Bohuslän 1671

Elin moest toegeven dat Britta er betoverend uitzag. De blauwe stof van haar jurk paste prachtig bij haar donkere ogen en haar haar was glanzend geborsteld. Het hing los en werd alleen met een mooie fluwelen band uit haar gezicht gehouden. Ze kregen niet vaak zulk voornaam bezoek. Om eerlijk te zijn eigenlijk nooit. Zulke belangrijke mensen hadden geen reden om een eenvoudige predikant in de kerkgemeente Tanumshede te bezoeken, maar het bevel van de koning aan gouverneur Harald Stake van Bohuslän was duidelijk geweest. Alle kerkelijke vertegenwoordigers in de provincie moesten betrokken worden bij de strijd tegen de hekserij en de krachten van Satan. De staat en de kerk vochten gezamenlijk tegen de duivel en daarom werd de pastorie in Tanumshede vereerd met dit bezoek. De boodschap moest in alle hoeken van het land worden verspreid, dat had de koning heel duidelijk gemaakt. En Britta had de gelegenheid met­een te baat genomen. Ze zouden zich niet hoeven schamen voor het onthaal, het logies en de conversatie tijdens het bezoek van Lars Hierne. Hij had beleefd aangeboden zijn intrek te nemen in de herberg, maar Preben had geantwoord dat daar geen sprake van was. Natuurlijk zouden ze naar beste vermogen een zo gewaardeerde gast ontvangen. En hoewel de herberg geheel volgens de wet een aparte afdeling had voor de adel en deftig volk, zouden ze er op de pastorie in Tanumshede voor zorgen dat de gevolmachtigde van de gouverneur alle comfort kreeg dat hij zich maar kon wensen.

Britta en Preben stonden in de deuropening toen de equipage arriveerde. Elin en de overige bedienden bleven op de achtergrond, met gebogen hoofd en de blik op hun voeten gericht. Iedereen had opdracht gekregen zich te boenen en fatsoenlijk te kleden in schone, hele kleren, en de dienstmeiden hadden hun haar zorgvuldig gekamd, zodat er geen haartjes onder hun muts vandaan staken. Het rook heerlijk naar zeep en de dennentakken waarmee de knecht ’s ochtends de kamers had opgetuigd.

Toen ze aan tafel hadden plaatsgenomen, schonk Elin wijn in de grote kroezen. Ze herkende ze maar al te goed. Haar vader had er haar hele jeugd wijn in geserveerd, en Britta had ze als huwelijksgeschenk gekregen. Zelf had Elin een paar tafelkleden gekregen die haar moeder had geborduurd. Haar vader was van mening geweest dat de mooie spullen uit zijn huis niet tot hun recht zouden komen in een arme visserswoning. En in zekere zin was ze geneigd hem gelijk te geven. Wat hadden Per en zij met versierselen en snuisterijen gemoeten? Die pasten beter op de pastorie dan in Elins eenvoudige huis. Maar ze was heel voorzichtig met moeders tafelkleden. Ze bewaarde ze in een kist, samen met de kruiden die ze elke zomer plukte en droogde, en vervolgens in papier wikkelde, zodat ze geen vlekken zouden maken op de witte stof.

Märta was al van kindsbeen af streng gewaarschuwd dat ze de kist niet open mocht maken. Niet alleen omdat Elin niet wilde dat vieze kindervingers aan haar moeders tafelkleden zaten, maar ook omdat sommige kruiden giftig konden zijn als ze verkeerd werden gebruikt. Haar grootmoeder had haar de toepassingen van de verschillende kruiden geleerd, en ook welke zegenspreuken bij verschillende gelegenheden moesten worden uitgesproken. Dat luisterde heel nauw; een fout kon rampzalige gevolgen hebben. Ze was tien geweest toen haar grootmoeder haar begon te onderrichten, en ze had besloten te wachten tot Märta dezelfde leeftijd had bereikt voordat ze haar kennis doorgaf.

‘Het is echt verschrikkelijk met die duivelsvrouwen,’ zei Britta met een zachte glimlach naar Lars Hierne.

Hij staarde verrukt naar haar mooie gelaatstrekken, die door het schijnsel van de vele kaarsen werden verlicht. De blauwe brokaatstof was echt een goede keus geweest van Britta, die glom en fonkelde tegen de donkere muren in de eetzaal van de pastorie, en Britta’s ogen leken net zo blauw als de zee op een zonnige dag in juli.

Elin vroeg zich stilletjes af wat Preben ervan vond dat zijn gast zo openlijk naar zijn vrouw zat te staren, maar hij leek onaangedaan – ja, hij leek het zelfs niet te zien. In plaats daarvan merkte ze dat hij naar háár keek, en ze sloeg snel haar ogen neer. Maar ze had nog net gezien dat hij er ook ongebruikelijk stijlvol uitzag. Als hij niet als predikant gekleed ging, zag ze hem meestal in vuile werkkleding. Voor een man in zijn positie had hij een vreemde voorliefde voor lichamelijk werk op de boerderij en de verzorging van de beesten. Al op haar eerste dag op de pastorie had ze een van de andere meiden daar een vraag over gesteld en te horen gekregen dat het weliswaar heel vreemd was, maar dat de heer des huizes vaak zij aan zij met hen werkte. Ze moesten zich er gewoon in schikken. Maar, zo was de meid verdergegaan, de domineese leek het niet te waarderen, en het had tot menige ruzie op de pastorie geleid. Toen de meid had beseft wie Elin was, was ze van top tot teen rood geworden. Dat gebeurde wel vaker. Elin nam een bijzondere positie in; ze was zowel dienstmaagd als zuster van de domineese. Ze hoorde erbij, maar toch ook weer niet, en de anderen hielden vaak abrupt op met praten en durfden niet naar haar te kijken als ze de meidenkamer binnenkwam. Aan de ene kant maakte dat haar eenzaamheid groter, maar aan de andere kant vond ze het niet heel erg. Ze was nooit dik bevriend geweest met andere vrouwen, die in haar ogen te veel en onnodig smoezelden en kibbelden.

