d

Nils sloot zijn lippen om de sigaret en nam een eerste, diepe haal. Naast hem stak Vendela haar sigaret op. Basse ritselde met de zak snoep die hij bij Eva in de Centrumkiosk had gekocht.

Ze zaten boven op de berg, op het uitkijkpunt boven de Koningskloof. Onder hen fotografeerde een groep toeristen de baai van ­Fjällbacka.

‘Denk je dat het je pa gaat lukken?’ vroeg Basse. ‘De Arabieren leren zeilen?’

Hij deed zijn ogen dicht en draaide zijn gezicht naar de zon. Als hij een poosje zo bleef zitten, zou zijn sproeterige gezicht binnen de kortste keren zo rood zijn als een kreeft.

‘Hij is in elk geval fanatiek genoeg,’ zei Nils.

Zo was het altijd al geweest met zijn vader: als hij iets graag genoeg wilde, kon hij dag en nacht bezig zijn om het voor elkaar te krijgen, met een tomeloze energie. Thuis hingen foto’s aan de muur waarop Bill de twee oudere broers van Nils op zijn schouders droeg, hun leerde zeilen, hun voorlas.

Nils had blij mogen zijn als zijn vader hem vroeg hoe het met hem ging.

Vendela keek verstrooid op haar telefoon. Ze was bijna al haar wakkere uren met haar mobiel bezig, en Nils zei vaak dat die nog aan haar hand zou vastgroeien.

‘Moet je kijken hoe knap ze was,’ zei ze.

Ze hield haar telefoon voor de jongens omhoog, en ze knepen hun ogen half dicht om het display in het zonlicht te kunnen zien.

‘Superknap,’ zei Basse, en hij verslond de foto met zijn blik.

Het was een foto uit het begin van de jaren negentig, van Marie Wall naast Bruce Willis. Nils had de film verschillende keren gezien. Ze was toen echt hot geweest.

‘Hoe kan het dat ze zo’n lelijke dochter heeft?’ zei hij, en hij schudde zijn hoofd. ‘Jessies vader moet er vreselijk hebben uitgezien.’

‘Ze heeft in elk geval ziek grote tieten,’ zei Basse. ‘Groter dan die van haar moeder. Ik zou best willen weten hoe het is om met haar naar bed te gaan. Lelijke meiden compenseren hun uiterlijk vaak door heel goed in bed te zijn.’

Hij wees met zijn sigaret naar Vendela.

‘Kun je Jessie ook even googelen? Kijken wat je over haar kunt vinden?’

Vendela knikte. Terwijl ze op haar mobieltje zocht, ging Nils liggen en draaide zijn gezicht naar de zon.

‘Allejezus!’ riep Vendela uit, en ze schudde aan zijn arm. ‘Moet je kijken!’

Ze hield haar telefoon omhoog, zodat Nils en Basse het konden zien.

‘Is dit een grap?’ zei Nils, die een rilling door zijn lijf voelde gaan. ‘Staat dit op internet?’

‘Ja, ik kon het heel makkelijk vinden!’ zei Vendela.

‘Wat. Enorm. Goed.’

Naast hem sprong Basse op en neer.

‘Wat gaan we doen? Zullen we het op Snapchat zetten?’

Vendela glimlachte naar Nils. Hij zei niets en dacht even na. Toen verscheen er een brede glimlach op zijn gezicht.

‘We doen niets. Niet nu.’

Basse en Vendela keken eerst teleurgesteld. Toen vertelde hij snel wat zijn plan was, en Basse begon hard te lachen. Het was geniaal. Simpel, maar geniaal.

De kinderen bestookten Karim met vragen toen hij aan de keukentafel ging zitten, maar hij was te moe om te antwoorden en gromde slechts even. Zijn hersenen hadden in korte tijd veel te verwerken gehad. Sinds zijn studie aan de universiteit was hij mentaal niet zo uitgeput geweest. Het was waarschijnlijk helemaal niet zo ingewikkeld, en hij had wel moeilijker dingen geleerd dan zeilen, maar het was de combinatie van informatie in een taal die hij nog niet beheerste en een onderwerp dat volkomen onbekend was. En beangstigend.

