d

‘Rita, liefje?’

Mellberg klopte voor de vijfde keer op de deur, maar hij kreeg alleen maar een eindeloze stroom Spaanse vloeken te horen. Dat dacht hij althans. Zijn Spaans was niet bijster goed. Maar te oordelen naar de toon werd er binnen niets liefdevols gezegd.

‘Hartje? Schatje? Mijn geweldige Rita?’

Hij sprak zo vriendelijk mogelijk en klopte nog een keer. Toen zuchtte hij. Dat het zo moeilijk zou zijn om zijn excuses te kunnen aanbieden!

‘Alsjeblieft, mag ik binnenkomen? We moeten vroeg of laat toch met elkaar praten? Denk aan Leo. Hij zal zijn opa ontzettend missen.’

Mellberg hoorde nu mopperende geluiden van binnen komen, maar geen tirades meer. Dat wees erop dat hij de juiste strategie had gekozen.

‘Kunnen we niet even met elkaar praten? Ik mis je. Ik mis jullie.’

Hij hield zijn adem in. Het was binnen nu helemaal stil. Vervolgens hoorde hij het geluid van een sleutel die werd omgedraaid. Opgelucht pakte hij de tas die bij zijn voeten stond en stapte voorzichtig naar binnen toen de deur openging. Het zou niet de eerste keer zijn dat er iets hards naar zijn hoofd werd gesmeten. Rita’s temperament leidde er soms toe dat er dingen door de lucht vlogen. Maar deze keer stond ze hem alleen maar met haar armen over elkaar kwaad aan te kijken.

‘Het spijt me, ik heb overhaast en dom gehandeld,’ zei hij, en tot zijn tevredenheid zag hij dat Rita’s mond openviel.

Dit was waarschijnlijk de eerste keer dat ze hem zijn verontschuldigingen hoorde aanbieden.

‘Ik heb gehoord wat er is gebeurd,’ zei Rita. Haar toon was nog altijd hard en nijdig. ‘Besef je wel dat wat jij hebt gedaan tot de brand kan hebben geleid?’

‘Ja, dat weet ik, en ik vind het verschrikkelijk.’

‘Heb je er iets van geleerd?’ vroeg ze, en ze keek hem scherp aan.

Hij knikte.

‘Een heleboel. En ik zal alles doen om het weer goed te maken.’

‘Mooi! Om te beginnen mag je gaan inpakken wat ik in de slaapkamer heb opgeruimd.’

‘Inpakken? Ik dacht dat je zei dat…’

Hij voelde paniek opkomen en dat moest in zijn ogen te zien zijn geweest, want Rita zei snel: ‘Ik heb je kleren uitgezocht. En de mijne. Wat weg kan geven we aan de vluchtelingen in het dorpshuis. Dus je kunt alles wat op bed ligt inpakken, en daarna gaan we het samen wegbrengen. Ik heb gehoord dat Bill zich geweldig inzet voor de vluchtelingen van wie de huizen verwoest zijn.’

‘Wat heb je uitgezocht?’ vroeg Mellberg bezorgd, maar hij deed er meteen weer het zwijgen toe.

Zelfs hij begreep dat dit niet het juiste moment was om ergens vraagtekens bij te plaatsen. En als er toevallig een paar van zijn lievelingskleren tussen zaten, kon hij ze altijd onopvallend weer in de kast leggen.

Alsof Rita zijn gedachten had gehoord zei ze: ‘En als je ook maar één dingetje dat ik heb opgeruimd teruglegt, slaap je vannacht weer ergens anders! En alle komende nachten ook…’

Shit. Rita was hem altijd net een stap voor, dacht hij, terwijl hij naar de slaapkamer liep. De stapel op bed was verontrustend groot. En helemaal bovenop lag zijn lievelingstrui. Toegegeven: die had betere tijden gekend. Maar het was een heerlijke trui, en van een klein gaatje hier of daar was nog nooit iemand doodgegaan. Voorzichtig pakte hij hem op en keek om zich heen. Misschien zou ze het niet merken…

‘Hier!’

Rita stond met een vuilniszak in haar uitgestoken hand achter hem. Met een diepe zucht legde hij eerst de trui erin en vervolgens de rest van de stapel. De hare was half zo hoog, maar hij besefte dat het niet verstandig was om daar nu iets van te zeggen. Uiteindelijk hadden ze twee volle vuilniszakken, die hij dichtbond en in de hal zette.

‘Laten we meteen maar gaan,’ zei Rita, die met twee volle boodschappentassen uit de keuken kwam.

Ze liep voor hem uit naar het trappenhuis, en toen hij de vuilniszakken neerzette om af te sluiten, draaide ze zich om en zei kortaf: ‘We krijgen morgen trouwens logés.’

‘Logés?’ vroeg hij, terwijl hij zich afvroeg wie ze nu weer had uitgenodigd. Rita’s gastvrijheid kende soms geen grenzen.

‘Ja. De kinderen van Karim komen bij ons logeren tot hij uit het ziekenhuis wordt ontslagen. Dat is wel het minste wat we kunnen doen gezien alles wat jij hebt aangericht.’

Mellberg opende zijn mond om iets te zeggen, maar toen sloot hij hem weer en tilde de vuilniszakken op. Je moest je strijd weten te kiezen.

‘Hallo Bill, wat een opkomst!’ zei Paula, terwijl ze in het dorpshuis om zich heen keek.

Er waren steeds meer mensen gekomen en het oude gebouw bruiste van leven. Zweden en vluchtelingen stonden overal met elkaar te praten en er werd vrolijk gelachen.

‘Ja, geweldig, hè?’ zei Bill. ‘Wat zijn de mensen toch gul! En betrokken! Wie had dat kunnen denken?’

