57

 

 

 

 

 

 

De lente was eindelijk neergedaald op de mensenwereld, en krokussen en narcissen staken hun kopjes omhoog uit de ontdooide aarde.

Deze keer kwamen alleen de oudste koningin en de goudharige koningin.

Ze werden wel weer door evenveel bewakers vergezeld.

Ik had ook deze keer mijn golvende, ivoorkleurige jurk aan en droeg eveneens de kroon van gouden veren. En ook deze keer stond ik naast Rhys toen de koninginnen en hun bewakers de zitkamer in wiekten.

Nu stonden Rhys en ik echter hand in hand – onbevreesd, een lied zonder begin of eind.

De oudste koningin liet haar sluwe blik over ons heen glijden, over onze handen en onze kronen, ging toen ongevraagd zitten en schikte de rokken van haar smaragdgroene japon om zich heen. De gouden koningin bleef nog even staan en hield haar hoofd met glanzende krullen een beetje schuin. Toen nam ze met enigszins omhoog wijzende mondhoeken van haar rode mond plaats op de stoel naast haar collega.

Rhys zei zonder zijn hoofd ook maar in het minst te buigen tegen hen: ‘We waarderen het zeer dat jullie de tijd hebben genomen om nogmaals naar ons toe te komen.’

De jongste koningin knikte even en haar amberkleurige ogen gleden een ogenblik naar onze vrienden achter ons: Cassian en Azriel die aan weerszijden van de ramen stonden, waar Elain en Nesta zich in hun mooiste kleren hadden opgesteld, met achter hen Elains bloeiende tuin. Nesta’s schouders waren al gespannen. Elain beet op haar lip.

Mor stond aan Rhys’ andere kant, deze keer in een blauwgroen gewaad dat me deed denken aan het kalme water van de Sidra, en had de onyxzwarte kist met de Veritas in haar gebruinde handen.

De oude koningin keek ons allemaal met half dichtgeknepen ogen aan en knorde afkeurend. ‘Nadat we de vorige keer bijzonder grof zijn beledigd…’ Ze wierp een boze blik op Nesta. Mijn zus schonk haar op haar beurt een blik vol vurige onverzettelijkheid. De oude vrouw klakte met haar tong. ‘We hebben dagenlang nagedacht en besproken of we wel zouden terugkeren. Zoals jullie zien, vonden drie van ons de belediging onvergeeflijk.’

Leugenaar. Ze probeerde gewoon om Nesta de schuld in de schoenen te schuiven, om onenigheid tussen ons te zaaien vanwege datgene wat Nesta had willen verdedigen… Ik zei opmerkelijk rustig: ‘Als dat de grofste belediging is die jullie in jullie hele leven te horen hebben gekregen, dan staat jullie waarschijnlijk nog een flinke schok te wachten wanneer er oorlog uitbreekt.’

De lippen van de jongste trilden even en in haar amberkleurig ogen laaide een lichtje op – een vleesgeworden leeuw. Ze zei poeslief tegen me: ‘Dus hij heeft jouw hart alsnog weten te veroveren, Vloekverbreker.’

Ik staarde haar even onbewogen aan. Toen namen Rhys en ik plaats op onze stoelen, en Mor liet zich op het exemplaar naast hem zakken. ‘Ik denk niet dat het puur toeval was dat de Ketel ervoor heeft gezorgd dat we elkaar hebben gevonden op de vooravond van een nieuwe oorlog tussen onze twee volken.’

‘De Ketel? Onze twee volken?’ De gouden koningin speelde met de ring met een robijn om haar vinger. ‘Ons volk heeft de Ketel anders niet aangeroepen; onze mensen bezitten geen magie. Zoals ik het zie, hebben jullie jullie volk – en wij dat van ons. Jullie zijn geen haar beter dan de Kinderen van de Zaligen.’ Ze trok een keurig verzorgde wenkbrauw op. ‘En wat gebeurt er met hen wanneer ze de Muur oversteken?’ Ze keek met een scheef hoofd naar Rhys, Cassian en Azriel. ‘Zijn zij dan een prooi? Of worden ze gebruikt en terzijde geschoven, waarna ze oud en ziek worden, terwijl jullie eeuwig jong blijven? Het is jammer… en oneerlijk dat jij alles hebt gekregen waar die dwazen ongetwijfeld om hebben gebedeld, Vloekverbreker. Onsterfelijkheid, de eeuwige jeugd… Wat zou Edelheer Rhysand hebben gedaan als jij wel oud was geworden en hij niet?’

