Zes
Baz vliegt hem bijna om zijn nek; alleen is dat niet hun gewoonte. Buiten in de stad ziet ze altijd mensen met hun armen om elkaar heen of hand in hand lopen, maar Fay heeft daar nooit iets van moeten hebben, behalve toen ze nog heel klein waren. “Blijf maar gewoon op jezelf, dan kan je niks gebeuren,” zegt ze, en zo is het altijd geweest: een plagerijtje zo nu en dan, dat is alles.
Maar dat betekent niet dat je mensen niet aardig vindt, en Baz vindt Raoul aardig – niet zo aardig als Demi misschien, maar ze mag zijn praatjes wel, zijn ‘grote woorden’. Ze vindt het leuk dat ze zijn gevoelens kan zien. Bij Fay thuis laat niemand ooit veel van zijn gevoelens zien, behalve Fay als ze kwaad is.
Ze legt een hand op zijn arm. “Je bent vrij, Raoul! Hoe kan dat?” Ze trekt hem de kamer in.
Demi springt op en geeft Raoul een stomp, alsof hij met hem wil boksen. “Je bent de petten te vlug af geweest, jij…”
Fay valt hem in de rede, snauwt: “Hoe haal je het in je harses om hierheen te komen Raoul, na wat er gebeurd is? Wat zit er in die kop van je? Denk je niet dat de politie achter je aan komt? Heb je daar niet over nagedacht?”
“Fay, ik heb nergens…Er is niemand achter me aan…”
Ze negeert hem. “Demi, ga als de sodemieter kijken of d’r iemand in de buurt is die hier niet thuishoort. Neem deze maar mee.” Ze gooit een mobiele telefoon naar hem toe. “Bel me als je iets ziet. Wegwezen!”
En weg is hij.
Fay draait zich om naar Raoul. Haar gezicht staat strak, er zitten rode vlekjes in haar ogen, en rode randjes eromheen. Ze wrijft met de achterkant van haar hand over haar voorhoofd en haalt diep adem. “Oké,” zegt ze. “Oké.” Ze kalmeert een beetje. “Hier. Kom zitten en vertel Fay maar ‘s wat er gebeurd is.”
Raoul knikt, opgelucht door de verandering in haar stem. Misschien komt alles toch nog goed. Hij probeert geen sorry te zeggen, dat heeft geen zin. Hij schuift zonder iets te zeggen een stoel naar de tafel en gaat tegenover het bord zitten; er ligt een dun laagje ijs op, niet dikker dan een nagel. Hij prikt erin terwijl Baz iets te drinken voor hem gaat zoeken en terugkomt met een koude cola. Hij trekt het lipje los, maar hij drinkt niet.
“Kom op, Raoul, wat heb je te zeggen, en denk erom dat je de waarheid spreekt. Wat deed je helemaal op Norte? Dat is punt één. Twee, waar is Giaccomo? Die was toch bij je? Of hebben ze ‘m in het Kasteel gestopt – wou je dat zeggen?”
Raoul ziet er doodongelukkig uit. Hij draait het blikje rond in zijn handen. Baz krijgt bijna zin om het hem af te pakken. Dan vertelt hij op doffe toon zijn verhaal. Hij weet dat het niet de bedoeling was dat ze naar Norte gingen, maar hij wilde Demi verslaan, één keertje maar wilde hij meer mee naar huis nemen dan hij, en hij en Giaccomo dachten dat als Demi en Baz naar het station gingen, dat dat dan de beste plek was om naartoe te gaan. Hij bedoelde het niet rot. Hij had Demi en Baz gezocht, maar toen kreeg hij opeens die kans, de mensen liepen allemaal zo te rennen. Gewoon een kans, en het leek zo makkelijk als wat. Het was ook zo makkelijk als wat. Het ging perfect, behalve dan dat hij struikelde en Giaccomo niet bij hem was om de tas van hem aan te nemen en ermee vandoor te gaan. Toen kwam de politie met al die vragen en…
Fay onderbreekt hem. “Je hebt nog nooit op het station gewerkt. Heb je me horen vertellen hoe je moet wachten, hoe je dit moet doen en dat moet doen?”