‘Er lijkt in elk geval nog iets goeds uit voort te komen,’ zei Paula verbeten.

Bill knikte.

‘Daar heb je gelijk in. Tja, we denken allemaal natuurlijk ook aan de mensen in het ziekenhuis.’

Hij beet op zijn lip.

Bills echtgenote Gun kwam eraan en stak haar arm door de zijne.

‘Weten jullie al iets meer?’ vroeg ze.

Paula schudde haar hoofd.

‘Het laatste wat we hebben gehoord, is dat de kinderen van Karim en Amina nog een nachtje ter observatie in het ziekenhuis blijven. Ze houden Karim nog wat langer omdat zijn handen zo verbrand zijn, en Amina… Ze weten niet hoe dat zal aflopen.’

Gun kneep Bills arm steviger vast.

‘Als we iets kunnen doen…’

‘Lieve help, jullie doen al zoveel,’ zei Martin, en hij keek om zich heen.

‘Ik heb Karim voorgesteld dat de kinderen bij ons komen logeren,’ zei Paula.

Gun knikte.

‘Wat goed van jullie, maar anders hebben wij ook plek, hoor.’

‘Nee, nee,’ zei Paula. ‘Leo zal het fijn vinden om speelkameraadjes te krijgen, en mijn moeder springt bij als ik moet werken.’

Martin schraapte zijn keel.

‘We willen graag met de mensen praten die in de buurt van Karim en Amina woonden. Om te vragen of ze iets hebben gehoord of gezien. Weet jij wie…?’

Hij keek om zich heen naar alle mensen die in het dorpshuis krioelden.

‘Natuurlijk,’ zei Bill. ‘Ik begin een beetje door te krijgen wie wie is, en het stel dat je daarginds ziet woonde vlak naast ze. Als jullie met hen beginnen, weten zij wel met wie jullie verder moeten praten.’

‘Dank je,’ zei Paula.

Martin en zij baanden zich door de menigte een weg naar het stel dat Bill had aangewezen. Maar het gesprek werd een teleurstelling, net als de gesprekken met de andere buren van het asielzoekerscentrum. Niemand had iets gezien of gehoord. Iedereen had liggen slapen toen ze plotseling door geschreeuw en rook wakker waren geworden. En toen ze naar buiten waren gerend, was alles één grote chaos geweest.

Paula liet zich op een stoel in een hoekje zakken en voelde zich steeds wanhopiger worden. Zouden ze de dader van deze wandaad ooit te pakken krijgen? Martin kwam naast haar zitten en begon te praten over hoe ze verder zouden gaan. Plotseling viel hij midden in een zin stil. Paula volgde zijn blik en er verspreidde zich een brede glimlach over haar gezicht.

‘Is ze dat?’

Ze gaf hem een por en Martin knikte. Hij hoefde geen antwoord te geven. De kleur op zijn wangen zei genoeg, en Paula glimlachte nog breder.

‘Ziet er goed uit.’

‘Toe. Hou op,’ zei hij, terwijl hij nog roder werd.

‘Wanneer gaan jullie uit eten?’

‘Zaterdag,’ zei Martin. Hij kon zijn ogen niet van de moeder met het kind afhouden.

‘Hoe heet ze?’ vroeg Paula, en ze bestudeerde de vrouw. Ze zag er sympathiek uit. Vriendelijke ogen, zij het met de gestreste blik van een jonge moeder die Paula tegenwoordig ook altijd zag als ze naar haar eigen spiegelbeeld keek.

‘Mette,’ zei Martin kort. Zijn gezicht was nu zo rood dat je bijna niet kon zien waar zijn haar begon.

‘Martin en Mette,’ zei Paula. ‘Dat klinkt hartstikke goed.’

‘Ophouden,’ zei hij, en hij ging staan toen Mette hun kant op keek.

‘Wenk haar hierheen,’ zei Paula.

‘Nee, nee,’ zei Martin nerveus, maar Mette kwam met haar zoontje op haar arm al naar hen toe.

‘Hoi!’ zei ze vrolijk.

‘Hallo!’ zei Paula, en ze stak snel haar hand uit om haar te begroeten.

‘Wat verschrikkelijk van die brand,’ zei Mette hoofdschuddend. ‘Dat mensen zo slecht kunnen zijn om zoiets te doen! Terwijl er kinderen wonen en zo.’

‘Ja, je blijft je erover verbazen waar sommige lui toe in staat zijn,’ zei Paula.

‘Weten jullie wie het heeft gedaan, of wie het hebben gedaan?’

Mette keek naar Martin, die meteen weer een kleur kreeg.

‘Nee, nog niet. We hebben met een paar mensen hier gesproken, maar helaas heeft niemand iets gezien.’

‘Dan wordt het waarschijnlijk het zoveelste brandende asielzoekerscentrum in de statistieken,’ besloot Mette.

Paula en Martin antwoordden geen van beiden. Ze waren bang dat ze gelijk had. Zoals het er nu uitzag hadden ze überhaupt geen concrete sporen. Er waren overal in Zweden asielzoekerscentra in brand gestoken, en in de meeste gevallen hadden ze de daders niet kunnen oppakken. De kans was groot dat het hier net zo zou gaan.

‘Wij kwamen wat oud speelgoed van Jon brengen,’ zei Mette, en ze gaf haar zoon een kusje op zijn wang. ‘We moeten er weer vandoor, maar wij zien elkaar morgenavond, toch?’

‘Zeker weten,’ zei Martin, wiens rode kleur zich tot in zijn hals had verspreid.

Hij zwaaide naar Mette en Jon terwijl ze zich door de meute naar de deur drongen. Paula hief haar hand ook op in een groet.