Rhys zei kalm: ‘Gaat u nog ergens naartoe met die vragen van u of hoort u uzelf gewoon graag praten?’

Ze grinnikte zacht en keerde zich ruisend in haar gele jurk om naar de oude koningin. De oude vrouw stak een gerimpelde hand uit naar het kistje in Mors slanke vingers. ‘Is dat het bewijs waarom we hadden gevraagd?’

Niet doen, jammerde mijn hart nu. Laat het hun niet zien.

Voordat Mor zelfs maar kon knikken, zei ik: ‘Is mijn liefde voor de Edelheer niet voldoende bewijs van onze goede bedoelingen? Zegt de aanwezigheid van mijn zussen hier jullie dan niets? Er zit een ijzeren verlovingsring om de vinger van mijn zus – en toch staat ze hier bij ons.’

Zo te zien moest Elain de neiging onderdrukken om haar hand te verstoppen achter de rokken van haar lichtroze met blauwe jurk, maar ze bleef kaarsrecht staan toen de koninginnen haar aandachtig bekeken.

‘Ik zou eerder zeggen dat het aantoont dat ze een dwaas is,’ merkte de gouden koningin spottend op, ‘als ze inderdaad verloofd is met een man die Fae haat… en die verbintenis op het spel zet door met jou om te gaan.’

‘Waag het niet,’ siste Nesta nu zacht, maar uiterst venijnig, ‘om een oordeel te vellen over iets waar u niets vanaf weet.’

De gouden koningin legde haar handen gevouwen op haar schoot. ‘Het serpent spreekt weer.’ Ze keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Het zou veel verstandiger zijn geweest als deze bijeenkomst zonder haar had plaatsgevonden.’

‘Ze stelt haar huis beschikbaar en zet haar sociale status op het spel, zodat wij elkaar kunnen ontmoeten,’ zei ik. ‘Ze heeft het recht om te horen wat hier wordt besproken. Om als vertegenwoordiger van de bewoners van dit land aanwezig te zijn. Dat geldt voor hen allebei.’

De oude vrouw kwam tussenbeide voordat de jongste kon reageren en wuifde opnieuw met haar gerimpelde hand naar Mor. ‘Laat het ons dan maar zien. Bewijs maar dat we het bij het verkeerde eind hebben.’

Rhys knikte kort naar Mor. Nee. Nee, het was verkeerd. Het was verkeerd om het hun te laten zien, om hun de waardevolle schat te tonen die Velaris voor ons was, die mijn thuis was…

Oorlog betekent dat we offers moeten brengen, zei Rhys door de smalle kier die ik voor hem openhield in mijn geest. Als we de gok met Velaris niet nemen, lopen we het risico heel Prythian kwijt te raken – en nog veel meer.

Mor haalde de deksel van het zwarte kistje.

De zilveren bol die erin lag, glansde als een ster onder glas. ‘Dit is de Veritas,’ zei Mor met een stem die zowel jong als oud klonk. ‘Het geschenk van mijn eerste voorvader aan onze bloedlijn. We hebben hem slechts een paar keer gebruikt in onze geschiedenis, en zijn waarheid slechts een paar keer over de wereld uitgestort.’

Ze tilde de bol uit zijn fluwelen nestje. Hij was niet groter dan een rijpe appel en paste perfect in de holte van haar handen, alsof haar hele lichaam, haar hele wezen, er speciaal voor was gemaakt.

‘De waarheid is dodelijk. De waarheid is vrijheid. De waarheid kan breken, genezen en verbinden. De Veritas bevat de waarheid van de wereld. Ik ben de Morrigan,’ zei ze met een blik in haar ogen die niet helemaal van deze aarde was. De haartjes op mijn armen ging rechtovereind staan. ‘Jullie weten dat ik de waarheid spreek.’

Ze zette de Veritas neer op het vloerkleed tussen ons in. De koninginnen bogen zich allebei naar voren.

Rhys zei nu: ‘Jullie verlangen dus bewijs van onze goede aard, van onze goede bedoelingen, zodat jullie het Boek aan ons kunnen toevertrouwen?’ De Veritas begon te pulseren en verspreidde een web van licht dat met elke schok groter werd. ‘Er is een plaats in mijn land. Een stad vol vrede. En kunst. En welvaart. Omdat ik betwijfel of jullie en jullie bewakers over de Muur durven komen, zal ik hem aan jullie tonen, zal ik jullie de waarheid van deze woorden tonen, zal ik jullie deze plaats in de bol tonen.’

