Bohuslän 1672

Toen de laatste sneeuw was gesmolten, begonnen de beken te bruisen van leven en kwam het groen tot bloei. De pastorie leefde op en ze waren een week lang aan het poetsen en boenen om de winter te verjagen en de warmere helft van het jaar te verwelkomen. Alle kussens, dekens en matrassen werden gewassen en te drogen gehangen; de voddenkleden werden geschrobd en de vloeren werden met sop afgenomen. De ramen werden gelapt, zodat de zon tot ver in de kleine kamers kon doordringen en de schaduwen uit de hoeken kon verjagen. De warmte nestelde zich in de harten van de mensen en ontdooide alles wat in de lange winternachten was bevroren, en Märta’s benen leken wel te dansen als ze met Viola in haar kielzog over het erf rondsprong. Elin merkte dat ze neuriede terwijl ze de houten vloerplanken lag te schrobben, en zelfs Britta leek in een vriendelijker stemming.

Het nieuws over de heksen die overal in Bohuslän waren verbrand, had in de wijde omtrek voor een uitgelaten stemming gezorgd, en de verhalen verspreidden zich van huis tot huis en werden bij kaarslicht eindeloos herhaald. Verhalen over ritten naar Blåkulla en hoereren met Satan werden telkens dat ze werden verteld een beetje aangedikt. De meiden en knechten met wie ze de woning deelden deden levendig verslag van banketten waarbij de gangen in omgekeerde volgorde werden genuttigd en kaarsen die op de kop brandden, vliegende koeien en geiten, en kinderen die door de heksen werden meegelokt om Satan te behagen. Märta zat altijd met gespitste oren te luisteren en Elin sloeg haar met milde toegeeflijkheid gade. Het waren spannende verhalen, dat viel niet te ontkennen, maar ze vroeg zich stiekem wel af hoeveel waarheid ze bevatten. Ze leken op de sprookjes over trollen en alven die haar grootmoeder had verteld toen ze nog klein was. Maar ze liet hen begaan. Mensen hadden sprookjes nodig om de ontberingen van het leven aan te kunnen, en Märta’s begeesterde gezicht maakte haar blij. Wie was zij om die vreugde weg te nemen? Märta zou vanzelf ontdekken wat sprookjes waren en wat werkelijkheid was, en hoe langer ze in de wereld van de sprookjes kon blijven, des te beter.

Britta was de afgelopen dagen ongekend aardig geweest tegen ­Märta. Ze had het meisje over haar blonde haar gestreeld, haar lekkers gegeven en gevraagd of ze Viola mocht aaien. Elin kon er de vinger niet op leggen, maar het gaf haar een slecht gevoel. Ze kende haar zuster. Britta deed niets uit goedheid. Maar het meisje zoog alle vriendelijkheid die haar werd getoond in zich op, en met een stralend gezicht had ze het lekkers laten zien dat ze van de vrouw des huizes had gekregen. Elin probeerde haar bezorgdheid naar de achtergrond te dringen, vooral omdat ze vandaag extra veel te doen hadden. Britta’s tante Ingeborg zou op bezoek komen, en ze moesten vaart zetten achter de voorjaarsschoonmaak, zodat alles klaar was voor haar komst. Elin had Märta de hele dag niet gezien, omdat ze druk was geweest met schrobben en boenen, maar in de middag begon ze ongerust naar haar dochter uit te kijken. Ze riep de naam van het meisje, keek in de meidenkamer, in de hooischuur en in de andere gebouwen op de pastorie, maar geen Märta. Ze kreeg buikpijn van angst en riep steeds luider. Ze vroeg het aan iedereen die ze tegenkwam, maar niemand had het meisje gezien.

De deur vloog open.

‘Elin, wat is er aan de hand?’ vroeg Preben, die het huis uit kwam rennen. Zijn haar stond rechtovereind en zijn witte bovenhemd was haastig in zijn broek gestopt.

Elin holde vertwijfeld naar hem toe, terwijl ze rondkeek in de hoop de blonde vlecht van haar dochter te ontwaren.

‘Ik kan Märta nergens vinden, en ik heb overal gezocht!’

‘Rustig maar,’ zei Preben, en hij legde zijn handen op haar schouders.

Ze voelde zijn warmte door haar jurk heen en zakte in elkaar in zijn armen. Zo bleef ze een paar tellen staan; daarna rukte ze zich los van zijn borst en droogde haar ogen met de mouw van haar jurk.

‘Ik moet haar vinden. Ze is zo klein, ze is mijn liefste en dierbaarste bezit.’

‘We zullen haar wel vinden,’ zei Preben, en hij liep met resolute passen naar de stal.

‘Daar heb ik al gezocht,’ zei Elin vertwijfeld.

‘Ik zag Lill-Jan daar, en als iemand weet wat er hier op de boerderij gebeurt, is hij het wel,’ zei Preben.

Hij opende de staldeur en ging naar binnen. Elin tilde haar rokken op en rende achter hem aan. In het duister van de stal hoorde ze de twee mannen mompelen en ze ving de naam ‘Britta’ op. Haar hart ging tekeer. Ze dwong zichzelf te wachten terwijl Preben en Lill-Jan in gesprek waren, maar toen ze Prebens gezicht zag, wist ze dat ze met reden een koude knoop in haar maag voelde.

‘Lill-Jan heeft Britta een tijdje geleden met Märta naar het bos zien gaan.’

‘Naar het bos? Wat hebben ze daar te zoeken? De domineese gaat nooit naar het bos. En waarom zou ze Märta meenemen?’

Ze hoorde zelf dat ze schreeuwde, en Preben probeerde haar stil te krijgen.

‘Dit is niet het moment om hysterisch te worden. We moeten het meisje vinden. Ik zag mijn echtgenote zonet in de bibliotheek, ik ga wel met haar praten.’

Preben rende het huis in en Elin bleef besluiteloos achter. Ze werd overspoeld door herinneringen uit haar jeugd. Alles wat haar dierbaar was geweest, had haar zuster van haar afgepakt, met hun vaders instemming. De pop die ze van moeder had gekregen werd met afgeknipt haar en afgerukte wimpers teruggevonden in de drek in het gemakhuisje. Het jonge hondje dat ze van de knecht had gekregen was zomaar verdwenen, maar ze wist heel zeker dat Britta daar op de een of andere manier achter had gezeten. Haar zuster had iets verdorvens. Ze gunde een ander niet wat ze zelf niet had. Zo was het altijd al geweest.

En nu had Britta geen kind, terwijl Elin het allerliefste meisje had. Een meisje naar wie Britta’s man met liefde in zijn ogen keek, alsof ze van hem was. Elin had gevoeld dat het niet goed zou aflopen, maar wat had ze kunnen doen? Ze leefde van genadebrood bij haar zuster, en zij en het meisje hadden nergens anders heen gekund. Niet sinds veel mensen met haat en afschuw naar haar keken vanwege de woorden die ze had uitgesproken. Britta was hun enige redding geweest. En nu had dat haar misschien haar dochter gekost.

Preben kwam met een donker gezicht teruggerend.

‘Ze gingen naar het bosmeertje,’ zei hij.

Het kon Elin helemaal niets schelen wat zich binnen in de pastorie had afgespeeld. Het enige waaraan ze kon denken was dat haar kleine meid bij het meertje was en niet kon zwemmen.

Met wild kloppend hart stoof ze achter Preben aan het bos in naar het meertje, onderwijl gebeden sturend naar God. Als de Heer ook maar een beetje genadig was, zou Hij hen Märta levend laten vinden. Zo niet, dan kon ze net zo goed zelf samen met het meisje in het donkere water sterven.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html