‘Helemaal goedgekeurd!’ zei ze met een grijns, en Martin zuchtte.

Vervolgens was het zijn beurt om te grijnzen.

‘Moet je kijken! Het lijkt erop dat Bertils zonden zijn vergeven…’

Paula keek naar de deur en sloeg haar ogen ten hemel toen ze haar moeder en Mellberg met twee boodschappentassen en twee vuilniszakken naar binnen zag komen.

‘Ik had verwacht dat hij deze keer ten minste een week boete zou moeten doen,’ zuchtte ze. ‘Mijn moeder is te lief… Maar ja, hij bedoelt het niet slecht. Eigenlijk.’

Martin grijnsde.

‘Ik vraag me af wie er nou eigenlijk te lief is.’

Paula antwoordde niet.

Sam negeerde de eerste vijf appjes die hij van Jessie kreeg, maar toen hield hij het niet langer vol. Eigenlijk was hij niet boos. Hij begreep haar best. Als hij Vendela en de anderen niet zo goed had gekend, had hij waarschijnlijk hetzelfde gedaan. Hij was eerder bezorgd dan boos. Bang voor wat ze van plan waren. Bang dat Jessie gekwetst zou worden.

Sam bleef even met zijn mobiel in zijn hand zitten. Toen schreef hij: Kom naar het bos achter mijn huis. Bij een grote eik. Je kunt het niet missen.

Toen hij het bericht had verstuurd ging hij naar beneden. James zat achter zijn bureau en staarde naar het beeldscherm. Hij keek op toen Sam binnenkwam, met een frons tussen zijn wenkbrauwen, zoals altijd wanneer hij zijn zoon zag.

‘Wat wil je?’ zei hij.

Sam haalde zijn schouders op.

‘Ik wilde even gaan oefenen met schieten. Mag ik de Colt lenen?’

‘Natuurlijk,’ zei James. Hij stond op en liep naar de wapenkast. ‘Ik wilde vanmiddag met je gaan schieten.’

‘Ik heb met Jessie afgesproken.’

‘Dus je gaat met je vriendin schieten?’

James stond tussen hem en de kast in, en Sam hoorde dat hij de cijfers indrukte, waarna de kast met een piepje openging.

‘Ze is anders dan de rest,’ zei Sam.

‘Oké.’ James draaide zich om en gaf Sam de Colt aan. ‘Je kent de regels. In dezelfde staat terugbrengen als je hem hebt gekregen.’

Sam knikte.

Hij stak het wapen in zijn riem en liep de werkkamer uit. James’ ogen brandden in zijn rug.

Toen Sam langs de keuken kwam, stond zijn moeder zoals gebruikelijk bij het aanrecht.

‘Waar ga je heen?’ vroeg ze.

Haar stem beefde en klonk iets te hoog.

‘Schieten,’ zei hij zonder haar aan te kijken.

Ze draaiden in kringetjes om elkaar heen, allebei bang om iets te zeggen. Allebei bang dat elk woord te veel kon zijn. Mama had het erover gehad dat Erica Falck met hem wilde praten, maar hij had nog niet besloten wat hij zou doen. Wat hij wilde vertellen. Wat hij kon vertellen.

Toen hij door de achterdeur naar buiten stapte, rook hij de geur van gemaaid gras. Hij had gisteravond het gazon gemaaid. James dwong hem dat drie keer in de week te doen.

Hij keek naar rechts en zijn blik viel op de hooischuur bij Nea’s huis. Eigenlijk hield hij niet van kleine kinderen; de meeste waren wild en hadden altijd een snotneus. Maar Nea was anders geweest, een glimlachend zonnestraaltje. Zijn maag trok samen en hij wendde zijn blik af. Wilde er niet aan denken.

Toen hij in het bos was, liet hij zijn schouders zakken. Hier heerste rust. Hier was niemand die het ook maar iets kon schelen hoe hij eruitzag, hoe hij was, hoe hij praatte. In het bos mocht hij gewoon Sam zijn.

Hij sloot zijn ogen en liet zijn hoofd achterover hangen. Ademde door zijn neus uit. Rook de geur van bladeren en dennennaalden, hoorde het geritsel van vogels en kleine dieren op de grond. Soms verbeeldde hij zich dat hij een vlinder kon horen fladderen of een kever tegen een boomstam kon horen klimmen. Langzaam, heel langzaam draaide hij met gesloten ogen rond.

‘Wat ben je aan het doen?’

Sam schrok en verloor bijna zijn evenwicht.

‘Niets,’ zei hij.

Jessie glimlachte naar hem, en hij voelde hoe de warmte zich in zijn borst verspreidde.

‘Het ziet er heerlijk uit,’ zei ze, en ze sloot haar ogen.

Ze wierp haar hoofd naar achteren en draaide langzaam, heel langzaam rond. Ze giechelde en struikelde. Snel deed hij een stap naar voren om haar op te vangen.

Hij boorde zijn neus in haar haar, sloeg zijn armen om haar heen en voelde haar zachte lichaam onder zijn handen. Hij wou dat zij zichzelf zag zoals hij haar zag. Hij zou niets aan haar hebben veranderd, zelfs niet als hij dat had gekund. Maar ze was net zoals hij: kapot vanbinnen. Geen enkel woord kon hen heel maken.

Ze keek hem met haar ernstige, mooie ogen aan.

‘Ben je boos?’ vroeg ze.

Hij streek een lok haar uit haar gezicht.

‘Nee,’ zei hij, en hij meende het. ‘Ik wil alleen niet dat je teleurgesteld wordt. Of gekwetst.’

‘Ik weet het,’ zei ze, en ze verborg haar gezicht tegen zijn borst. ‘Ik weet dat jij andere ervaringen met Vendela hebt dan ik. Maar ze was superaardig toen we bij haar thuis waren. Volgens mij kan iemand dat niet zo goed faken.’