Herinneringen aan de tocht over de Middellandse Zee hadden hem met een onverwachte kracht getroffen. Hij besefte nu pas hoe bang hij in die boot was geweest. Destijds was er geen tijd of ruimte geweest voor de angst. Amina en hij waren alleen maar bezig geweest om de kinderen te beschermen en in veiligheid te houden. Maar vanochtend, op de boot met Bill, had hij zich elke golf herinnerd, elke schreeuw van de mensen die in het water belandden, de blik van de mensen die plotseling stopten met schreeuwen en langzaam onder het oppervlak verdwenen om niet meer boven te komen. Hij had dat allemaal verdrongen, tegen zichzelf gezegd dat ze nu veilig waren en dat dat het enige was wat telde. Dat ze een nieuw land hadden, een nieuw thuis.

‘Wil je erover praten?’ zei Amina, en ze streelde hem over zijn haar.

Hij schudde zijn hoofd. Niet dat hij dacht dat hij haar niet in vertrouwen kon nemen. Ze zou niet oordelen, nooit aan hem twijfelen. Maar ze was al zo lang sterk geweest. De laatste tijd in Syrië, de lange reis naar Zweden.

Nu was het zijn beurt om sterk te zijn.

‘Ik ben alleen maar moe,’ zei hij, en hij schepte nog een keer op van haar baba ganoush.

Die was even lekker als die van zijn moeder, maar dat had hij zijn moeder natuurlijk nooit durven vertellen. Haar temperament was bijna even vurig geweest als dat van Amina.

Amina legde een hand op zijn arm. Streelde de littekens. Hij glimlachte vermoeid naar haar.

Karims moeder was overleden toen hij gevangenzat, en daarna hadden ze moeten vluchten. Ze hadden het tegen niemand durven zeggen. Syrië was tegenwoordig een land dat was opgebouwd uit verraders, en je wist nooit wie zou proberen het vege lijf te redden door anderen aan te geven. Buren, vrienden, familieleden – niemand was te vertrouwen.

Hij wilde niet aan de reis denken. Hij had begrepen dat veel Zweden dachten dat ze hun land hadden verlaten in de hoop op een leven in luxe. Hij stond versteld van hun naïviteit – dat ze konden denken dat mensen alles wat ze kenden achterlieten omdat ze verwachtten in het Westen in weelde te kunnen baden. Natuurlijk waren er mensen die over vrouwen en kinderen heen stapten om hun eigen hachje te redden en die alles deden om er zelf beter van te worden. Maar hij wou dat de Zweden alle anderen konden zien. De mensen die hun huis hadden moeten verlaten om hun eigen leven en dat van hun gezin te redden. Die met alles wat ze hadden en konden een bijdrage wilden leveren aan het land dat hen opnam.

Amina bleef de littekens op zijn arm strelen, en hij keek op van zijn bord. Hij realiseerde zich dat hij geen hap had genomen, verzonken in herinneringen die hij dacht te hebben verdrongen.

‘Weet je zeker dat je er niet over wilt praten?’

Ze glimlachte naar hem.

‘Het is moeilijk,’ zei hij.

Samia gaf Hassan een trap, en Amina keek de kinderen streng aan. Meestal was dat voldoende.

‘Er waren zoveel nieuwe dingen,’ ging Karim verder. ‘Zoveel rare woorden, en ik weet eigenlijk niet of hij misschien gek is…’

‘Bill?’

‘Ja, ik weet het niet. Misschien is hij een dwaze man die iets wil doen wat niet kan.’

‘Alles is mogelijk, dat zeg je zelf altijd tegen de kinderen!’

Amina kwam bij hem op schoot zitten. Het was ongebruikelijk dat ze in het bijzijn van de kinderen genegenheid toonden, en Samia en Hassan keken dan ook met grote ogen naar hun ouders. Maar ze voelde waarschijnlijk aan dat hij op dit moment behoefte had aan haar nabijheid.

‘Gebruik je de woorden van je echtgenoot tegen hem?’ zei hij, en hij streek een lok haar uit haar gezicht.

Ze had dik, lang zwart haar, dat op haar rug viel, en dat was een van de vele redenen waarom hij van haar hield.

‘Mijn echtgenoot zegt verstandige dingen,’ zei ze, en ze kuste zijn wang. ‘Soms.’

Voor het eerst in lange tijd lachte hij luid, en hij voelde de knopen in zijn maag oplossen. De kinderen begrepen het grapje niet, maar begonnen ook te lachen, omdat hij lachte.

‘Je hebt gelijk. Alles is mogelijk,’ zei hij, en hij tikte haar liefkozend op haar billen. ‘Maar nu moet je opzijgaan, zodat ik kan eten. Het is bijna net zo lekker als dat van mijn moeder.’

Ze antwoordde met een zachte klap op zijn schouder. Hij pakte nog een dolma.

‘Ga je haar bellen?’ vroeg Paula met een glimlach naar Martin, die vlak voor een bocht terugschakelde. ‘Cougars zijn de nieuwe trend, heb ik gehoord. En naar wat ik ook heb gehoord zou het niet je eerste bijna-cougar-ervaring zijn…’

Het was een publiek geheim dat Martin flink wat dames in het dorp had versleten en dat vrouwen die beduidend ouder waren dan hijzelf een zwak voor hem hadden gehad. Zelf had ze hem pas leren kennen toen hij samenwoonde met de liefde van zijn leven, Pia, en ze had niet alleen zijn liefde gezien, maar ook zijn verdriet toen hij haar verloor. Voor haar waren de verhalen uit zijn vrijgezellentijd vertelsels, maar dat betekende niet dat ze hem er niet mee kon plagen. En Maries ongeremde geflirt met Martin had de deur wijd opengezet.

‘Ach, hou toch op,’ zei hij, en hij begon te blozen.

‘Hier is het,’ zei Paula wijzend toen ze het luxueuze huis aan het water passeerden.

Martin leek zijn adem uit te blazen. Ze had hem twintig kilometer lang zitten plagen.

‘Ik zet de auto op de kade neer,’ liet hij haar volstrekt overbodig weten, aangezien hij de parkeerplaats bij de grote betonnen kade al op was gereden.

Boven hen torende Badis, en Paula was blij dat het oude functionalistische gebouw een paar jaar geleden was opgeknapt. Ze had foto’s van voor de renovatie gezien, en het zou bijzonder jammer zijn geweest als het nog verder in verval was geraakt. Ze had verhalen gehoord over de feesten die daar in vroeger jaren werden gehouden en de nachtclubs die er gehuisvest waren, en het zou haar niet verbazen als een aantal inwoners van Fjällbacka hun bestaan aan het oude pand te danken had.

‘Ze is misschien niet eens thuis,’ zei Martin, en hij deed de auto op slot. ‘Maar laten we aankloppen, dan zien we wel.’

Hij liep naar het mooie huis dat Marie huurde, en Paula volgde hem.

‘Jessie is een tiener en woont in zo’n huis,’ zei ze. ‘Mijn god, ik zou de deur niet uit gaan.’

Paula hield haar hand voor haar ogen tegen de zon. Ze werden bijna verblind door de weerkaatsingen van het water pal voor hen.

Martin klopte op de deur. Ze hadden natuurlijk kunnen bellen om te horen of Jessie thuis was, maar ze spraken de mensen het liefst als ze niet voorbereid waren. Dat gaf hun minder tijd om te bedenken wat ze moesten zeggen, en dan kwam de waarheid meestal makkelijker.

‘Er lijkt niemand thuis te zijn,’ zei Paula, onrustig schuifelend met haar voeten.

Geduld was niet haar grootste deugd, in tegenstelling tot Johanna, die de rust zelve was. Wat Paula weer tot waanzin kon drijven.

‘Wacht even,’ zei Martin, en hij klopte nog een keer.

Na wat een eeuwigheid leek hoorden ze voetstappen op een trap. De stappen naderden de voordeur en een slot werd opengedraaid.

‘Dag?’ zei een tienermeisje.

Ze was gekleed in een zwart T-shirt met een hardrockmotief en een korte broek. Haar haar zat in de war en ze leek de kleren in alle haast te hebben aangetrokken.

‘We zijn van politiebureau Tanumshede en zouden je een paar vragen willen stellen,’ zei Martin met een knikje naar het meisje, dat de deur slechts op een kier had opengezet.

Ze leek te twijfelen.

‘Mijn moeder…’

‘We komen net bij je moeder vandaan,’ onderbrak Paula haar. ‘Ze weet dat we hierheen gingen om met je te praten.’

Het meisje keek nog steeds sceptisch, maar een paar tellen later deed ze een stap naar achteren en opende de deur helemaal.

‘Kom binnen,’ zei ze, en ze ging hun voor.

Paula voelde haar polsslag stijgen bij de aanblik van de kamer die ze betraden. Het uitzicht was fantastisch. Grote glazen deuren stonden open naar een steiger en je kon de hele baai van Fjällbacka zien. Allemachtig. Dat mensen zo konden wonen!

‘Wat willen jullie?’

Jessie ging zonder hen fatsoenlijk te begroeten aan een grote keukentafel van massief hout zitten. Paula vroeg zich af of het gebrek aan beleefdheid door een slechte opvoeding kwam of dat het gewoon puberale botheid was. Na de ontmoeting met Jessies moeder neigde ze naar het eerste. Marie had niet het warme, moederlijke type geleken.

‘We onderzoeken de moord op een klein meisje. En het… We hadden aanleiding om daarover met je moeder te praten…’

Paula zag dat het Martin moeite kostte de juiste woorden te vinden. Ze wisten niet hoeveel Jessie over het verleden van haar moeder wist.

Ze beantwoordde de vraag zelf.

‘Ja, ik heb het gehoord. Er is een meisje op dezelfde plek gevonden als waar dat meisje lag van wie wordt gezegd dat ze door mijn moeder en Helen is vermoord.’

Haar blik schoot onrustig heen en weer, en Paula glimlachte naar haar.

‘We moeten weten waar je moeder zich van zondagavond tot maandagmiddag bevond,’ zei ze.

‘Hoe moet ik dat nou weten?’ Jessie haalde haar schouders op. ‘Zondagavond had ze een feest met de filmcast, maar ik heb geen flauw idee of ze thuis is gekomen, en zo ja hoe laat. We slapen niet in dezelfde kamer.’

Jessie zette haar voeten op de stoel en trok het T-shirt over haar knieën. Paula zag niet veel gelijkenissen tussen moeder en dochter, maar ze leek misschien op haar vader, wie dat ook was. Ze had Marie gegoogeld om zo veel mogelijk over haar achtergrond te weten te komen, en juist dat punt werd vaak genoemd: dat niemand wist wie Jessies vader was. Ze vroeg zich af of het meisje het wist, of Marie zelf.

‘Dit huis is niet zo groot. Ook als jullie niet in dezelfde kamer slapen had je het moeten horen toen ze thuiskwam,’ zei Martin.

Hij had gelijk, dacht Paula. Het verbouwde boothuis was weliswaar luxueus, maar bijzonder groot was het niet.

‘Ik slaap met muziek aan. Met oortjes in,’ zei Jessie, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Paula, die het zelf ijskoud, donker en doodstil moest hebben in de slaapkamer, snapte niet dat je met muziek in je oren kon slapen.

‘En dat deed je toen ook, in de nacht van zondag op maandag?’ vroeg Martin, die weigerde zich gewonnen te geven.

Jessie gaapte.

‘Dat doe ik altijd.’

‘Je hebt dus geen idee wanneer je moeder thuiskwam, en of ze dat überhaupt deed? Was ze hier toen je wakker werd?’

‘Nee. Ze gaat meestal al vroeg naar de studio,’ zei Jessie, en ze trok het T-shirt nog verder over haar knieën.

Dat shirt zou zijn oorspronkelijke vorm nooit terugkrijgen. Paula probeerde te lezen wat erop stond, maar de letters hadden de vorm van vreemde bliksemschichten, dus dat lukte niet. Ze zou de groep waarschijnlijk toch niet kennen. In haar tienerjaren was ze korte tijd fan van de Scorpions geweest, maar ze was absoluut geen hardrockkenner.

‘Jullie denken toch niet echt dat mijn moeder naar die boerderij is gegaan om een kind te vermoorden? Serieus?’

Jessie pulkte aan de nagelriemen van haar linkerhand en Paula’s hele lichaam deed pijn toen ze zag hoe diep de nagels waren afgekloven. Op sommige plekken had Jessie de huid vlak naast de nagel weggebeten, waardoor er wondjes waren ontstaan.