Mor strekte een hand uit. Er zweefde een bleke wolk uit de bol omhoog die zich vermengde met het licht en om onze enkels zwierde.

De koninginnen krompen in elkaar en hun bewakers schuifelden met hun hand op hun wapens naar voren. Er verschenen nog meer kolkende wolken terwijl de waarheid over Velaris uit de bol golfde, uit datgene wat hij uit Mor, uit Rhys haalde. Uit de waarheid over de wereld.

In de grauwe schemering verscheen een beeld.

Het was Velaris van bovenaf gezien, zoals Rhys de stad zag wanneer hij erboven vloog. Een stipje op de kust, maar toen hij daalde, werden de stad en de rivier duidelijker, levendiger.

Het beeld helde en kantelde alsof Rhys die ochtend nog door zijn stad was gevlogen. Het bewoog zich nu langs boten en kades, langs huizen, straten en theaters. Langs de Regenboog van Velaris, kleurig en prachtig in de jonge lentezon. Mensen zwaaiden naar hem, blij en bedachtzaam, vriendelijk en hartelijk. Elkaar snel opvolgende beelden van de Gaarden, de restaurants, het Huis van de Wind. Alles, alle delen van die geheime, schitterende stad. Mijn thuis.

Ik had durven zweren dat er liefde uit het beeld sprak. Ik kon niet verklaren hoe de Veritas dat overbracht, maar de kleuren… Ik begreep de kleuren en het licht, begreep wat ze wilden zeggen, wat de bol op een of andere manier had opgepikt uit Rhys’ herinneringen.

De illusie vervaagde, en kleuren, licht en wolken werden terug gezogen in de bol.

‘Dat is Velaris,’ zei Rhys. ‘Vijfduizend jaar lang hebben we de stad geheimgehouden voor buitenstaanders. Nu weten jullie het. Dat is wat ik bescherm met de geruchten, het gefluister, de angst. Dat is de reden dat ik in de Oorlog voor jullie volk heb gevochten, om vervolgens mijn eigen zogenaamd gruwelijke heerschappij te kunnen opzetten zodra ik mijn troon had bestegen en ervoor te zorgen dat iedereen de verhalen daarover hoorde. Als de minachting van de wereld de prijs is die ik moet betalen om mijn stad en mijn mensen te beschermen, dan moet dat maar.’

De twee koninginnen staarden met open mond naar het vloerkleed, alsof ze de stad daar nog steeds konden zien. Mor schraapte haar keel. Het was net of Mor had geschreeuwd, want de gouden koningin schrok op en liet een geborduurd kanten zakdoekje op de grond vallen. Ze boog zich met een lichte blos op haar wangen voorover om het op te rapen.

De oude koningin keek ons aan. ‘Jullie vertrouwen wordt… gewaardeerd.’

We bleven wachten.

Hun gezichten stonden ernstig, onbewogen. Ik was bij dat ik zat toen de oudste ten slotte opmerkte: ‘We zullen erover nadenken.’

‘Daar is geen tijd voor,’ sputterde Mor tegen. ‘Elke verloren dag is een dag dat de verwoesting van de Muur door Hybern dichterbij komt.’

‘We zullen het met onze collega-koninginnen bespreken en de uitkomst aan jullie mededelen wanneer het ons schikt.’

‘Begrijpen jullie dan niet dat jullie daardoor enorme risico’s nemen?’ vroeg Rhys zonder een spoortje neerbuigendheid in zijn stem. Hooguit… hooguit diepe schrik misschien. ‘Jullie hebben net zo veel baat bij dit bondgenootschap als wij.’

De oude koningin haalde haar tengere schouders op. ‘Dacht je echt dat wij geroerd zouden zijn door jouw brief, jouw smeekbede?’ Ze gebaarde met haar kin naar de bewaker die het dichtst bij haar stond en hij stak een hand in zijn pantser om een opgevouwen brief tevoorschijn te halen. De oude vrouw las voor: ‘Ik schrijf jullie niet als Edelheer, maar als een man die verliefd is op een vrouw die vroeger mens was. Ik schrijf om jullie te smeken snel te handelen. Om haar volk te redden, en om mij te helpen dat van mij te redden. Ik schrijf jullie, opdat we op een goede dag echte vrede zullen kennen. Opdat ik op een dag kan leven in een wereld waarin de vrouw die ik liefheb zonder angst voor afkeer of vergelding haar familie kan bezoeken. Een betere wereld.