Sam humde wat en merkte dat hij zijn vuisten balde. Hij kende Vendela. En Nils en Basse. Hij had gezien hoe leuk ze het vonden om hem te kwellen.

‘Ik ben morgen uitgenodigd voor een feestje bij Basse thuis,’ zei Jessie. ‘Jij bent ook welkom.’

Haar ogen schitterden. Het liefst had Sam geschreeuwd dat ze niet moest gaan. Maar ze was haar hele leven al door anderen gekoeioneerd en hij weigerde daaraan mee te doen.

‘Doe voorzichtig,’ zei hij alleen maar, en hij streelde haar wang.

‘Komt goed, maar als je je zorgen maakt, ga je toch gewoon mee?’

Hij schudde zijn hoofd. Hij zou nooit van zijn leven een voet bij Basse over de drempel zetten.

‘Ik wil ze niet ontmoeten, maar natuurlijk kun jij gaan. Je weet dat ik je nooit iets zou verbieden, hè?’

Hij nam haar gezicht tussen zijn handen en kuste haar voorzichtig op haar mond.

Zoals gewoonlijk benam ze hem de adem.

‘Kom!’ zei hij. Hij pakte haar hand en trok haar met zich mee.

‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ze buiten adem, terwijl ze op een drafje achter hem aan liep.

‘Ik ga je iets leren.’

Hij bleef staan en wees op de schietschijf die een eindje verderop aan een boom was bevestigd.

‘Ga je schieten?’ vroeg ze.

Haar ogen kregen een glans die hij nog niet eerder had gezien.

‘Jij ook,’ zei hij.

Jesse keek gebiologeerd naar het pistool, dat hij uit zijn riem pakte.

‘Dat jij een wapen mag hebben van je ouders.’

Sam snoof.

‘Mijn vader moedigt het aan. In zijn ogen is dat het enige waar ik geschikt voor ben.’

‘Kun je het goed?’

‘Heel goed.’

En dat was waar. Het was alsof zijn lichaam exact wist wat hij moest doen om de kogel precies daar te krijgen waar hij hem wilde hebben.

‘Ik doe het eerst voor en daarna help ik jou. Oké?’

Ze knikte naar hem en glimlachte.

Hij vond het heerlijk om zichzelf door haar ogen te zien. Hij werd er een beter mens van. Hij werd alles wat hij in zijn vaders ogen nooit was geweest.

‘Je gaat zo staan. Stevig. Ben je rechts?’

Ze knikte.

‘Ik ook. Dan hou je het pistool zo vast in je rechterhand. Vervolgens trek je de slede naar achteren. Nu zit er een kogel in de loop.’

Ze knikte. Haar ogen schitterden.

‘Nu is het wapen klaar om afgevuurd te worden. Zorg dat je een vaste hand hebt. Waar je op wilt schieten, moet je hier in het vizier hebben. Als je het pistool stil kunt houden, raak je wat je wilt treffen.’

Hij ging in de juiste positie staan, kneep zijn ogen samen, richtte en vuurde. Jesse sprong met een gilletje op. Sam lachte.

‘Schrok je?’

Ze knikte, maar haar hele gezicht straalde. Hij gebaarde dat ze naar hem toe moest komen en naast hem moest komen staan.

‘Nu jij.’

Hij gaf haar het pistool, ging achter haar staan en sloeg zijn armen om haar heen.

‘Hou het zo vast.’

Hij plaatste haar vingers om de kolf en duwde haar benen in de juiste positie.

‘Nu sta je stevig en heb je het goed vast. Heb je je ogen op het doel? Richt je op het midden van de schietschijf?’

‘Yep, allemaal.’

‘Goed zo, dan stap ik opzij en haal jij voorzichtig de trekker over. Je moet niet te hard of te plotseling drukken; je moet het als het ware strelend doen.’

Jessie stond stevig en stabiel, en hield het pistool op de goede manier vast. Ze ademde rustig en gelijkmatig.

Hij trok zijn schouders omhoog terwijl hij op het schot wachtte.

De kogel zat in de schietschijf, en Jessie sprong op en neer.

‘Pas op, je mag niet springen met een geladen pistool!’ riep hij, maar hij voelde zich wonderlijk licht toen hij haar blijdschap zag.

Jessie legde het pistool neer en draaide zich glimlachend naar hem om. Ze was nog nooit zo mooi geweest.

‘Je bent fantastisch,’ zei hij.

Hij sloeg zijn armen om haar heen, trok haar naar zich toe en klampte zich aan haar vast alsof zij het laatste was wat hem in de wereld hield. En waarschijnlijk was dat ook zo.

‘Ik hou van je,’ hijgde hij.

Even bleef ze zwijgen. Toen keek ze hem met onzekere ogen aan, alsof ze zich afvroeg of de woorden echt voor haar waren bestemd. Vervolgens glimlachte ze haar prachtige, mooie glimlach.

‘Ik hou ook van jou, Sam.’

‘Hallo, Kristina!’ zei Erica, iets te vrolijk.

Het effect van alle champagne was goed te voelen en ze zei tegen zichzelf dat ze zich moest vermannen. Voor de zekerheid had ze de hele weg naar huis op een mentholkauwgommetje gekauwd, en toen ze de ademtest in haar handpalm had gedaan, had ze zelf helemaal geen alcohol meer geroken.

‘Toe maar weer, midden op de dag aan de pimpel,’ zei Kristina toen ze de hal in stapte.

Erica zuchtte bij zichzelf. Haar schoonmoeder had een neus als geen ander. Het verbaasde haar dat Patrik haar niet inschakelde als de politie iets moest opsporen.

‘Ach ja, er werd bij de vernissage een glaasje aangeboden,’ zei ze.

‘Eén glaasje…’ snoof Kristina, en ze liep weer naar de keuken.

Het rook er heerlijk.

‘Zoals gebruikelijk hadden jullie alleen maar van dat afschuwelijke eten met E-nummers en Joost mag weten wat voor gifstoffen in huis. De kinderen krijgen nog een staart als ze met dit voedsel moeten opgroeien. Iets zelfgemaakts af en toe zou niet…’

Erica luisterde al niet meer. Ze liep naar de oven en deed het deurtje open. Kristina’s lasagne. Vier ovenschalen, zodat ze voldoende hadden om in te vriezen.

‘Dank je wel,’ zei ze, en ze omhelsde haar schoonmoeder spontaan.

Kristina keek haar verbaasd aan.

‘Echt wel meer dan één glaasje…’ Ze deed haar schort af, hing die op en liep al pratend naar de hal. ‘De kinderen kunnen eten als het klaar is. Ze hebben lief gespeeld, op een klein incident met een vrachtauto na, maar dat hebben we keurig opgelost, Maja en ik. Die kleine meid is toch zo lief, en ze lijkt heel erg op Patrik toen die zo oud was. Hij maakte ook nooit enige drukte en kon uren in zijn eentje op de vloer zitten spelen… Maar nu ga ik gauw naar huis. Er moet nog een heleboel voor de bruiloft worden geregeld en aan Gunnar heb ik niet veel; hij wil wel helpen, maar dan komt er niets van terecht, dus kan ik het beter zelf doen. En nu hebben ze van Stora Hotellet gebeld dat ik per se morgen moet komen uitzoeken welk servies ik bij het diner wil hebben. Ik dacht in al mijn onnozelheid dat ze maar één soort servies hadden, maar kennelijk is er bij deze bruiloft niks eenvoudig en moet ik alles zelf doen. Ik heb om twaalf uur een afspraak met iemand, maar hopelijk duurt dat niet lang. Ik heb ze gevraagd om wat foto’s van het servies op te sturen, maar blijkbaar is het absoluut noodzakelijk dat ik zelf kom kijken. Ik krijg er nog een hartverzakking van…’

Kristina zuchtte. Ze stond met haar rug naar Erica toe en trok haar schoenen aan, dus ze kon de brede glimlach op het gezicht van haar schoondochter niet zien. Anna was al in actie gekomen.

Erica zwaaide Kristina uit en liep naar de kinderen in de woonkamer. Die zag er ongewoon netjes en opgeruimd uit, en Erica voelde zich dankbaar en beschaamd tegelijk. Het was wel een beetje pijnlijk dat Patriks moeder het gevoel had dat ze bij hen thuis moest opruimen, maar er waren nu eenmaal dingen die Erica belangrijker vond dan een perfect huis. Natuurlijk vond ze het fijn als het netjes was, maar dat kwam pas op de derde plaats. Haar werk en het moederschap waren belangrijker. Bovendien moest ze ook nog echtgenote zijn, en misschien zelfs wel een beetje Erica. En om dat allemaal voor elkaar te boksen moest ze af en toe naar een aflevering van Dr. Phil kijken in plaats van op te ruimen en te stoffen. Maar misschien dat ze het juist daardoor allemaal volhield, doordat ze de boel soms gewoon de boel kon laten.

De kookwekker ging af en ze liep naar de keuken om de lasagne uit de oven te halen. Haar maag knorde luid. Ze riep de kinderen, installeerde hen aan de keukentafel en schepte voor iedereen een grote portie van de heerlijk geurende ovenschotel op. Het was fijn om met de kinderen te babbelen; ze hadden allerlei gedachten en zoals altijd duizend-en-een vragen. Ondertussen had ze al wel geleerd dat ‘daarom’ als antwoord niet voldeed.

Na het eten holden de kinderen meteen van tafel om te gaan spelen, dus ruimde ze de keuken op en zette koffie. Vijf minuten later kon ze eindelijk de agenda bekijken die ze van Viola had gekregen. Ze begon erin te bladeren. Er stonden allerlei kriebels en aantekeningen in. Het kostte haar moeite het sierlijke ouderwetse handschrift te ontcijferen, en bovendien klopte het wat Viola had gezegd: haar vader had vooral afkortingen gebruikt. Maar Erica constateerde al snel dat Leif vrijwel alles wat er op een dag gebeurde had opgeschreven, van afspraken tot het weer. Het voelde vreemd om met het leven van een onbekende in haar handen te zitten. Doordeweekse dagen en weekenden, dag na dag allerlei notities in blauwe inkt over grote en kleine dingen. Tot er uiteindelijk niets meer stond. Ze keek naar de laatste datum dat hij iets had opgeschreven. Het was de dag waarop hij was overleden.

Nadenkend streek ze met haar hand over de pagina. Ze vroeg zich af waarom hij had besloten om juist op die dag een eind aan zijn leven te maken. De notities boden geen aanknopingspunten. Het waren simpele, dagelijkse mededelingen. Zon, een lichte bries, wandeling naar Sälvik, boodschappen gedaan. Het enige wat afweek was de aantekening ‘11’. Waar zou die op kunnen slaan?

Erica fronste haar voorhoofd. Ze bladerde een paar pagina’s terug om te kijken of het cijfer ook ergens anders stond. Maar nee, dit was de enige plek. Een week eerder was er wel een andere aantekening die haar aandacht trok. ‘55’ stond er, en vervolgens ‘14.00 uur’. ‘Was ‘55’ een aanduiding voor iemand met wie hij op dat tijdstip een afspraak had? En wie was dat dan? Hadden ze elkaar daadwerkelijk ontmoet?