“Nee,” geeft hij toe, “maar ik ben d’r wel ‘s geweest, Fay. Ik heb gekeken, geprobeerd te leren hoe het moet.”
“En hoe ben je ontsnapt, Raoul? Je bent nooit zo’n snelle geweest, bij mijn weten.”
“Ik…” Hij aarzelt en begint dan halsoverkop aan een ingestudeerd verhaal – Baz kan het horen – over hoe de politie een stel vechters uit elkaar moest halen en hij stiekem onder een kar vol postzakken wist te kruipen, waar hij zich schuilhield tot hij kans zag om een sprintje te trekken naar de uitgang. Toen sprong hij op de tram. Niemand kwam hem achterna. Hij kijkt op. Zijn blik kruist die van Baz en ze draait haar hoofd weg. Als dat waar is, dan hebben Demi en zij er helemaal niets van gezien.
Baz kijkt steels naar Fay. Die let niet eens meer op Raoul, maar leest iets op haar telefoon en verstuurt daarna een bericht. “Uh-uh,” zegt ze. “En dat is het?” Baz voelt dat ze iets heeft besloten, maar ze weet niet wat. Ze is in elk geval niet boos meer.
“Ja,” zegt Raoul. “Ik zweer het.”
Fay klapt haar telefoon dicht. “Demi heeft niets gezien,” zegt ze. “Je bent dus niet gevolgd, Raoul. Da’s dan mooi. Miguel is met Giaccomo op weg naar huis.” Ze verstuurt nog een berichtje.
Raouls schouders ontspannen zich een beetje. Hij neemt eindelijk een slok cola en onderdrukt een boer. “Giacco, gelukkig.”
“Drink maar gauw op, Raoul, dan mag je een boodschap voor me doen.” Ze staat op en gaat naar haar kamer.
Als Fay weg is fluistert Baz: “Wat is er gebeurd, Raoul?”
“Ja,” zegt Demi, die opeens weer naast Raoul staat, “Fay gelooft geen woord van dat suffe verhaal van je.”
Raoul zit er ongemakkelijk bij, alsof hij zich schaamt omdat hij weet dat hij stom geweest is. “Weet ik, maar ze vermoordt me toch, maakt niet uit wat ik d’r vertel, want ze gelooft me nooit. Oké, een of andere jongen met geld in z’n zakken heeft die polities omgekocht.” Hij haalt zijn schouders op. “Ik weet ‘t. Wie gelooft dat nou? Maar het is waar, Baz. Die harde mannen wouden die dollars best hebben, geloof dat maar. En die jongen wou alleen maar weten of ik werkte voor een vrouw in de barrio die Fay heet.”
“Heb je ja gezegd?”
“Denk je soms dat ik achterlijk ben! Ik heb natuurlijk nee gezegd, maar weet je? Die jongen moest erom lachen, en…”
“Hier,” zegt Fay als ze weer binnenkomt. “Ik heb een pakketje voor iemand. Je vindt hem in Papa’s Bar op Agua. Je weet wel. Niet verliezen, Raoul. Het is belangrijk tot en met.”
“Komt voor mekaar, Fay.”
“Ik vertrouw je, Raoul.”
“Komt voor mekaar, Fay.” Hij lacht en vertrekt net als het belletje gaat.
“Daar zal je Miguel hebben,” zegt Fay.
Baz volgt Raoul naar de donkere overloop. Hij lacht naar haar. “Niets aan de hand, zie je wel?” En dan klautert hij de ladder af. Baz hoort stemmen als de jongens elkaar tegenkomen: gefluister van Miguel, de hardere stem van Raoul. Dan het geklepper van de twee jongens die de ladder op komen, eerst Miguel en daarna de grotere Giaccomo.
“Tjonge,” zegt Fay, “het lijkt wel feest.”
Giaccomo lijkt niet op zijn gemak. Miguel geeft hem een por en Giaccomo schudt hem af. “Giaccomo heeft iets te zeggen,” zegt Miguel. “Nou, zeg dan.”
“Jij zag het toch ook?”
Fay wacht.
Het heeft iets met Raoul te maken, Baz weet het zeker. Ze kijkt naar Demi, maar die kijkt de andere kant op. Hij weet het ook.
