1

 

 

 

 

 

 

Ik braakte in de wc-pot met mijn armen om de koele zijkant geslagen en deed mijn best het geluid van mijn gekokhals te dempen.

Met het maanlicht dat de enorme marmeren badkamer binnen drong als enige licht gaf ik zacht, maar uitgebreid over.

Tamlin had zich niet verroerd toen ik met een schok ontwaakte. Omdat ik de duisternis in mijn kamer niet kon onderscheiden van de eindeloze nacht in Amarantha’s kerkers en omdat het kille laagje zweet dat me bedekte als het bloed van de elfiden aanvoelde, was ik naar de badkamer gevlogen.

Daar zat ik nu al een kwartier te wachten tot het gekokhals zou afnemen, tot de aanhoudende huiveringen met langere tussenpozen zouden komen en uiteindelijk als rimpelingen op een vijver helemaal zouden ophouden.

Ik zette me hijgend schrap boven de pot en telde elke inademing.

Het was maar een nachtmerrie. Een van de vele die me tegenwoordig achtervolgden, of ik nu sliep of wakker was.

Er waren drie maanden verstreken sinds de gebeurtenissen Onder de Berg. Drie maanden waarin ik had moeten leren me aan te passen aan mijn onsterfelijke lichaam, aan een wereld die worstelde om weer een eenheid te worden nadat Amarantha hem had verscheurd.

Ik concentreerde me op mijn ademhaling – ademde in door mijn neus en uit door mijn mond. Steeds opnieuw.

Toen het kokhalzen voorbij leek te zijn, liet ik de wc los – maar ik ging niet ver weg. Alleen maar naar het gebarsten raam in de muur ernaast, waar ik de nachtelijke lucht kon zien en de bries mijn plakkerige gezicht kon strelen. Ik leunde met mijn hoofd tegen de muur en legde mijn handen plat op de kille marmeren vloer. Echt.

Dit was echt. Ik had het overleefd; ik was ontsnapt.

Tenzij dit een droom was – een koortsdroom in Amarantha’s kerkers, en ik weer in die cel wakker zou worden en…

Ik klemde mijn knieën tegen mijn borst. Echt. Echt.

Ik vormde de woorden geluidloos met mijn mond.

Dat deed ik tot ik mijn benen kon loslaten en mijn hoofd kon optillen. Een stekende pijn joeg door mijn handen…

Ik had ze zo stevig tot vuisten gebald dat mijn nagels mijn huid bijna doorboorden.

Onsterfelijke kracht – eerder een vloek dan een zegen. Na mijn terugkeer hiernaartoe had ik drie dagen lang elk stuk bestek dat ik aanraakte beschadigd en vervormd, was ik zo vaak over mijn langere, snellere benen gestruikeld dat Alis alle onvervangbare waardevolle voorwerpen uit mijn kamer had weggehaald (ze was bijzonder chagrijnig geweest toen ik een tafeltje met daarop een achthonderd jaar oude vaas had omgestoten) en had ik niet één, niet twee, maar víjf glazen deuren verbrijzeld door ze per ongeluk te hard dicht te doen.

Met een diepe zucht strekte ik mijn vingers.

Mijn rechterhand was effen, glad. Een volmaakte elfidenhand.

Ik draaide mijn linkerhand om. De krullen en spiralen in zwarte inkt die mijn vingers, pols en onderarm tot de elleboog bedekten, namen de duisternis in de ruimte in zich op. Het oog dat op mijn handpalm was getatoeëerd, met de spleetvormige pupil die breder was dan eerder die dag, leek me kalm en sluw als een kat in de gaten te houden. Alsof het zich net als een gewoon oog aanpaste aan het licht.

Ik keek er kwaad naar.

Naar degene die me misschien wel via de tatoeage gadesloeg.

In de drie maanden dat ik hier nu was, had ik niets van Rhys gehoord. Nog geen fluistering. Ik had Tamlin, Lucien of wie dan ook er niet naar durven vragen – bang dat dit op een of andere manier de Edelheer van het Nachthof zou aanroepen, hem zou herinneren aan de domme overeenkomst die ik Onder de Berg met hem had gesloten: ik zou één week van elke maand bij hem doorbrengen als hij me van het randje van de dood zou redden.