Rhys had de brief weken geleden al geschreven… voordat we ons verbond hadden bevestigd. Geen eis waaraan de koninginnen moesten voldoen, maar een liefdesbrief. Ik strekte mijn hand uit over de ruimte die ons van elkaar scheidde om zijn hand te pakken en er even in te knijpen. Rhys’ vingers klemden zich om die van mij.

Toen zei de oude vrouw: ‘Wie weet is het wel gewoon een manipulatieve truc.’

‘Wat?’ gooide Mor er onbeheerst uit.

De gouden koningin knikte instemmend en had het lef om tegen Mor te zeggen: ‘Er zijn heel veel dingen veranderd sinds de Oorlog. Sinds jullie zogenaamde vriendschap met onze voorouders. Misschien zijn jullie niet eens wie jullie beweren te zijn. Misschien is de Edelheer wel in onze geest doorgedrongen om ons te laten geloven dat jij de Morrigan bent.’

Rhys zweeg – we zwegen allemaal. Totdat Nesta zachtjes zei: ‘Dat zijn de woorden van krankzinnige vrouwen. Van arrogante dwazen.’

Elain greep Nesta’s hand vast om haar tot zwijgen te manen. Nesta deed echter met een gezicht dat wit zag van woede een stap naar voren. ‘Geef hun dat Boek.’

De koninginnen knipperde met hun ogen en verstijfden.

Mijn zus beet hun toe: ‘Geef hun dat boek.’

De oudste koningin siste: ‘Néé.’

Het woord galmde door me heen.

Nesta gebaarde naar ons, naar de kamer, naar de hele wereld buiten: ‘Er wonen hier onschuldige mensen. In dit land. Als jullie je leven niet durven riskeren tegen de legertroepen die ons bedreigen, gun de mensen hier dan in elk geval een eerlijke kans. Geef mijn zus het Boek.’

De oude vrouw ademde vinnig uit door haar neus. ‘Misschien is een evacuatie mogelijk…’

‘Daar zijn duizenden schepen voor nodig,’ zei Nesta. Haar stem brak. ‘Daar is een armada voor nodig. Dat heb ik allang uitgerekend. En als jullie je voorbereiden op een oorlog, sturen jullie die schepen van jullie heus niet naar ons. Dan zitten we hier vast.’

De oude vrouw greep de glimmend gepoetste armleuningen van haar stoel vast en leunde naar voren. ‘Dat raad ik je aan een van je gevleugelde vrienden te vragen om je over de zee te dragen, meisje.’

Nesta slikte. ‘Alstublieft.’ Volgens mij had ik dat woord nog nooit eerder uit haar mond gehoord. ‘Alstublieft, laat ons niet aan ons lot over.’

De oudste koningin bleef onbewogen. Ik had helemaal geen woorden in mijn hoofd.

We hadden het hun getoond… we hadden… we hadden alles gedaan wat we konden. Rhys zweeg en zijn gezicht was ondoorgrondelijk.

Cassian liep nu naar Nesta en de bewakers verstijfden toen de Illyriaan tussen hen door liep alsof ze tarwehalmen op een veld waren.

Hij staarde Nesta heel lang aan. Zij keek nog steeds woest en met betraande ogen naar de koninginnen, tranen van boosheid en wanhoop, veroorzaakt door het vuur dat fel in haar woedde. Toen ze eindelijk besefte dat Cassian voor haar stond, keek ze hem aan.

Hij zei met een stem die rauw klonk: ‘Vijfhonderd jaar geleden vocht ik op een slagveld niet ver bij dit huis vandaan. Ik vocht samen met mensen en elfiden, ik bloedde samen met hen. Nu zal ik weer op dat slagveld staan, Nesta Archeron, om dit huis, om jouw volk te verdedigen. Ik kan geen betere manier bedenken om mijn bestaan te eindigen dan tijdens de verdediging van degenen die me het hardst nodig hebben.’

Ik zag dat er een traan over Nesta’s wang rolde. En ik zag dat Cassian een hand ophief om hem weg te vegen.

Ze trok zich niet terug voor zijn aanraking.

Ik weet niet waarom, maar ik keek naar Mor.

Ze had haar ogen wijd opengesperd. Niet uit jaloezie of ergernis, maar… misschien wel uit een zeker ontzag.

Nesta slikte iets weg en wendde zich uiteindelijk van Cassian af. Hij staarde nog even naar mijn zus, maar draaide zich toen om naar de koninginnen.

Zonder iets te zeggen stonden de twee vrouwen op.

Mor kwam ook overeind en zei: ‘Is het jullie soms om geld te doen? Vertel ons dan hoeveel jullie willen hebben.’

De gouden koningin snoof minachtend en de bewakers kwamen om hen heen staan. ‘We hebben alle rijkdommen die we nodig hebben. We zullen nu terugkeren naar ons paleis om met onze zusters te overleggen.’

‘Jullie weten nu al dat jullie nee zullen zeggen,’ drong Mor aan.

De gouden koningin grijnsde zelfvoldaan. ‘Misschien.’ Ze pakte de uitgestoken hand van de oude vrouw.

De oude koningin hief haar kin. ‘We waarderen jullie gebaar van vertrouwen.’

Toen waren ze weg.

Mor vloekte. Mijn hart brak en ik keek naar Rhys om hem te vragen waarom hij niet had aangedrongen, waarom hij niet meer had gezegd.

Zijn ogen waren echter gericht op de stoel waarop de gouden koningin had gezeten.

Daaronder stond een kistje dat tot dan toe op een of andere manier verborgen had gezeten achter haar wijde rokken.

Een kistje… Dat ze kennelijk ergens vandaan had gehaald toen ze zich bukte om haar zakdoekje op te rapen.

Rhys had het geweten. Hij was opgehouden met praten om hen zo snel mogelijk te laten vertrekken.

Hoe ze dat loden kistje naar binnen had gesmokkeld was nog wel de minste van mijn zorgen.

Zeker nu de stem van het tweede en laatste deel van het Boek de kamer vulde en tegen me zong.

 

Liefde en dood en wedergeboorte

Zon en maan en duisternis

Bederf en bloei en botten

Hallo, lieveling. Hallo, Vrouwe van de nacht, prinses van de vergankelijkheid. Hallo, scherpgetand beest en bevend hert. Heb me lief, raak me aan, zing over me.

 

Krankzinnigheid. De eerste helft was kil en sluw geweest, maar dit kistje… dit bevatte chaos, wanorde, wetteloosheid, vreugde en wanhoop.

Rhys raapte het op en zette het op de stoel van de gouden koningin. Hij had mijn kracht niet nodig om het open te maken, want er hingen geen bindende spreuken van een Edelheer omheen.

Rhys klapte de deksel open. Boven op het gouden metaal van het boek lag een briefje.

 

Ik heb je brief gelezen. Over de vrouw die je liefhebt. Ik geloof je. En ik geloof in vrede.

Ik geloof in een betere wereld. Als iemand ernaar vraagt, zeg dan dat je dit tijdens onze ontmoeting hebt gestolen.

Vertrouw geen van de anderen. De zesde koningin was niet ziek.

 

Dat was alles.

Rhys tilde het Boek der Ademtochten op.

Licht en donker en grijs en licht en donker en grijs

Hij zei tegen Elain en tegen Nesta, die nog steeds in de buurt van Cassian stond: ‘Dames, jullie kunnen kiezen of jullie hier willen blijven of met ons meegaan. Jullie hebben gehoord wat de situatie is. Jullie hebben al nagedacht over de kans op succes van een evacuatie.’ Hij keek met een goedkeurend knikje recht in Nesta’s grijsblauwe ogen. ‘Mochten jullie besluiten hier te blijven, dan zal er binnen een uur een eenheid van mijn soldaten arriveren om deze plek te bewaken. Mochten jullie bij ons in de stad willen komen wonen die we jullie zojuist hebben laten zien, dan stel ik voor dat jullie meteen wat spullen gaan inpakken.’

Elain draaide aan de ijzeren ring om haar vinger.

‘Beslis jij maar,’ zei Nesta ongebruikelijk zachtaardig. Voor háár was Nesta bereid naar Prythian te gaan.

Elain slikte, een hinde gevangen in een strik.

‘Ik… ik kan het niet. Ik…’

Mijn metgezel knikte. Vriendelijk, begripvol. ‘Ik stuur mijn wachters hiernaartoe. Ze zullen onzichtbaar blijven, hun aanwezigheid onopgemerkt. Ze zorgen voor zichzelf. Mochten jullie van gedachten veranderen, dan is elke dag om twaalf uur ’s middags en middernacht een van hen in deze kamer om het jullie te horen zeggen. Mijn huis staat voor jullie open. De deuren zullen voor jullie nooit gesloten blijven.’

Nesta keek van Rhys naar Cassian, en ten slotte naar mij. Haar gezicht zag bleek van wanhoop, maar… ze boog haar hoofd. Ze zei tegen me: ‘Daarom heb je sterren op jouw lade geschilderd.’

Hof van mist en woede
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml