitten. De zon voelde merkwaardig warm en toch had hij het af en toe koud. Ze moesten in één keer zoveel nieuwe woorden en rare termen leren dat zijn hoofd ervan tolde. In de wind, helmstok, voor de wind, ruime wind, aan de wind. Links en rechts heetten nu ineens bakboord en stuurboord. Het was nog niet eens halftien en hij was al volkomen gesloopt.

‘Als je in de wind zeilt, betekent dat dat de wind recht op de boeg staat – the front of the boat is de boeg. The wind.’

Bill gebaarde wild, praatte Zweeds en Engels door elkaar, en wat hij zei werd door Farid in het Arabisch vertaald. De anderen zagen er gelukkig even verward uit als Karim zich voelde. Bill wees naar een boot naast zich en trok aan de zeilen, maar Karim zag vooral dat de boot tegen al het blauw vreselijk klein en onstabiel leek. Het kleinste zuchtje wind zou hem doen omslaan en dan zouden ze in het water belanden.

Waarom was hij hieraan begonnen? Maar hij wist waarom hij het had gedaan. Het was een kans om de Zweedse samenleving binnen te komen, om de Zweden te leren kennen, te zien hoe ze functioneerden en misschien een eind te maken aan de achterdochtige blikken.

‘In de wind klapperen de zeilen alleen maar en kom je niet vooruit.’ Bill illustreerde dit door aan de zeilen te rukken. ‘Je hebt een hoek van minstens dertig graden nodig, thirty degrees, om de boot snelheid te laten maken. En snelheid is belangrijk, omdat we aan een zeilwedstrijd mee gaan doen!’

Hij zwaaide met zijn armen.

We must find the fastest way for the boat. Use the wind. We moeten gebruikmaken van de wind!’

Karim knikte zonder te weten waarom. Hij voelde een steek in zijn nek en draaide zich om. Op een klip een eind verderop zaten drie tieners naar hen te staren. Een meisje en twee jongens. Hun houding had iets wat hem onzeker maakte en hij richtte zijn aandacht weer op Bill.

‘Je haalt de wind in de zeilen door de schoot aan te halen of te laten vieren. Zo heet het wanneer je aan de lijnen die aan de zeilen vastzitten trekt of ze laat vieren.’

Bill trok aan iets wat Karim tot nu toe een touw had genoemd, waardoor het zeil strak kwam te staan. Ze moesten zoveel leren, het zou hun in die korte tijd nooit lukken. Als het überhaupt al lukte.

‘Als je de boot tegen de wind in wilt sturen, zonder in de wind te belanden, doe je dat door te kruisen. Je laveert als het ware tegen de wind in.’

Naast hem zuchtte Farid.

Like zigzag.’ Bill gebruikte zijn armen weer om te laten zien wat hij bedoelde. ‘You turn the boat and then turn it again, back and forth. Dat heet overstag gaan.’

Bill wees opnieuw naar de kleine boot.

‘Ik wil jullie vandaag een voor een meenemen voor een kort tochtje, zodat jullie kunnen voelen waar het om gaat.’

Hij wees naar de boten die een eind verderop lagen. Toen ze vanochtend bij elkaar waren gekomen, had Bill verteld dat ze lasers werden genoemd. Ze zagen er absurd klein uit.

Bill glimlachte naar Karim.

‘Ik begin met Karim en daarna ben jij aan de beurt, Ibrahim. De anderen kunnen ondertussen de kopieën doornemen waar alle termen op staan die ik net heb genoemd. Ik heb ze op internet in het Engels gevonden, dus laten we daarmee beginnen. Het Zweeds komt later wel. Oké?’

Om hem heen werd geknikt, maar Karim en Ibrahim keken elkaar verschrikt aan. Karim herinnerde zich de tocht van Istanbul naar Samos. De zeeziekte. De schommelende golven. De schreeuwende ­mensen. De drenkelingen.

‘Hier heb je een reddingsvest,’ zei Bill opgewekt, zich niet bewust van de storm die in Karim woedde.

Karim wurmde zich in het reddingsvest, dat heel anders was dan het ding dat hij voor veel geld voor zijn zeereis had gekocht.

Hij voelde weer iets in zijn nek. De drie tieners zaten nog steeds naar hen te kijken. Het meisje giechelde. Karim vond de blik van de blonde jongen onaangenaam. Hij weerstond de neiging om de anderen erop te wijzen; ze waren al zo gespannen.

‘Zo, ja,’ zei Bill. ‘Ik zal nog even controleren of de reddingsvesten goed zitten, dan gaan we daarna het water op!’

Hij trok aan de bandjes en knikte goedkeurend. Hij keek naar iets achter Karim en begon te lachen.

