d

James opende de koelkast. Die was goed gevuld en ordelijk, dat moest hij Helen nageven. Hij pakte de boter en zette die op het aanrecht. Daar stond een glas. Vast Sam die het niet had opgeruimd. James balde zijn vuist. Hij voelde zich zwaar teleurgesteld. Sam zag eruit als een mafketel. Sam, die niet eens een vakantiebaantje kon vinden. Die nergens in leek te slagen.

Maar schieten kon hij als de beste, dat moest James toegeven. Op een goede dag zou Sam een betere schutter zijn dan hijzelf. Maar Sam zou waarschijnlijk de rest van zijn zinloze leven doorbrengen met computerspelletjes spelen.

Als Sam achttien werd, zou James hem het huis uit gooien. Helen kon zeggen wat ze wou, maar hij was niet van plan om een volwassen man te onderhouden die lui en waardeloos was. Dan zou Sam er wel achter komen hoe het was om met die zwarte make-up en bedroevende kleren werkzoekend te zijn.

James schrok toen er werd aangeklopt. Wie kon dat zijn?

De zon scheen door de deur naar binnen toen hij opendeed, en ­James hield zijn hand boven zijn ogen om te zien wie het was.

‘Ja?’ zei hij.

Daar stond een man van een jaar of vijfentwintig. Hij kuchte licht.

‘U bent toch James Jensen?’

James fronste zijn voorhoofd. Wat had dit te betekenen? Hij deed een pas naar voren, en de andere man deed meteen een paar passen naar achteren. James had vaak dat effect op mensen.

‘Ja, dat ben ik. Waar gaat het over?’ zei hij.

‘Nou, ik ben van de Expressen. Wat vindt u ervan dat uw vrouw opnieuw wordt genoemd in verband met een moordonderzoek?’

James staarde hem aan. Hij begreep totaal niet waar de man het over had.

‘Hoezo opnieuw? Wat bedoelt u? Als het om de moord gaat waar mijn vrouw onterecht van is beschuldigd, dan hebben wij daar al heel lang helemaal niets over te zeggen, en dat weten jullie!’

Hij voelde een ader bij zijn slaap kloppen. Waarom begonnen ze hier nu weer over? Natuurlijk kreeg Helen af en toe een verzoek om zich te laten interviewen – iemand die bezig was met een ‘terugblik op de zaak’ en ‘Helen de kans wilde geven haar versie van wat er was gebeurd te vertellen’ –, maar de laatste keer was alweer lang geleden. Minstens tien jaar.

‘Ik bedoel dat een klein meisje dat op dezelfde boerderij als Stella woonde vanochtend vermoord is gevonden. De politie heeft na de lunch een persconferentie gehouden waarin uw vrouw en Marie Wall werden genoemd.’

Wat was dit, verdomme?

‘En ik zou graag willen weten wat u ervan vindt dat Helen dertig jaar later weer als verdachte wordt genoemd. Ze heeft toch altijd gezegd dat ze onschuldig is? Is ze trouwens thuis? Als ik ook een paar woorden met haar kan wisselen, zou dat natuurlijk geweldig zijn. Het is belangrijk dat ze haar kijk op de zaak kan geven, voordat de mensen overhaaste conclusies trekken…’

De ader ging steeds harder kloppen. Vervloekte hyena’s.

Zouden ze zich weer rond het huis verzamelen, net zoals toen Helens ouders hier woonden? KG had verteld dat ze ’s avonds in auto’s met gedoofde koplampen voor het huis hadden gezeten, op de deur hadden geklopt, hadden opgebeld. Ze hadden het huis in feite belegerd.

Hij zag dat de mond van de journalist bleef bewegen. Hij nam aan dat hij nog steeds vragen stelde, dat hij nog steeds probeerde James over te halen met hem te praten. Maar James hoorde geen enkel geluid. Het enige wat hij hoorde was een luid geruis in zijn hoofd, en de enige manier om dat te laten verdwijnen was de bewegende mond voor hem tot stilstand te brengen.

Zijn vuist balde zich nog krachtiger samen. Hij deed een stap naar de journalist.

Na de bijeenkomst waren ze naar het zwembad van het conferentiecentrum gegaan. Ze hadden het over Bills enthousiasme gehad en gelachen om het waanzinnige avontuur waar ze zich in hadden gestort. Zeilen. Ze kenden niemand die dat ooit had gedaan. Of die zelfs maar op een zeilboot was geweest. En over een paar weken zouden ze aan een wedstrijd meedoen.

‘Het gaat nooit lukken!’ zei Khalil, en hij deed zijn ogen dicht in het bubbelbad.

Hij hield van de warmte. Hier lag die als het ware alleen aan de oppervlakte; op de meest onverwachte momenten kon er een koud zuchtje wind komen dat je kippenvel bezorgde. Hij miste de drukkende, droge warmte. Die nooit verdween, alleen een beetje afnam en ’s avonds weldadig koel werd. Die had ook een geur. De warmte in Zweden was reukloos, even nietszeggend en onbenullig als de Zweden. Maar dat durfde hij niet hardop te zeggen.

Karim gaf hem altijd meteen een uitbrander als hij over Zweden klaagde. Of over de Zweden. Hij zei dat ze dankbaar moesten zijn. Dat dit hun nieuwe thuisland was, dat ze hier een vrijplaats hadden gekregen, dat ze met rust werden gelaten. En hij wist dat Karim gelijk had. Het was alleen zo verdomd moeilijk om de Zweden aardig te vinden. Ze straalden argwaan uit en keken naar hem alsof hij minder waard was dan zij. Niet alleen de racisten. Die kon hij wel hebben. Ze lieten openlijk zien wat ze vonden en hun woorden ketsten af op zijn huid. De gewone Zweden waren veel moeilijker om mee te dealen. De mensen die eigenlijk goed waren, die zichzelf als tolerant, open beschouwden. Die in het nieuws over de oorlog lazen, die zeiden dat het allemaal heel verschrikkelijk was, die geld schonken aan hulporganisaties en kleding inzamelden. Maar die geen moment zouden overwegen een vluchteling bij hen thuis uit te nodigen. Met díé Zweden zou hij nooit kennismaken. En hoe moest hij dan zijn nieuwe land leren kennen? Hij kon het niet zijn thuisland noemen, zoals Karim deed. Het wás geen thuis, het was alleen maar een land.

‘Kijk daar eens,’ zei Adnan, en Khalil volgde zijn blik.

Een blond meisje en twee donkerharige meisjes van hun leeftijd waren een eindje verderop luidruchtig aan het badderen.

‘Zullen we een praatje gaan maken?’ zei Adnan met een knikje in hun richting.

‘Dat geeft alleen maar problemen,’ zei Khalil.

Tijdens een van de Zweedse lessen had Sture verteld hoe je je tegenover Zweedse meisjes moest gedragen. Dat je beter niet met hen kon praten. Maar Khalil zou het heel fijn vinden om een Zweeds meisje te ontmoeten. Dan zou hij meer over het land kunnen leren en de taal beter gaan spreken.

‘Kom, we gaan met ze praten,’ zei Adnan, en hij trok aan zijn arm. ‘Wat kan er nou gebeuren?’

Khalil rukte zijn arm los.

‘Denk aan wat Sture zei.’

‘Ach, Sture is een oude man, wat weet hij er nou van?’

Adnan klom uit het bubbelbad en dook even later het zwembad in. Met een paar snelle slagen naderde hij de meisjes. Khalil volgde aarzelend. Dit was geen goed plan.

Hello!’ hoorde hij Adnan roepen, en hij besefte dat hij geen andere keus had dan aan te haken.

De meisjes keken eerst argwanend, maar daarna lachten ze en antwoordden in het Engels. Khalil ontspande. Misschien had Adnan gelijk en Sture ongelijk. De meisjes leken het niet erg te vinden dat ze met hen kletsten. Ze stelden zich voor en zeiden dat ze met hun ouders in het vakantieoord logeerden. Daar hadden ze elkaar leren kennen.

‘Wat denken jullie wel niet, verdomme?’

Khalil schrok.

Een man van een jaar of vijftig kwam op hen af.

Sorry, no Swedish,’ zei hij, en hij spreidde zijn handen.

Zijn maag trok samen. Hij wilde hier weg.

Het blonde meisje keek met een boze blik naar de man en sprak in rap tempo een paar zinnen in het Zweeds. Aan de manier waarop ze met elkaar praatten kon hij zien dat het haar vader moest zijn.