Erica legde de agenda weg. Buiten zakte de zon langzaam naar de horizon en ging over van geel in oranje. Het was bijna avond en Joost mocht weten wanneer Patrik thuiskwam. Ze had het vage gevoel dat ze hem iets had moeten vertellen, maar wát was haar volkomen ontschoten. Ze haalde haar schouders op. Het was vast niet belangrijk.

Patrik keek de vergaderruimte rond terwijl hij met een stift in zijn hand bij het whiteboard stond.

‘We hebben lange, intensieve dagen achter de rug,’ zei hij. ‘Maar gezien de laatste ontwikkelingen wil ik alles samen doornemen en daarna het werk voor morgen verdelen.’

Paula stak een hand op.

‘Wordt het niet tijd dat we versterking krijgen? Uit Uddevalla? Göteborg?’

Patrik schudde zijn hoofd.

‘Dat ben ik al nagegaan. Er zijn geen middelen. Bezuinigingen. We moeten het helaas zelf zien te redden.’

‘Oké,’ zei Paula, maar ze keek ontmoedigd.

Patrik begreep haar wel. Haar kinderen waren nog kleiner dan de zijne en er ging op deze manier veel gezinstijd verloren.

‘Zijn jullie in het dorpshuis iets te weten gekomen?’ ging hij verder, en hij vroeg zich af waarom Paula opeens breed naar Martin grijnsde.

‘Nee, niets,’ zei Martin zonder Paula aan te kijken. ‘Niemand had iets gezien. Iedereen lag te slapen toen ze plotseling door geschreeuw en tumult werden gewekt.’

Patrik knikte.

‘Oké, toch bedankt. Gösta, kun jij vertellen wat je vandaag hebt ontdekt?’

‘Natuurlijk,’ zei Gösta, niet zonder trots.

En terecht, vond Patrik. Het was een knap staaltje politiewerk dat Gösta vandaag had laten zien.

‘Voor mijn gevoel klopte er iets niet met die anonieme tip over dat onderbroekje dat zo handig bij Karim werd aangetroffen.’

Gösta vermeed het om Mellberg aan te kijken, die op zijn beurt strak naar een knoest in het tafelblad tuurde.

‘En ik wist dat ik iets had gezien wat relevant was… Maar ik ben ook geen twintig meer…’

Hij glimlachte scheef.

Patrik zag dat iedereen gespannen zat te wachten. Toen Gösta en hij terugkwamen, hadden de anderen ongetwijfeld al begrepen dat er iets gaande was, maar Patrik had willen wachten tot ze het hun allemaal tegelijk konden vertellen.

‘Volgens haar moeder had Nea waarschijnlijk een onderbroekje aan met een motief uit de Disney-film Frozen. Dat had in een pakje van vijf gezeten, elk met een andere kleur. Het onderbroekje dat bij Karim is gevonden, is blauw. En er was iets mee wat ik niet goed uit mijn hoofd kon zetten. Maar uiteindelijk kreeg ik een idee; ik wist alleen niet hoe ik het zou kunnen bewijzen en ik was er ook niet zeker van…’

‘Kom een keer ter zake, man,’ mopperde Mellberg, maar de anderen keken hem nijdig aan.

‘Ik herinnerde me dat een jongen uit het groepje dat Nea heeft gevonden met zijn mobieltje had staan filmen voordat we met de zoek­actie begonnen. Dus Patrik en ik zijn naar hem toe gegaan en we hebben een kopie van dat filmpje meegekregen. Patrik? Kun je het laten zien?’

Patrik knikte en toetste iets in op de computer die hij zo op tafel had gezet dat iedereen het beeldscherm kon zien.

‘Waar moeten we op letten?’ vroeg Martin, en hij boog zich naar voren.

‘Kijk eerst maar gewoon of jullie het zien, en zo niet, dan bekijken we het filmpje nog een keer en wijzen we het aan,’ zei Patrik.

Iedereen tuurde gespannen naar het scherm. De camera bewoog over het erf, heen en weer, over het huis, het grindveld, de schuur, alle mensen die zich er hadden verzameld.

‘Daar,’ zei Gösta. ‘Aan de droogmolen. Zien jullie het?’

Ze bogen zich iets verder naar voren.

‘Het blauwe onderbroekje!’ riep Paula uit. ‘Dat hangt daar!’

‘Precies!’

Gösta vouwde zijn handen achter zijn hoofd.

‘Nea kan dat broekje onmogelijk aan hebben gehad toen ze verdween, want het hing aan de droogmolen toen we naar haar gingen zoeken.’

‘Iemand heeft het, met andere woorden, van de lijn gestolen en bij Karim neergelegd. En vervolgens ons anoniem gebeld en met Mellberg gesproken.’

‘Ja,’ zei Patrik grimmig. ‘Iemand heeft geprobeerd Karim de schuld in de schoenen te schuiven, en mijn gefundeerde gok is dat het hem niet per se om Karim ging, maar dat hij gewoon een willekeurige vluchteling verdacht wilde maken.’

Paula zuchtte.

‘Er is door veel mensen uit de omgeving gezegd dat het iemand uit het asielzoekerscentrum moet zijn.’

‘En toen vond iemand het kennelijk een goed idee om de zaak in eigen hand te nemen,’ zei Patrik. ‘Een logische aanname is dat het om een racistisch motief gaat. De vraag is dan of deze persoon of personen ook de brand hebben gesticht.’

‘Er hebben zich bij asielzoekerscentra in heel Zweden branden voorgedaan,’ zei Gösta somber. ‘Mensen die denken dat ze boven de wet staan.’