‘Kijk eens aan, de jongeren komen ons aanmoedigen!’ Bill zwaaide naar de tieners verderop. ‘Kom toch wat dichterbij!’

De drie tieners lieten zich van de klip glijden en kwamen hun kant op. Hoe dichterbij ze kwamen, hoe zenuwachtiger Karim van de blik van de blonde jongen werd.

‘Dit is mijn zoon, Nils,’ zei Bill, en hij legde een hand op de schouder van de jongen met de zwarte blik. ‘En dit zijn zijn vrienden Vendela en Basse.’

De jongen en het meisje die als de vrienden van zijn zoon waren voorgesteld, staken een hand uit, maar Nils staarde hen alleen maar aan.

‘Jij moet hen ook begroeten,’ zei Bill, en hij gaf Nils een duwtje.

Karim stak zijn hand uit. Na een paar lange seconden haalde Nils zijn hand uit zijn broekzak en pakte die van Karim. De hand was ijskoud. Maar zijn blik was nog kouder. Plotseling leek de zee een warm en welkom toevluchtsoord.

Helen beet op de binnenkant van haar wang, zoals altijd als ze zich concentreerde. Ze schoof met haar voeten over het krukje; als ze een te grote stap nam zou ze eraf vallen. Ze zou zich waarschijnlijk niet bezeren, maar ze zou James storen, die de krant zat te lezen.

Ze draaide blikjes en pakjes op de bovenste plank van het keukenkastje om en zette ze zo neer dat de etiketten naar voren wezen. Ze voelde James’ ogen in haar rug branden. Hij had gezucht toen hij de kast had geopend en dat had haar acuut buikpijn bezorgd. Als ze er meteen iets aan deed, werd ze misschien niet bestraft.

Ze had geleerd met James te leven. Met zijn controledrang. Met zijn humeur. Er was gewoon geen alternatief, dat wist ze. Ze was de eerste jaren vreselijk bang geweest, maar daarna had ze Sam gekregen. Toen was ze niet langer bang geweest voor zichzelf, alleen voor hem. De meeste moeders vreesden het moment dat hun kinderen het huis uit zouden gaan. Zij telde de minuten af. Tot de dag dat hij vrij zou zijn. Veilig.

‘Is het zo goed?’ vroeg ze, en ze draaide zich om naar de eettafel.

De ontbijtspullen waren allang opgeruimd, de vaatwasmachine draaide met een zacht brommend geluid en alle oppervlakken glommen.

‘Het kan ermee door,’ zei hij zonder van de krant op te kijken.

Hij had sinds kort een leesbril. In zekere zin had het haar verbaasd te ontdekken dat hij zwakheden kon hebben. Hij had altijd een eer gesteld in volmaaktheid, zowel voor zichzelf als voor de mensen om hem heen. Daarom maakte ze zich zoveel zorgen om Sam. In haar ogen was hij perfect, maar de jongen was als baby al een teleurstelling voor zijn vader geweest. Hij was gevoelig, voorzichtig en bangig. Hij deed geen wilde spelletjes, hij klom niet hoog, hij rende niet snel, hij ravotte niet graag met andere jongens en zat het liefst op zijn kamer, waar hij urenlang met zijn speelgoed fantasiewerelden kon creëren. Toen hij ouder werd, vond hij het leuk om spullen uit elkaar te halen en weer in elkaar te zetten. Oude radio’s, cassettespelers, een oude tv die hij in de garage had gevonden – alles wat gemonteerd kon worden kon hij uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. Vreemd genoeg liet James hem hierin zijn gang gaan. De man met zijn pietluttige gevoel voor orde stond Sam een hoekje in de garage toe waar hij zijn gang mocht gaan. Dit was tenminste een hobby die hij begreep.

‘Wat moet er vandaag nog meer worden gedaan?’ vroeg ze, terwijl ze van het krukje stapte.

Ze zette het terug op zijn plaats, aan de zijkant van het keuken­eiland. In een rechte lijn naast het andere krukje, ongeveer tien centimeter van elkaar, zodat ze gecentreerd stonden.

‘Er lag was in het washok. En mijn broek was niet goed gestreken, dat moet over.’

‘Goed,’ zei ze, en ze boog haar hoofd.

Misschien zou ze alle overhemden ook meteen opnieuw strijken. Dan kon hij daar in elk geval niets van zeggen.

‘Ik ga vandaag boodschappen doen,’ zei ze. ‘Heb je behalve de gewone dingen nog iets nodig?’

Hij sloeg een bladzijde van de krant om. Hij was nog steeds bezig met de Bohusläningen; daarna had hij de Dagens Nyheter en het Svenska Dagbladet nog. Hij las ze altijd in die volgorde.

‘Nee, de gewone dingen zijn voldoende.’

Nu keek hij op.

‘Waar is Sam?’

‘Hij is met de fiets naar het dorp. Hij had met iemand afgesproken.’

‘Met wie?’

Hij keek haar over de rand van zijn leesbril heen aan.

Helen aarzelde.

‘Ze heet Jessie.’

‘Ze? Een meisje dus? Wie zijn haar ouders?’

Hij liet de krant op zijn schoot zakken en kreeg die glimp in zijn ogen. Helen haalde diep adem.

‘Hij heeft er zelf niets over gezegd, maar ik heb gehoord dat hij met Maries dochter is gesignaleerd.’

James haalde een paar keer beheerst adem.

‘Vind jij dat verstandig?’

‘Als je wilt dat ik tegen hem zeg dat hij haar niet mag zien, dan doe ik dat. Maar misschien zeg je het liever zelf.’

Helen kon alleen maar naar haar voeten kijken. De buikpijn was teruggekomen. Er werd zoveel opgerakeld wat in een ver verleden had moeten blijven.

James pakte de krant weer op.

‘Nee. We laten het erbij. Voorlopig.’

Haar hart ging tekeer zonder dat ze er iets aan kon doen. Ze wist niet zeker of James de juiste beslissing had genomen. Maar het was niet aan haar om dat te bepalen. Niets was haar besluit geweest sinds die dag dertig jaar geleden.

‘Hebben de aangiften iets opgeleverd? Iets wat de moeite waard lijkt om verder in te graven?’

Patrik knikte naar Annika, die haar hoofd schudde.

‘Nee, afgezien van die vent die op het strand foto’s maakte, heb ik niets gevonden wat ook maar in de verste verte op kinderen lastigvallen lijkt. Maar ik heb nog niet alles doorgenomen.’

‘Om welke periode gaat het?’

Gösta pakte een snee brood en smeerde er boter op. Annika was zo slim geweest deze ochtend eten te kopen, omdat ze ervan uit was gegaan dat iedereen zich meteen naar het politiebureau zou haasten en niet thuis zou ontbijten.

‘Ik ben in mei begonnen, zoals we hadden afgesproken. Willen jullie dat ik nog verder terugga?’

Ze keek naar Patrik, die zijn hoofd schudde.

‘Nee, dat is voorlopig wel genoeg. Maar als je niets vindt wat met kinderen te maken heeft, moeten we misschien overwegen breder te gaan zoeken en ook de aangiften van aanrandingen en verkrachtingen doornemen.’

‘Maar zijn er aanwijzingen dat de moord een seksueel motief heeft?’ vroeg Paula, en ze nam een hap van haar boterham met ham en kaas.

Ernst zat met een smekende blik naast haar, maar ze negeerde hem. Hij begon een beetje dik te worden van al het lekkers dat hij van Mellberg kreeg.

‘Pedersen is nog niet klaar met de sectie, dus dat weten we niet. Maar Nea was naakt toen ze werd gevonden, en als kinderen worden vermoord, is er vrijwel altijd sprake van een seksueel motief… of…’

Hij aarzelde.

Gösta hielp hem en vulde aan: ‘Of de dader is iemand uit de naaste omgeving.’

‘Wat zegt jouw gevoel hierover?’ vroeg Paula, terwijl ze Ernsts snuit wegduwde.

‘Ik heb het al eerder gezegd: ik kan niet geloven dat Nea’s ouders er iets mee te maken hebben. Maar ik durf er geen eed op te doen. Als je al zo lang bij de politie zit als ik, weet je dat je niets mag uitsluiten.’

‘Laten we zeggen dat het niet de hypothese is die we het meest waarschijnlijk achten,’ zei Patrik.

‘Nee, volgens mij kunnen we niet om de link met de moord op Stella heen,’ zei Martin. ‘De vraag is alleen hoe we verdergaan. Er zijn heel veel jaren verstreken.’

Hij stond op om de koffiekan te pakken en schonk iedereen in.

‘Jullie zijn gisteren bij Helen geweest,’ zei Patrik. ‘Kunnen jullie vandaag met Marie gaan praten? Dan ga ik naar Helen. Ik wil weten wat voor alibi ze hebben.’

‘Van welk tijdstip moeten we uitgaan?’ vroeg Paula. ‘We weten niet eens of Nea ’s ochtends is verdwenen, zoals de ouders denken. Ze hebben haar niet meer gezien nadat ze haar naar bed hadden gebracht. Ze kan in de loop van de nacht zijn meegenomen.’

‘Maar hoe dan?’ zei Martin toen hij weer zat. ‘Zijn er sporen dat iemand het huis is binnengedrongen?’

‘Ik zal de ouders vragen of iemand ’s nachts ongemerkt binnen had kunnen komen,’ zei Gösta. ‘Het zijn warme nachten; op het platteland slapen veel mensen met open raam.’