Leave the girls alone and go back where you came from!

De man gebaarde dat ze weg moesten gaan. Hij had een zwembroek met een Superman-embleem aan, wat er misschien best komisch had uitgezien als de situatie niet zo onplezierig was geweest.

Sorry,’ zei Khalil, en hij zwom weg.

Hij durfde niet naar Adnan te kijken. Zijn vurige temperament bracht hem veel te vaak in de problemen, en Khalil kon de woede van zijn vriend bijna voelen.

We don’t need people like you here,’ zei de man. ‘Only trouble.

Khalil keek naar het rode, boze gezicht van de man. Hij vroeg zich af wat hij zou zeggen als hij wist dat ze de hele nacht naar de kleine Nea hadden gezocht. Maar dat had waarschijnlijk niets uitgemaakt. Sommige mensen hadden hun mening al gevormd.

‘Kom,’ zei hij in het Arabisch, en hij trok Adnan met zich mee.

Ze konden maar beter gaan. Het blonde meisje haalde verontschuldigend haar schouders op.

Het was halfzes toen Erica klaar was met haar verhaal op het politiebureau. Patrik had gezien hoe afgepeigerd zijn collega’s waren – niemand had enige rust of slaap gehad – en na enige aarzeling had hij iedereen naar huis gestuurd. Ze konden beter de volgende dag fit en uitgeslapen zijn, want niemand had er wat aan als ze van vermoeidheid fouten maakten die later misschien niet konden worden hersteld. Dat gold net zo goed voor hemzelf. Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zo naar een hele nacht slaap had verlangd.

‘Vergeet de kinderen niet,’ zei Erica toen hij Fjällbacka binnenreed.

Ze glimlachte naar hem en legde haar hoofd op zijn schouder.

‘Shit, ik had gehoopt dat jij ze zou vergeten. Kunnen we ze niet “per ongeluk” vergeten en ze tot morgen bij Dan en Anna laten? Ik ben helemaal gesloopt en we hebben in geen tijden een nacht gehad waarin niemand onze kamer binnensloop en tussen ons in kwam liggen.’

‘Ik geloof niet dat we ze op dit moment kunnen vergeten,’ zei ­Erica, en ze streelde glimlachend zijn wang. ‘Ga vanavond maar in de logeerkamer slapen, dan zorg ik voor de kinderen. Jij hebt je nachtrust nodig.’

Patrik schudde zijn hoofd. Hij vond het afschuwelijk om zonder Erica te slapen. En het had best iets gezelligs als ze ’s nachts kleine voeten hoorden aankomen en een of meer kinderen tussen hen in kropen. Bovendien wilde hij zijn gezin op dit moment dicht bij zich hebben en offerde hij liever zijn nachtrust op. Hij had niet moeten zeggen dat de kinderen wel bij Anna en Dan konden blijven, dat was dom. Hij moest ze tegen zich aan voelen. Hij was nu trouwens zo moe dat ze hem waarschijnlijk toch niet wakker zouden krijgen als hij eenmaal sliep.

De kinderen waren uitgelaten en zaten vol met suiker toen ze hen kwamen ophalen. Anna en Dan vroegen of ze bleven eten, maar na een snelle blik op Patrik sloeg Erica het aanbod af. Het was überhaupt maar de vraag of Patrik iets naar binnen kreeg.

‘Papa, papa, we hebben ijs gehad,’ zei Maja gelukzalig op de achterbank. ‘En snoep. En koekjes.’

Ze controleerde of haar broertjes goed vastzaten. Ze vond haar ouders heel lief en aardig, maar in haar ogen konden ze de verantwoordelijkheid voor haar broertjes nog niet aan.

‘Dat is mooi. Dan hebben jullie vandaag alle belangrijke voedingsstoffen alweer binnen!’ zei Patrik met een vrome blik naar Erica.

‘Het geeft niet,’ zei ze lachend. ‘Als wij weer een keer moeten oppassen, nemen we wraak en proppen hun kinderen ook vol met suiker.’

O, wat hield hij toch van haar lach. Ja, als hij eerlijk was, hield hij van alles aan haar. Zelfs van haar slechte gewoonten. Zonder die was ze Erica niet. Hij had zich zo trots gevoeld toen ze grondig en methodisch verslag had gedaan van alles wat ze tot nog toe voor haar boek te weten was gekomen. Ze was briljant en competent, en hij was de eerste om toe te geven dat zij de slimste van hen tweeën was.

