Bohuslän 1672
Toen Elin Märta’s geschreeuw hoorde, begon ze harder te rennen dan ze ooit had gedaan. Ze zag Prebens witte bovenhemd tussen de bomen; hij was vlugger dan zij en de afstand tussen hen werd groter. Haar hart bonkte in haar borst en ze merkte dat haar rok bleef haken; takken werden afgerukt en ze hoorde het geluid van scheurende stof. In de verte zag ze het bosmeertje, en terwijl Märta’s geschreeuw steeds luider werd, versnelde ze haar pas nog meer.
‘Märta! Märta!’ gilde ze schril, en toen ze bij de oever was, liet ze zich op haar knieën vallen.
Preben ging al naar het meisje toe. Hij waadde door het donkere water, maar toen hij zo ver was dat het tot zijn borst reikte, begon hij te vloeken.
‘Mijn voet zit vast en ik kom niet los! Zwem naar Märta toe, Elin. Ze houdt het niet lang meer vol!’
Preben keek verwilderd uit zijn ogen, en ze zag dat hij zijn uiterste best deed om los te komen.
Elins blik schoot vertwijfeld van hem naar Märta, die niet langer riep en in het zwarte water leek weg te zinken.
‘Ik kan niet zwemmen!’ schreeuwde ze, terwijl ze om zich heen keek om een oplossing te vinden.
Als ze zich in een poging om haar dochter te redden onbezonnen in het meertje wierp, zou Märta zeker verdrinken. En zijzelf ook. Dat wist ze.
Ze spoedde zich naar de overkant. Het meer was klein maar diep, en nu was alleen Märta’s kruin nog boven het glimmende oppervlak te zien. Er hing een grote tak over het water en Elin kroop er zo ver ze kon op. Toch was ze nog ruim een meter van haar dochter verwijderd, en ze schreeuwde het meisje toe dat ze vol moest houden. Märta leek haar te horen, want ze begon weer met haar armen te maaien en spetterde om zich heen. Elins armen deden pijn toen ze zich nog verder naar voren trok, maar ze was nu zo dichtbij dat Märta haar misschien net kon vastgrijpen.
‘Pak mijn hand!’ riep ze, en ze rekte zich zo ver ze kon naar haar dochter uit zonder haar greep op de tak te verliezen.
Ook Preben riep wat hij kon.
‘Märta! Pak Elins hand!’
Het meisje worstelde vertwijfeld, maar kreeg geen vat en hapte telkens water.
‘Märta! Lieve god, pak mijn hand!’
Als door een wonder wist Märta haar eindelijk beet te grijpen. Elin hield haar uit alle macht vast en kroop voorzichtig over de tak terug. Het meisje trok haar naar beneden, maar desondanks wist Elin ergens de benodigde kracht vandaan te halen. Ondertussen was het Preben eindelijk gelukt om zich te bevrijden en hij zwom naar hen toe. Toen ze bijna bij de oever waren, kon hij Märta vastgrijpen, zodat Elin haar kon loslaten. Haar beide armen deden zeer, maar ze was zo opgelucht dat de tranen haar vrijelijk over de wangen stroomden. Zodra ze vaste grond onder haar voeten had, vloog ze haar dochter om de hals en omhelsde tegelijk Preben, die op zijn hurken zat en zijn armen om het meisje heen had geslagen.
Achteraf wist Elin niet hoelang ze zo hadden gezeten, met z’n drieën met hun armen om elkaar heen. Pas toen Märta begon te rillen, beseften ze dat het hoog tijd was om naar huis te gaan en te zorgen dat het meisje droge kleren aan kreeg, en zijzelf eveneens.
Preben tilde Märta op en droeg haar voorzichtig door het bos. Hij liep een beetje mank, en Elin zag dat hij een schoen was verloren, ongetwijfeld toen hij in de bodem van het meertje vastzat.
‘Dank u wel,’ zei ze met een stem die beefde van de tranen. Preben draaide zich glimlachend naar haar om.
‘Ik heb niets gedaan. Je wist zelf raad, Elin.’
‘Ik kreeg hulp van God,’ zei Elin stilletjes, en ze besefte hoe waar die woorden waren.
God had haar geholpen toen ze haar dochter had gezegd haar hand te pakken; daarvan was ze overtuigd.
‘Dan zal ik de Heer vanavond extra danken,’ zei Preben, terwijl hij het meisje dichter tegen zich aan drukte.
Märta’s tanden klapperden tussen blauwe lippen.
‘Waarom ben je het meer in gegaan, Märta? Je weet toch dat je niet kunt zwemmen?’
Elin probeerde om niet verwijtend te klinken, maar ze begreep het niet. Märta wist dat ze bij water uit de buurt moest blijven.
‘Ze zei dat Viola in het water was geraakt en zou verdrinken,’ mompelde Märta.
‘Wie? Wie zei dat Viola in het water was geraakt?’ vroeg Elin met fronsend voorhoofd, al dacht ze het antwoord wel te weten. Over Märta’s hoofd heen keken Preben en zij elkaar aan.
‘Zei Britta dat?’ vroeg Preben.
Märta knikte.
‘Ja, Britta is een eindje met me meegelopen om me te laten zien welke kant ik op moest. Toen zei ze dat ze terugging, maar dat ik Viola moest gaan redden.’
Elin keek Preben razend aan en zag dat zijn ogen even zwart waren als het water van het bosmeertje.
‘Ik zal met mijn vrouw spreken,’ zei Preben met doffe stem.
Ze naderden de pastorie, en Elin wilde niets liever dan protesteren; ze wilde haar zuster krabben en slaan en haar de haren uittrekken, maar ze wist dat ze naar Preben moest luisteren, anders zou ze zowel zichzelf als het meisje in het ongeluk storten. Ze zette zich ertoe diep adem te halen en vroeg hogere machten om de kracht rustig te blijven. Maar vanbinnen kookte ze van woede.
‘Wat is er gebeurd?’
Lill-Jan kwam op hen af gerend, op de voet gevold door een paar andere dienstmeiden en knechten.
‘Märta is het bosmeertje in gelopen, maar Elin heeft haar weten te redden,’ zei Preben, en hij beende naar de pastorie.
‘Leg haar maar in de meidenkamer,’ zei Elin, die het meisje niet in de buurt van Britta wilde hebben.
‘Nee, Märta krijgt een warm bad en droge kleren.’ Hij wendde zich tot de jongste dienstmeid van de pastorie. ‘Kun je een bad voor haar in orde maken, Stina?’
De meid boog en holde alvast naar binnen om water te verwarmen.
‘Ik ga droge kleren voor haar halen,’ zei Elin.
Ze liep met tegenzin bij Preben en Märta vandaan, maar pas nadat ze het meisje over haar bol had gestreken en haar op haar ijskoude voorhoofd had gekust.
‘Moeder komt zo terug,’ zei ze toen Märta protesterend jengelde.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Britta, die het tumult op het erf had gehoord, chagrijnig vanuit de deuropening.
Toen ze Märta in Prebens armen zag liggen, werd ze net zo wit als het bovenhemd van haar echtgenoot.
‘Wat…? Wat…?’
Haar ogen werden groot en rond van verbazing. Inwendig bad Elin koortsachtig; ze bad zoals ze nog nooit had gebeden om de kracht te vinden Britta niet ter plekke in elkaar te slaan. En haar gebed werd verhoord. Ze slaagde erin te zwijgen, maar voor de zekerheid draaide ze zich subiet om en liep weg om de droge kleren te halen. Ze hoorde niet wat Preben tegen zijn echtgenote zei, maar zag wel hoe hij haar aankeek. En voor het eerst van haar leven zag ze dat haar zuster bang was. Maar achter die angst schuilde iets waarvan Elin de schrik om het hart sloeg: een haat die net zo heet brandde als de vuren van de hel.