‘Goed,’ zei Patrik, ‘dan ga jij dat doen. En je hebt gelijk, Paula, we moeten de alibi’s al vanaf de zondagavond vaststellen.’

‘Oké, wij gaan horen wat Marie te zeggen heeft.’

‘Praat ook met haar dochter,’ zei Patrik. ‘Als ik me niet vergis, heeft ze een dochter die Jessie heet. Ik hoop dat ik niet alleen Helen aantref, maar ook haar zoon Sam en haar man, die VN-soldaat die eruitziet alsof hij prikkeldraad als ontbijt eet.’

Hij stond op om de melk in de koelkast te zetten, zodat die niet zuur werd in de zomerwarmte. Ze hadden geen airco in de keuken, alleen een oude ventilator, en hoewel het raam wijd openstond, was het bijna onmenselijk heet in de kleine gele ruimte.

‘Heeft iemand Mellberg trouwens gezien?’ vroeg hij.

‘De deur naar zijn kamer is dicht en niemand antwoordde toen ik klopte. Hij zal wel in diepe slaap zijn,’ zei Gösta met een scheve glimlach.

Niemand had nog de puf om zich aan Mellberg te ergeren. En zolang hij op zijn kamer zat te slapen, konden de anderen rustig hun werk doen.

‘Heb je nog iets van Torbjörn of Pedersen gehoord?’ vroeg Paula.

‘Ja, ik heb ze gisteren allebei gebeld,’ zei Patrik. ‘Torbjörn wilde zoals gewoonlijk niets zeggen voordat het rapport klaar is, maar hij heeft het technische verslag van de zaak-Stella gemaild. En Pedersen wilde na enig aandringen wel kwijt dat Nea een wond op haar achterhoofd had. Ik weet niet wat dat betekent, maar het is in elk geval iets.’

‘Zou het kunnen dat Helen en Marie onschuldig waren?’ vroeg Paula, terwijl ze Gösta aankeek. ‘Of heeft een van hen nu weer een moord gepleegd?’

‘Ik weet het niet,’ zei Gösta. ‘Ik was er destijds heilig van overtuigd dat zij het hadden gedaan. Maar nu ik heb gehoord dat Leif was gaan twijfelen, weet ik het niet meer zo zeker. En dat ze dertig jaar later een motief zouden hebben om weer een klein meisje te vermoorden… Tja, dat klinkt wel heel vergezocht.’

‘Het kan een copycat zijn,’ zei Martin, en hij wapperde met zijn overhemd om wat verkoeling te krijgen. Zijn rossige haar lag vastgeplakt op zijn hoofd.

‘Op dit moment kunnen we niets uitsluiten,’ zei Gösta, en hij keek naar de tafel.

‘Hoe staat het met de oude processen-verbaal van verhoor, heb je die al gevonden?’ vroeg Patrik. ‘En al het andere onderzoeksmateriaal?’

‘Ik ben ermee bezig,’ zei Annika. ‘Maar je kent het archief. Er zijn documenten verplaatst. Er zijn documenten verdwenen. Er zijn documenten vernietigd. Maar ik geef niet op. Als er ook maar iets bewaard is gebleven van de zaak-Stella, zal ik het vinden.’ Ze glimlachte scheef. ‘Heb je trouwens al met je vrouw gesproken? Zij is er meestal heel goed in oud onderzoeksmateriaal te lokaliseren, beter dan wij in elk geval.’

‘Ja, dank je, ik weet het,’ zei Patrik lachend. ‘Ik heb toegang gekregen tot alles wat ze tot op heden heeft verzameld, maar het zijn vooral kopieën van wat er in de kranten is geschreven. Het is haar ook niet gelukt de onderzoekspapieren te pakken te krijgen.’

‘Ik blijf zoeken,’ zei Annika. ‘En als ik iets vind, laat ik het je met­een weten.’

‘Top. Nou, dan staat ons vandaag het een en ander te doen,’ zei Patrik, en hij voelde de knoop in zijn maag terugkomen. Hij wilde afstand houden, maar dat was moeilijk. Op de grens van onmogelijk.

Opeens hoorden ze een bulderende stem in de deuropening.

‘Zo, dus jullie zitten hier lekker op je gemak koffie te drinken!’

Mellberg keek hen met half dichtgeknepen ogen slaapdronken aan.

‘Gelukkig maar dat in elk geval iemand hier nog werkt. Kom, Ernst! Nu zal het baasje laten zien hoe je de zaken aanpakt.’

Ernst sjokte gelukzalig achter zijn baasje aan, en ze hoorden Mell­berg door de gang stampen, om vervolgens zijn kamerdeur met een klap achter zich dicht te trekken. Vast om zijn ochtenddutje in zijn bureaustoel voort te zetten. Niemand nam de moeite er iets van te zeggen. Ze hadden werk te doen.