Zelfs als Rhys het op wonderbaarlijke wijze was vergeten, zou ik dat zelf nooit kunnen. Evenmin als Tamlin, Lucien of wie dan ook. Vanwege die tatoeage.

Ook al was Rhys aan het eind… niet echt een vijand geweest.

Wel voor Tamlin. En voor elk ander hof. Er waren maar weinigen die de grens van het Nachthof overstaken en het konden navertellen. Niemand wist precies wat zich in het noordelijkste deel van Prythian bevond.

Bergen, duisternis, sterren en de dood.

Toch had ik me de laatste keer dat ik Rhysand sprak in de uren na de overwinning op Amarantha niet zijn vijand gevoeld. Ik had niemand over dat gesprek verteld, wat hij tegen me had gezegd, wat ik aan hem had opgebiecht.

Wees blij met je menselijke hart, Feyre. Ik beklaag degenen die helemaal niets voelen.

Ik kneep mijn vingers tot een vuist om het oog, de tatoeage, te verbergen. Ik stond op, trok de wc door en schuifelde naar de wasbak om mijn mond te spoelen en mijn gezicht te wassen.

Ik wenste dat ik niets voelde.

Ik wenste dat mijn mensenhart net als de rest van mij was veranderd, van onsterfelijk marmer was geworden. In plaats van het aan flarden gescheurde stukje duisternis dat het nu was en dat haar wondvocht in mij liet lopen.

Toen ik terugkwam in mijn donkere slaapkamer sliep Tamlin gewoon door, zijn naakte lichaam wijdbeens op de matras. Ik keek even bewonderend naar de krachtige spieren in zijn rug, geliefkoosd door het maanlicht, en naar het goudblonde, verwarde haar waar ik mijn vingers doorheen had laten glijden toen we eerder die avond de liefde bedreven.

Voor hem had ik dit gedaan – voor hem had ik mezelf en mijn onsterfelijke ziel met alle liefde vernietigd.

Daar moest ik nu tot in de eeuwigheid mee leven.

Ik liep naar het bed, maar elke stap viel me zwaarder, moeilijker. De lakens waren nu koel en droog, en ik glipte ertussen, ging met mijn rug naar hem toe liggen en sloeg mijn armen om mezelf heen. Zijn ademhaling klonk zwaar, gelijkmatig. Toch vroeg ik me met mijn Fae-oren wel eens af… of ik zijn ademhaling hoorde haperen, al was het maar één hartslag lang. Ik durfde nooit te vragen of hij wakker was.

Hij werd nooit wakker wanneer de nachtmerries me uit mijn slaap haalden; wanneer ik nacht na nacht alles uitbraakte. Als hij het al wist of hoorde, zei hij er nooit iets over.

Ik wist dat hij net zo vaak door vergelijkbare dromen werd gewekt als ik. De eerste keer dat dit gebeurde, was ik wakker geschrokken en had ik geprobeerd met hem te praten. Hij had mijn hand van zijn klamme huid geschud, en was veranderd in dat beest met vacht, klauwen, hoorns en spitse hoektanden. De rest van de nacht had hij op het voeteneind van het bed gelegen om de deur en de rij ramen in de gaten te houden.

Sindsdien had hij heel wat nachten op die manier doorgebracht.

Ik rolde me zo klein mogelijk op en trok de deken wat hoger op, verlangend naar warmte in de kille nacht. Het was een stilzwijgende afspraak tussen ons – dat we Amarantha niet zouden laten winnen door toe te geven dat ze ons in onze dromen en onze waakzame uren nog altijd kwelde.

Het was ook gemakkelijker om het niet te hoeven uitleggen. Om hem niet te hoeven vertellen dat ik weliswaar hem had bevrijd, en zijn volk en heel Prythian had gered van Amarantha… maar dat ik daarbij mezelf zwaar had beschadigd.

En ik geloofde dat zelfs de eeuwigheid niet lang genoeg was om mezelf te helen.

Hof van mist en woede
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml