d

Sanna bleef midden in een pad in de Konsum-supermarkt staan. ’s Zomers hield ze het tuincentrum zo lang mogelijk open, maar vandaag waren haar gedachten met haar aan de haal gegaan. Vragen over hoe vaak de geraniums water moesten hebben hadden deze dag dom gevoeld.

Ze schudde haar hoofd en keek om zich heen. Vendela kwam vandaag terug van haar vader, en Sanna wilde haar lievelingseten en lievelingssnacks in huis halen. Vroeger kon Sanna die in haar slaap opzeggen, maar tegenwoordig veranderden ze even vaak als Vendela’s haarkleur. De ene week was ze veganist, de volgende at ze alleen maar hamburgers, de derde deed ze aan de lijn en zoog ze op een wortel, terwijl Sanna zeurde dat ze moest eten omdat ze anders anorexia kon krijgen. Niets was bestendig, niets was zoals het vroeger was geweest.

Had Niklas evenveel problemen als zij? Vendela woonde de ene week bij hem en de andere bij haar, en dat was jarenlang goed gegaan. Maar tegenwoordig leek Vendela te begrijpen welke macht ze had. Als ze het eten niet lustte, zei ze dat het bij Niklas lekkerder was, en van hem mocht ze kennelijk ’s avonds met Nils omgaan. Sanna was soms helemaal afgepeigerd en begreep niet dat ze de babyperiode zo vermoeiend had gevonden; de puberteit was vele malen erger gebleken.

Haar dochter voelde vaak als een vreemde. Vendela had haar altijd terechtgewezen als ze vermoedde dat Sanna stiekem achter het huis een sigaret had gerookt, en ze had haar talloze preken over de risico’s op kanker gegeven. Maar de laatste keer dat Vendela bij haar was, had Sanna gemerkt dat de kleren van haar dochter naar rook stonken.

Sanna keek rond in de winkel. Ten slotte nam ze een beslissing. Ze zou op safe spelen. Taco’s. Met zowel echt gehakt als sojagehakt was ze ingedekt tegen een eventuele veganistenweek.

Sanna was zelf nooit een tiener geweest. Ze was veel te vroeg volwassen geworden. Stella’s dood en alle vreselijke gebeurtenissen die daarop waren gevolgd, hadden haar direct het volwassen leven in gestuurd. Er was geen ruimte geweest om over tienerzaken te zeuren. Ze had geen ouders gehad tegen wie ze haar ogen ten hemel kon slaan.

Ze had Niklas op de landbouwschool leren kennen. Toen ze haar eerste baan kreeg, waren ze gaan samenwonen. Na verloop van tijd hadden ze Vendela gekregen – een ongelukje, als ze eerlijk was. Dat het niet ging, was niet zijn schuld; het lag aan haar. Niklas was een prima man, maar ze had hem nooit echt kunnen toelaten. Van iemand houden, of het nu om een echtgenoot of een dochter ging, deed te veel pijn; dat had ze al op jonge leeftijd geleerd.

Sanna legde tomaten, komkommer en uien in de winkelwagen en liep toen naar de kassa.

‘Heb je het gehoord?’ zei Bodil, terwijl ze geroutineerd de artikelen scande die Sanna op de band legde.

‘Nee, wat zou ik gehoord moeten hebben?’ zei Sanna, en ze pakte de colafles uit het wagentje en legde hem op zijn kant op de lopende band.

‘Over het meisje!’

‘Welk meisje?’

Sanna luisterde maar met een half oor. Ze had al spijt dat ze Coca-­Cola voor Vendela had gekocht.

‘Dat verdwenen is. Van jullie oude boerderij.’

Bodil kon de opwinding in haar stem niet verhullen. Sanna bevroor midden in een beweging met het zakje geraspte tex-mexkaas in haar hand.

‘Onze boerderij?’ zei ze, en haar oren suisden licht.

‘Ja,’ zei Bodil. Ze ging verder met het scannen van de boodschappen en merkte niet dat Sanna geen spullen meer op de band legde. ‘Er is een vierjarig meisje van jullie oude boerderij verdwenen. Mijn man helpt mee zoeken in het bos; er is een grote zoekactie georganiseerd.’

Sanna legde langzaam het zakje kaas op de band. Toen liep ze naar de deur. De boodschappen bleven liggen. Haar handtas ook. Achter zich hoorde ze Bodil haar naam roepen.

Anna leunde achterover op de stoel en keek naar Dan, die een plank stond af te zagen. Hij had bedacht dat dit een geweldig moment was om met het project ‘nieuw terras’ aan de slag te gaan, tijdens de heetste hoogzomerdagen. Ze hadden het er al drie jaar over, maar kennelijk kon het nu niet langer worden uitgesteld. Ze vermoedde dat zijn mannelijke nesteldrift opspeelde. Bij haar had die zich geuit in het uitmesten van alle klerenkasten. De kinderen hadden inmiddels hun lievelingskleren verstopt, omdat ze bang waren dat ze anders naar de kledinginzameling gingen.

Anna glimlachte naar Dan, die in de hitte stond te zwoegen, en realiseerde zich dat ze voor het eerst in heel lange tijd echt van het leven genoot. Haar kleine interieurstylingbureau was misschien geen beursgenoteerd bedrijf, maar veel kieskeurige zomergasten maakten gebruik van haar diensten en ze had al een paar keer klanten moeten weigeren omdat ze helemaal vol zat. En de baby in haar buik groeide goed. Ze hadden besloten dat ze niet wilden weten of het een jongetje of een meisje was, dus de werknaam was voorlopig ‘de kleine’. De andere kinderen waren heel betrokken bij de naamkwestie, maar suggesties als ‘Buzz Lightyear’, ‘Rackaralex’ en ‘Darth Vader’ waren niet echt nuttig. En Dan had op een avond half boos een man uit de tv-­serie Solsidan geciteerd: ‘We maakten allebei een lijst met namen die we mooi vonden, daarna werd het de bovenste van haar lijst.’ Alleen omdat zij zijn voorstel dat de baby, als het een jongen was, Bruce zou heten, naar Bruce Springsteen, had verworpen. Zelf was hij niet veel beter, want volgens hem klonk haar suggestie ‘Philip’ alsof de jongen met een schippersjasje aan zou worden geboren. Zo stonden de zaken er dus voor. Ze zou over een maand bevallen en ze hadden nog geen idee van een naam, niet voor een jongen en niet voor een meisje.

Maar het zou wel goed komen, dacht Anna toen Dan naar haar toe kwam lopen. Hij boog zich omlaag en gaf haar een zoen op haar mond. Hij smaakte zout van het zweet.

‘Volgens mij zit je hier best lekker,’ zei hij, over haar buik strelend.

‘Ja, de kinderen zijn allemaal bij vriendjes en vriendinnetjes,’ zei ze, en ze nam een slok van haar ijskoffie.

Ze wist dat sommige mensen zeiden dat je tijdens de zwangerschap beter niet te veel koffie kon drinken, maar ze moest toch ergens van genieten nu alcohol en rauwmelkse kazen verboden waren.

‘Ik dacht dat ik het bestierf toen mijn zus vandaag tijdens de lunch aan een groot glas koude bubbels zat te nippen,’ kreunde ze, en Dan drukte zacht op haar schouder.

Hij was naast haar gaan zitten en leunde met gesloten ogen achterover om van de latemiddagzon te genieten.

‘Het duurt niet lang meer, lieverd,’ zei hij, en hij streelde haar hand.

‘Na de bevalling ga ik me baden in wijn,’ zei ze met een zucht, waarbij ze ook haar ogen sloot.

Toen bedacht ze dat ze door de zwangerschapshormonen pigmentvlekken kon krijgen en met een vloek zette ze de breedgerande hoed op die op tafel lag.

‘Ik kan niet eens zonnen, verdorie,’ mopperde ze.

‘Hè?’ zei Dan loom, en ze besefte dat hij dreigde in te dommelen in de zon.

‘Niks, schat,’ zei ze, maar ze voelde plotseling een onweerstaanbaar verlangen om hem tegen zijn schenen te trappen, alleen maar omdat hij een man was en daarom geen last had van zwangerschapskwaaltjes en zich geen opofferingen hoefde te getroosten.

Het was vreselijk onrechtvaardig. En dan die vrouwen die dromerig verzuchtten hoe héérlijk het was om zwanger te zijn en wat een geschénk het was dat zij de kinderen mochten dragen – ja, die wilde ze ook slaan. Hard.

‘De mensen zijn gek,’ mompelde ze.

‘Hè?’ zei Dan weer. Nu sliep hij echt bijna.

‘Niets,’ zei ze, en ze trok de rand van de hoed ver over haar ogen.

Waar had ze over zitten denken, voordat Dan haar onderbrak? O ja. Hoe heerlijk het leven was. Want dat was het. Ondanks zwangerschapskwaaltjes en de hele mikmak. Ze werd bemind. Ze was omringd door haar gezin.

Ze rukte de hoed van haar hoofd en draaide haar gezicht naar de zon. Dan maar pigmentvlekken. Het leven was te kort om niet van de zon te genieten.

Sam wou dat hij hier eeuwig kon blijven. Al sinds zijn kinderjaren vond hij het hier heerlijk. De warmte van de klippen. Het klotsende water. De krijsende meeuwen. Hier kon hij alles ontvluchten. Hij kon zijn ogen sluiten en dan was alles gewoon weg.

Jessie lag naast hem. Hij voelde haar warmte. Ze was een mirakel. Dat ze net op dit moment in zijn leven was gekomen. De dochter van Marie Wall. De ironie van het lot.

‘Hou jij van je ouders?’

Sam deed een oog open en tuurde naar haar. Ze lag op haar buik en leunde met haar kin op haar hand terwijl ze hem aankeek.

‘Waarom vraag je dat?’

Het was een intieme vraag. Ze kenden elkaar nog maar heel kort.

‘Ik heb mijn vader nooit ontmoet,’ zei ze met afgewende blik.

‘Waarom niet?’

Jessie haalde haar schouders op.

‘Ik weet het niet. Ik denk dat mijn moeder het niet wilde. Ik weet niet eens zeker of ze wel weet wie mijn vader is.’

Sam stak aarzelend een hand uit en legde die op haar onderarm. Ze schrok niet, en hij liet hem liggen. Haar ogen kregen een nieuw soort glans.

‘En jij – heb jij goed contact met je ouders?’ vroeg ze.

Het veilige gevoel en de rust van daarnet verdwenen. Maar hij begreep waarom ze het vroeg, en in zekere zin was hij haar een antwoord schuldig.

Sam ging rechtop zitten en keek uit over de zee voordat hij antwoordde.

‘Mijn vader… Hij heeft… Ja, hij heeft oorlogen meegemaakt. Soms is hij maanden achtereen weg. En soms neemt hij de oorlog mee naar huis.’

Jessie boog zich naar hem toe en legde haar hoofd tegen zijn schouder.

‘Heeft hij…?’

‘Ik wil er niet over praten… Nog niet.’

‘En je moeder?’

Sam deed zijn ogen dicht. Liet zich verwarmen door de stralen van de zon.

‘Zij is oké,’ zei hij ten slotte.

Heel even dacht hij aan de dingen waaraan hij niet mocht denken, en hij kneep zijn ogen nog steviger dicht. Hij zocht in zijn zak naar de joints die hij had meegenomen. Toen hij ze had gevonden, stak hij ze allebei aan en gaf er een aan haar.

De kalmte keerde terug in zijn lichaam, het gegons in zijn hoofd verstomde, de herinneringen werden verdrongen door de rook. Hij boog zich naar voren en kuste Jessie. Eerst verstijfde ze. Van schrik. Uit onervarenheid. Toen voelde hij dat haar lippen zachter werden en hem toelieten.

‘Ach, wat schattig!’

Sam schrok op.

‘Kijk, daar hebben we de tortelduifjes.’

Nils kwam slenterend de klip af gelopen, met zoals altijd Basse en Vendela in zijn kielzog. Ze leken niet zonder elkaar te kunnen bestaan.

‘En wie is dit?’ Nils ging vlak naast hen zitten en keek aandachtig naar Jessie, die aan het bovenstukje van haar bikini trok. ‘Is dit je vriendinnetje, Sam?’

‘Ik heet Jessie,’ zei Jessie, en ze stak een hand uit, maar Nils negeerde die.

‘Jessie?’ zei Vendela achter hem. ‘Dat is de dochter van Marie Wall.’

‘Aha, de dochter van je moeders vriendin. De Hollywoodster.’

Nils keek nu gefascineerd naar Jessie, die aan het bovenstukje bleef trekken. Sam wilde haar tegen hun blikken beschermen, zijn armen om haar heen slaan en zeggen dat ze zich niets van hen moest aantrekken. In plaats daarvan pakte hij haar T-shirt.

‘Niet zo raar dat ze elkaar gevonden hebben,’ zei Basse, en hij drukte zijn elleboog in Nils’ zij.

Hij had een hoge, vrouwelijke kopstem, waarmee niemand hem durfde te plagen, omdat je je dan Nils’ woede op de hals haalde. Hij heette eigenlijk Bosse, maar liet zich al sinds de middenbouw Basse noemen, omdat dat cooler klonk.

‘Nee, dat is zeker niet raar,’ zei Nils, die van Jessie naar Sam keek.

Hij kwam overeind met die glimp in zijn ogen waar Sam altijd buikpijn van kreeg. Die zei dat er iets vervelends ging gebeuren. Maar toen draaide hij zich om naar Vendela en Basse.

‘Ik heb honger als een wolf,’ zei hij. ‘We gaan.’

Vendela glimlachte naar Jessie.

‘Tot kijk.

Sam keek hen verbaasd na. Wat was dit?

Jessie leunde tegen hem aan.

‘Wie waren dat?’ vroeg ze. ‘Ik vond ze apart. Aardig, maar apart.’

Sam schudde zijn hoofd.

‘Ze zijn niet aardig. Verre van.’

Hij pakte zijn mobieltje uit zijn zak. Opende de fotomap en zocht tussen de video’s. Hij wist waarom hij het filmpje had bewaard, als een herinnering aan wat mensen elkaar konden aandoen. Wat ze hem konden aandoen. Maar hij had nooit gedacht dat hij hem aan Jessie zou laten zien. Er waren al genoeg mensen die hem hadden bekeken.

‘Dit hebben ze vorige zomer op Snapchat geplaatst,’ zei hij, terwijl hij zijn telefoon aan Jessie gaf. ‘Ik kon het nog net filmen voordat het verdween.’

Sam keek de andere kant op toen Jessie de video startte. Hij hoefde hem niet te zien. Toen hij de stemmen hoorde, zag hij alles weer voor zich.

‘Je traint te weinig!’ klonk Nils’ schelle stem. ‘Je bent zo slap als een meisje. Zwemmen is een goede vorm van bewegen.’

Nils was naar Sams boot gelopen, die bijna op dezelfde plek lag als vandaag.

‘Je mag terugzwemmen naar Fjällbacka. Dat is goed voor je spieren.’

Vendela lachte, terwijl ze alles met de camera filmde. Basse rende naast Nils.

Nils gooide de lijn op de boot en duwde met zijn voet tegen het voordek. Het houten bootje bewoog eerst langzaam achterwaarts weg van het eiland, maar kwam een paar meter verderop in de stroming terecht en verdween toen steeds sneller.

Nils draaide zich om naar de camera. Grijnsde breed.

‘Ga maar lekker zwemmen.’

Toen was het filmpje afgelopen.

‘Stelletje klootzakken,’ zei Jessie. ‘Wat misselijk.’

Ze keek met vochtige ogen naar Sam.

Hij haalde zijn schouders op.

‘Ik heb wel ergere dingen meegemaakt.’

Jessie knipperde haar tranen weg. Hij vermoedde dat zij ook ergere dingen had meegemaakt. Hij legde zijn hand op haar schouder en voelde hoe ze beefde. Maar hij voelde ook de band tussen hen. Dat wat hen verenigde.

Op een dag zou hij haar zijn notitieboekje laten zien. Haar deelgenoot maken van al zijn gedachten. Zijn grote plan. Op een goede dag zou iedereen het kunnen zien.

Jessie sloeg haar armen om zijn hals. Ze rook heerlijk naar zon, zweet en marihuana.

Het werd al laat, maar het was nog licht, als een herinnering aan de zon die de hele dag aan de strakblauwe hemel had geschenen. Eva keek naar het erf met de steeds langer wordende schaduwen. Koude handen omklemden haar hart toen het tot haar doordrong dat Nea zich altijd ver voor het donker naar huis haastte.

Mensen kwamen en gingen. Stemmen vermengden zich met het geblaf van de honden die beurtelings aan het zoeken waren. Ze voelde de ijskoude vingers weer om haar hart klemmen.

De oudere politieman, Gösta, kwam door de voordeur naar binnen.

‘Ik kom alleen even een kop koffie drinken, daarna ben ik weer weg.’

Eva stond op om koffie voor hem in te schenken; ze had de afgelopen uren talloze potten gezet.

‘Nog niets?’ vroeg ze, hoewel ze het antwoord al wist.

Als hij iets had geweten, zou hij het meteen hebben gezegd. Dan zou hij niet om koffie hebben gevraagd. Maar het had iets geruststellends en kalmerends om de vraag te stellen.

‘Nee, maar we zijn met veel mensen aan het zoeken. Het lijkt wel of heel Fjällbacka op de been is.’

Eva knikte, terwijl ze probeerde haar stem onder controle te krijgen.

‘Ja, de mensen zijn echt geweldig,’ zei ze, en ze ging weer zitten. ‘Peter is ook aan het zoeken. Ik kon hem niet tegenhouden.’

‘Ik weet het.’ Gösta ging tegenover haar zitten. ‘Ik kwam hem tegen met een groepje zoekers.’

‘Wat…’ Haar stem stokte. ‘Wat denkt u dat er is gebeurd?’

Ze durfde Gösta niet aan te kijken. Allerlei alternatieven, het ene erger dan het andere, drongen zich voortdurend op, maar als ze er een probeerde te grijpen, ze probeerde te begrijpen, deed het zoveel pijn dat ze bijna stikte.

‘Het heeft geen zin om te speculeren,’ zei Gösta, die zich naar voren boog.

Hij legde een gegroefde hand op de hare. Zijn warme kalmte verwarmde haar langzaam.

‘Ze is nu al heel lang weg.’

Gösta kneep zachtjes in haar hand.

‘Het is zomer en het is warm, ze zal niet doodvriezen. Het is een groot bos om te doorzoeken, en we hebben gewoon meer tijd nodig. We zullen haar heus vinden, en ze zal bang en overstuur zijn, maar dat gaat allemaal weer over, oké?’

‘Maar… zo was het niet met dat andere meisje.’

Gösta trok zijn hand terug en nam langzaam een slok koffie.

‘Dat was dertig jaar geleden. Een ander leven, een andere tijd. Het is puur toeval dat jullie op deze boerderij wonen en het is puur toeval dat jullie dochter even oud is. Kinderen van vier verdwalen. Het zijn nieuwsgierige wezentjes, en als ik het goed heb begrepen is jullie dochter een kordate tante, en dan is het misschien niet zo vreemd dat ze een onweerstaanbare zin kreeg om een uitstapje naar het bos te maken. Daarna liep het een beetje anders dan ze had gedacht, maar het komt allemaal goed. Er zijn heel veel mensen aan het zoeken.’

Hij stond op.

‘Bedankt voor de koffie, ik ga weer op pad. We gaan de hele nacht door, maar het zou goed zijn als u even wat kon slapen.’

Eva schudde haar hoofd. Hoe zou ze kunnen slapen als Nea buiten in het bos was?

‘Nee, dat had ik ook niet echt verwacht,’ zei Gösta. ‘Maar nu heb ik het in elk geval gezegd.’

Ze zag de deur achter hem dichtvallen en was weer alleen. Alleen met haar gedachten en de koude vingers die haar hart omklemden.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html