Jessie genoot van de kalmte die ze voelde als ze naar Sams regelmatige ademhaling luisterde. Dat kende ze helemaal niet. De kalmte. Het gevoel van veiligheid. Gezien worden.

Ze draaide zich om in het bed, en hoopte dat Sam het niet zou merken. Maar de arm die om haar heen was geslagen, hield haar alleen maar steviger vast. Niets van wat ze deed leek hem te kunnen storen.

Ze streelde voorzichtig zijn buik onder het zwarte T-shirt. Het voelde vreemd om dicht bij een ander mens te zijn. Een jongen. Aan iemand te zitten, iemand aan te raken, zonder gehoond te worden, afgewezen.

Ze draaide zich om en tilde haar hoofd een eindje op. Keek naar hem. De uitgesproken wangen, de sensuele lippen. De lange, zwarte wimpers.

‘Heb jij weleens verkering gehad?’ zei ze zachtjes.

Hij knipperde even, maar hield zijn ogen dicht.

‘Nee,’ zei hij uiteindelijk. ‘En jij?’

Ze schudde haar hoofd en wreef met haar kin tegen zijn borstkas.

Ze wilde niet denken aan de vernederende periode op het internaat in Londen afgelopen voorjaar. Een kort, heerlijk moment had ze gedacht dat Pascal haar wilde hebben. Hij was de zoon van een Franse diplomaat en zo knap dat hij haar de adem benam. Hij was haar app­jes gaan sturen – zalige, fijne, lieve berichten. Daarna had hij haar gevraagd voor het schoolbal, en ze had nauwelijks kunnen slapen bij de gedachte aan hoe verbaasd iedereen zou zijn als ze daar aan Pascals arm binnen kwam schrijden. En ze waren blijven appen. Hij had haar steeds verder uit haar schulp gelokt. Ze hadden geflirt, grapjes gemaakt, waren steeds dichter bij de grens van het verbodene gekomen.

Op een avond had hij om een foto van haar borsten gevraagd. Hij had gezegd dat hij die op zijn netvlies wilde hebben als hij in slaap viel, dat ze de mooiste borsten ter wereld moest hebben en dat hij ernaar verlangde ze te strelen. Dus had ze op haar kamer haar shirt omhooggetrokken. En een foto gemaakt van haar borsten, zonder beha, helemaal ontbloot.

De volgende dag was de foto de hele school rondgegaan. Iedereen had geweten wat Pascal en zijn vrienden hadden beraamd, dat ze een val voor haar hadden opgezet. Ze hadden de appjes gezamenlijk geschreven. Jessie had alleen maar dood gewild, van de aardbodem willen verdwijnen.

‘Nee,’ zei ze. ‘Nee, ik heb nooit verkering gehad.’

‘Wij zijn gewoon zo verstandig geweest om op de ware te wachten,’ zei Sam zacht, en hij draaide zijn gezicht naar haar toe.

De blauwe ogen bestudeerden haar, en ze wist dat ze hem kon vertrouwen. Ze waren als twee doorgewinterde oorlogsveteranen die in dezelfde oorlog hadden gevochten en geen woorden nodig hadden om te communiceren wat ze hadden meegemaakt.

Wat hun moeders hadden gedaan, had bij hen allebei zijn sporen nagelaten.

‘Ik weet eigenlijk nauwelijks wat er toen is gebeurd, dertig jaar geleden.’

‘Hoe bedoel je?’ zei Sam, en hij tilde zijn kin op.

‘Ja, ik weet wat je kunt googelen. Maar er is toen zoveel geschreven, dingen die niet op internet staan. Maar ik heb het mijn moeder niet gevraagd… Met haar valt er niet over te praten.’

Sam streelde haar haar.

‘Ik kan je misschien helpen. Zou je dat willen?’

Jessie knikte. Ze legde haar hoofd op zijn borst en koesterde zich in de rust die haar bijna slaperig maakte.

‘Over een jaar ben ik ervanaf,’ zei Sam.

De school. Ze wist het zonder dat hij het hoefde te zeggen. Ze leken veel op elkaar.

‘Wat ga je dan doen?’

Hij haalde zijn schouders op.

‘Ik weet het niet. Ik wil niet in de tredmolen belanden. Geen geestdodend werk doen.’

‘Ik wil gaan reizen,’ zei Jessie, en ze sloeg haar armen stevig om hem heen. ‘Alleen een rugzak mee en gaan waarheen ik maar wil.’

‘Dat kan pas als je achttien bent. Dat duurt nog ontzettend lang. Ik weet niet of ik zo lang kan wachten.’

‘Wat bedoel je?’ zei Jessie.

‘Niets,’ zei hij zacht. ‘Ik bedoel niets.’

Jessie wilde nog meer zeggen, maar bleef in plaats daarvan zijn buik strelen, alsof ze de knoop in zijn maag kon wegwrijven. Dezelfde knoop die zij altijd met zich meedroeg.

Ze voelde iets onder haar vingers en trok Sams shirt omhoog.

‘Wat is dat?’ zei ze, terwijl ze het ronde litteken streelde.

‘Een brandwond. Ik was dertien. Basse en een paar andere jongens hielden me vast, terwijl Nils een sigaret op me uitdrukte.’

Jessie deed haar ogen dicht. Haar Sam. Ze wilde al zijn wonden helen.

‘En dit?’

Ze was met haar hand naar zijn rug gegaan en oefende zachte druk uit, zodat hij meer op zijn zij ging liggen en ze zijn rug kon zien. Lange strepen liepen in een onregelmatig patroon over zijn rug.

‘Ook Nils?’

‘Nee. Mijn pa. Met zijn riem. Toen de gymleraar het zag, loog ik en zei dat ik mijn rug aan een struik met doornen had opengehaald. Ik denk niet dat hij me geloofde, maar het werd niet verder onderzocht. Niemand durft met James te fucken. Maar daarna was mijn pa in elk geval slim genoeg om te begrijpen dat hij niets kon doen wat sporen achterliet. En drie jaar geleden hield hij ineens op met dat soort straffen, ik weet eigenlijk niet waarom.’

‘Heb je nog meer littekens?’ vroeg Jessie, terwijl ze de strepen op zijn rug gefascineerd volgde.

Haar eigen littekens zaten aan de binnenkant. Maar dat betekende niet dat ze minder pijn hadden gedaan dan een riem die de huid op Sams rug openhaalde.

Sam ging rechtop zitten. Hij stroopte zijn broekspijpen op, zodat zijn knieën zichtbaar werden. Ze zaten vol littekens. Ze stak haar hand uit en streelde die ook. Ze voelden bobbelig onder haar vingers.

‘Hoe… kom je hieraan?’

‘Ik moest op mijn knieën op de grond zitten. Op suikerkorrels. Dat klinkt niet echt pijnlijk, maar geloof me: het doet zeer. En geeft littekens.’

Jessie boog zich naar voren en kuste de littekens.

‘Nog meer?’

Hij draaide zijn rug naar haar toe en trok zijn broek tot halverwege zijn billen omlaag.

‘Zie je het?’

Ze zag het: nog een rond litteken, maar het zag er niet uit als een brandwond.

‘Een potlood. De oude truc waarbij je een vlijmscherp potlood onder iemands kont houdt als hij op een stoel gaat zitten. Het ging een paar centimeter naar binnen. En brak af. De klas moest zo hard lachen dat ik dacht dat ze het in hun broek zouden doen.’

‘Jezus,’ zei Jessie.

Ze wilde niet meer weten. Ze wilde niet meer zien. Ze voelde haar eigen inwendige littekens veel te duidelijk en kon het niet aan om nog meer van Sams zichtbare te zien. Ze boog zich naar voren, kuste het litteken op zijn billen en draaide hem voorzichtig op zijn rug. Zonder naar hem te durven kijken trok ze langzaam zijn broek omlaag. Ze hoorde dat zijn ademhaling veranderde, zwaarder werd. Teder kuste ze zijn heupen, zijn dijen. Zijn hand gleed door haar haar en streelde haar hoofd. Ze beefde heel even toen ze terugdacht aan de foto’s die van haar waren verspreid en de tijd die daarop was gevolgd. Toen opende ze haar lippen en dwong de beelden, de herinneringen weg. Ze was daar nu niet. Ze was hier. Met haar tweelingziel. Die alle littekens zou kunnen helen.

‘Allemachtig, wat is het warm.’ Martin hijgde als een paard toen ze naar de politieauto liepen. ‘Zweet jij niet?’

Paula lachte en schudde haar hoofd.

‘Ik kom uit Chili. Dit stelt niks voor.’

‘Maar je hebt amper in Chili gewoond,’ lachte Martin, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. ‘Je bent net zo Zweeds als ik.’

‘Niemand kan net zo Zweeds zijn als jij, Martin. Jij bent Zweedser dan Zweeds.’

‘Zo klinkt het alsof het iets slechts is,’ zei Martin met een glimlach, terwijl hij het portier opende.

Vervolgens stapte hij weer even snel uit als hij was gaan zitten.

‘Wat stom van ons. Ze is nu vast in de studio.’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Paula, en ze schudde haar hoofd. ‘Dat is op een steenworp afstand hiervandaan.’

‘Best leuk om de filmstudio te zien,’ zei Martin, en hij liep al in de richting van het industrieterrein waar in een van de verlaten gebouwen de film over Ingrid Bergman werd opgenomen.