Hij vroeg zich weleens af hoe zijn leven eruit zou hebben gezien als hij Erica niet had ontmoet, maar zijn hersenen sloegen die gedachten altijd weg. Ze was hier, ze was zijn vrouw, en ze hadden drie geweldige deugnieten op de achterbank zitten. Hij pakte haar hand terwijl hij naar hun huis in Sälvik reed en werd beloond met de glimlach die hem altijd vanbinnen verwarmde.

Bij thuiskomst stuiterden de kinderen door de suikershock bijna tegen de muren, dus om ze voor bedtijd nog enigszins kalm te krijgen besloten ze hen op de bank te installeren, waar ze naar een film mochten kijken. Patrik had zich al opgemaakt voor een strijd, omdat het kiezen van een film meestal in een oorlog tussen drie sterke willen resulteerde. Maar kennelijk had Maja in de auto op hoog niveau onderhandeld, want ze zei wijsneuzig: ‘Papa, ik weet dat ze eigenlijk niet naar Frozen mogen kijken, omdat die veel te eng is en alleen gróte kinderen de film zo laat op de avond mogen zien… Maar ik heb gezegd dat jullie vanavond misschien wel een uitwondering willen maken…’

Vervolgens knipoogde ze overdreven. Het kostte Patrik de grootste moeite niet in lachen uit te barsten. Ze was pienter, die dochter van hem. Ze had de genen van haar moeder. En ze klonk als een kleine volwassene, ook al had ze ‘uitwondering’ gezegd in plaats van ‘uitzondering’. Hij had het hart niet haar te verbeteren en dwong zichzelf ertoe serieus te kijken. De tweeling keek hem vol verwachting aan.

‘Tja, ik weet het niet, ik… Overdag is één ding, maar zoals je zelf al zei, is de film voor kleine kinderen ’s avonds een béétje te eng. Maar oké. Een uitwondering. Alleen voor deze ene keer.’

De tweeling begon te jubelen, en Maja glimlachte tevreden. Mijn god, wat zou er later van het kind worden? Patrik kreeg visioenen van het buitenverblijf en de ambtswoning van de minister-president.

‘Heb je haar gehoord?’ zei hij lachend toen hij bij Erica in de keuken kwam.

Ze glimlachte breed, terwijl ze bij het aanrecht groenten voor een salade stond te snijden.

‘Ja, allemachtig, wat zal ze later worden?’

‘Minister-president, dacht ik net,’ zei hij, en hij kwam achter Erica staan, sloeg zijn armen om haar heen en snoof in haar nek.

Hij was gek op haar geur.

‘Ga zitten, je krijgt zo wat te eten,’ zei ze, en ze gaf hem een zoen. ‘Ik heb een glas rode wijn voor je ingeschonken en een van je moeders zelfgemaakte lasagnes in de oven gezet.’

‘Ja, soms is het wel heel fijn dat ze ons zo in de watten legt,’ zei ­Patrik, terwijl hij aan de keukentafel neerplofte.

Zijn moeder Kristina maakte zich constant zorgen dat de kinderen – en Erica en Patrik trouwens ook – aan ondervoeding zouden bezwijken omdat ze te veel heel- en halffabrikaten aten. Ze kwam minstens één keer per week langs met zelfgemaakt eten voor in de vriezer. En hoewel ze mopperden dat ze zich op die manier onmondig voelden, was haar bemoeienis op dit soort momenten goud waard. Kristina was bovendien een echte keukenprinses, en er kwamen inmiddels heerlijke geuren uit de oven.

‘Wat denk je? Hebben jullie iets aan mijn verhaal?’ Erica ging tegenover hem zitten en schonk een glas rode wijn voor zichzelf in. ‘Schiet het onderzoek al wat op?’

‘Voorlopig hebben we nog niets concreets waar we wat mee kunnen,’ zei Patrik aarzelend, terwijl hij het wijnglas in zijn hand ronddraaide.