‘Ja, het zijn onbehaaglijke tijden,’ zei Lars Hierne. ‘Maar gelukkig hebben we een koning die niet terugdeinst noch zijn ogen sluit voor de strijd tegen de kwade krachten die wij uitvechten. Dit zijn zware jaren voor het rijk, en de verwoestingen van Satan zijn generaties lang niet zo duidelijk geweest als nu het geval is. Hoe meer van deze vrouwen we kunnen vinden en veroordelen, des te sneller we een eind aan de macht van de duivel kunnen maken.’

Hij brak een stuk brood en at genietend. Britta hing aan zijn lippen en haar ogen straalden van fascinatie en schrik.

Elin probeerde goed te luisteren, terwijl ze voorzichtig de kroezen bijvulde met wijn. Het eerste gerecht stond op tafel en Boel uit Holta leek zich niet te hoeven schamen voor haar werk in de keuken. ­Iedereen at met smaak en Lars Hierne prees het eten meerdere malen, waarop Britta bescheiden haar handen spreidde.

‘Maar hoe kunnen we zeker zijn dat deze vrouwen door de duivel zijn verleid?’ vroeg Preben, terwijl hij met de kroes in zijn hand achteroverleunde op zijn stoel. ‘Wij hebben hier nog niemand hoeven vervolgen, al vermoed ik dat we er niet aan zullen ontkomen. Maar tot op heden hebben we alleen geruchten en praatjes gehoord over jullie werkwijze.’

Lars Hierne rukte zijn blik los van Britta en wendde zich tot Preben.

‘Het is eigenlijk heel eenvoudig en rechttoe, rechtaan om vast te stellen of iemand een heks is, of een tovenaar. We moeten niet vergeten dat niet alleen vrouwen zich door Satan laten verleiden. Al komt het vaker voor onder vrouwvolk, omdat zij eerder voor de lokzangen van de duivel vallen.’

Hij keek Britta nu ernstig aan.

‘Als de heks is gevangen, wordt eerst de waterproef gedaan. We gooien haar in het water, met gebonden handen en voeten.’

‘En dan?’

Britta boog zich naar voren. Ze leek het onderwerp enorm spannend te vinden.

‘Als ze blijft drijven, is ze een heks. Alleen heksen drijven, dat is van oudsher bekend. Als ze zinkt, is ze onschuldig. Maar ik kan met trots zeggen dat we tot op heden geen enkele onschuldige vrouw valselijk hebben beschuldigd. Ze bleven drijven als vogels. En onthulden daarmee hun ware aard. Maar daarna krijgen ze natuurlijk de kans om te bekennen en op die manier Gods vergeving te ontvangen.’

‘En hebben ze bekend, de heksen die jullie gevangen hebben genomen?’

Britta boog zich nu zo ver naar voren dat de vlammen van de kaars dansende schaduwen in haar gezicht wierpen.

Lars Hierne knikte.

‘O ja, ze hebben allemaal bekend. Sommigen hadden wat meer overreding nodig dan anderen; Satan lijkt op bepaalde heksen meer vat te hebben. Wij denken dat dat misschien te maken heeft met hoelang de vrouw in Satans macht is geweest, of hoeveel liefde hij juist voor haar heeft opgevat. Maar ze hebben allemaal bekend. En zijn overeenkomstig het bevel van de koning en God terechtgesteld.’

‘Jullie doen goed werk,’ zei Preben, en hij knikte peinzend. ‘Toch vrees ik de dag waarop wij dezelfde pijnlijke taak in onze kerkgemeente zullen moeten uitvoeren.’

‘Ja, het is een zwaar kruis om te torsen, maar God geeft ons zoals bekend geen zwaardere last te dragen dan we aankunnen. En we moeten allemaal de moed hebben de taken uit te voeren die ons worden toebedeeld.’

‘Zo waar, zo waar,’ zei Preben, en hij bracht de kroes naar zijn mond.

Het hoofdgerecht werd binnengebracht en Elin haastte zich meer rode wijn in te schenken. Ze dronken alle drie rijkelijk en hun ogen begonnen te glanzen. Elin voelde Prebens blik weer op zich rusten en deed haar best niet terug te kijken. Er liep een huivering over haar ruggengraat en de kan met wijn viel bijna uit haar handen. Haar grootmoeder noemde het een voorgevoel van iets wat komen zou, een waarschuwing dat er iets kwaads in aantocht was. Maar Elin zei tegen zichzelf dat het een windvlaag van de tochtende ramen was.

Maar toen ze laat die nacht naar bed ging, kwam het gevoel terug. In een poging het weg te duwen trok ze Märta dichter naar zich toe in het smalle bed, maar ze raakte het niet kwijt.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html