66
Luciens opmerking drong niet eens tot me door.
Nesta draaide zich echter met een ruk naar hem om. ‘Helemaal niet,’ zei ze, en ze gaf hem weer een zet.
Lucien ging nog geen centimeter opzij. Hij staarde met een lijkbleek gezicht naar Elain. Mijn zus zei niets en de ijzeren ring om haar vinger glansde dof.
De koning van Hybern mompelde: ‘Interessant. Echt heel interessant.’ Hij richtte het woord tot de koninginnen. ‘Hebben jullie het nu gezien? Ik heb jullie niet één keer, maar twéé keer getoond dat het veilig is. Wie wil als eerste worden Gemaakt? Misschien krijgen jullie dan ook wel een knappe Fae-Lord als metgezel.’
De jongste koningin kwam naar voren en liet haar blik over alle aanwezige Fae-mannen glijden alsof ze er zelf een kon uitkiezen.
De koning grinnikte. ‘Goed.’
Een diepe haat stroomde door mijn lijf, zo gewelddadig dat ik er geen controle over had en er geen lied in mijn hart klonk, alleen een strijdkreet. Ik zou hen vermoorden. Ik zou hen allemaal vermoorden.
‘Als je zo graag afspraken maakt,’ merkte Rhys opeens op, terwijl hij opstond en mij met zich meetrok, ‘dan weet ik er misschien nog wel eentje voor je.’
‘O ja?’
Rhys haalde zijn schouders op.
Nee. Nee, geen afspraken meer. Geen offers meer. Hij mocht zichzelf niet stukje bij beetje weggeven voor anderen.
Niet meer.
En als de koning weigerde, als er niets ander op zat en ik mijn vrienden moest zien sterven…
Ik kon het niet accepteren. Ik kon het niet verdragen – dat niet.
En Rhys, de familie die ik had gevonden… Ze hadden me niet nodig gehad, niet echt. Alleen om de Ketel onschadelijk te maken.
Ik had hen niet geholpen. Zoals ik mijn zussen ook niet had geholpen en alleen hun leven maar had verpest…
Ik dacht aan de ring die thuis op me wachtte. Ik dacht aan de ring om Elains vinger van een man die nu waarschijnlijk naar haar op jacht zou gaan en haar zou doden. Als Lucien haar tenminste liet gaan.
Ik dacht aan alle dingen die ik wilde schilderen – en dat het er nooit meer van zou komen.
Maar voor hen – voor mijn familie, zowel mijn bloedverwanten als de familie die ik zelf had uitgekozen, voor mijn metgezel… Het idee dat bij me was opgekomen, leek opeens niet zo angstaanjagend meer.
Dus was ik ook niet bang.
Ik viel schokkend op mijn knieën, greep knarsetandend naar mijn hoofd, en huilde, ik huilde hijgend en rukte aan mijn haren.
De vuist van de spreuk had geen tijd om me opnieuw te grijpen, want ik denderde er al langs. Rhys wilde me pakken, maar ik liet al mijn krachten vrij, een flits van dat zuivere, witte licht, alles wat ik eruit kon gooien ondanks de dempende werking van de spreuk van de koning. Een lichtflits die alleen voor Rhys was, alleen vanwege Rhys. Ik hoopte dat hij het begreep.
Hij schoot door de zaal, en de kracht die zich daar had verzameld trok zich sissend terug.
Zelfs Rhys bleef roerloos zitten – en de koning en de koninginnen keken met open mond toe. Mijn zussen en Lucien hadden zich ook met een ruk omgedraaid.
Daar, diep in het licht van het Daghof… daar vond ik het. Een zuiverende, heldere kracht. Vloekverbreker – spreukverbreker. Het licht veegde elke lichamelijke belemmering weg, toonde me de trucs van spreuken en betoveringen, lieten me de weg naar buiten zien… Ik brandde feller, en zocht, zocht…
Diep verborgen in de bottenmuren van het kasteel waren krachtige afwerende spreuken aangebracht.
Ik stuurde de verblindende schelle lichtflits er nogmaals op af, als afleiding en truc, terwijl ik de afwerende spreuken bij hun oeroude aderen doorsneed.
Nu hoefde ik alleen mijn rol nog maar uit te spelen.
Het licht doofde en ik lag met mijn hoofd in mijn handen opgerold op de vloer.
Stilte. Een stilte waarin ze me allemaal met open mond aanstaarden.
Zelfs Jurian stond zich niet langer te verkneukelen op zijn plek bij de muur.
Met mijn ogen op Tamlin gericht liet ik mijn handen zakken; ik hapte naar lucht en knipperde met mijn ogen. Toen keek ik naar de groep mensen, het bloed en het Nachthof, en uiteindelijk keek ik weer naar hem, en ik zei zacht: ‘Tamlin?’
Hij verroerde zich niet. Achter hem zat de koning me met open mond aan te staren. Of hij besefte dat ik zijn afwerende spreuken had afgerukt en of hij wist dat dit met opzet was gebeurd, daar maakte ik me geen zorgen over – nog niet.
Ik knipperde met mijn ogen alsof ik helder probeerde na te denken. ‘Tamlin?’ Ik tuurde naar mijn handen en het bloed, en toen ik Rhys zag, toen ik de grimmige gezichten van mijn vrienden zag en mijn kletsnatte, onsterfelijke zussen…
Op Rhys’ gezicht was alleen maar shock en verwarring te lezen toen ik van hem wegkroop.
Toen ik van hén wegkroop. Naar Tamlin toe. ‘Tamlin,’ wist ik nog net opnieuw uit te brengen. Lucien ging met een wijd opengesperd oog tussen Elain en mij in staan. Ik draaide me wild om naar de koning van Hybern. ‘Waar…’ Ik keek weer naar Rhysand. ‘Wat hebt u met me gedaan?’ fluisterde ik zacht en diep vanuit mijn keel. Ik deinsde nog verder achteruit in de richting van Tamlin. ‘Wat hebt u gedáán?’
Haal hen hier weg. Haal mijn zussen hier weg.
Alsjeblieft. Speel het spel alsjeblieft mee. Alsjeblieft.
Er kwam geen geluid, geen schild, geen glimp gevoel via onze band bij me binnen. De kracht van de koning had onze band iets te grondig geblokkeerd. Er was niets wat ik daartegen kon doen, Vloekverbreker of niet.
Toen stak Rhys zijn handen in zijn zakken en zei hij liefjes: ‘Hoe ben je eigenlijk vrijgekomen?’
‘Wat?’ riep Jurian razend, en hij zette zich af tegen de muur en stormde op ons allemaal af.
Ik keek weer naar Tamlin, en negeerde de gelaatstrekken, de geur en de kleren die allemaal verkeerd waren. Hij keek me achterdochtig aan. ‘Laat me niet weer door hem meenemen, laat me niet weer door hem…’ Ik kon niet voorkomen dat mijn gesnik er huiverend uit kwam nu ten volle tot me doordrong wat ik aan het doen was.
‘Feyre,’ zei Tamlin zacht. Toen wist ik dat ik had gewonnen.
Ik snikte nog harder.
Haal mijn zussen hier weg, zei ik smekend tegen Rhys via onze geluidloze band. Ik heb de afwerende spreuken voor jullie doorgesneden, voor jullie allemaal. Haal hen hier weg.
‘Laat me niet door hem meenemen,’ snikte ik weer. ‘Ik wil niet terug.’
Toen ik naar Mor keek, die met tranen op haar wangen Cassian hielp opstaan, wist ik dat ze besefte wat ik bedoelde. De tranen verdwenen, maakten plaats voor diep verdriet om Cassian en ze snauwde met een hatelijk, ontzet gezicht tegen Rhysand: ‘Wat heb je dat meisje aangedaan?’
Rhys keek haar met een schuin hoofd aan. ‘Hoe heb je het gedaan, Feyre?’ Hij zat helemaal onder het bloed. Nog één laatste spelletje. Dit was het laatste spelletje dat we samen zouden spelen.
Ik schudde mijn hoofd. De koninginnen waren achteruitgelopen en hun lijfwachten vormden een muur tussen ons in.
Tamlin staarde me oplettend aan. Hetzelfde gold voor Lucien.
Ik draaide me om naar de koning. Hij glimlachte alsof hij het wist.
Ik zei: ‘Verbreek de band.’
Rhysand bleef doodstil staan.
Ik stormde op de koning af en liet me met protesterende knieën voor zijn troon op de vloer vallen. ‘Verbreek de band. Onze afspraak, het… het metgezelverbond. Hij heeft me ertoe gedwongen, heeft me laten zweren…’
‘Nee,’ zei Rhysand.
Hoewel mijn hart brak, negeerde ik hem, ook al wist ik dat het niet zijn bedoeling was geweest om het te zeggen. ‘Doe het,’ zei ik smekend tegen de koning, terwijl ik in stilte hoopte dat hij zijn verbroken afwerende spreuken en de deur die ik wagenwijd open had gezet niet zou opmerken. ‘Ik weet dat u het kunt. Bevrijd me. Bevrijd me van alles.’
‘Néé,’ zei Rhysand.
Maar Tamlin staarde tussen ons tweeën heen en weer. Ik keek hem aan, de Edelheer die ik eens had liefgehad, en ik fluisterde: ‘Niet meer. Geen doden meer. Geen gemoord meer.’ Ik snikte tussen mijn op elkaar geklemde kaken door. Dwong mezelf naar mijn zussen te kijken. ‘Niet meer. Neem me mee naar huis en laat hen gaan. Zeg tegen hem dat het onderdeel is van jullie afspraak en laat hen gaan. Maar niet meer… Alsjeblieft.’
Cassian bewoog zich langzaam, met pijnlijke bewegingen, en kwam net ver genoeg overeind om over een aan flarden gescheurde vleugel naar me te kijken. En in zijn door pijn overspoelde ogen zag ik het – zag ik begrip.
Het Hof der Dromen. Ik had bij een hof van dromen gehoord. En bij dromers.
En voor hun dromen… voor alles waarvoor zij hadden gewerkt, waarvoor zij offers hadden gebracht, zou ik dit doen.
Haal mijn zussen hier weg, zei ik nog een laatste keer tegen Rhys, en ik stuurde de woorden naar die stenen muur tussen ons in.
Ik keek naar Tamlin. ‘Niet meer.’ De groene ogen keken recht in die van mij, en het verdriet en de tederheid die ik daar zag, waren het afschuwelijkste wat ik ooit had gezien. ‘Neem me mee naar huis.’
Tamlin zei kortaf tegen de koning: ‘Laat hen gaan, verbreek haar metgezelverbond en laten we hiermee ophouden. Haar zussen komen met ons mee. U hebt al veel te veel grenzen overschreden.’
Jurian wilde tegensputteren, maar de koning zei: ‘Dat is goed.’
‘Nee,’ zei Rhys alleen maar.
Tamlin snauwde tegen hem: ‘Het kan me echt totaal niets schelen dat ze jouw metgezel is. Het kan me echt totaal niets schelen dat jij denkt dat jij recht op haar hebt. Ze is van míj… en op een goede dag zal ik jou alle pijn die ze heeft gevoeld, al haar leed en wanhoop betaald zetten. En als ze op een goede dag besluit dat ze jouw leven wil beëindigen, zal ik haar wens maar al te graag vervullen.’
Loop weg. Ga alsjeblieft. Neem mijn zussen mee.
Rhys staarde indringend naar mij. ‘Doe het niet.’
Ik deinsde echter achteruit, tot ik tegen Tamlins borst aan kwam en zijn handen warm en zwaar op mijn schouders voelde. ‘Doe het,’ zei hij tegen de koning.
‘Nee,’ zei Rhys met brekende stem.
De koning wees naar mij. Ik schreeuwde.
Tamlin hield me vast bij mijn armen terwijl ik keihard schreeuwde van de pijn die door mijn borst en mijn linkerarm trok.
Rhysand viel brullend als een gewond dier op de vloer en ik denk dat hij mijn naam zei, mijn naam uitschreeuwde, terwijl ik huilend schokte. Ik werd verscheurd, ik ging dood, ik ging dood…
Nee. Nee, ik wilde dit niet, ik wilde dit niet…
Er klonk een krakend geluid in mijn oren.
En de wereld werd in tweeën gescheurd toen het metgezelverbond doormidden brak.