“Het gaat over Raoul,” zegt Giaccomo. “We zagen hem…” Hij verbetert zichzelf. “Ik zag hem praten met de politie. Ze zeiden dingen tegen hem. Ik probeerde te horen wat, maar ik kon niet dicht genoeg bij komen, en toen kreeg een van die polities een oproep op z’n radio en toen werd ik meegetrokken door de mensen, en toen ik weer iets kon zien was Raoul weg.” Hij wacht even voor hij verdergaat. “Ik denk dat ze hem hebben laten gaan, Fay. Misschien heeft ie ze wat beloofd. Ik weet niet, maar jij zei dat we nooit iets tegen de politie mochten zeggen en Raoul zei van alles tegen ze, zeker weten.” Hij hakkelt zo’n beetje naar het einde.
“Ik zag het ook,” zegt Miguel vlug.
“Zo te horen is de hele wereld op Norte geweest, en wij weten weer van niks,” zegt Demi. “Wat had je daar te zoeken, Miguel?”
De jongen schuift wat dichter naar Fay toe. “Ik moest Raoul volgen van haar.”
“Spioneren. Dat is aardig, Miguel. Bespioneer je alleen Raoul, of ook wel ‘s iemand anders?”
“Ik doe alleen maar wat zij zegt.”
“Ja,” zegt Fay. “Laat hem met rust, Demi. Jij en Baz gaan d’r niet over hoe de jongens hun werk doen. Miguel is slim, hij houdt een oogje voor me in het zeil. Ik maakte me zorgen om Raoul. Dat joch bezorgt me nog ‘s de grootste problemen met dat geklets van ‘m. ‘Ik zweer ‘t!’” Ze lacht. “Hoorde je dat? ‘Ik zweer ‘t,’ zegt ie, en intussen liegt ie erop los. Maar goed…” ze draait zich om naar Baz, “…hebben jullie hier niks over te zeggen? Jij en Demi? Jullie zagen dat ze ‘m pakten. Klopt dat?”
“Dat zeiden we toch al.”
“En zag je hem met de politie praten?” Fay kijkt haar aan zoals ze haar nog nooit heeft aangekeken, zo koud, alsof Baz zomaar iemand is, de eerste de beste vreemdeling op straat.
Baz kijkt naar Miguel. Die kijkt strak naar Fay. Het komt niet alleen door zijn gezicht dat ze moet denken aan die glibberige rivierratten die door de rommel op de oever scharrelen en met een kromme rug wegschieten als ze op weg is naar haar boot. Nee. Het is iets wat hij gedaan heeft, en ze weet tot in haar botten dat hij degene is die hen verraden heeft, niet Raoul. Giaccomo doet wat Miguel zegt, en Fay luistert naar Miguel. Waarom doet ze dat? Waarom luistert ze meer naar hem dan naar Demi, meer dan naar haar?
“Tong verloren, Baz?”
Ze haalt haar schouders op. “Die politie stelde vragen, hij moest toch antwoord geven.”
“Ik heb ‘m ook zien praten,” zegt Demi. “Maar dat zegt niks.”
“Maar ze hebben ‘m laten gaan. Dat zegt wél iets.”
“Poe! Jij bent ook niet gauw tevreden, Fay. Je krijgt de zenuwen als we zeggen dat ie gepakt is, je krijgt de zenuwen als ie ontsnapt. Niks is goed vandaag.”
Giaccomo kijkt alsof hij het liefst door de grond zou zakken. Miguels ogen schieten naar Demi en dan weer terug naar Fay, alsof hij probeert te bedenken hoe ze zal reageren.
Fay reageert een tijdje helemaal niet, maar dan lacht ze haar afgemeten, blaffende lach. “Dat kan je wel zeggen.”
“En wat gaat d’r nou met Raoul gebeuren?” Dit kan alleen Demi ongestraft vragen.
“Als Raoul terugkomt zullen we ‘s horen wat ie te zeggen heeft.”
Baz vraagt zich af wat zij zou doen als ze Raoul was. Zou zij terugkomen? Zou het niet overal veiliger zijn dan hier? Pik-pak hebben ze ook meegenomen, zonder pardon en voor precies hetzelfde: praten met de petten.
♦
Het moment is voorbij. Fay vertrekt en neemt Miguel mee, maar ze zegt niet waar ze naartoe gaat. Sol en Hesus komen terug en gooien een handvol kleingeld op tafel. Ze hebben goed gewerkt en Demi slaat ze op de schouders en zegt dat ze grote klasse zijn, en dat hij nog moet oppassen dat ze hem niet werkloos maken. Ze grijnzen en worden een centimetertje groter, gedragen zich net als Demi als hij tevreden is met zichzelf, maar na een tijdje gaan ze de deur uit om te voetballen en zijn Demi en Baz weer alleen. “Weet je,” zegt Demi, “je hebt gelijk over Miguel. Die jongen heeft rattenbloed in z’n lijf en hij vergiftigt Fay met die verhalen van hem. Ze luistert meer naar hem dan naar jou en mij.”
“Fay heeft te lang tussen de ratten geleefd, ze laat zich door hem heus niet in de maling nemen,” zegt Baz, maar dat overtuigt Demi niet. Hij trekt een gezicht en zegt niets terug. Buiten wordt het eindelijk donker. De anderen komen terug voor het avondeten – reepjes varkensvlees, ui en zwarte bonen – maar Raoul is er nog steeds niet en ze weet dat er iets helemaal mis is.
Fay en zij maken het eten klaar, maar als Baz naar Raoul vraagt haalt Fay haar schouders op alsof hij al verleden tijd is, net als Pikpak. Baz dringt aan, en ze negeert Demi, die gebaart dat ze haar mond moet houden. “Je stuurde hem naar de kroeg van señor Moro. Daar heb je ons nog nooit naartoe gestuurd. Misschien moet je ‘m even bellen. Horen of…”
“Horen of wat?” Haar stem is ijskoud. “Als ik zo’n joch niet om een boodschap kan sturen heb ik geen ene moer aan ‘m, dus hou op met je gezeur. Of wou je misschien liever ergens anders gaan wonen? Denk daar maar ‘s over na. Niemand is hier belangrijk, alleen ik – knoop dat in je oren.”
Aan Baz’ gezicht is niets te zien. Ze knippert niet eens met haar ogen, maar ze draait haar hoofd weg en voelt een pijn alsof ze gestoken is. Zoiets heeft Fay nog nooit tegen haar gezegd. Ze ziet dat Miguel naar haar kijkt en kijkt strak terug, net zolang tot hij zijn ogen neerslaat. Hij is vast het gif, hij fluistert Fay dingen in. Baz vraagt zich af hoeveel soorten gif er eigenlijk bestaan op de wereld.
Ze ziet dat Fay het kleingeld van de jongens zonder iets te zeggen van tafel pakt en in een doosje stopt dat ze op haar kamer bewaart, terwijl Sol haar de hele tijd met zijn grote ogen volgt. “Prima,” zegt ze uiteindelijk, als Demi nog een keer opmerkt dat de jongens zo goed hun best hebben gedaan. “Prima” – maar het is alsof hij het woord uit haar moet trekken. Daarna geeft ze iedereen te eten, maar zelf eet ze niet, gaat alleen met een fles wijn aan het hoofd van de tafel zitten. Als het waarschuwingsbelletje rinkelt verroert ze zich niet.
“Zou dat Raoul zijn?” vraagt Baz.
Fay haalt onverschillig haar schouders op, en een tel later zegt ze: “Nee. Hij niet.” Baz en Demi kijken elkaar aan. Hoe weet zij dat?
“Zal ik gaan kijken?” vraagt Demi.
“We hebben niks te verbergen voor die man.”
Ze verwacht dus iemand. “Wil je dat we naar buiten gaan?” vraagt Baz.
“Nee. Waarom luisteren jullie niet even mee? Jullie allemaal. Waarom niet?” Ze haalt weer haar schouders op en knikt naar Demi dat hij de deur open mag doen. Dat doet hij, en daarna schuifelt hij helemaal naar de andere kant van de kamer, alsof ook hij voelt dat de persoon die daar aankomt gevaarlijk is en dat het veiliger is om bij hem uit de buurt te blijven. Dat is niet waar, natuurlijk. Baz weet het en blijft zitten waar ze zit, half naast en half achter Fay.