‘Het verbaast me niets, gezien het grote aantal stemmen dat de Vrienden van Zweden bij de laatste verkiezingen heeft gekregen,’ zei Patrik hoofdschuddend.

Het klimaat in Zweden, om niet te zeggen in heel Europa, was verhard. Ook voor tweedegeneratieallochtonen zoals Paula. Maar Patrik had niet gedacht dat de haat hun regio zou bereiken.

‘Ik stel voor dat we dit onderzoek vanaf nu gescheiden houden van de moord op Nea. Ik denk niet langer dat die twee zaken met elkaar te maken hebben, en ik wil geen verwarring scheppen door ze te mengen. We hebben al genoeg waardevolle tijd verloren.’

‘Dat was niet zo makkelijk te weten,’ mompelde Mellberg, maar hij hield meteen zijn mond weer.

Hij besefte waarschijnlijk dat hij zich beter nog een tijdje gedeisd kon houden.

‘Paula, ik wil dat jij het onderzoek naar de brand leidt, met hulp van Martin. Blijf rondvragen. We willen niet alleen weten hoe en wanneer de brand kan zijn ontstaan, maar ook wanneer het onderbroekje bij Karim neergelegd kan zijn. Is er iemand bij het asielzoekerscentrum gezien die daar niet thuishoort? Dat soort dingen.’

‘Het is moeilijk om te weten naar welk tijdstip ik moet vragen,’ zei Paula.

Patrik dacht even na.

‘Het moet vóór dat anonieme telefoontje zijn gebeurd, dus donderdag rond de middag,’ zei hij. ‘Het is niet meer dan een aanname, maar als je daar begint, kun je teruggaan in de tijd. Gösta heeft Nea’s familie gesproken en zij hebben geen idee wanneer het onderbroekje van de droogmolen is verdwenen, dus het enige wat we zeker weten is dat het er tijdens de zoekactie nog hing. Daarna kan het op elk moment zijn gestolen.’

Paula knikte naar Gösta.

‘Heb je ze gevraagd of ze onbevoegden hebben gezien?’

‘Ja, maar dat was niet zo. Aan de andere kant kun je heel makkelijk vanuit het bos het erf op sluipen en stiekem iets van de droogmolen meenemen. Die staat schuin achter het huis, bij een muur zonder ramen.’

‘Oké,’ zei Paula, en ze maakte een notitie. ‘Het lijkt me een goed idee om te horen of onze contacten bij de plaatselijke organisaties tegen buitenlanders wellicht iets weten. Gezien mijn achtergrond is het misschien beter dat iemand anders dat op zich neemt. Martin, wil jij navraag doen?’

‘Natuurlijk,’ zei hij.

Patrik hoopte dat Martin zich niet gepasseerd voelde nu Paula de leiding had gekregen en niet hij. Maar hij ging ervan uit dat Martin verstandig genoeg was om te begrijpen dat zijn tijd wel zou komen.

‘Goed, jullie houden je bezig met het onderzoek naar de brand en de poging om Karim erin te luizen. Hou ook contact met het ziekenhuis en laat me weten wat er gebeurt. Hoe gaat het met de kinderen, Paula? Heb je al toestemming om ze mee naar huis te nemen?’

‘Ja, en aan het thuisfront was het ook oké.’

Mellberg, die ongewoon stil was geweest, begon te stralen.

‘Het is leuk voor Leo dat hij een paar speelkameraadjes krijgt.’

‘Mooi zo,’ zei Patrik kort.

Hij probeerde niet te veel aan Karim en zijn gezin te denken. Op dit moment kon hij niets voor hen doen, behalve degene die hun dit had aangedaan te pakken proberen te krijgen.

‘Dan hebben we de moord op Nea. Zoals jullie weten stoort het mij heel erg dat we de huiszoeking voortijdig moesten afbreken. Ik heb zojuist met Torbjörn gesproken, en zij kunnen morgenmiddag medewerkers vrijmaken om dat onderzoek af te ronden. We hebben het gebied afgezet, dus laten we hopen dat er niets mee is gebeurd. We moeten roeien met de riemen die we hebben.’

‘Ja, leuk is anders…’ zei Gösta.

Patrik wist dat hij het vervelend vond dat ze de familie Berg nog een keer moesten lastigvallen.

‘Hoe gaat het met de vergelijking met het oude onderzoek?’ vroeg Patrik, en Annika keek op van haar aantekeningen.

‘Ik ben er nog altijd niet in geslaagd de oude processen-verbaal van verhoor in het archief te vinden. Ik heb wel alle forensische en technische rapporten nog een keer doorgenomen, plus het materiaal dat we van Erica hebben gekregen. Maar daarin heb ik niet echt iets nieuws aangetroffen waar we nu wat aan hebben. Jullie hebben allemaal het sectierapport gelezen, jullie hebben het materiaal van de plaats delict gezien en jullie hebben Erica horen vertellen over Marie en Helen.’

‘Ja, en de gesprekken met Helen en Marie hebben niets opgeleverd. Ze beweren dat ze onschuldig zijn aan de moord op Stella en dat de dader, met andere woorden, iemand anders moet zijn geweest, wat in theorie degene kan zijn die we nu zoeken. Marie heeft een alibi. Dat heeft Helen op zich niet, maar er is ook niets wat in haar richting wijst.’

Martin reikte naar een Ballerina-koekje. De chocolade was in de warmte gesmolten en hij moest zijn vingers aflikken.

‘We beginnen morgen met de huiszoeking; daarna moeten we maar kijken hoe we verdergaan,’ zei Patrik.

Hij vond het niet prettig dat er zoveel doodlopende sporen en zo weinig aanknopingspunten waren. Als ze niets nieuws vonden, bestond het risico dat het onderzoek vastliep.