‘Weten jullie hoe het voor hun families is geweest? Voor ons? Hoeveel shit we over ons heen hebben gekregen omdat de mensen dachten dat onze moeders schuldig waren aan iets wat ze helemaal niet hadden gedaan? En nu komen jullie hier vragen stellen over nóg een moord, die helemaal niets met onze moeders te maken heeft!’

Paula keek zonder iets te zeggen naar Jessie en moest zich inhouden om er niet op te wijzen dat haar moeder een hele carrière had opgebouwd door over haar jeugdtrauma te praten.

Martin richtte zich tot Jessie.

‘Onze?’ zei hij. ‘Heb je het over Helens zoon? Kennen jullie elkaar?’

‘Ja, we kennen elkaar,’ zei Jessie, en ze schudde met haar haar. ‘Hij is mijn vriend.’

Ze veerden allemaal op toen ze boven een geluid hoorden.

‘Is hij hier?’ vroeg Paula met een blik naar de steile trap naar de bovenverdieping.

‘Ja,’ antwoordde Jessie, en haar hals werd helemaal rood.

‘Wil je vragen of hij even beneden komt?’ zei Martin vriendelijk. ‘Een van onze collega’s zou met Helen en haar gezin gaan praten, maar als hij toch hier is…’

‘Oké,’ zei Jessie, en ze riep naar boven. ‘Sam? De politie is hier. Ze willen met je praten.’

‘Hoelang hebben jullie al verkering?’ vroeg Paula, en ze zag dat het meisje zich langer maakte.

Ze vermoedde dat er niet veel vriendjes in haar leven waren geweest.

‘Nog maar kort,’ zei Jessie, die onrustig heen en weer schoof, maar Paula kon zien dat ze het niet erg vond om erover te praten.

Ze herinnerde zich hoe gelukkig ze zelf was geweest toen ze voor het eerst verkering had gehad, deel had uitgemaakt van een paar. Al was het in haar geval geen Sam geweest, maar Josefin. En ze hadden het beslist niet openlijk durven laten zien. Ze was pas uit de kast gekomen toen ze vijfentwintig was, en toen had ze niet begrepen waarom ze zo lang had gewacht. De hemel was niet naar beneden gevallen, de wereld was niet opengespleten, de bliksem was niet ingeslagen. Haar leven was niet kapotgegaan. Integendeel, voor het eerst had ze zich vrij gevoeld.

‘Hallo.’

Een slungelige tiener kwam de trap af slenteren. Hij droeg een korte broek en zijn bovenlijf was ontbloot. Hij wees naar Jessie.

‘Zij heeft mijn T-shirt aan.’

Paula nam hem nieuwsgierig op. De meeste locals kenden zijn vader. Er woonden niet bijster veel VN-soldaten in de directe omgeving, en ze had niet echt verwacht dat de zoon van James Jensen er zo zou uitzien. Ravenzwart geverfd haar. Kohl rond zijn ogen en een koppige blik waarvan ze instinctief aanvoelde dat die iets heel anders verborg. Ze had die blik vaker gezien bij jongeren die ze in haar werk tegenkwam. Meestal gingen er geen goede dingen en ervaringen achter schuil.

‘Heb je er iets op tegen om even met ons te praten?’ zei Paula. ‘Wil je je ouders bellen om te vragen of ze het goedvinden?’

Ze keek even naar Martin. Eigenlijk was het volstrekt tegen de regels om een minderjarige te ondervragen als zijn of haar ouders er niet bij waren. Maar ze besloot het als een gewoon gesprek te beschouwen, niet als een verhoor. Ze zouden alleen een paar vragen stellen, en het was dom om niet van de gelegenheid gebruik te maken nu hij toch hier was.

‘We onderzoeken de moord op Nea, die naast jullie woonde. En om redenen die we je vast niet hoeven uit te leggen moeten we weten waar jullie moeders zich ten tijde van Nea’s verdwijning bevonden.’

‘Hebben jullie met mijn moeder gepraat?’ vroeg hij, terwijl hij naast Jessie ging zitten.

Ze glimlachte naar hem en haar hele uiterlijk veranderde. Nu straalde ze.

‘We hebben je moeder gesproken, ja,’ zei Martin. Hij stond op en liep naar het aanrecht. ‘Mag ik een glas water pakken?’

‘Best,’ zei Jessie schouderophalend, terwijl ze naar Sam bleef kijken.

‘Wat zei ze?’ zei Sam, en hij peuterde aan een knoest in het tafelblad.

‘We horen liever wat jij te zeggen hebt,’ zei Paula met een vriendelijke glimlach.

Hij had iets wat haar raakte. Hij was geen kind meer, maar ook nog geen volwassene, en ze zag die twee kanten bijna met elkaar strijden. Ze vroeg zich af of hij zelf wel wist aan welke kant hij wilde staan. Het was vast niet makkelijk om op te groeien met een vader als James, dacht ze. Ze had nooit veel op gehad met fanatieke militairen en machomannen, misschien vooral omdat die zelden veel op hadden met vrouwen zoals zij. Het was waarschijnlijk niet eenvoudig om een vader te hebben die de verpersoonlijking van een dergelijk mannenideaal was.

‘Wat willen jullie weten?’ zei hij, schokschouderend alsof het niet uitmaakte.

‘Weet je wat je moeder van zondagavond tot maandagmiddag heeft gedaan?’

‘Kunnen jullie niet preciezer zijn? Ik let nooit zo goed op de tijd, en mijn moeder ook niet.’

Hij bleef aan de knoest peuteren.

Martin kwam terug met een glas water in zijn hand.

‘Vertel gewoon maar wat je je kunt herinneren,’ zei hij. ‘Begin met zondagavond.’

Martin dronk het halve glas in één keer leeg.

Paula merkte dat ze ook dorst kreeg. Voor de ene lange muur stond een ventilator, maar die hielp niet veel. De lucht in de kamer zinderde door de drukkende zomerhitte, ondanks de wijd openstaande deuren. Er was geen briesje dat verkoeling bracht. Het water in de haven was zo vlak als een spiegel.

‘We aten vroeg,’ zei Sam, en hij richtte zijn blik op het plafond, alsof hij probeerde de zondagavond voor zich te zien. ‘Gehaktballetjes en aardappelpuree. Zelfgemaakt, mijn vader haat instantpoeder. Daarna vertrok mijn vader; hij moest weg voor zijn werk, en ik ging naar mijn kamer. Ik heb geen idee wat mijn moeder deed. Ik laat me ’s avonds meestal niet zien. En de volgende ochtend sliep ik tot… ik weet het niet… tot laat. Maar ik neem aan dat mijn moeder heeft hardgelopen. Dat doet ze elke ochtend.’

Paula stond ook op om een glas water te pakken. Haar tong kleefde aan haar gehemelte. Ze draaide zich om terwijl ze het glas liet vollopen.

‘Maar je zag haar niet?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Nee. Ik sliep.’

‘En wanneer zag je haar weer?’

Martin dronk zijn glas leeg en veegde met de rug van zijn hand zijn mond af.

‘Ik weet het niet. Rond lunchtijd misschien? Het is zomervakantie. Wie let er dan op de tijd?’

‘We zijn met de boot gaan varen,’ zei Jessie. ‘Ik geloof dat het toen twee uur was. Op maandag.’

Ze had haar blik nog steeds niet van Sam afgewend.

‘Ja, dat is waar,’ zei hij met een knikje. ‘We zijn gaan varen met mijn boot. Of liever gezegd: die van mijn vader en moeder. Van de familie. Maar ik gebruik hem het meest. Mijn moeder kan de boot niet besturen en mijn vader is er vrijwel nooit.’

‘Hoelang blijft hij deze keer thuis?’ vroeg Paula.

‘Een paar weken. Hij vertrekt binnenkort weer. Als de school begint, geloof ik.’

‘Waarheen?’ vroeg Martin.

Sam haalde zijn schouders op.

‘Weet ik niet.’

‘Kunnen jullie je verder nog iets herinneren van de maandag?’

Allebei schudden ze hun hoofd.

Paula wisselde een blik met Martin, die knikte. Ze stonden op.

‘Bedankt voor het water. En voor het gesprek. Misschien hebben we later nog meer vragen voor jullie.’

‘Dat is best,’ zei Sam.

Hij haalde zijn schouders weer op.

De jongelui liepen niet mee naar de deur.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html