‘Volgens mij is het niet zo flashy als jij denkt.’

Martin draaide zich om naar Paula, die met haar korte benen moeite had om zijn tempo bij te houden, en knipoogde plagerig.

‘We zullen zien. Het zal hoe dan ook spannend zijn om Marie Wall te ontmoeten. Ze is best knap voor haar leeftijd.’

Paula zuchtte.

‘Over vrouwen gesproken,’ zei ze. ‘Hoe gaat het met die andere vrouw?’

Martin voelde dat hij begon te blozen.

‘Ik heb maar een paar minuten met haar gepraat in de speeltuin. Ik weet niet eens hoe ze heet.’

‘Maar het klinkt alsof er een klik was.’

Martin steunde. Hij kende Paula en wist dat ze er voorlopig niet over zou ophouden. Hoe terughoudender hij deed, hoe leuker zij het vond.

‘Dus…’

Hij zocht koortsachtig naar een gevatte opmerking, maar tevergeefs.

‘Genoeg daarover,’ zei hij alleen maar, en hij schudde zijn hoofd. ‘Tijd om te werken.’

‘Oké,’ zei Paula met een glimlach.

De filmstudio was gehuisvest in een industriegebouw dat er absoluut niet glamoureus uitzag. Er stond een schutting om het pand, maar toen Martin aan het hek voelde, zat dat niet op slot en konden ze zonder problemen het terrein op. Er stond een deur open, waarschijnlijk voor de ventilatie, en ze stapten voorzichtig naar binnen. Binnen leek het net een hangar: een hoog plafond en één enorm grote ruimte. Voor hen stonden een bankstel en een soort garderobemagazijn met losse rekken vol kleding. Links leken een paar deuren naar de toiletten en provisorische visagieruimten te leiden. Rechts waren muren met ramen opgebouwd, die de illusie van een echte kamer moesten wekken, en de coulissen werden omgeven door een heleboel lampen.

Een blonde vrouw kwam hun tegemoet. Haar haar zat losjes opgestoken en werd bijeengehouden met een penseel, en rond haar middel had ze een grote timmermansriem vol visagiespullen.

‘Dag, kan ik jullie helpen?’

‘We zijn van de politie en willen graag even met Marie Wall praten,’ zei Paula.

‘Ze zijn net een scène aan het opnemen, maar zodra ze klaar zijn zal ik doorgeven dat jullie er zijn. Tenzij het dringend is?’

‘Nee hoor, we kunnen wel even wachten.’

‘Goed, neem plaats, en er is koffie als jullie willen.’

Ze pakten koffie en wat lekkers van de tafel naast de bank en gingen zitten.

‘Je hebt gelijk, het is niet echt glamoureus,’ zei Martin, terwijl hij om zich heen keek.

‘Dat zei ik toch?’ zei Paula, en ze stopte een handvol nootjes in haar mond.

Ze keken nieuwsgierig naar de coulissen verderop, waar ze vaag het geluid van stemmen hoorden die teksten voordroegen. Na een tijdje riep een mannenstem luid: ‘Cut!’, en een paar minuten later kwam de vrouw met de visagiespullen met de ster, Marie Wall, aangelopen. De ruimte kreeg plotseling beduidend meer glamour. Marie was gekleed in een witte blouse en korte, strakke shorts, en had een witte band in haar haar. Martin zag dat ze waanzinnig mooie benen had voor een vrouw van haar leeftijd, maar dwong zichzelf te proberen zijn hoofd erbij te houden. Hij liet zich veel te makkelijk afleiden door knappe vrouwen. Voordat hij Pia leerde kennen had dat regelmatig problemen veroorzaakt, en er waren nog steeds plekken in Tanumshede die hij liever vermeed om niet iemand tegen het lijf te lopen die deze complicaties had veroorzaakt. Sommige mensen waren wrokkiger dan andere.

‘Wat heerlijk om op de vroege ochtend een knappe man in uniform te zien,’ zei Marie met een hese stem, waarbij de haartjes op zijn armen overeind gingen staan.

Hij begreep hoe ze aan de reputatie van een van Hollywoods grootste mannenverslindsters was gekomen. Hij zou er niets op tegen hebben gehad door haar verslonden te worden.

Paula keek hem pissig aan en hij realiseerde zich tot zijn schande dat hij met open mond zat te kijken. Hij kuchte, terwijl Paula opstond om Marie te begroeten en hen voor te stellen.

‘Paula Morales en Martin Molin van de politie in Tanumshede. We onderzoeken de moord op een klein meisje dat dood in Fjällbacka is gevonden en willen een paar vragen stellen.’

‘Natuurlijk,’ zei Marie, en ze ging naast Martin op de bank zitten.