De vlammen van twee brandende kaarsen werden weerkaatst in de rode vloeistof, en voor het eerst in bijna twee dagen stond hij het zichzelf toe zijn schouders te laten zakken. Maar hij zou pas helemaal kunnen ontspannen als ze erachter waren wat er met Nea was gebeurd.

‘Heb je iets van Helen of Marie gehoord?’ vroeg hij, Erica aankijkend.

Ze schudde haar hoofd.

‘Nee, nog geen reactie. Het is de vraag welk advies Marie heeft gekregen van de uitgever met wie ze onderhandelt – of ze zich door mij moet laten interviewen of niet. Persoonlijk denk ik dat mijn boek stimulerend zou werken en de verkoop van haar boek zou bevorderen, maar je weet nooit hoe uitgevers redeneren.’

‘En Helen?’

‘Die heeft ook nog niet gereageerd, maar ik schat de kans op een gesprek op vijftig procent. De meeste mensen hebben een aangeboren behoefte om hun hart te luchten, maar Helen is er ondanks alles in geslaagd weer een leven in Fjällbacka op te bouwen, al is het in de schaduw. Ik weet niet of ze daar op dit moment vrijwillig uit wil stappen. Al zal ze na wat er nu is gebeurd waarschijnlijk wel moeten. Alle blikken zullen op haar en Marie gericht zijn.’

‘En wat denk je er zelf van?’ zei Patrik, terwijl hij opstond om de ovendeur te openen en naar de lasagne te kijken.

Het eten pruttelde, maar moest nog even blijven staan om de kaas lekker goudbruin te laten worden. Hij ging weer zitten en keek naar Erica, die haar wenkbrauwen optrok. Ten slotte zei ze aarzelend: ‘Ik weet het eerlijk gezegd niet meer. Toen ik met de research voor het boek begon, was ik er vast van overtuigd dat ze schuldig waren. Dat ze allebei hebben bekend weegt zwaar, ook al hebben ze hun bekentenis weer ingetrokken en daarna altijd volgehouden dat ze onschuldig zijn. Mijn uitgangspunt was een boek te schrijven waarin ik onderzocht en probeerde te begrijpen waarom twee zulke jonge meiden een klein meisje zouden vermoorden. Maar nu weet ik het niet… Dat Leif Hermansson dacht dat ze onschuldig waren stelt alles in een ander daglicht. Hij was tenslotte degene die het meest bij de zaak betrokken was. En alles was op de bekentenis van de meisjes gebaseerd. Daarna staakte de politie het onderzoek. Toen de meisjes hun bekentenis introkken, wilde niemand de zaak weer oppakken. Zelfs Leif niet; zijn twijfel kwam pas later.’

‘Wat kan Leif ertoe hebben gebracht in de onschuld van de meisjes te gaan geloven?’

‘Geen idee,’ zei Erica, en ze schudde haar hoofd zodat haar blonde lokken zacht rond haar hoofd vielen. ‘Maar daar ga ik achter komen. Terwijl ik wacht op een reactie van Marie en Helen ga ik alvast met mensen praten die hen dertig jaar geleden kenden.’

Erica stond op om de lasagne uit de oven te pakken.

‘Ik heb Helens moeder gebeld, en zij vond het prima dat ik langskwam om wat vragen te stellen.’

‘Wat denk je dat Helen daarvan vindt?’ vroeg Patrik. ‘Dat haar moeder met jou gaat praten?’

Erica haalde haar schouders op.

‘Naar wat ik over Helens moeder heb gehoord, denkt ze alleen aan zichzelf. Ik geloof niet dat het ook maar bij haar opkomt dat haar dochter het er niet mee eens zou kunnen zijn.’

‘En Maries familie? Haar ouders zijn weliswaar dood, maar ze heeft toch twee broers?’

‘Dat klopt. De ene woont in Stockholm en is kennelijk een junk, en de andere zit wegens een gewapende overal in de gevangenis in Kumla.’

‘Ik heb liever niet dat je bij ze in de buurt komt,’ zei Patrik, hoewel hij wist dat hij tegen dovemansoren praatte.

‘Hm,’ zei Erica omdat ze wist dat Patrik wist dat hij haar niet kon sturen.

In stille verstandhouding veranderden ze van gespreksonderwerp en vielen aan op de lasagne.

Uit de woonkamer weerklonk ‘Laat het los’ op het hoogste volume.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html