‘Hoe zit het met de chocola in haar maag? Kunnen we daar op de een of andere manier toch niet verder mee gaan?’ vroeg Paula.

Patrik schudde zijn hoofd.

‘Waarschijnlijk gaat het om een gewone pennywafel. Overal verkrijgbaar. Die zullen we nooit aan een specifiek iemand kunnen linken. Maar omdat de familie Berg geen chocola in huis had, moet Nea het die ochtend ergens anders vandaan hebben gehaald. Of het van iemand anders hebben gekregen.’

‘En wat vind je ervan dat Leif tegen het eind van zijn leven aan de schuld van de meisjes begon te twijfelen?’ vroeg Gösta.

‘Ik weet dat Erica daarmee bezig is. Ik hoop dat ze iets boven water weet te halen.’

‘Burgers die het werk van de politie doen!’ mopperde Mellberg, en hij krabde Ernst achter zijn oor.

‘En soms nog beter ook,’ zei Martin.

Patrik schraapte zijn keel.

‘We moeten nu samen verder. Met onze neuzen dezelfde kant op,’ zei hij. ‘Allemaal.’

Martin keek schuldbewust. Toen vroeg hij: ‘Wanneer krijgen we de analyse van het anonieme telefoontje? Denk je dat het lang duurt? Wat kunnen we er eigenlijk van verwachten?’

‘Ik weet niet precies wat mogelijk is,’ antwoordde Patrik, ‘maar ik hoop natuurlijk dat het filter te verwijderen is, zodat je de echte stem kunt horen. Verder kunnen er achtergrondgeluiden zijn die ons kunnen helpen de beller te identificeren.’

‘Zoals in films, waar je altijd een trein of een kerkklok hoort?’ zei Martin schertsend.

‘Ja, met een beetje geluk levert de opname enige informatie op,’ zei Patrik.

Hij keek rond en zag dat Gösta een gaap onderdrukte.

‘Dan zetten we er voor vandaag een punt achter, vind ik. Als we onze rust niet nemen, komt er niets zinnigs uit onze handen. Dus allemaal naar huis. Doe iets gezelligs met je gezin, eet, slaap, en dan gaan we morgen met frisse moed verder!’

Iedereen stond dankbaar op. Je kon de enorme druk van de afgelopen dagen op hun gezichten zien. Vanavond moesten ze samen zijn met mensen van wie ze hielden en hen stevig vasthouden. Allemaal. Hij aarzelde en draaide zich om naar Gösta, maar Martin was hem voor.

‘Heb je zin om vanavond bij Tuva en mij te komen eten? Ze mist je.’

Gösta knikte.

‘Prima,’ zei hij, en hij haalde zijn schouders op. Maar hij kon niet verbergen dat hij heel blij was.

Patrik bleef even staan terwijl zijn collega’s een voor een de keuken verlieten. Ze vormden een familie. Een familie die op allerlei manieren disfunctioneel, veeleisend en lastig was. Maar ook liefdevol en zorgzaam.

Heks
cover.xhtml
Hoofdstuk-01.html
Hoofdstuk-02.html
Hoofdstuk-03.html
Hoofdstuk-04.html
Hoofdstuk-05.html
Hoofdstuk-06.html
Hoofdstuk-07.html
Hoofdstuk-08.html
Hoofdstuk-09.html
Hoofdstuk-10.html
Hoofdstuk-11.html
Hoofdstuk-12.html
Hoofdstuk-13.html
Hoofdstuk-14.html
Hoofdstuk-15.html
Hoofdstuk-16.html
Hoofdstuk-17.html
Hoofdstuk-18.html
Hoofdstuk-19.html
Hoofdstuk-20.html
Hoofdstuk-21.html
Hoofdstuk-22.html
Hoofdstuk-23.html
Hoofdstuk-24.html
Hoofdstuk-25.html
Hoofdstuk-26.html
Hoofdstuk-27.html
Hoofdstuk-28.html
Hoofdstuk-29.html
Hoofdstuk-30.html
Hoofdstuk-31.html
Hoofdstuk-32.html
Hoofdstuk-33.html
Hoofdstuk-34.html
Hoofdstuk-35.html
Hoofdstuk-36.html
Hoofdstuk-37.html
Hoofdstuk-38.html
Hoofdstuk-39.html
Hoofdstuk-40.html
Hoofdstuk-41.html
Hoofdstuk-42.html
Hoofdstuk-43.html
Hoofdstuk-44.html
Hoofdstuk-45.html
Hoofdstuk-46.html
Hoofdstuk-47.html
Hoofdstuk-48.html
Hoofdstuk-49.html
Hoofdstuk-50.html
Hoofdstuk-51.html
Hoofdstuk-52.html
Hoofdstuk-53.html
Hoofdstuk-54.html
Hoofdstuk-55.html
Hoofdstuk-56.html
Hoofdstuk-57.html
Hoofdstuk-58.html
Hoofdstuk-59.html
Hoofdstuk-60.html
Hoofdstuk-61.html
Hoofdstuk-62.html
Hoofdstuk-63.html
Hoofdstuk-64.html
Hoofdstuk-65.html
Hoofdstuk-66.html
Hoofdstuk-67.html
Hoofdstuk-68.html
Hoofdstuk-69.html
Hoofdstuk-70.html
Hoofdstuk-71.html
Hoofdstuk-72.html
Hoofdstuk-73.html
Hoofdstuk-74.html
Hoofdstuk-75.html
Hoofdstuk-76.html
Hoofdstuk-77.html
Hoofdstuk-78.html
Hoofdstuk-79.html
Hoofdstuk-80.html
Hoofdstuk-81.html
Hoofdstuk-82.html
Hoofdstuk-83.html