Ze pakte zijn hand en hield die een paar tellen te lang vast toen ze elkaar begroetten. Hij voelde geen behoefte om te protesteren, maar zag vanuit zijn ooghoek dat Paula nijdig naar hem keek.

‘Ik neem aan dat jullie me willen spreken vanwege wat er dertig jaar geleden is gebeurd.’

Martin kuchte weer en knikte.

‘De overeenkomsten tussen de gebeurtenissen zijn zo groot dat we met u moeten praten. En met Helen Jensen.’

‘Ik begrijp het,’ zei ze, en ze leek niet noemenswaardig aangedaan. ‘Maar jullie weten toch ook dat Helen en ik al dertig jaar aan onze onschuld vasthouden? Dat we het grootste deel van ons leven hebben moeten leven met de schuld van iets wat we niet hebben gedaan?’

Ze leunde achterover en stak een sigaret op. Martin keek als gehyp­notiseerd toe toen ze haar ene been over het andere sloeg.

‘We hebben dan wel niet in de gevangenis gezeten, maar in de ogen van de samenleving maakte dat geen verschil,’ ging ze verder. ‘Iedereen vond dat we schuldig waren aan moord. Onze foto’s stonden in alle kranten, ik ben bij mijn familie weggehaald en onze levens zijn nooit meer hetzelfde geworden.’

Ze blies een rookkring uit, terwijl ze Paula recht in de ogen keek.

‘Dat is toch ook een gevangenis?’

Paula antwoordde niet.

‘Om te beginnen moeten we u vragen waar u van zondagavond acht uur tot maandagmiddag was,’ zei Martin.

Marie nam nog een trekje voordat ze antwoordde.

‘Op zondagavond was ik samen met de hele crew. We hadden een geïmproviseerde kick-off. In Stora Hotellet.’

‘En toen u thuiskwam?’ zei Martin, en hij pakte zijn notitieblok en een pen.

‘Tja… Ik ben in het hotel blijven slapen.’

‘Kan iemand dat bevestigen?’ vroeg Paula.

‘Jörgen, darling? Kun je even komen…?’

Marie riep naar een lange, donkerharige man, die luid pratend bij de coulissen met zijn armen stond te zwaaien. Toen Marie hem riep, kwam hij meteen naar hen toe.

‘Dit is Jörgen Holmlund, regisseur van de film.’

Hij groette met een knikje en keek toen vragend naar Marie, die de situatie amusant leek te vinden.

Darling, kun jij de politie vertellen waar ik in de nacht van zondag op maandag was?’

Jörgen klemde zijn kaken op elkaar. Marie nam een trek van haar sigaret en blies een rookkring uit.

‘Maak je geen zorgen, darling, ik denk niet dat ze je vrouw zullen bellen.’

Hij snoof, maar zei toen: ‘Zondagavond was de kick-off in Stora Hotellet, en daarna heeft Marie de nacht bij mij doorgebracht.’

‘En hoe laat kwam u maandagochtend thuis?’ vroeg Paula.

‘Ik ben niet thuis geweest. Jörgen en ik zijn samen naar de studio gereden. Daar waren we om ongeveer halfnegen en om negen uur ging ik naar de visagie.’

‘Wilden jullie nog meer weten?’ vroeg Jörgen, en hij draaide zich abrupt om toen ze zeiden dat dat niet het geval was.

Marie leek van zijn onbehagen te genieten.

‘Arme Jörgen,’ zei ze, terwijl ze met haar sigaret naar zijn verdwijnende rug wees. ‘Hij doet zo zijn best om zijn escapades geheim te houden voor zijn vrouw. Hij behoort tot de mannen die behept zijn met de ongelukkige combinatie van een geweten en een tomeloos libido.’

Marie boog zich naar voren en gooide haar sigaret in een colablikje op de tafel.

‘Nog meer? Geen grote vraagtekens omtrent mijn alibi, neem ik aan?’

‘We willen ook graag met uw dochter praten. Is dat goed? Ze is minderjarig, daarom hebben we uw toestemming nodig.’

Martin begon te hoesten van de rook, die nu rond de bank hing waarop ze zaten.

‘Geen probleem,’ zei Marie schouderophalend.

Ze leunde weer achterover.

‘Ik begrijp natuurlijk hoe ernstig de situatie is, maar als jullie geen andere vragen hebben, moet ik terug naar de set. Jörgen krijgt stress­uitslag als we ons niet aan het opnameschema houden.’

Ze stond op en stak haar hand uit. Toen pakte ze Martins notitieblok en pen, schreef iets op en gaf hem alles met een scheve glimlach terug, waarna ze met rasse schreden naar de set terugliep.

Paula sloeg haar ogen ten hemel en zei: ‘Laat me raden: haar telefoonnummer.’

Martin keek op het blok en knikte. Hij glimlachte onnozel.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html